Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 23432 nr. 446 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 23432 nr. 446 |
Vastgesteld 25 januari 2018
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 4 december 2017 inzake betrokkenheid van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal en de verhouding tot het ontmoedigingsbeleid (Kamerstuk 23 432, nr. 443).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 januari 2018.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Klopt het dat, zoals gesteld in de kabinetsbrief van 4 december jl., de Nederlandse ambassade geen promotiemateriaal heeft geleverd aan Shufersal in het kader van de Nederlandse actiemaand, omdat niet kon worden gegarandeerd dit materiaal door Shufersal uitsluitend naar vestigingen in Israël binnen de grenzen van 1967 zou worden gedistribueerd?Indien deze afweging inderdaad gemaakt is, kan geconcludeerd worden dat bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv bekend was dat Shufersal de Nederlandse actiemaand ook in vestigingen in bezette gebieden zou kunnen uitvoeren?
Antwoord
Het klopt dat de Nederlandse ambassade in Tel Aviv geen promotiemateriaal aan Shufersal in het kader van de Nederlandse actiemaand heeft geleverd. Het was bij de ambassade bekend dat Shufersal niet kon garanderen dat de Nederlandse actiemaand tot de vestigingen van Shufersal in Israël binnen de grenzen van 1967 zou worden beperkt.
2
Klopt het dat de Nederlandse ambassade wel bemiddelde bij het zoeken naar enkele mogelijke sponsoren door de Israëlische supermarktketen, in de vorm van een brief van de ambassade aan een viertal Nederlandse bedrijven? Zo ja, kunt u de inhoud van deze brief aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord
Ja. De inhoud van de betreffende brief is bijgevoegd1.
3
Herinnert u zich de antwoorden op de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de evaluatie van de bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 23 432, nr. 399), waarin het volgende inzake het ontmoedigingsbeleid van de Nederlandse overheid werd gesteld: «Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen.»? Zo ja, kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de supermarktketen Shufersal binnen het ontmoedigingsbeleid zoals hiervoor geciteerd valt?
Antwoord
Ja. Het kabinet verwijst hiervoor naar de Kamerbrief over de betrokkenheid bij de actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017.
4
Klopt het dat de supermarktketen Shufersal op de VN-zwarte lijst staat van bedrijven die opereren in illegale Israëlische nederzettingen? Zo ja, wat is de overweging van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv geweest een promotieactie te starten met Shufersal? In hoeverre acht de Minister dit binnen het ontmoedigingsbeleid van de Nederlandse regering?
Antwoord
Op 24 maart 2016 nam de VN-Mensenrechtenraad (MRR) resolutie 31/36 aan over Israëlische nederzettingen in door Israël bezet gebied. Paragraaf 17 van de resolutie bevat een verzoek aan de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) om een database van bedrijven op te stellen die betrokken zijn bij Israëlische nederzettingenactiviteiten. Het rapport van de OHCHR om invulling te geven aan dit verzoek van de MRR is tot op heden niet verschenen.
Overigens onthielden Nederland en de overige EU-lidstaten die destijds zitting hadden in de MRR zich van stemming op deze resolutie. In een gezamenlijke stemverklaring bij de resolutie benadrukte de EU tegen de instelling van deze database te zijn. De EU onderstreepte dat de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights wereldwijd van toepassing zijn en riep bedrijven op om deze onder alle omstandigheden te implementeren, met inbegrip van Israël en de Palestijnse gebieden. Daarbij gaf de EU aan dat de primaire verantwoordelijkheid om het bewustzijn van bedrijven te vergroten over risico’s van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen bij de lidstaten ligt. De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
5
Houdt het ontmoedigingsbeleid nog steeds in, zoals het vorige kabinet in februari 2014 mededeelde in de beantwoording van feitelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, dat het ontmoedigingsbeleid [...] van toepassing [is] op activiteiten van Nederlandse bedrijven als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren»?
Antwoord
Ja. Voor een toelichting op het ontmoedigingsbeleid verwijst het kabinet naar de Kamerbrief over de betrokkenheid bij de actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017.
6
Bent u bekend met de volgende samenvatting van het ontmoedigingsbeleid door uw ambtsvoorganger op 15 januari 2014: «Het gaat dus alleen om activiteiten direct in of ten behoeve van de nederzetting. Als je een samenwerking aangaat met een levensmiddelenfabrikant of een winkelketen die bijvoorbeeld tot doel heeft om winkels te bouwen in Israël, Libanon of waar dan ook, terwijl die winkelketen ook winkels heeft in de illegale nederzettingen, dan zal dat niet vallen onder het ontmoedigingsbeleid, tenzij je winkels gaat bouwen in de illegale nederzettingen, want dan valt het er weer wel onder. Ik weet niet hoe ik het nog duidelijker kan zeggen.» Vormen deze woorden nog steeds een juiste weergave van het ontmoedigingsbeleid van dit kabinet?
Antwoord
Het kabinet is bekend met deze uitspraken. Deze woorden vormen nog steeds een juiste weergave van het ontmoedigingsbeleid van het kabinet. Voor een toelichting op het ontmoedigingsbeleid verwijst het kabinet naar de Kamerbrief over de betrokkenheid bij de actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017.
7
Bent u bekend met de volgende woorden van uw ambtsvoorganger op 15 januari 2014: «Ik ben ook te allen tijde bereid om daar waar ik maar kan om de samenwerking tussen Nederlandse bedrijven en Palestijnse bedrijven te bevorderen, ongeacht of het gaat om het maken van kaas of het creëren van watermogelijkheden. Het kan mij allemaal niet schelen. Als ik het kan bevorderen, zal ik dat doen. Dat is de positie van de Nederlandse regering.» Is dit nog steeds de positie van de Nederlandse regering?
Antwoord
Ja. Het kabinet streeft ernaar de economische banden tussen Nederland en de Palestijnse Gebieden te versterken.
8
Houdt het kabinet zich nog steeds aan de belofte van het vorige kabinet, zoals in februari 2014 gecommuniceerd in de beantwoording van feitelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, dat het niet treedt in de beslissingen van individuele bedrijven over hun economische activiteiten?
21
Herinnert u zich de uitspraak van VNO-voorzitter Wientjes die op 7 december 2013 stelde het ontmoedigingsbeleid te zullen volgen. Deelt u de opvatting dat alle Nederlandse bedrijven dat moeten doen? Zo ja, op welke wijze geeft u daar vorm aan? Indien neen, deelt u dan de mening dat dit in strijd is met het Advies van het Internationaal Gerechtshof van juli 2004 inzake de afscheidingsmuur (en de bezetting)? Kunt u dat toelichten? (Bron: https://www.nu.nl/politiek/3648151/ondernemerschap-beste-weg-vrede-israel.html)
Antwoord op vragen 8 en 21
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Indien Nederlandse bedrijven aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Daarnaast informeert de overheid Nederlandse bedrijven actief in gevallen waarbij zij zelf is betrokken, zoals het bilaterale samenwerkingsforum.
Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
9
Is ook dit kabinet «verklaard tegenstander van sancties of een boycot tegen Israël» en van mening «dat nauwere economische samenwerking met Israël een belangrijke bijdrage aan het vredesproces is»?
Antwoord
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en spant zich in voor versterking van de economische betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Zoals in het regeerakkoord wordt aangegeven, benut Nederland de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing.
10
Hanteert dit kabinet naast een ontmoedigingsbeleid, dat in diverse overleggen met en documenten aan de Kamer is gedefinieerd, ook een aanmoedigingsbeleid ten aanzien van economische samenwerking met Israëlische bedrijven? Zo ja, hoe geeft het kabinet in algemene zin inhoud aan dit beleid?
Antwoord
Het kabinet spant zich in voor versterking van de economische betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv vervult een belangrijke rol in de coördinatie van economische activiteiten. In het kader van deze inspanningen is de Handels-, Investerings- en Innovatieafdeling in Tel Aviv de afgelopen jaren fors uitgebreid (afgelopen jaar nog met twee medewerkers). Hiermee wordt mede gevolg gegeven aan de motie van de leden van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk 23 432, nr. 363).
11
Is verzocht aan de Israëlische supermarktketen Shufersal om Nederlandse producten niet in winkels in de nederzettingen te promoten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Tel Aviv heeft in een vroeg stadium het ontmoedigingsbeleid aan Shufersal toegelicht. Shufersal heeft daarop aangegeven niet te kunnen garanderen dat de Nederlandse actiemaand tot de vestigingen van Shufersal in Israël binnen de grenzen van 1967 kon worden beperkt.
12
Hoe beoordeelt u de beschikbaarheid van Nederlandse producten in winkels in illegale nederzettingen in het licht van het differentiëringsbeleid van de Nederlandse regering? Vindt u dat een onwenselijke situatie?
20
Hoe beoordeelt u het gegeven dat Israël nadrukkelijk geen onderscheid maakt tussen de economie binnen de grenzen van 1967 en die in de illegale nederzettingen (fungibility)? In hoeverre bemoeilijkt dit het ontmoedigingsbeleid? Wat zijn de consequenties hiervan voor het differentiëringsbeleid?
24
Deelt u de conclusie dat het weren door de EU van half-fabricaten van zuivel- en gevogelte-producten uit de nederzettingen betekent dat dit soort producten onderdeel uitmaakt van het differentiëringsbeleid? Indien neen, waarom niet? (Bron: http://www.jpost.com/Arab-Israeli-Conflict/EU-to-ban-dairy-products-from-over-the-pre-1967-lines-as-of-January-378504)
Antwoord op vragen 12, 20 en 24
Het kabinet en de EU voeren geen algemeen «differentiëringsbeleid». Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht. Dit standpunt is overigens ook vastgelegd in EU-Raadsconclusies en is in lijn met VN Veiligheidsraad-resolutie 2334 (2016).
Voor wat betreft economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen hanteert het kabinet daartoe zoals bekend een ontmoedigingsbeleid. In het kader van dat beleid wordt elke voorkomende casus afzonderlijk beoordeeld. Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Het kan in sommige gevallen ingewikkeld zijn om dit te beoordelen. In gevallen waarin op voorhand niet duidelijk is of een activiteit ten gunste komt van nederzettingen raadt het kabinet desgevraagd Nederlandse bedrijven aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf. Het is uiteindelijk aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
De uitvoeringsverordening van de Europese Commissie uit februari 2014, waarnaar in vraag 24 wordt verwezen, betreft een wijziging van een verordening over certificeringsvoorschriften voor de invoer in de EU van vlees van gekweekte loopvogels vanuit Israël en waarin is vastgelegd dat de certificaten uitsluitend het grondgebied van de staat Israël bestrijken en dus niet de door Israël sinds 1967 bezette gebieden. Deze uitvoeringsverordening is in lijn met het bovengenoemde standpunt.
13
Zijn Nederlandse bedrijven wier producten deel uitmaakten van de Hollandse maand van tevoren door de ambassade gewaarschuwd dat hun producten in winkels in illegale nederzettingen konden of zouden terechtkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Tel Aviv heeft Nederlandse bedrijven waarvan bij de ambassade bekend was dat zij als leveranciers aan de Nederlandse actiemaand van Shufersal zouden deelnemen actief over het ontmoedigingsbeleid geïnformeerd.
14
Hoe beoordeelt u de beschikbaarheid van Nederlandse producten in winkels in illegale nederzettingen in het licht van de ketenaansprakelijkheid van de Nederlandse bedrijven?
Antwoord
Het kabinet verwacht dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen voor onder andere mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu, zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). De OESO-richtlijnen stellen dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid moeten betrachten in hun waardeketen (ketenverantwoordelijkheid). Dit betekent dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor het identificeren en in kaart brengen van de risico’s op negatieve effecten van hun bedrijfsactiviteiten, goederen en diensten op mens en milieu. Bedrijven dienen deze risico’s te voorkomen of te mitigeren en moeten rekenschap afleggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan. Het kabinet beoordeelt niet of bedrijven in specifieke gevallen voldoende ketenverantwoordelijkheid hebben genomen.
15
Deelt u de opvatting dat Nederlandse bedrijven en instellingen in het licht van internationaalrechtelijke bepalingen verantwoordelijkheid dragen dat hun investeringen niet worden aangewend voor economische activiteit in (of ten bate van) de nederzettingen?
16
Deelt u de opvatting dat Nederlandse bedrijven in het licht van internationaal rechtelijke bepalingen verantwoordelijkheid dragen dat hun producten niet in de nederzettingen te koop worden aangeboden? Houdt u dit het bedrijfsleven voor?
Antwoord op vragen 15 en 16
Bedrijven hebben een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid op basis van instrumenten zoals de United Nations Guiding Principles on Human Rights and Business en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Het is aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
17
Herinnert u zich in dat licht de uitspraken van uw ambtsvoorgangers Verhagen en Timmermans dat de waarschuwing van het Openbaar Ministerie aan het bedrijf maatgevend moet zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven om niet in de nederzettingen te werken? Bent u bereid in navolging van uw ambtsvoorgangers dit aan het Nederlandse bedrijfsleven mede te delen? Indien neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze? (Zie verslag van het algemeen overleg van 12 februari 2014 (Kamerstuk 23 432, nr. 370); «Ja, de meest beroemde casus ooit speelde in die tijd, namelijk Riwal. Daar heeft de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, ook toen hij later Minister van Economische Zaken werd, keihard tegen gezegd: dit moeten jullie niet doen».)
Antwoord
Het kabinet is bekend met de uitspraak van voormalig Minister van Buitenlandse Zaken Timmermans tijdens het Algemeen Overleg van 12 februari 2014, zoals letterlijk weergegeven in de vraag. Deze uitspraak had specifiek betrekking op de zaak Riwal. In het kader van het ontmoedigingsbeleid wordt elke voorkomende casus afzonderlijk beoordeeld. De andere in de vraag genoemde uitspraken heeft het kabinet niet kunnen traceren.
18
Klopt het dat Shufersal producten in nederzettingen laat fabriceren of verpakken? Zo nee, kunt u uitsluiten dat dit bedrijf activiteiten ontplooit in illegale nederzettingen?
Antwoord
Shufersal heeft desgevraagd aangegeven geen productie- of verpakkingsfaciliteiten in nederzettingen te hebben.
Nee, negen vestigingen van Shufersal liggen in door Israël bezet gebied.
19
Kunt u een volledig overzicht geven van hoe ambassadepersoneel in Tel Aviv heeft bijgedragen aan de Holland promotie maand in supermarktketen Shufersal?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet naar de Kamerbrief over de betrokkenheid bij de actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017.
22
Wat is de stand van zaken met de uitvoering van het etiketteringsbeleid in Nederland?
23
Is uitgesloten dat producten uit illegale nederzettingen in Nederland verkocht worden als producten afkomstig uit Israël? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt dit gecontroleerd?
Antwoord op vragen 22 en 23
Zoals de Kamer bekend, werd de Interpretatieve mededeling van de Europese Commissie inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden in november 2015 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarmee zij ook bekend is gesteld aan het bedrijfsleven. De overheid informeerde daarnaast het Nederlandse bedrijfsleven via de gebruikelijke kanalen. Het bedrijfsleven blijft onverminderd verantwoordelijk voor juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding. Gevallen van misleidende herkomstaanduiding kunnen niet worden uitgesloten. Consumenten kunnen, indien zij vermoeden dat er sprake is van misleiding ten aanzien van een product, hierover een klacht indienen bij de Autoriteit Consument en Markt en/of de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA handhaaft op basis van staand handhavingsbeleid, inclusief het gebruikelijke instrumentarium om te interveniëren indien overtredingen worden geconstateerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23432-446.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.