23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 443 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2017

Zoals op 15 november jl. tijdens het plenair debat over de begroting van Buitenlandse Zaken 2018 toegezegd (Handelingen II 2017/18, nr. 22, item 8), informeer ik u hierbij, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over de betrokkenheid van de Nederlandse ambassade in Tel Aviv bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal en de verhouding tot het ontmoedigingsbeleid.

De Israëlische supermarktketen Shufersal organiseert van 9 november tot en met 4 december 2017 een «Nederlandse maand» ter promotie van Nederlandse producten. Een dergelijke maand wordt met enige regelmaat door Shufersal georganiseerd. Voorgaande keren werden daarbij Franse en Italiaanse producten gepromoot. Op verzoek van Shufersal is de Nederlandse ambassade in Tel Aviv op beperkte en specifieke wijze betrokken geweest bij deze actiemaand. Het betreft aanwezigheid bij de opening van de maand in een supermarkt van Shufersal in Tel Aviv, organisatie van een receptie op de residentie van de Nederlandse Ambassadeur in Tel Aviv, waarbij vertegenwoordigers van het hoofdkantoor van Shufersal werden uitgenodigd, en bemiddeling bij het zoeken naar enkele mogelijke Nederlandse sponsoren door Shufersal.

Het kabinet is tegen een boycot van Israël. Het kabinet spant zich in voor versterking van de (economische) betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt tevens gevolg gegeven aan de motie van de leden Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk 23 432, nr. 363). In het kader van deze inspanningen is de Handels-, investerings- en innovatieafdeling op de ambassade in Tel Aviv in de afgelopen jaren uitgebreid. De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Indien Nederlandse bedrijven aankloppen bij de overheid, worden zij over dit beleid geïnformeerd. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Daarnaast informeert de overheid Nederlandse bedrijven actief in gevallen waarbij zij zelf is betrokken, zoals het bilaterale samenwerkingsforum. Het beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. In gevallen waarin op voorhand niet duidelijk is of een activiteit ten gunste komt van nederzettingen raadt het kabinet desgevraagd Nederlandse bedrijven aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf. Het beleid wordt onverkort toegepast bij het samenwerkingsforum met Israël. Aan het forum met Israël nemen alleen Israëlische bedrijven deel die gevestigd zijn in Israël (binnen de grenzen van 1967) en wier activiteiten in het kader van het samenwerkingsforum ook binnen die grenzen worden uitgevoerd. Daartoe vindt in het kader van het samenwerkingsforum met Israël een screening plaats van Israëlische bedrijven die zich voor deelname aanmelden. Het kabinetsbeleid ter zake is tevens uiteengezet in de Kamerbrief met de beantwoording van de feitelijke vragen van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken over de evaluatie van de bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Gebieden van 22 april 2015 (Kamerstuk 23 432, nr. 399, antwoord op vragen 26, 27, 42, 45, 65, 90, 91 en 94).

Uitgangspunt voor de betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij de actiemaand van Shufersal, zoals hiervoor aangegeven, is het staande kabinetsbeleid geweest. De aanwezigheid van de Ambassadeur bij de opening in Tel Aviv en de receptie op de residentie in Tel Aviv vonden plaats in Israël binnen de grenzen van 1967. Bij de receptie zijn alleen vertegenwoordigers van Shufersal uitgenodigd die werkzaam zijn op het hoofdkantoor van Shufersal, dat gelegen is in de stad Rishon Lezion, binnen de grenzen van 1967. In lijn met het ontmoedigingsbeleid heeft de ambassade Nederlandse bedrijven, waarvan bij de ambassade bekend was dat zij als leveranciers aan de actiemaand van Shufersal zouden deelnemen, actief over het ontmoedigingsbeleid geïnformeerd. De ambassade heeft tevens in een vroeg stadium het ontmoedigingsbeleid aan Shufersal toegelicht. De bemiddeling van de ambassade bij het zoeken naar enkele mogelijke sponsoren door de Israëlische supermarktketen vond plaats in de vorm van een brief van de ambassade aan een viertal Nederlandse bedrijven. Deze bedrijven zouden ingeval van gebleken belangstelling door de ambassade over het ontmoedigingsbeleid worden geïnformeerd. Er bleek echter geen interesse in sponsoring te zijn.

Het kabinet wijst er op dat de keuze van de producten, de inhoud van het promotiemateriaal en de distributie hiervan naar de verschillende vestigingen van Shufersal in het kader van deze actiemaand de verantwoordelijkheid is van Shufersal zelf. Andere mogelijkheden van betrokkenheid van de ambassade – bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van eigen promotiemateriaal, zoals boodschappentassen met Holland-logo – zijn niet uitgevoerd omdat niet kon worden gegarandeerd dat dit materiaal door Shufersal uitsluitend naar vestigingen in Israël binnen de grenzen van 1967 zou worden gedistribueerd.

Bedrijven bepalen zelf welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij in het buitenland de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naleven, waarin de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren is opgenomen. In het kader van internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij op basis van deze eigen verantwoordelijkheid, met inachtneming van de OESO Richtlijnen, tot afgewogen besluiten komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Naar boven