23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 436 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 26 mei 2016 inzake de uitvoering van de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten (Kamerstuk 23 432, nr. 420).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Kunt u bevestigen dat Israëlische banken bij wet verplicht zijn om hun diensten ook aan te bieden in de illegale Israëlische nederzettingen, waaronder het verschaffen van hypotheken aan kolonisten?

Antwoord

Op grond van de «Israeli Banking Law» uit 1981 mag een Israëlische bank geen basisdiensten weigeren aan cliënten, waaronder kolonisten. Er bestaat echter geen wet die banken verplicht om diensten aan te leveren in een nederzetting. Het verstrekken van een hypotheek is geen basisdienst en het is banken derhalve niet verplicht om hypotheken te verschaffen aan kolonisten.

2

Is het juist dat Nederlandse pensioenfondsen investeren in Israëlische banken?

3

Kunt u aangeven hoeveel geld door Nederlandse financiële instellingen is geïnvesteerd in Israëlische banken?

Antwoord op vragen 2 en 3

Het kabinet houdt geen overzicht bij van de investeringen van financiële instellingen en pensioenfondsen.

4

Kan uitgesloten worden dat investeringen van Nederlandse financiële instellingen in Israëlische banken ingezet worden voor verdere uitbreiding van nederzettingen, bijvoorbeeld door het verschaffen van hypotheken aan kolonisten?

Antwoord

Nee. In het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij onder eigen verantwoordelijkheid tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen. Voorts wordt verwezen naar de beantwoording van de feitelijke vragen over de brief inzake de motie van het lid Ten Broeke over richtsnoeren voor een etiketteringsbeleid voor de herkomst van producten van 16 maart jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 419, antwoord op vragen 23–32).

5

Worden Nederlandse financiële instellingen aangesproken op investeringen in Israëlische banken?

Antwoord

Nee. In algemene zin verwijst het kabinet naar de uitgangpunten van het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO).

6

Welke sanctie kan een bedrijf verwachten als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) signaleert dat sprake is van een overtreding met betrekking tot de herkomstetikettering van producten uit Israëlische nederzettingen?

Antwoord

Als er door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) afwijkingen worden gevonden met betrekking tot herkomstaanduiding, wordt in eerste instantie een waarschuwing gegeven. Bij blijvende niet-naleving kan dit oplopen tot boetes. Op dit moment is de maximale boete per constatering EUR 1.050.

7

Kunt u een overzicht geven van alle de gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn?

33

Kunt u specifiek aangeven ten aanzien van welke gebieden de EU geen duidelijk gearticuleerde EU-positie heeft vastgelegd? Kunt u tevens aangeven om welke redenen de EU geen duidelijke EU-positie geformuleerd heeft jegens de desbetreffende gebieden?

Antwoord op vragen 7 en 33

Zoals aangegeven in de beantwoording van de feitelijke vragen beantwoord op 16 maart (Kamerstuk 23 432, nr. 419), bestaat een dergelijk overzicht niet. Het kabinet en de EU hanteren als uitgangspunt dat elke situatie op zijn eigen merites moet worden beoordeeld.

Aangezien er geen overzicht bestaat kan ook niet worden aangegeven voor welke gebieden en om welke redenen er geen duidelijk gearticuleerde EU-positie is. Overigens heeft de EU wel duidelijk gearticuleerde posities voor andere gebieden, gebaseerd op het internationaal recht, zoals bijvoorbeeld de Krim. Hier geldt echter dat er geen sprake is van onduidelijkheid als het gaat om de correcte, niet-misleidende herkomstaanduiding (er geldt een handelsembargo).

9

Wanneer wordt er precies geëtiketteerd? Hoe dient bijvoorbeeld in de Golanhoogten geproduceerde wijn die in «Israel proper» is gebottled te worden geëtiketteerd?

Antwoord

Zoals tevens toegelicht in de interpretatieve mededeling, voorzien verschillende wetgevende handelingen van de EU in de verplichte vermelding van de herkomst van een product. Wanneer de herkomstaanduiding van een product uitdrukkelijk vereist is door de relevante bepalingen van EU-wetgeving, moet deze juist en voor consumenten niet misleidend zijn. Wanneer de herkomstaanduiding op vrijwillige basis wordt verstrekt, moet de informatie ook correct en voor consumenten niet misleidend zijn.

De door Israël bezette Golanhoogte maakt volgens het internationaal recht geen deel uit van het Israëlische grondgebied. In de interpretatieve mededeling is aangegeven dat in een dergelijke situatie de formulering «product uit de Golanhoogte (Israëlische nederzetting)» kan worden gebruikt.

10

Welke EU-lidstaten hebben aangegeven geen belangstelling te hebben voor handhaving van de richtlijnen, zoals verwoord in de interpretatieve mededeling?

11

Welke EU-lidstaten lopen achter in de implementatie van de interpretatieve mededeling ten opzichte van Nederland? Kunt u een overzicht geven van waar alle EU-lidstaten in dit traject staan?

12

Klopt het dat bijvoorbeeld Cyprus, Polen en Hongarije hebben aangegeven niet voornemens te zijn om etikettering, zoals omschreven in de interpretatieve mededeling, te handhaven?

23

Handhaaft de Nederlandse overheid het naleven van de Europese etiketteringsrichtlijnen, zoals omschreven in de interpretatieve mededeling, even streng als andere Europese lidstaten? Kunt u overzichtelijk maken hoe en in welke mate dit beleid per EU-lidstaat wordt gehandhaafd?

Antwoord op vragen 10, 11, 12 en 23

De interpretatieve mededeling zorgt niet voor nieuwe juridische verplichtingen voor de overheid; het geeft uitleg aan diverse bestaande Europese wetgeving waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de herkomstaanduiding van producten waar het gaat om de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden. Deze wetgeving moet in alle lidstaten worden nageleefd; dat is niet veranderd door publicatie van de interpretatieve mededeling. Ten aanzien van handhaving geldt de verplichting die voortvloeit uit de relevante EU-richtlijnen en verordeningen. De interpretatieve medeling draagt ook bij aan een coherente Europese aanpak ten aanzien van de handhaving.

De Europese «Food and Veterinary Office» ziet toe op de naleving van EU-wetgeving door de lidstaten. Hiervan worden geen algemene overzichten gemaakt. Wel zijn de auditrapporten van de inspecties bij de afzonderlijke lidstaten te raadplegen op de website van de Europese Commissie. Indien de Commissie constateert dat een lidstaat Europese richtlijnen niet of niet goed implementeert, is uiteindelijk een inbreukprocedure mogelijk (een procedure die wordt ingesteld door de Commissie op basis van artikel 258 van het EU-Werkingsverdrag, bestaande uit een administratieve procedure, te beginnen met een ingebrekestelling, gevolgd door een met redenen omkleed advies en uiteindelijk de mogelijkheid de betrokken lidstaat voor het Hof van Justitie worden te dagen). In de praktijk is dit nog niet voor gekomen op dit dossier.

EU-lidstaten hebben sinds 2012 in Raadsconclusies meermaals, laatstelijk in januari 2016, herbevestigd dat zij EU-wetgeving die van toepassing is op producten afkomstig uit nederzettingen volledig en effectief zullen blijven uitvoeren. Uit de sondering blijkt niet dat er lidstaten zijn die zich bewust onttrekken aan Europese verplichtingen.

13

Controleert de NVWA actief of etikettering plaatsvindt conform de interpretatieve mededeling inzake herkomstetikettering van producten uit Israëlische nederzettingen?

Antwoord

De NVWA handhaaft conform een eigen vastgesteld interventiebeleid. Hierbij ligt de nadruk op de risico's op het terrein van de voedselveiligheid. Verplichtingen t.a.v. herkomstaanduiding (in het algemeen; voor alle gebieden) zijn bedoeld om de consument keuzevrijheid te bieden. De controles op dit onderdeel worden gedaan op basis van meldingen en klachten en indien de NVWA dit tegenkomt in het kader van reguliere controlebezoeken op het gebied van voedselveiligheid.

14

Uit welke gebieden dienen producten volgens Nederlandse wetgeving, zoals gehandhaafd door de NVWA, voorzien te worden van een etiket waarop staat dat het product afkomstig uit «bezet» gebied? Kunt u een overzicht verschaffen van deze gebieden?

Antwoord

EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding is algemeen van toepassing, ongeacht waar het product vandaan komt.

Zie ten aanzien van een overzicht beantwoording op vraag 7.

15

Beschouwt de Europese Unie Noord-Cyprus als «bezet gebied»?

Antwoord

De EU spreekt van «zones waarover de regering van Republiek Cyprus niet feitelijk gezag uitoefent». De Republiek Cyprus is in 2004 in zijn geheel toegetreden tot de Europese Unie. Uit Protocol 10 van het Toetredingsverdrag volgt dat de invoering van het EU-acquis is opgeschort in bovengenoemde zones. Het handelen van de EU wordt ingegeven door bindende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die een verplichting tot niet-erkenning van de Turkse Republiek van Noord-Cyprus opleggen.

Export vanuit deze zones naar de EU verloopt op grond van de Groene-lijn verordening (Verordening (EG) Nr. 866/2001). Derhalve is de herkomst van producten duidelijk: Cyprus.

19

Beschouwt de Europese Unie Abchazië als «bezet gebied»?

20

Beschouwt de Europese Unie Zuid-Ossetië als «bezet gebied»?

21

Beschouwt de Europese Unie Transnistrië als «bezet gebied»?

22

Beschouwt de Europese Unie Tibet als «bezet gebied»? Zo neen, welke volkenrechtelijke kwalificatie geeft de Europese Unie wel aan Tibet? En hoe staat de Nederlandse regering hierin?

Antwoord op vragen 19, 20, 21 en 22

Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 7 en 33 hanteren de EU en Nederland als uitgangspunt dat elke situatie op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. De wetgeving ten aanzien van juiste en niet- misleidende herkomstaanduiding is algemeen van toepassing, ongeacht waar het product vandaan komt.

De EU, inclusief Nederland, steunt de territoriale integriteit, onafhankelijkheid en soevereiniteit van Georgië binnen de internationaal erkende grenzen. Dit is inclusief de Georgische regio’s Zuid-Ossetië en Abchazie. Het is duidelijk dat voor producten uit Abchazië en Zuid-Ossetië de herkomstaanduiding Georgië moet zijn.

De EU inclusief Nederland steunt de territoriale integriteit, onafhankelijkheid en soevereiniteit van Moldavië binnen de internationaal erkende grenzen. Dit is inclusief Transnistrië. Het is duidelijk dat voor producten uit Transnistrië de herkomstaanduiding Moldavië moet zijn.

Het EU-beleid ten aanzien van Tibet is erop gericht om met inachtneming van de territoriale integriteit en soevereiniteit van China bij de Chinese autoriteiten aan te dringen op een dialoog met vertegenwoordigers van de Tibetaanse gemeenschap om tot duurzame oplossingen te komen in de Tibet Autonomous Region (TAR) en andere Tibetaanse gebieden. Dit is ook de positie van Nederland. Het is duidelijk dat er geen sprake is van misleiding wanneer als herkomst China wordt aangegeven.

16

Bent u na de sondering van mening dat er in de Europese Unie sprake is van een anti-Israëlbias, aangezien alleen inzake door Israël bezette gebieden consensus kon worden bereikt, dan wel een interpretatieve mededeling kon verschijnen?

Antwoord

Nee. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over uitvoering van de motie Ten Broeke cs. (Kamerstuk 23 432, nr. 420) werd er vanuit het bedrijfsleven en consumenten verzocht om duidelijkheid over de toepassing van EU-wetgeving ten aanzien van herkomstaanduiding waar het ging om de door Israël bezette gebieden. EU-wetgeving over juiste en niet- misleidende herkomstaanduiding is algemeen van toepassing, ongeacht waar het product vandaan komt. Er bestond onduidelijkheid over deze specifieke situatie. Dankzij de interpretatieve mededeling wordt via een coherente Europese aanpak helderheid verschaft aan consumenten over de herkomst van producten uit door Israël bezet gebied.

Additionele mededelingen die uitleg geven over de wijze van interpretatie van bestaande richtlijnen over consumentenbescherming zouden voort moeten komen uit een breed gedeelde behoefte aan verduidelijking. Voor andere gebieden is die echter niet vastgesteld. Bovendien blijkt uit de sondering dat de inschatting van veel lidstaten, evenals van de EU-instellingen, is dat de gebieden zoals bedoeld in de motie te verschillend zijn om met elkaar te vergelijken of met elkaar in verband te brengen.

8

Beschouwt de Europese Unie de Westelijke Sahara als «bezet gebied»?

17

Kunt u beamen dat bij het bedrijfsleven, zoals bleek uit de brief van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel aan de Minister van Economische Zaken en ook het verzoek om helderheid door Europese tomatenexporteurs, behoefte bestaat aan helderheid over de etikettering van producten uit de Westelijke Sahara?

32

Kunt u bevestigen dat het bedrijfsleven binnen Nederland en de andere EU-lidstaten nooit heeft gevraagd om correcte consumentenvoorlichting wat betreft producten vanuit bezette gebieden anders dan uit het land waarover klaarblijkelijk wel consensus is bereikt?

Antwoord op vragen 8, 17 en 32

De afgelopen jaren is de Nederlandse overheid enkele malen benaderd door het Nederlandse bedrijfsleven met vragen over herkomstaanduiding in relatie tot de Westelijke Sahara. De overheid waarschuwt het bedrijfsleven via de website van de RVO over de risico’s ten aanzien van de herkomstaanduiding voor producten uit de Westelijke Sahara, dat volgens de VN, de EU en Nederland een niet-zichzelf besturend gebied (non-self governing territory) is. Bedrijven dienen zich er in hun productieketen van te vergewissen of hun product afkomstig is uit Marokko of uit de Westelijke Sahara teneinde een misleidende herkomstaanduiding te voorkomen.

18

Welke EU-lidstaten zijn wel enthousiast over consequente Europese etiktetteringsrichtlijnen?

26

Is het kabinet teleurgesteld over het gebrek aan belangstelling voor consequente Europese etiketteringsrichtlijnen?

27

U schrijft dat een grote groep lidstaten, evenals de EU-instellingen, van mening is «dat dergelijke gebieden te verschillend zijn om met elkaar te vergelijken of met elkaar in verband te brengen». Waarom moet sprake zijn van overeenkomsten om tot meerdere interpretatieve mededelingen te komen?

28

Bestaat er onder de EU-lidstaten enkel consensus ten aanzien van de situatie in de door Israël bezette gebieden?

29

U schrijft dat uit de sondering is gebleken «dat er geen draagvlak bestaat om te komen tot richtsnoeren voor álle producten uit álle gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn.» Maar bleek er wel draagvlak om te komen tot richtsnoeren voor een deel van deze gebieden?

30

Kunt u aangeven ten aanzien van welke bezette gebieden er geen consensus bestaat vanuit de EU-instellingen en de lidstaten van de EU?

31

Kunt u specifiek aangeven onder welke EU-lidstaten en EU-instellingen er geen draagvlak bestaat om te komen tot interpretatieve mededelingen voor alle bezette gebieden?

34

Kunt u aangeven welke EU-lidstaten en of EU-instellingen hebben aangegeven dat andere gebieden niet te vergelijken zijn met de gebieden uit onder meer Judea en Samaria?

35

Kunt u aangeven welke EU-lidstaten en EU-instellingen van mening zijn dat een ander volkenrechtelijk kader van toepassing is ten aanzien van andere gebieden? Betekent dit dat deze lidstaten en instellingen van mening zijn dat de desbetreffende landen niet bezet zouden zijn? Zo niet, wat houdt dit argument dan precies in?

36

Kunt u aangeven welke EU-lidstaten hebben aangeven dat een bredere aanpak niet haalbaar en/of niet effectief zou zijn? Waarom zou een bredere aanpak niet haalbaar en/of niet effectief zijn? Wat bedoelen deze lidstaten bovendien met de « grote verschillen» die de implementatie zouden bemoeilijken?

37

Welke EU-lidstaten hebben geen bezwaar tegen een bredere uitvoering van het etiketteringsbeleid?

Antwoord op de vragen 18, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36 en 37

In de sondering is de vraag voorgelegd of lidstaten, in lijn met de motie, ook van mening zijn dat andere gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn in aanmerking komen voor interpretatieve mededelingen. Hiervoor bleek geen draagvlak te zijn.

EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet- misleidende herkomstaanduiding is algemeen van toepassing, ongeacht waar het product vandaan komt. Om voor andere gebieden een vergelijkbare oplossing te geven als voor de door Israël bezette gebieden moet sprake zijn van een vergelijkbaar probleem cq. een vergelijkbare situatie. Vanuit het bedrijfsleven en consumenten werd verzocht om duidelijkheid over de toepassing van diverse Europese wetgeving waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de vermelding van de oorsprong van producten, waaronder de Richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken, waar het gaat om de door Israël bezette gebieden.

Uit de sondering blijkt dat er geen draagvlak is voor additionele mededelingen. Additionele mededelingen die uitleg geven over de wijze van interpretatie van bestaande richtlijnen over consumentenbescherming zouden voort moeten komen uit een brede, Europees gedeelde behoefte aan verduidelijking. Voor andere gebieden is die echter niet vastgesteld. Het kabinet gaat er daarom van uit dat consequente toepassing van EU-wetgeving zonder nadere interpretatie mogelijk is.

Een dergelijke sondering vindt plaats op vertrouwelijke basis. Er kunnen geen details gegeven worden van de posities van individuele lidstaten.

Naar boven