22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

33 576 Natuurbeleid

Nr. 3751 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2023

Ik heb met interesse kennisgenomen van de brief van de Vogelbescherming en andere organisaties over de mythes die volgens hen bestaan over de Natuurherstelverordening. Hieronder zal ik ingaan op verschillende aspecten die door de Vogelbescherming in de brief uiteengezet worden.

Ik onderschrijf de uitleg van de Vogelbescherming dat de Natuurherstelverordening heldere doelen en deadlines stelt om de biodiversitieits- en klimaatcrisis aan te pakken. De verordening sluit in die zin ook aan bij mijn ambitieuze, nationale beleidsinzet1. Het kabinet heeft zich daarom ingezet en zal zich ook blijven inzetten om de algemene ambitie van de verordening te behouden en tegelijkertijd meer ruimte te verwerven bij de wijze waarop deze ambitie kan worden bereikt, en zal bij deze inzet de relevante aangenomen moties van de Tweede Kamer meenemen.

Met betrekking tot de energietransitie ben ik positief gestemd dat de positie van de Raad van de Europese Unie, zoals aangenomen tijdens de Milieuraad van 20 juni jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 906), rekening houdt met de ruimte die nodig is om deze transitie voort te zetten. Hiermee is een goede balans gevonden tussen het belang van natuur en het belang van de energietransitie, waarbij beide belangen elkaar versterken, en niet tegenwerken.

Ook onderschrijf ik de stelling dat de Natuurherstelverordening onze voedselzekerheid niet in gevaar brengt, maar juist bij kan dragen aan het verzekeren van onze voedselzekerheid op de lange termijn. De veronderstelling dat in zijn algemeenheid de kosten voor het herstel van de natuur op de lange termijn niet op zullen wegen tegen de kosten die we nationaal, Europees en internationaal in de toekomst zullen moeten maken als we nu geen ambitieus beleid voeren op natuurherstel, deel ik. Of dat ook geldt voor de maatschappellijke kosten/baten afweging van de verplichtingen die de Natuurherstelverordening nu stelt is een complexe zaak, zoals de quickscan van Arcadis ook aangeeft. In de uit te voeren impact assessment laat ik hier nader onderzoek naar doen2.

Voor wat betreft het op slot gaan van Nederland door het verslechteringsverbod ben ik minder optimistisch. Het kabinet ziet een spanningsveld met andere grote maatschappelijke opgaven in het dichtbevolkte Nederland. Dat speelt bijvoorbeeld bij woningbouw, de aanleg en onderhoud van infrastructuur en de transitie van de landbouw en visserij en het uitvoering geven aan de energietransitie. Juist voor het uitvoeren van het kabinetsbeleid is absoluut ruimte en flexibiliteit bij de uitvoering van de Natuurherstelverordening nodig. Die flexibiliteit ontbreekt in de Algemene Oriëntatie die in de Milieuraad van 20 juni jl. is aangenomen3. Naast dat hierin nog sprake is van een onomwonden verslechteringsverbod van herstelde gebieden, zullen ook de uit te zonderen plannen en projecten per geval beoordeeld moeten worden met een te groot risico op stagnatie van belangrijke, maatschappelijke opgaven en andere activiteiten tot gevolg. Voorts bevat de Algemene Oriëntatie nog bindende hersteldoelen voor 2040 en 2050 waarvan ik het te vroeg vind om ons hieraan nu al te committeren. De positie van het Europees Parlement, die bepaald is tijdens de plenaire stemming van 12 juli, komt deels tegemoet aan de zorgpunten van het kabinet, dit biedt mogelijkheden om in de triloogfase tot een gebalanceerd compromis te komen.

In de resterende onderhandelingen tijdens de triloogfase over de Natuurherstelverordening, zal ik dan ook in gesprek blijven met de Commissie, het Europees Parlement en de andere lidstaten met het doel om uit te komen op een ambitieuze verordening die ook voor Nederland haalbaar en uitvoerbaar is. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Nederland niet direct aan de onderhandelingstafel zit in de deze fase, dit gaat via het Spaans Voorzitterschap als voorzitter van de Raad, en daarmee is onze ruimte tot beïnvloeding beperkt.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Zoals het Programma Natuur, het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het Programma Noordzee.

X Noot
2

Kamerstukken 22 112 en 33 576, nr. 3679.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-08, nr. 906.

Naar boven