Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2023
Ik heb met interesse kennisgenomen van de brief van de Vogelbescherming en andere
organisaties over de mythes die volgens hen bestaan over de Natuurherstelverordening.
Hieronder zal ik ingaan op verschillende aspecten die door de Vogelbescherming in
de brief uiteengezet worden.
Ik onderschrijf de uitleg van de Vogelbescherming dat de Natuurherstelverordening
heldere doelen en deadlines stelt om de biodiversitieits- en klimaatcrisis aan te
pakken. De verordening sluit in die zin ook aan bij mijn ambitieuze, nationale beleidsinzet1. Het kabinet heeft zich daarom ingezet en zal zich ook blijven inzetten om de algemene
ambitie van de verordening te behouden en tegelijkertijd meer ruimte te verwerven
bij de wijze waarop deze ambitie kan worden bereikt, en zal bij deze inzet de relevante
aangenomen moties van de Tweede Kamer meenemen.
Met betrekking tot de energietransitie ben ik positief gestemd dat de positie van
de Raad van de Europese Unie, zoals aangenomen tijdens de Milieuraad van 20 juni jl.
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 906), rekening houdt met de ruimte die nodig is om deze transitie voort te zetten. Hiermee
is een goede balans gevonden tussen het belang van natuur en het belang van de energietransitie,
waarbij beide belangen elkaar versterken, en niet tegenwerken.
Ook onderschrijf ik de stelling dat de Natuurherstelverordening onze voedselzekerheid
niet in gevaar brengt, maar juist bij kan dragen aan het verzekeren van onze voedselzekerheid
op de lange termijn. De veronderstelling dat in zijn algemeenheid de kosten voor het
herstel van de natuur op de lange termijn niet op zullen wegen tegen de kosten die
we nationaal, Europees en internationaal in de toekomst zullen moeten maken als we
nu geen ambitieus beleid voeren op natuurherstel, deel ik. Of dat ook geldt voor de
maatschappellijke kosten/baten afweging van de verplichtingen die de Natuurherstelverordening
nu stelt is een complexe zaak, zoals de quickscan van Arcadis ook aangeeft. In de
uit te voeren impact assessment laat ik hier nader onderzoek naar doen2.
Voor wat betreft het op slot gaan van Nederland door het verslechteringsverbod ben
ik minder optimistisch. Het kabinet ziet een spanningsveld met andere grote maatschappelijke
opgaven in het dichtbevolkte Nederland. Dat speelt bijvoorbeeld bij woningbouw, de
aanleg en onderhoud van infrastructuur en de transitie van de landbouw en visserij
en het uitvoering geven aan de energietransitie. Juist voor het uitvoeren van het
kabinetsbeleid is absoluut ruimte en flexibiliteit bij de uitvoering van de Natuurherstelverordening
nodig. Die flexibiliteit ontbreekt in de Algemene Oriëntatie die in de Milieuraad
van 20 juni jl. is aangenomen3. Naast dat hierin nog sprake is van een onomwonden verslechteringsverbod van herstelde
gebieden, zullen ook de uit te zonderen plannen en projecten per geval beoordeeld
moeten worden met een te groot risico op stagnatie van belangrijke, maatschappelijke
opgaven en andere activiteiten tot gevolg. Voorts bevat de Algemene Oriëntatie nog
bindende hersteldoelen voor 2040 en 2050 waarvan ik het te vroeg vind om ons hieraan
nu al te committeren. De positie van het Europees Parlement, die bepaald is tijdens
de plenaire stemming van 12 juli, komt deels tegemoet aan de zorgpunten van het kabinet,
dit biedt mogelijkheden om in de triloogfase tot een gebalanceerd compromis te komen.
In de resterende onderhandelingen tijdens de triloogfase over de Natuurherstelverordening,
zal ik dan ook in gesprek blijven met de Commissie, het Europees Parlement en de andere
lidstaten met het doel om uit te komen op een ambitieuze verordening die ook voor
Nederland haalbaar en uitvoerbaar is. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat Nederland
niet direct aan de onderhandelingstafel zit in de deze fase, dit gaat via het Spaans
Voorzitterschap als voorzitter van de Raad, en daarmee is onze ruimte tot beïnvloeding
beperkt.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink