21 501-08 Milieuraad

Nr. 906 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2023

Met deze brief informeren wij u over de Milieuraad die op 20 juni 2023 in Luxemburg plaatsvond.

Daarnaast wordt u geïnformeerd over de Nederlandse inbreng in het kader van de publieke consultatie vanuit de Europese Commissie over nieuwe productprioriteiten voor ecologisch ontwerp voor duurzame producten. De inbreng op deze consultatie is als bijlage bijgevoegd. Tevens ontvangt u met deze brief de reactie van het kabinet op de mededeling van de Commissie over de herziening van het EU-monitoringskader voor de circulaire economie.

Tot slot ontvangt u de reactie op de toezegging die is gedaan tijdens het Commissiedebat Milieuraad van 14 juni jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 905)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal-Zeggelink

I. Milieuraad 20 juni 2023

Tijdens de Milieuraad kwamen lidstaten tot een algemene oriëntatie inzake het voorstel voor een natuurherstelverordening. Verder voerde de Raad twee (eerste) beleidsdebatten over de voorstellen voor de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit en de herziening van CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen. Onder het punt «diversen» gaf de Oekraïense Minister van Milieubescherming en Natuurlijke Hulpbronnen een toelichting over de milieueffecten van de doorbraak van de Kakhovkadam in Oekraïne. Daarnaast gaven de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») en het voorzitterschap een terugkoppeling over de recente internationale bijeenkomsten op het gebied van milieu. De Commissie gaf een toelichting over de aankomende bijeenkomst van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 80) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De Commissie gaf daarnaast een toelichting over subsidieveilingen onder de Europese waterstofbank en een vroegtijdig waarschuwingsrapport over het behalen van EU-afvalstreefcijfers. Daarnaast brachten diverse lidstaten AOB-punten onder het punt «diversen» in. Tot slot lichtte het aankomende Spaanse voorzitterschap zijn werkprogramma voor het aankomende half jaar toe.

Natuurherstelverordening

Na publicatie van het voorstel in juni 20221, en behandeling van het voorstel bij de Milieuraad in december 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 891) en bij de Landbouw- en Visserijraad van 16 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 898), spraken de lidstaten op 20 juni jl. over een Algemene Oriëntatie voor de Natuurherstelverordening. Het voorzitterschap benoemde de noodzaak voor herstel van verschillende ecosystemen, en verwees naar de EU-Biodiversiteitsstrategie voor 20302. Het voorzitterschap gaf aan dat de Algemene Oriëntatie die voorlag substantieel meer flexibiliteit bood aan voor lidstaten, zonder dat het afdeed aan de ambities van het voorstel. De belangrijkste aanpassingen ten opzichte van het Commissievoorstel in de Algemene Oriëntatie waren, volgens het voorzitterschap, het verwijderen van de kwantitatieve doelen voor stedelijke ecosystemen, het uiterlijk per 2040 in kaart brengen van alle habitattypen opdat rekening wordt gehouden met het bestaande onbekende voorkomen daarvan in veel lidstaten, het niet langer verplichten dat alle andere mariene habitattypen dan die voor Natura 2000 moeten worden hersteld, het omzetten van de verslechteringsverbod naar een inspanningsverplichting voor de voorkomende habitattypen, de stapsgewijze aanpak van het opstellen en indienen van nationale herstelplannen, het rekening houden met nationale omstandigheden bij het vernatten van veenweidegebieden, aanvullende ruimte voor defensieprojecten en projecten voor hernieuwbare energie, en een nieuwe tekst over de EU-financiering van herstelplannen.

De Commissie noemde de natuurherstelverordening voor biodiversiteit «het vlaggenschip van de Europese Green Deal». De Commissie gaf aan dat de natuur mede de klimaatcrisis moet oplossen, en dat deze daar middels de natuurherstelverordening toe in staat wordt gesteld. Hierbij stelde ze dat er geen tegenstelling is tussen de economie en de natuur, en dat herstel van de staat van de natuur juist een vereiste is voor economische ontwikkeling. De Commissie benadrukte verder de verplichting die de EU heeft om haar eigen beloften na te komen, onder meer door te verwijzen naar het Global Biodiversity Framework (Kunming-Montréal agreement van de CBD COP15 van december 2022). Tijdens de Milieuraad van 20 juni jl. is de lidstaten verzocht te reageren op de voorgestelde Algemene Oriëntatie van de Natuurherstelverordening.

Veel lidstaten gaven aan dat ze zich konden vinden in de Algemene Oriëntatie die het voorzitterschap had voorgelegd en stelden dat er een goede balans gevonden was tussen de doelen en ambitie van de verordening en de flexibiliteit voor verschillende lidstaten. De Algemene Oriëntatie heeft ook de zorgen van lidstaten geadresseerd over de gevolgen voor projecten voor hernieuwbare energie en defensieactiviteiten. Tegelijkertijd werd door een aantal lidstaten de zorg uitgesproken dat er nog niet genoeg flexibiliteit werd gegeven om voldoende rekening te houden met de nationale omstandigheden van lidstaten omtrent het verslechteringsverbod en de uitvoerbaarheid daarvan, mariene ecosystemen, bosecosystemen en het vernatten van veenweidegebieden. Ook gingen lidstaten in op de verwachte hoge implementatiekosten die het voorstel met zich meebrengt. Niettemin gingen ook deze lidstaten akkoord met de tekst ten behoeve van een Algemene Oriëntatie omwille van hun wens een compromis te bereiken. Een klein aantal lidstaten gaf aan de afzwakking van het voorstel te betreuren, maar sprak steun uit voor de tekst omwille van het compromis. In de bijdragen van lidstaten werden veelal de recente problemen omtrent extreme droogte, overstromingen en bosbranden aangekaart. Andere lidstaten die zich tegen de Algemene Oriëntatie uitspraken gingen in op de financiële aspecten van het voorstel en de te strenge regels voor landbouw- en bosecosystemen.

Met betrekking tot de financiering was tegemoet gekomen aan de wensen van een aantal lidstaten door geen aanvullende financiering vrij te geven en geen ruimte te laten voor een specifiek fonds. De huidige tekst over de financiering kon op veel steun rekenen, al sprak een aantal lidstaten de hoop uit dat in de triloogfase het onderwerp van financiering wel weer ter sprake kan worden gebracht. Enkele lidstaten vonden dat discussies over financiering hier niet op het juiste niveau plaatsvonden, en dat deze discussies bij de vaststelling van het volgende Meerjarig Financieel Kader zouden moeten plaatsvinden.

Nederland sprak in zijn bijdrage steun uit voor de overkoepelende doelen van de verordening, en benoemde dat dit terug te zien is in het nationale beleid en de omvangrijke financiële middelen die zijn vrijgemaakt in Nederland voor natuurherstel. Nederland uitte echter zijn zorgen over hoe deze doelen in Nederland bereikt moeten worden gezien de hoge bevolkingsdichtheid en grote uitdagingen op het gebied van volkshuisvesting, voedselproductie en een stijgende zeespiegel. Nederland heeft haar zorgen geuit over de uitvoerbaarheid van het verslechteringsverbod, het verwachte vergunningensysteem voor individuele uitzonderingen daarop en het potentieel effect hiervan op de voortgang van de aanpak van maatschappelijke opgaven en andere activiteiten. Ze heeft vervolgens aangegeven dat de voorgestelde Algemene Oriëntatie niet haalbaar is voor Nederland om uitstel verzocht van de adoptie ervan. Zij deed dit laatste verzoek conform de motie van het lid Van Campen.3

Nederland stelde daarnaast dat de bindende hersteldoelen voor 2040 en 2050 te vroeg kwamen. Om deze redenen heeft Nederland aangegeven het bereiken van een Algemene Oriëntatie te vroeg te vinden en om uitstel van de behandeling verzocht. Uiteindelijk heeft na de tafelronde de Zweedse voorzitter van de Raad geconcludeerd dat er een gekwalificeerde meerderheid was voor de adoptie van de algemene oriëntatie. Afhankelijk van hoe de plenaire stemming in het Europees Parlement op 11 juli a.s. verloopt zal tijdens de fase van de triloog blijvend het gesprek met het voorzitterschap, de Europese Commissie en de vertegenwoordigers van het Europees Parlement worden gezocht over de Nederlandse zorgen over de onuitvoerbaarheid van het verslechteringsverbod en zal Nederland constructief alternatieve tekstvoorstellen blijven aandragen. Daarbij zal het kabinet conform de gewijzigde motie van het lid Van Campen4 aandacht houden voor ook andere verplichtingen van de verordening en alert blijven dat in de Algemene Oriëntatie van de Raad opgenomen flexibele onderdelen in de onderhandelingen in de triloogfase niet opnieuw worden aangescherpt. Hiermee wordt ook verder uitvoering gegeven aan de aangenomen moties van de leden Van der Plas5, Tjeerd de Groot6 en de nader gewijzigde motie van het lid Van der Plas.7

Herziening richtlijn luchtkwaliteit

Tijdens de Milieuraad vond het eerste beleidsdebat plaats over het voorstel tot herziening van de richtlijn luchtkwaliteit8. Het voorzitterschap benadrukte het belang van goede luchtkwaliteit voor mens en milieu. Het voorzitterschap stelde dat er al goede vooruitgang is gemaakt in de onderhandelingen op verschillende technische onderdelen van het voorstel, zoals hoe te meten en te rapporteren, en dat daarmee al een compromis op een gedeelte van de tekst is gevonden. Het voorzitterschap wenste het aankomende Spaanse voorzitterschap succes met de voortzetting van de onderhandelingen op dit voorstel.

De Commissie bedankte het voorzitterschap voor de geboekte vooruitgang in de onderhandelingen. De Commissie benadrukte dat het probleem van slechte luchtkwaliteit in de EU met ambitie en urgentie moet worden behandeld. Ook stelde zij dat de voorgestelde normen in de herziening van de richtlijn luchtkwaliteit ambitieus maar haalbaar zijn. De Commissie voegde daaraan toe dat de kosten om de voorgestelde normen te behalen slechts een fractie zijn van de voordelen van een verbeterde luchtkwaliteit. De Commissie riep de lidstaten dan ook op om het juiste niveau van ambitie te behouden in het voorstel.

Alle lidstaten, waaronder Nederland, verwelkomden het voorstel en schaarden zich achter het doel om de luchtkwaliteit in de EU te verbeteren. Lidstaten verschilden echter wel van mening over de haalbaarheid van het ambitieniveau in het voorstel van de Commissie. Een deel van de lidstaten ondersteunde het ambitieniveau en een enkele lidstaat riep zelfs op tot nog meer ambitie. Een aantal lidstaten van deze groep, waaronder Nederland, riep wel op tot voldoende tijd en flexibiliteit om aan de aangescherpte normen te kunnen voldoen. Nederland vroeg daarbij specifiek, net als een enkele andere lidstaat, om flexibiliteit voor complexe locaties, zoals plekken met zware industrie of zeehavens. Een ander deel van de lidstaten kon het ambitieniveau juist niet steunen en stelde dat dit afgezwakt zou moeten worden. Een belangrijk argument onder deze groep was het feit dat veel lidstaten nu al niet kunnen voldoen aan de huidige luchtkwaliteitsnormen. Deze lidstaten uitten ook zorgen over de hoogte van de investeringen die nodig zouden zijn om de aangescherpte normen te kunnen behalen.

Verschillende lidstaten benadrukten de gedeelde verantwoordelijkheid van lidstaten en de EU als geheel om de luchtkwaliteit in de EU te verbeteren. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden dat het behalen van de voorgestelde aangescherpte normen betreffende luchtkwaliteit ook afhangt van het ambitieniveau en de uitvoering van EU-wetgeving om emissies aan de bron terug te dringen. Nederland gaf daarbij een voorbeeld, en riep op tot een ambitieuze herziening van de Richtlijn grensoverschrijdende handhaving (Cross-Border Enforcement: CBE)9. Door milieuzones en zero-emissiezones toe te voegen aan de reikwijdte van deze richtlijn kan beter gehandhaafd worden op overtredingen door voortuigen uit andere lidstaten, wat de luchtkwaliteit in deze zones ten goede zou komen.

De Commissie concludeerde dat een aantal lidstaten zorgen hebben over de haalbaarheid van ambitieniveau in het voorstel. De Commissie gaf aan dat in de effectbeoordeling van het voorstel al wordt erkend dat sommige gebieden het risico lopen de doelstellingen niet te halen zonder aanvullende lokale matregelen. De Commissie benoemde dat het voorstel daarom al ruimte biedt om de deadlines voor de doelstellingen in bepaalde gevallen uit te stellen. De Commissie benadrukte dat het ambitieniveau van het voorstel niet zou moeten worden verlaagd omwille van een aantal uitzonderingen. Tot slot riep de Commissie op om in de herfst tot een algemene oriëntatie in de Raad te komen om tijdig de onderhandelingen met het Europees Parlement te kunnen starten.

Herziening CO2-normen zware bedrijfsvoertuigen

Tijdens de Milieuraad vond een eerste beleidsdebat plaats over het voorstel van de Commissie tot herziening van de Europese CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen (Heavy Duty Vehicles, HDV)10. Het voorzitterschap benadrukte dat er al veel werk verzet is in de onderhandelingen, en dat het cruciaal is om de emissies van zware voertuigen te verminderen om toe te werken naar een klimaatneutrale EU in 2050 en de doelen van fit-for-55 (55% minder uitstoot van broeikasgassen in 2030) te halen.

De Commissie bedankte de lidstaten voor hun positieve ontvangst van het voorstel en het voorzitterschap voor de geboekte vooruitgang in de onderhandelingen. De Commissie benadrukte dat het terugdringen van emissies bij zware bedrijfsvoertuigen prioriteit heeft om bij te dragen aan het verminderen van CO2-uitstoot in de gehele EU. De Commissie riep de lidstaten dan ook op mee te gaan in de ambitie van het voorstel.

Het voorstel werd door vrijwel alle lidstaten, waaronder ook Nederland, in algemene zin verwelkomd als een geschikt instrument om de Europese CO2-reductiedoelen te halen en bij te dragen aan het Fit-for-55 pakket van de EU. Een aanzienlijke groep lidstaten kon zich over het algemeen vinden in het ambitieniveau in het voorstel van de Commissie. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, zag graag nog ambitieuzere reductiedoelen en verdere verbreding van de reikwijdte van het voorstel naar onder andere voertuigen voor specifieke doeleinden zoals vuilophaal. Veel van deze lidstaten benoemden het feit dat zware bedrijfsvoertuigen een transportsector vormen waar nog veel winst en progressie valt te behalen op het gebied van CO2-emissiereductie.

Daar tegenover tekende zich een kleine groep lidstaten af die het voorstel van de Commissie al te ver vinden gaan. Deze lidstaten uitten zorgen over de praktische haalbaarheid en de investeringen in laad- en tankinfrastructuur die nodig zullen zijn ten gevolge van de herziening. Een aantal lidstaten gaf aan niet het vermogen voor deze investeringen te hebben en riepen daarom op om het ambitieniveau terug te schroeven om zo de haalbaarheid van herziening te waarborgen. Deze kritische lidstaten pleitten tevens voor technologieneutraliteit in het voorstel voor de omgang met CO2-neutrale brandstoffen aangezien deze brandstoffen ook kunnen bijdragen aan vermindering van CO2-uitstoot.

Tot slot riepen meerdere lidstaten, waaronder Nederland, het aankomende Spaanse voorzitterschap op om vaart te houden op dit dossier en in te zetten op een algemene oriëntatie bij de Milieuraad in oktober zodat de onderhandelingen met het Europees parlement (EP) hopelijk voor de verkiezingen van het EP in juni 2024 kunnen worden afgerond en zo vertraging op dit belangrijke dossier wordt voorkomen.

De Commissie concludeerde dat er met name nog zorgen zijn over het ambitieniveau. De Commissie benadrukte de noodzakelijke bijdrage die de sector met de herziening kan leveren aan een klimaat neutrale EU in 2050. De Commissie gaf aan uit te kijken naar een snelle vooruitgang op het dossier onder het aankomende Spaanse voorzitterschap.

Diversen

  • Milieugevolgen van doorbraak Kakhovkadam in Oekraïne

    De Oekraïnse Minister voor milieubescherming en natuurlijke hulpbronnen, Ruslan Strilets, had het voorzitterschap gevraagd om tijdens de Raad kort een toelichting te geven over de (milieu)gevolgen van de Kakhovkadamdoorbraak op 6 juni jl. Tijdens dit «diversen» punt gaf Oekraïne aan dat er sprake was van ecocide door Rusland, aangezien de damdoorbraak heeft geleid tot grootschalig verlies van biodiversiteit, unieke dierensoorten, vruchtbare grond als ook heeft gezorgd voor watervervuiling. Oekraïne wees tevens op de mogelijke nucleaire veiligheidsgevolgen voor de kerncentrale Zaporizja. Oekraïne riep de EU op om Oekraïne te blijven steunen in de oorlog met Rusland en milieucriminaliteit op te nemen in het Europese en nationale strafrecht. De Commissie en verschillende lidstaten betoogden hun solidariteit aan Oekraïne en spraken van verdere gezamenlijke stappen tegen Rusland. Sommige lidstaten spraken daarbij over het weren van Rusland en Wit-Rusland in het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (International Renewable Energy Agency: IRENA).

  • Europese waterstofbank

    De Commissie informeerde lidstaten over de mogelijkheid om, in aanvulling op de middelen die onder het Innovatiefonds beschikbaar zijn, nationale middelen beschikbaar te stellen voor subsidieveilingen die onder de Europese Waterstofbank veelbelovende hernieuwbare waterstofprojecten moeten ondersteunen.

    Op 16 maart publiceerde de Commissie een mededeling over de Europese Waterstofbank11, een set eigen (financiële) beleidsinstrumenten onder bestaande EU-fondsen die de Commissie wil inzetten om Europese hernieuwbare waterstofproductie aan te jagen en om hernieuwbare waterstofimport van buiten de EU ten behoeve van eindafnemers binnen de EU te stimuleren. De Commissie beoogt hiermee niet een nieuwe fysieke entiteit op te richten. Het kabinet verwelkomt dit initiatief. Met name de subsidieveilingen die onder het Europese Innovatiefonds worden opgezet, kunnen een doeltreffende manier zijn om het kostenverschil tussen hernieuwbare waterstof en bestaande fossiele alternatieven te overbruggen. Bovendien kunnen de uitkomsten van deze subsidieveilingen waardevolle informatie over de prijsvorming van hernieuwbare waterstof in de EU opleveren.

    Een aantal lidstaten reageerde echter kritisch, vanwege zorgen over een gebrek aan technologieneutraliteit. Deze lidstaten willen ook steun voor koolstofarme waterstof, geproduceerd met nucleaire energie.

  • Rome kandidatuur voor de wereldtentoonstelling 2030

    Italië vroeg middels een AOB-punt aandacht voor Rome's kandidatuur voor de wereldtentoonstelling van 2030, met het thema «Volkeren en Territoria: Wederopwekking, Inclusie en Innovatie». Rome zou de centrale focus van het evenement leggen op de groene en digitale transities. Italië benoemde dat Rome de enige kandidaat binnen de EU is voor het organiseren van de wereldtentoonstelling van 2030. Er waren geen interventies van de Commissie of andere lidstaten bij dit punt.

  • Versterking EU-beleid klimaatadaptatie

    Frankrijk, Spanje, Griekenland, Portugal, en Roemenië riepen middels een AOB-punt de Commissie en mede-lidstaten op tot het versterken van EU-beleid op klimaatadaptatie. In het bijzonder riepen ze de Commissie op om adaptatie aan klimaatverandering op grote schaal te integreren in alle sectorale beleidsmaatregelen en toekomstige initiatieven van de EU. Dit pleidooi sluit in beginsel aan bij hetgeen in de EU-Klimaatadaptatiestrategie uit 202112 al is opgenomen. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, spraken steun uit voor deze oproep.

  • Terugkoppeling internationale bijeenkomsten

    Het voorzitterschap en de Commissie gaven gezamenlijk een terugkoppeling over de recente internationale bijeenkomsten die hebben plaatsgevonden op het gebied van milieu sinds de vorige Milieuraad van 16 maart jl. Er werd teruggekoppeld over de uitkomsten van 1) de drievoudige Conferentie van de Partijen bij de Verdragen van Bazel (COP 16), Rotterdam (COP 11) en Stockholm (COP 11) (1–12 mei, 2023), 2) de tweede zitting van het Intergouvernementeel Onderhandelingscomité (INC-2) voor de ontwikkeling van een internationaal wettelijk bindend instrument inzake plasticverontreiniging, ook in het mariene milieu (Parijs, 29 mei – 2 juni 2023), en 3) de VN-Waterconferentie 2023 (New York, 22–24 maart 2023) welke door het Koninkrijk der Nederlanden mede werd georganiseerd met de Republiek Tadzjikistan. Enkele lidstaten spraken hun steun uit voor de uitkomsten van de verschillende bijeenkomsten.

  • Lagere BTW voor producten met recyclaat

    Tsjechië riep middels een AOB-punt op tot een herziening van bijlage 3 van de BTW-richtlijn13 om lagere BTW te kunnen heffen op circulaire producten. Tsjechië noemde daarbij textiel en bouwproducten als relevante productgroepen en erkende dat dit een discussie is die in de ECOFIN Raad thuishoort. Een aantal lidstaten spraken steun uit voor de oproep van Tsjechië. De Commissie bedankte Tsjechië voor het aankaarten van dit punt en gaf aan het eens te zijn dat het nodig is om het principe «de vervuiler betaalt» beter toe te passen. De Commissie bevestigde dat het momenteel niet mogelijk is om een lager BTW-percentage toe te passen op producten met recyclaat. De Commissie lichtte toe dat de ECOFIN Raad vorig jaar nog heeft besloten bij de hervorming van de BTW-regels om geen andere BTW-percentages toe te passen op basis van milieuprestaties omdat de Raad concludeerde dat dit geen effectief instrument was. De Commissie refereerde aan de geschiktheidscontrole die de Commissie momenteel uitvoert betreffende het principe «de vervuiler betaalt» en stelde dat de ervaringen die lidstaten in hun interventies deelden over prijsmechanismen om een circulaire economie te stimuleren daarin meegenomen zullen worden.

  • Werkprogramma inkomend Spaanse Voorzitterschap

    Het inkomend Spaanse voorzitterschap heeft zijn werkprogramma voor het komende halfjaar toegelicht. De focus binnen de Milieuraad zal liggen op het verder brengen van de lopende dossiers op de onderwerpen biodiversiteit, klimaat en vervuiling.

  • Bijeenkomst MEPC 80

    De Commissie vroeg aandacht voor de aankomende bijeenkomst van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 80) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) (virtueel, 3–7 juli 2023) waar de inzet van de EU is om een akkoord te bereiken op de herziene broeikasgasreductiestrategie voor de zeevaart en het nader uitwerken van beleidsmaatregelen om deze reductie te bewerkstelligen. Hierbij riep de Commissie lidstaten op om hun standpunt nog niet vast te leggen wat betreft de bestedingsdoeleinden van een eventuele mondiale heffing voor de zeevaart, voordat een principebesluit over de invoer van een dergelijke heffing is genomen.

  • Vroegtijdige waarschuwingsrapport over het behalen van EU-afvalstreefcijfers

    De Commissie gaf een toelichting over de resultaten van het vroegtijdige waarschuwingsrapport waarin de lidstaten worden geïdentificeerd die het risico lopen de recyclingstreefcijfers voor 2025 voor stedelijk afval en verpakkingsafval en het verminderingsstreefcijfer voor 2035 voor het storten van afval niet te halen14. Het rapport concludeert dat 18 lidstaten het risico lopen om 1 of meerdere afvalstreefcijfers niet te behalen. Nederland is volgens het rapport wel goed op schema om de doelstellingen te behalen. Enkele lidstaten brachten in reactie op de toelichting van de Commissie wat nuance aan betreffende de conclusies van het rapport en stelden dat het rapport is gebaseerd op informatie uit 2020 en dat daar recente stappen die zijn genomen om de doelstellingen te behalen niet in het rapport zijn meegenomen.

II. Publieke consultatie prioritaire productgroepen ecodesign-eisen

De Commissie heeft op 30 maart 2022 het voorstel gepresenteerd voor de kaderverordening Ecodesign voor Duurzame Producten15. Deze verordening maakt het mogelijk om aan bepaalde productgroepen ontwerpeisen te stellen, met als doel de producten duurzamer en meer circulair te maken. De Commissie zal de komende jaren product specifieke ontwerpeisen opstellen voor de productgroepen waaraan zij prioriteit geeft. De Commissie is al begonnen met voorbereidende werkzaamheden om vast te stellen aan welke productgroepen prioriteit moet worden gegeven en om te duiden welke horizontale eisen de productverordeningen moeten bevatten. De Commissie treft voorbereidingen om het werkplan op te stellen waarin staat aan welke productgroepen de komende jaren Ecodesigneisen worden gesteld.

De Commissie heeft een publieke consultatie uitgezet met als doel feedback te verzamelen voor het aankomende Ecodesignwerkplan. De Commissie vraagt onder andere naar feedback over de producten en horizontale maatregelen die als prioriteit zijn aangemerkt, de volgorde waarin eisen worden gesteld aan de prioritaire productgroepen, en de meest relevante aspecten per product of horizontale maatregelen die middels ontwerpeisen moeten worden aangepakt.

Het kabinet heeft in reactie op de publieke consultatie steun uitgesproken voor de voorgestelde productgroepen. Ten eerste geeft het kabinet aan dat de Commissie met name prioriteit zou moeten geven aan het stellen van ontwerpeisen aan textiel, meubels, matrassen en absorberende hygiëne producten. Het kabinet ziet verder graag dat de Commissie zonnepanelen en windmolens aan de lijst van prioritaire productgroepen toevoegt. Ten tweede vindt het kabinet dat er, met het oog op de aanzienlijke milieu-impact van deze tussenproducten, prioriteit moet worden gegeven aan het opstellen van ontwerpeisen voor aluminium en zijn legeringen, ijzer, staal en non-ferro metalen. Ten derde is het kabinet voorstander van de voorgestelde horizontale maatregelen levensduur, recyclebaarheid, en gerecycled materiaal na consumentengebruik content. Het kabinet merkt wel op dat de veiligheid van het product moet worden meegenomen wanneer de horizontale maatregelen worden opgesteld.

De kabinetsreactie op de consultatie is als bijlage bijgevoegd.

III. Kabinetsreactie op Commissie mededeling voor een herziening van het EU-monitoringskader voor de circulaire economie

Op 15 mei jl. heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd over de herziening van het EU-monitoringkader voor de circulaire economie16. De mededeling betreft een beperkte technische wijziging mede op basis van eerdere inbreng vanuit de lidstaten. Het voor EU-lidstaten niet-bindende monitoringskader is qua inspanningen vergelijkbaar met het vorige kader. Lidstaten kunnen, zoals gebruikelijk bij mededelingen in dit stadium, niet meer inhoudelijk reageren. Om deze redenen is er geen BNC-fiche opgesteld, maar informeert het kabinet u per brief. De herziening van het monitoringkader sluit aan bij de visie van het kabinet opgenomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie. Met de toegevoegde indicatoren worden de onderlinge verbanden duidelijk zichtbaar gemaakt tussen circulariteit, klimaatneutraliteit en de ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te brengen in 2050. Ook sluit de uitbreiding aan bij de inzet van het kabinet met betrekking tot het terugdringen van de Nederlandse klimaat, land en watervoetafdruk, zoals opgenomen in het Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling17. Het herziene monitoringkader zal een instrument vormen voor de Europese Commissie om het gevoerde EU-beleid te beoordelen en toekomstige acties te sturen. De meeste toegevoegde indicatoren zijn gebaseerd op officiële statistieken van Eurostat en zoveel mogelijk gebaseerd op bestaande gegevens. Aangezien in Nederland al veel gegevens beschikbaar zijn uit de publieke en private sector over de circulaire economie, en al worden geleverd aan Eurostat, is met deze herziening geen verhoging van de lastendruk voor centrale- en decentrale overheid en bedrijfsleven te verwachten. Nederland zal voor het monitoren van de doelen en bijdrage van ingezette maatregelen uit het Nationaal Programma Circulaire Economie gebruik blijven maken van de resultaten van de tweejaarlijkse Integrale Circulaire Economie Rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving.18

IV. Reactie toezegging Commissiedebat 14 juni 2023

Tijdens het Commissiedebat Milieuraad van 14 juni is een reactie van de Minister voor Natuur en Stikstof toegezegd op de oproep van VNO-NCW voor een flexibele en natuur-inclusieve natuurherstelverordening19, evenals op de brief van verschillende multinationals met de oproep voor een ambitieuze natuurherstelverordening20.

De Minister voor Natuur en Stikstof gaat daar hierbij op in.

Het kabinet onderkent het belang van natuurherstel en heeft gedurende het hele onderhandelingsproces kenbaar gemaakt dat het de ambitie van de natuurherstelverordening steunt. Hierbij heeft het kabinet zich altijd constructief opgesteld en zich ervoor ingezet om gezamenlijk tot een oplossing te komen voor de situatie in Nederland. Het kabinet onderschrijft de boodschap van de multinationals met betrekking tot de sleutelrol die deze wet kan spelen in het aanpakken van de klimaat- en biodiversiteitscrises.

Dat is ook de reden voor de intensivering van het staande, ambitieuze beleid dat het kabinet heeft ingezet via de systeembenadering, zoals onder de essentie van het Nederlands beleid beschreven, én de extra impulsen zoals het Programma Natuur, het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het Programma Noordzee.

Tegelijkertijd ziet het kabinet een spanningsveld met andere grote maatschappelijke opgaven in het dichtbevolkte Nederland. Dat speelt bijvoorbeeld bij de aanleg en onderhoud van infrastructuur en/of de woningbouw, de transitie van de landbouw en het uitvoering geven aan de energietransitie. Daarbij moet opgemerkt worden dat het juist de insteek is van de energietransitie om stikstof en broeikasgasemissies aan te pakken en daarmee de natuur en het klimaat daadwerkelijk te helpen. Het bedrijfsleven speelt een essentiële rol in de overgang naar een natuurinclusieve samenleving in Nederland en ook daarom doet het me goed dat deze bedrijven deze oproep doen. Juist voor het benodigde draagvlak voor het kabinetsbeleid is absoluut ruimte en flexibiliteit bij de uitvoering van de natuurherstelverordening nodig.

Het komt door het spanningsveld tussen enerzijds gedeelde ambities en anderzijds verwachte negatieve effecten op andere grote maatschappelijke opgaven dat het kabinet in een lastige positie in de onderhandelingen is gebracht. Daarbij is, zoals genoemd, de Nederlandse inzet erop gericht om de ambitie van de concept-verordening te behouden, maar meer ruimte te verwerven bij de wijze waarop deze ambitie wordt bereikt. Alhoewel het lijkt dat het voorstel na de onderhandelingen meer ruimte biedt, is dit op dit moment onvoldoende om het voorstel positief te kunnen appreciëren, omdat de grootste bezwaren voor Nederland niet zijn weggenomen.


X Noot
1

COM(2022) 304 final.

X Noot
2

COM(2020) 380 final.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1552,

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1552.

X Noot
5

Kamerstuk 21 501–20, nr. 1852.

X Noot
6

Kamerstuk 33 576, nr. 339.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1537.

X Noot
8

COM(2022) 542

X Noot
9

Richtlijn (EU) 2015/413

X Noot
10

COM(2023) 88

X Noot
11

COM(2023) 156 final

X Noot
12

PM verwijzing

X Noot
13

Annex III van Richtlijn (EG) 2006/112

X Noot
14

COM(2023) 304 final

X Noot
15

COM(2022) 142 final

X Noot
16

COM(2023) 306 final

X Noot
17

Kamerstuk 36 180, nr. 29

Naar boven