22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3635 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Verordening emissienormen nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3634)

Fiche: Richtlijn lood en diisocyanaten

Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting (Kamerstuk 22 112, nr. 3636)

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Fiche: Wijziging ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/24/EC en Richtlijn 2004/37/EC betreffende de grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    15 februari 2023

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2023) 71

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0071

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SEC(2023) 67 final – SWD(2023) 34 final – SWD(2023) 35 final –

    SWD(2023) 36 final

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC)

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 153, lid 2, onder b), Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft een wijziging van twee richtlijnen voorgesteld ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen (hierna genoemd «lood») en diisocyanaten.1 Het betreft Richtlijn 98/24/EG, betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk, en Richtlijn 2004/37/EG, betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk.2 Voor beide richtlijnen geldt dat hier regelmatig wijzigingsvoorstellen voor worden uitgebracht met een uitbreiding van de reikwijdte en nieuwe grenswaarden.3

Doel van de onderliggende richtlijnen is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel naar een gelijk speelveld voor het bedrijfsleven door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers, zonder het gebruik van lood en diisocyanaten te verbieden.

Het voorliggende voorstel omvat een verlaging van de grenswaarden voor lood in Richtlijn 2004/37/EG en de invoering van nieuwe grenswaarden voor diisocyanaten in Richtlijn 98/24/EG. Voor lood betreft het een grenswaarde in lucht (0,03 mg/m3[de huidige Europese grenswaarde is 0,15 mg/m3]) en een biologische grenswaarde in het bloed4 (15 µg lood/100 ml bloed [de huidige Europese grenswaarde is 70 µg lood/100 ml bloed]).

Het Commissievoorstel doet tevens een niet-bindende aanbeveling om de waarde van lood in het bloed van «vrouwen van vruchtbare leeftijd» niet de waarde te laten overstijgen die is vastgesteld voor de algemene bevolking (niet blootgesteld tijdens werk) in de desbetreffende EU-lidstaat. De Commissie stelt voor daarvoor nationale referentiewaarde te gebruiken en wanneer geen nationale referentiewaarde beschikbaar is, wordt het aanbevolen de Biological Guidance Value uit het RAC (Risk Assessment Committee) advies, namelijk 4,5 µg/100ml aan te houden.5 Voor diisocyanaten betreft het een grenswaarde voor een tijd gewogen gemiddelde van 8 uur (6 μg/m3) en een korte termijn grenswaarde (12 μg/m3 over 15 minuten).

Voor lood geldt dat de Europese grenswaarden na goedkeuring van de wijzigingsrichtlijn worden verlaagd, waarbij een implementatietermijn geldt voor lidstaten van maximaal 2 jaar. Voor diisocyanaten worden grenswaarden, voor korte- en lange termijn blootstelling, voorgesteld die gelden tot en met 31 december 2028 waarna de grenswaarden verder worden verlaagd.

De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete (sociale partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek. Om de grenswaarden te onderbouwen zijn voor de stoffen en stofgroepen in dit voorstel wetenschappelijke adviezen uit 2020 van het RAC en het Comité voor risicobeoordeling van het Europees Agentschap voor Stoffen (ECHA) gebruikt.

De grenswaarden zijn zogenoemde Binding Occupational Exposure Limits (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde van de BOEL. Een korte termijn grenswaarde staat ook bekend als een Short Term Exposure Limit (STEL). Voor lood bevat het Commissievoorstel een BOEL voor luchtblootstelling en voor concentratie in het bloed, voor diisocyanaten wordt een BOEL en een STEL voorgesteld.

b) Impact assessment Commissie

In de effectbeoordeling van het voorstel is voor beide stoffen afzonderlijk nagegaan wat het effect is ten opzichte van de huidige situatie (geen actie door de EU) en verschillende andere opties. Deze andere opties bestonden uit hogere en lagere grenswaarden gebaseerd op adviezen van het RAC, ACSH (Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats) en grenswaarden in andere lidstaten.

Ook is gekeken naar de mogelijkheid voor andere opties voor regelgeving. Geconcludeerd werd dat dergelijke maatregelen minder passend zijn. Zo wordt een verbod op de stoffen beschouwd als disproportioneel, en is geconcludeerd dat opties als handleidingen en zelfregulering niet substantieel bijdragen aan het voorkomen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen voor werknemers. Regelgeving met een vermelding van stoffen en grenswaarden geeft duidelijkheid voor werkgever en werknemer en maakt het beheersen van de risico’s van blootstelling op de werkplek mogelijk.

De Commissie is op basis van de effectbeoordeling gekomen tot het voorstel zoals beschreven onder 2a. De Commissie schat in dat het invoeren hiervan voordelen gaat opleveren in termen van vermeden werk-gerelateerde-slechte-gezondheid. Voor lood wordt geschat dat in de komende 40 jaar ongeveer 10.500 gevallen van slechte gezondheid kunnen worden voorkomen. De daarmee samenhangende financiële voordelen worden geschat op 160 tot 250 miljoen euro op EU-niveau. Voor diisocyanaten is het bij gebrek aan gegevens niet mogelijk de voordelen voor de werknemers te kwantificeren. De belanghebbenden, waaronder de sociale partners, zijn het er echter grotendeels over eens dat de vaststelling van een STEL leidt tot een daling van het aantal ziektegevallen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet hecht zeer aan gezond en veilig werken. Beide bestaande richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse Arboregelgeving. Artikel 4.3 en artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepalen dat er grenswaarden voor blootstelling aan gevaarlijke stoffen en specifieker voor kankerverwekkende of mutagene stoffen kunnen worden vastgesteld. Nederland heeft niet alleen de grenswaarden van Richtlijn 2004/37/EG en 98/24/EG geïmplementeerd, maar heeft sinds de jaren ’90 aanvullend nationale grenswaarden vastgesteld. De afgelopen jaren heeft het kabinet, soms samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk aan de Commissie verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in de Europese richtlijnen.

Op dit moment heeft Nederland voor lood een biologische grenswaarde van 70 µg Pb/100 ml bloed en 0,15 mg/m3 over een tijdgewogen gemiddelde van 8 uur in de lucht, beide gelijk met de huidige EU-richtlijn. Nederland kent geen apart beleid ter bescherming van «vrouwen van vruchtbare leeftijd» tijdens het werk. Nationaal beleid voor bescherming bij blootstelling aan reprotoxische stoffen richt zich op alle werkenden en op specifieke groepen zoals zwangeren. Nederland heeft op dit moment geen wettelijke grenswaarde voor diisocyanaten.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet staat positief ten opzichte van de doelen die de Commissie stelt in dit voorstel. Lood en diisocyanaten zijn gevaarlijke stoffen die grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, waartegen werknemers beschermd moeten worden.

Ten aanzien van lood steunt het kabinet de voorgestelde verlaging van de grenswaarden, die lager liggen dan de huidige nationale grenswaarden. Het kabinet onderschrijft dat mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan lood voor het nageslacht ernstig kunnen zijn.6 Dit pleit voor maatregelen om voldoende bescherming te bewerkstelligen. Daarom steunt het kabinet de verlaging van de biologische grenswaarde voor lood en van de grenswaarde voor concentraties in de lucht.

Het kabinet heeft nog wel vragen bij de niet-bindende aanbeveling om de waarde van lood in het bloed van «vrouwen van vruchtbare leeftijd»7 niet de waarde te laten overstijgen die is vastgesteld voor de algemene bevolking (niet blootgesteld tijdens werk) in de desbetreffende EU-lidstaat. Het is op basis van het voorstel onduidelijk hoe de Commissie verwacht dat lidstaten omgaan met de aanbeveling ten aanzien van «vrouwen van vruchtbare leeftijd». Voor het kabinet is het in het algemeen van belang dat gender, sekse en een eventuele kinderwens worden overwogen bij het maken van beleid ten aanzien van preventie, zorg en gezondheid. In de aanbeveling is volgens het kabinet meer aandacht nodig voor eventuele gevolgen voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen van vruchtbare leeftijd. Deze gevolgen zijn in het Impact Assessment van de Commissie onvoldoende belicht. Een strikte interpretatie en implementatie van de aanbeveling voor het aanhouden van een dergelijke voorgestelde bloedwaarde voor «vrouwen van vruchtbare leeftijd» zou er in het uiterste geval voor kunnen zorgen dat deze groep wordt uitgesloten van uitoefening van sommige beroepen.

Daarnaast heeft het kabinet vragen bij het aanhouden van een waarde voor de gehele bevolking voor vrouwen van vruchtbare leeftijd. Nederland kent geen wetgeving die een maximale waarde voor lood in het bloed vaststelt voor de algemene bevolking. Het is van belang dat meer duidelijkheid wordt geboden aan lidstaten hoe om te gaan met de voorgestelde waarde voor de algemene bevolking. Het kabinet zal hierover verduidelijking vragen aan de Commissie.

Ten aanzien van diisocyanaten steunt het kabinet in principe het voorstel. Het is goed dat er nu een eerste generatie Europese grenswaarden (BOEL en STEL) voor diisocyanaten wordt vastgesteld. Dit is belangrijk voor de bescherming van werknemers en voor het creëren van een gelijker speelveld. Tegelijkertijd had het kabinet graag nog meer ambitie willen zien. Een verdere verlaging van de Europese grenswaarde zou naar mening van het kabinet mogelijk moeten zijn, mits in voldoende lange overgangstermijnen wordt voorzien.

Het kabinet acht het van belang dat wanneer aanvullende informatie beschikbaar is zo snel mogelijk nieuwe grenswaarden worden vastgesteld.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Er is in algemene zin een brede steun bij lidstaten voor aanpassing van deze richtlijn en uitbreiding van het aantal grenswaarden, zoals bleek bij de behandeling van eerdere uitbreidingsvoorstellen. Voor isocyanaten bestaat steun voor de waarden die nu door de Commissie in het voorstel zijn opgenomen door het Europese raadgevend Comité Veilig en Gezond Werken (bestaand uit overheden en sociale partners). Voor lood bestaat steun voor het verlagen van de bestaande grenswaarden, echter konden de verschillende Interest Groups (werkgevers, werknemers, overheden) het niet eens worden over de waarden waarop de grenswaarden moesten worden vastgelegd. Werkgevers en overheden steunden de biologische grenswaarde zoals opgenomen in het Commissievoorstel en aansluitend bij het advies van het RAC. De werknemers hadden echter graag een lagere biologische grenswaarde gezien.

Het Europees Parlement (EP) zal het voorstel behandelen in het EMPL-comité, waar Nikolaj Villumsen (GUE/NGL, Denemarken) als rapporteur is aangewezen. Het EP heeft nog geen formeel standpunt ingenomen t.a.v. het voorstel.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid van het voorstel positief. De Commissie baseert het voorstel op artikel 153, lid 2, onder b, in samenhang met artikel 153, lid 1, onder a, van het VWEU. Op grond van art. 153, lid 2, onder b, van het VWEU kan de Uniewetgever door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen op onder meer op het gebied van de verbetering van het arbeidsmilieu om de veiligheid en de gezondheid van werknemers te beschermen (artikel 153, lid 1, onder a), met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag. Op het terrein van het sociaal beleid heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder b, VWEU).

b) Subsidiariteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Het voorstel heeft in de eerste plaats tot doel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel naar een gelijk Europees speelveld voor het bedrijfsleven door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers. De risico's van blootstelling aan lood en diisocyanaten voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers komen in de gehele EU voor en zijn grotendeels vergelijkbaar. Tussen de lidstaten bestaan echter verschillen wat betreft de vaststelling van grenswaarden voor lood en diisocyanaten waardoor het beschermingsniveau voor werknemers afhankelijk is van waar zij werken. Deze verschillen tussen lidstaten zijn onwenselijk en dragen bij aan een ongelijk speelveld binnen de EU. Het kabinet ziet daarom meerwaarde in optreden op EU-niveau, omdat dit leidt tot betere bescherming van werknemers binnen de gehele EU en daarmee tot een gelijk speelveld. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden.

c) Proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het voorstel heeft tot doel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te verminderen. Ook beoogt het voorstel een gelijk speelveld te creëren. De voorgestelde maatregelen zijn geschikt om dit doel te bereiken omdat de voorgestelde lagere grenswaarden zorgen voor een betere bescherming tegen blootstelling aan lood en diisocyanaten in de EU. De voorgestelde maatregelen gaan ook niet verder dan noodzakelijk, omdat bij de voorgestelde waarden de sociaaleconomische haalbaarheidsfactoren in aanmerking zijn genomen na overleg met alle belanghebbenden (werkgevers, werknemers, overheden). De voorgestelde minimumvoorwaarden laten bovendien voldoende ruimte aan de lidstaten voor het stellen van strengere grenswaarden.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft betrekking op maatregelen die werkgevers en lidstaten moeten nemen. Het voorstel heeft volgens de Commissie daarom geen consequenties voor de EU-begroting. Nederland is van mening dat eventueel benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

De financiële consequenties voor de overheid zijn naar verwachting op termijn positief. Een verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft een positief effect op sociale zekerheidskosten en kosten voor de gezondheidszorg (in beide gevallen dalend). Het betreft hier kosten door ziekte(-verzuim).

Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Er zijn financiële consequenties voor het bedrijfsleven te verwachten als gevolg van het voorstel. Met name bij werkzaamheden waarbij blootstelling aan lood kan optreden, worden de verplichtingen voor bedrijven uitgebreid. De huidige grenswaarde wordt verlaagd, waardoor meer preventieve maatregelen noodzakelijk zullen zijn om naleving te waarborgen. Meer medische monitoring zal nodig zijn om de implementatie van deze richtlijn na te leven. Dit is nog afhankelijk van de discussie die nog gevoerd moet worden hoe lidstaten om moeten gaan met de aanbeveling voor blootstelling van vrouwen van vruchtbare leeftijd. Zie paragraaf 3 onder b van dit fiche. Wat betreft diisocyanaten geldt na implementatie een wettelijke grenswaarde waar er voorheen geen gold, bedrijven moesten hun eigen bedrijfsgrenswaarde vaststellen. Na implementatie zal voor bedrijven waar een hogere bedrijfsgrenswaarde werd gehanteerd een investering nodig zijn in substitutie van diisocyanaten of (meestal) aanvullende maatregelen om blootstelling onder de nieuwe grenswaarde te brengen. In het impact assessment uitgevoerd door de Commissie worden voor diisocyanaten de gemiddelde kosten per bedrijf over 40 jaar geschat op € 6.000 (€ 150 per jaar), het overgrote deel daarvan zit in monitoring en niet het nemen van aanvullende beschermende maatregelen.8 Het impact assessment van de Commissie geeft ook aan dat er voor de kledingindustrie grotere eenmalige investeringen in beschermende maatregelen nodig kunnen zijn om de voorgestelde grenswaarde na te leven, die kosten worden geschat op € 1.425 per bedrijf. Dit is onderdeel van de bovengenoemde € 6.000 per bedrijf, maar omdat kleding- en textielindustrie maar een klein aandeel uitmaakt van het totaal aantal bedrijven in de EU dat werkt met diisocyanaten zijn de kosten voor die sector relatief hoger. Er kan geen schatting gemaakt worden van een financiële uitdrukking van de voordelen van een verlaging van de grenswaarde van diisocyanaten in de vorm van vermindering van gezondheidsschade.

Voor lood schat het impact assessment de nalevingskosten op minder van 1% van de jaarlijkse omzet van de betreffende bedrijven. De Commissie verwacht geen bedrijfsbeëindigingen als gevolg van de nieuwe grenswaarden. Er is in beide gevallen gekozen voor een balans tussen bescherming van werknemers (wetenschappelijk RAC-advies) en de kosten (impactstudie, haalbaarheid). Tot slot zijn er mogelijk consequenties voor het gebruik van lood in munitie.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Met dit richtlijnvoorstel komt er in toenemende mate een Europees gelijk speelveld voor ondernemingen voor wat betreft de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. De Commissie verwacht dat er een positief effect is op het functioneren van de interne markt, omdat concurrentieverschillen tussen bedrijven in lidstaten met uiteenlopende nationale grenswaarden worden verminderd.

Aangezien veel lidstaten als gevolg van het richtlijnvoorstel een nieuwe grenswaarde voor diisocyanaten moeten invoeren, op een niveau dat lager ligt dan buiten de EU gebruikelijk is en hun bestaande (nationale) grenswaarde voor lood moeten verlagen zou het voorstel in theorie gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van Europese bedrijven. Echter, de Commissie stelt dat deze effecten beperkt zijn, gezien de beperkte nalevingskosten en het niet-internationale karakter van een aantal van de betrokken sectoren. Het kabinet deelt deze inschatting.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Nationale regelgeving zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien. Dit betekent een beperkte aanpassing van bijlage XIII (stoffenlijst) bij de Arbeidsomstandighedenregeling (en enkele nieuwe grenswaarden).

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat geen gedelegeerde en/of uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Volgens het richtlijnvoorstel treedt de richtlijn in werking 20 dagen na bekendmaking in het publicatieblad. De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn ter uitvoering van de voorgestelde richtlijn moeten uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn van kracht worden. Deze periode is lang genoeg voor een nationale implementatie van de grenswaarde met inachtneming van onze nationale praktijken.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het richtlijnvoorstel voorziet niet in een evaluatie. Wel wordt aangegeven dat de Commissie deze richtlijn meeneemt als onderdeel van de periodieke evaluatie van de kaderrichtlijn betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (89/391/EEG).

e) Constitutionele toets

N.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Er zijn mogelijk implicaties voor de uitvoerbaarheid van dit voorstel. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet en regelgeving daaronder. De uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden op Europees niveau geeft ook meer duidelijkheid voor toezichthouders in Europa bij de handhaving van de arbeidsomstandighedenregelgeving. De Nederlandse Arbeidsinspectie gaat bij haar handhavingsbeleid uit van wettelijke grenswaarden of van de verplichting dat de werkgever private grenswaarden moet stellen. De nieuw vastgestelde grenswaarde voor diisocyanaten en de verlaging van de grenswaarden voor lood zullen naar verwachting geen extra benodigde inspectiecapaciteit met zich meebrengen. Indien dat wel het geval is, zullen eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel beperkt zich tot een verplichting voor Europese werkgevers en werknemers. Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Diisocyanaten worden voornamelijk gebruikt in de bouwsector om schuim te maken, zoals

isolatie PUR-schuim. Blootstelling aan diisocyanaten kan o.a. leiden tot allergieën en astma.

X Noot
2

Een carcinogene stof kan kanker veroorzaken bij een blootgesteld persoon. Een mutagene stof kan een effect hebben op het DNA (verandering in erfelijke eigenschappen induceren). Een reprotoxische stof kan een effect hebben op de voortplanting of het nageslacht (ongeboren kind dan wel via borstvoeding).

X Noot
3

BNC-Fiches Kamerstuk 22 112, nr. 2968, Kamerstuk 22 112, nr. 2159, Kamerstuk 22 112, nr. 2308, Kamerstuk 22 112, nr. 2560.

X Noot
4

Voor het bepalen van de biologische grenswaarde wordt een bloedmonster afgenomen bij de werknemer om te bepalen hoeveel lood aanwezig is in het bloed. Lood wordt bijvoorbeeld gebruikt bij de productie van batterijen (incl. recycling) en loodplaten.

X Noot
5

De BGV wordt gebruikt als indicator voor blootstelling. Het wordt ingezet als veiligheidsniveau om de werkgever te attenderen dat blootstelling heeft plaatsgevonden en dat wellicht maatregelen genomen moeten worden.

X Noot
6

Blootstelling aan lood schaadt de reproductie bij zowel mannen als vrouwen. Echter zijn de schadelijke effecten voor de reproductie bij vrouwen al bij veel lagere concentraties waarneembaar dan bij mannen, in verband met de schadelijkheid voor het nageslacht.

X Noot
7

De term «vrouwen van vruchtbare leeftijd» refereert naar een zeer brede categorie, en laat onverlet of de individuen in kwestie daadwerkelijk een kinderwens hebben.

X Noot
8

Impact assessment pagina 29 (option 3).

Naar boven