22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2560 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Wijziging richtlijn carcinogene en mutagene stoffen

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Wijziging richtlijn carcinogene en mutagene stoffen

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    april 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2018) 171

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1523352061435&uri=CELEX:52018PC0171

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    SWD (2018) 88

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO)

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 153, lid 2 onder b jo. 153 lid 1 onder a van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel uitgebracht voor wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia1 op het werk (Carcinogenenrichtlijn). In 2016 en 2017 zijn een eerste en een tweede uitbreidingsvoorstel uitgebracht met grenswaarden voor zestien nieuwe stoffen en aanscherping van 2 bestaande grenswaarden2. Hiervoor zijn BNC-Fiches opgesteld3. Het nu voorliggende voorstel betreft een derde uitbreiding. Een vierde uitbreidingsvoorstel van de Carcinogenenrichtlijn is in voorbereiding.

Doel van de onderliggende richtlijn is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel het Europese speelveld voor het bedrijfsleven eerlijker te maken door op Europees niveau uniforme grenswaarden vast te stellen en hierover dus meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers.

Van de werkgerelateerde sterfgevallen in de Europese Unie wordt 53% toegeschreven aan kanker. Daarmee is kanker verreweg de belangrijkste oorzaak van sterfgevallen als gevolg van werk. Voor 2011 is berekend dat het in de Europese Unie gaat om ca. 102.500 doden4.

De Commissie gaf in haar eerste uitbreidingsvoorstel aan dat er 25 prioritaire chemische stoffen zijn waar ongeveer 20 miljoen werknemers in de EU aan worden blootgesteld. Twee stoffen en stofgroepen uit het nu voorliggende voorstel vallen hieronder; 3 stoffen en stofgroepen zijn later geprioriteerd. Voorbeelden van beroepsgroepen die geraakt worden zijn de chemische en farmaceutische industrie (formaldehyde) en de bouw (beryllium).

Het huidige voorstel omvat toevoeging van vijf stoffen met grenswaarden en regelt de volgende zaken:

  • Vijf nieuwe stoffen en stofgroepen waarvoor grenswaarden worden opgenomen: cadmium en de anorganische verbindingen daarvan (hierna «cadmium»), beryllium en de anorganische verbindingen daarvan (hierna «beryllium»), arseenzuur en de zouten daarvan alsook arseenzuurverbindingen (hierna «arseen»), formaldehyde en 4,4»-methyleen-bis(2-chlooraniline) («MOCA»).

  • Daarnaast wordt een huidnotatie5 vastgesteld voor MOCA, en een notatie voorsensibilisatie6 voor formaldehyde en beryllium.

  • Voor cadmium en beryllium (alle sectoren) en arseen in de kopersmeltsector worden overgangstermijnen voorgesteld van respectievelijk 7, 5 en 2 jaar.

De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete (sociale partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek.

Voor de meeste stoffen en stofgroepen in dit voorstel zijn er wetenschappelijk adviezen uit 2016–2017 van SCOEL (Europees Wetenschappelijk Comité grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia) om de grenswaarde te onderbouwen. Voor 2 stoffen (arseen en MOCA) heeft het RAC (Risk Assessment Committee van ECHA (European Chemicals Agency)) wetenschappelijk advies uitgebracht in 2017.

De grenswaarden zijn zogenaamde Binding Occuptional Exposure Limits (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde van de BOEL.

Op Europees niveau zijn er veel wettelijke regelingen die betrekking hebben op chemische stoffen. De belangrijkste op arboterrein zijn richtlijn 98/24/EG7 en de onderhavige richtlijn 2004/37/EG. Deze richtlijnen zijn complementair aan Verordening 1907/20068 (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen, «REACH»). REACH legt de verantwoordelijkheid voor risicobeoordeling en informatievoorziening bij de toeleveringsketen. Richtlijn 2004/37/EG richt zich op risicobeoordeling van de werkplek en beroepsmatige blootstelling. Informatie uit REACH kan hierbij gebruikt worden.

Het onderhavige voorstel geeft ruimte aan lidstaten om normen vast te stellen of te handhaven die meer beschermend voor werknemers zijn. Verder geeft het voorstel flexibiliteit aan lidstaten om rekening te houden met de specifieke kenmerken van hun nationale situatie.

b) Impact assessment Commissie

In de effectbeoordeling van het voorstel is voor alle stoffen afzonderlijk nagegaan wat het effect is ten opzichte van de huidige situatie (geen actie door de EU), vaststelling van de door het Raadgevend Comité overeengekomen waarden en soms ook de optie van hogere of lagere grenswaarden. Deze laatste opties zijn meegenomen voor individuele stoffen op basis van bestaande grenswaarden in lidstaten. Ook is gekeken naar de mogelijkheid voor andere opties voor regelgeving. Geconcludeerd werd echter dat deze maatregelen minder passend zijn. Zo wordt een verbod op de stoffen beschouwd als disproportioneel, en is geconcludeerd dat opties als handleidingen en zelfregulering niet substantieel bijdragen aan het voorkomen van blootstelling aan carcinogene of mutagene stoffen voor werknemers. Regelgeving met een vermelding van stoffen en grenswaarden geeft duidelijkheid voor werkgever en werknemer en maakt het beheersen van de risico’s van blootstelling op de werkplek mogelijk. De Commissie is op basis van de effectbeoordeling gekomen tot opname van vijf stoffen en stofgroepen met grenswaarden in bijlage III van het voorstel met waar noodzakelijk relevante notaties. De Commissie schat in dat met dit voorstel naar verwachting op de lange termijn meer dan 1 miljoen werknemers in de EU beter beschermd zullen zijn tegen beroepsmatige blootstelling aan de opgenomen stoffen en stofgroepen en ca. 22.000 ziektegevallen worden voorkomen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet hecht zeer aan gezond en veilig werken. Richtlijn 2004/37/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse Arboregelgeving. Artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat er grenswaarden voor blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene stoffen kunnen worden vastgesteld. Nederland heeft niet alleen de grenswaarden van richtlijn 2004/37/EG geïmplementeerd, maar heeft sinds de jaren «90 aanvullend nationale grenswaarden vastgesteld. Het betreft een met sociale partners afgestemd beleid waarbij wettelijke grenswaarden worden vastgesteld. Deze wettelijke grenswaarden zijn gebaseerd op een gezondheidskundige onderbouwing, in de meeste gevallen door de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad adviseert een waarde op een gezondheidskundig veilig niveau of, als dat niet kan (wat bij de meeste kankerverwekkende stoffen het geval is), zogenaamde risicogetallen (de waarde geeft dan een bepaald, laag, risico aan op het krijgen van kanker). Als de Gezondheidsraad risicogetallen geadviseerd heeft, wordt vervolgens door de SER beoordeeld of het gewenste lage risiconiveau haalbaar is. Naast de wettelijke grenswaarden geldt de verplichting dat, als er geen wettelijke grenswaarde geldt, de werkgever zelf een grenswaarde moet vaststellen waar hij de risico’s aan toetst.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet staat positief ten opzichte van dit voorstel. Afgelopen jaren heeft het kabinet, samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk aan de Europese Commissie verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in de Europese richtlijn. Het kabinet is positief over de huidige uitbreiding. Nederland is daarentegen teleurgesteld over het relatief beperkt aantal stoffen waarvoor grenswaarden wordt voorgesteld in dit voorstel. Nederland had bijvoorbeeld ook voorstellen willen zien voor grenswaarden voor dieselmotoremissies en benzo(a)pyreen. Nederland streeft naar uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden op Europees niveau totdat een substantiële bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen bereikt is. Nederland kijkt derhalve uit naar de aangekondigde vierde uitbreidingsset van de Commissie in 2018/2019.

Voor 2 stoffen en stofgroepen heeft Nederland een grenswaarde die strenger is: arseen, en formaldehyde. Daarvoor is geen implementatie meer nodig.

Voor cadmium heeft Nederland een grenswaarde die even hoog is als de voorgestelde grenswaarde gedurende de overgangstermijn van 7 jaar; deze is 4x hoger (soepeler) dan de uiteindelijk te bereiken waarde.

Voor beryllium heeft Nederland nog geen grenswaarde, en voor MOCA heeft Nederland een grenswaarde die 2x hoger is. Nederland kan voor beryllium een grenswaarde invoeren en voor MOCA de grenswaarde verlagen, conform de nationale praktijk (na advies van de Gezondheidsraad en de SER).

Arseen en MOCA zijn ook opgenomen in Annex XIV van Verordening 1907/2006 (REACH) en dus onderworpen aan autorisatie. Op dit moment speelt de discussie of delen van REACH buiten werking gesteld zouden moeten worden, maar het kabinet is van mening dat de Europese REACH- verordening en de Europese richtlijnen op het gebied van Occupational Safety and Health («OSH») complementair zijn en dat indien er in het kader van de OSH- richtlijnen een grenswaarde bepaald wordt, dit niet betekent dat REACH buiten werking gesteld kan worden, en vice versa. Dit geldt met name voor de REACH-instrumenten «autorisatie» en «restrictie».9 Nederland ziet daarom met belangstelling uit naar de door de Europese Commissie aangekondigde richtsnoeren hiervoor. 10

Nederland ontvangt van de Commissie graag meer informatie over de betekenis van de voorgestelde notaties voor sensibilisatie. Nederland gaat er vooralsnog van uit dat dit niet nog meer extra verplichtingen inhoudt voor de werkgever, daar bedrijven al rekening moeten houden met nieuwe grenswaarden.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In het Europese raadgevend Comité Veilig en Gezond Werken (bestaande uit overheden en sociale partners) bestaat steun voor de waarden die nu door de Commissie in het voorstel zijn opgenomen. Er is in algemene zin een brede steun bij lidstaten voor aanpassing van deze richtlijn en uitbreiding van het aantal grenswaarden, zoals bleek bij de behandeling van de eerste twee uitbreidingsvoorstellen. Het Europees parlement heeft zich in 2015 in algemene zin uitgesproken voor uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in deze richtlijn. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, had liever gezien dat het voorstel ambitieuzer zou zijn geweest.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikel 153, lid 2, onder b, in samenhang met artikel 153, lid 1, onder a, van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU). Het kabinet is van oordeel dat dit de juiste rechtsbasis is. Het betreft een ondersteunde/aanvullende bevoegdheid van de Unie (zie art. 6, onder a, VWEU). Op grond van art. 153, lid 2, onder b, VWEU kan de Uniewetgeverdoor middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen op de in lid 1, onder a t/m i bedoelde gebieden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. Ook de huidige richtlijn 2004/37/EG is vastgesteld op grond van deze rechtsgrondslag, met het oog op de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Het doel van dit voorstel is het versterken van de bescherming van de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met art. 153, lid 1, onder a, VWEU, door grenswaarden en notaties op te nemen in bijlage III bij de richtlijn.

b) Subsidiariteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. In de kaderrichtlijn 89/391/EEG is de bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk geregeld. Richtlijn 2004/37/EG valt onder de werking van de kaderrichtlijn. De risico’s voor werknemers van blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene stoffen zijn gelijk in de EU. Op dit moment bestaan er grote verschillen tussen de Europese lidstaten in het aantal kankerverwekkende stoffen waarvoor op nationaal niveau grenswaarden zijn vastgesteld. Ook de hoogte van de grenswaarden verschilt aanzienlijk. Daardoor verschilt het beschermingsniveau van werknemers per lidstaat. Ook het Europees speelveld voor bedrijven verschilt daardoor. Uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden en grotere harmonisatie wat betreft de hoogte van de grenswaarden in de Europese regelgeving is daarom noodzakelijk.

c) Proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. De voorgestelde maatregelen zijn geschikt om het doel van betere werkomstandigheden en minder gevallen van kanker door werk te bereiken. Bij de voorgestelde waarden zijn de sociaaleconomische haalbaarheidsfactoren in aanmerking genomen na overleg met alle belanghebbenden (werkgevers, werknemers, overheden). Lidstaten kunnen indien nodig nationaal nog strengere grenswaarden stellen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft betrekking op maatregelen die werkgevers en lidstaten moeten nemen. Er zijn geen consequenties voor de EU-begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De financiële consequenties voor de overheid zijn naar verwachting op termijn positief. Een verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft een positief effect op sociale zekerheidskosten en kosten voor de gezondheidszorg (in beide gevallen dalend). Het betreft hier kosten door ziekteverzuim, arbeidsongevallen en arbeidsongeschiktheid. Baten als gezondheidswinst en verminderde kosten voor gezondheidszorg en ziekteverzuim zullen naar verwachting pas na 2040 ontstaan vanwege de lange incubatietijd bij blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De invoering van EU brede grenswaarden heeft voordelen voor de werknemer en het bedrijfsleven. Het aantal vermijdbare gevallen van werkgerelateerde kanker en de hiermee gepaard gaande economische gevolgen zou verder kunnen worden voorkomen. In de effect beoordeling van de Europese Commissie is aangegeven dat voor sommige carcinogene agentia de voorgestelde maatregel exploitatiekosten met zich mee zal brengen; voor ondernemingen die aanvullende beschermende en preventieve maatregelen moeten treffen. Dit zal volgens de Commissie met name het geval zijn voor formaldehyde en voor cadmium: de totale kosten voor het bedrijfsleven in de gehele EU over een periode van 60 jaar worden geraamd op respectievelijk 1,72 miljard EUR voor formaldehyde en 447 miljoen EUR (voor cadmium, indien geen overgangsperiode zou worden gehanteerd)11. Hier staat ook een winst op gezondheidszorg tegenover van 1–5 miljard (formaldehyde) respectievelijk 9 tot 59 miljoen (cadmium). Aangezien voor cadmium een overgangsperiode geldt, vallen de kosten mee.

In het geval van formaldehyde worden de kosten verspreid overeen groot aantal ondernemingen en in het geval van cadmium zouden vooral grote ondernemingen worden getroffen. Relatief gezien zullen de kosten per onderneming voor beide stoffen dan ook naar verwachting bescheiden zijn.

Deze kosten zullen grotendeels niet bij het Nederlands bedrijfsleven neerslaan, omdat in Nederland geen implementatie van de grenswaarde van formaldehyde meer nodig is, en Nederland al voldoet aan de grenswaarde voor cadmium die gedurende de overgangstermijn van 7 jaar zal gelden.

Uit de analyse blijkt volgens de Europese Commissie dat de kosten voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) redelijk zullen zijn. Naar verwachting zullen de kosten het hoogst zijn voor het MKB dat te maken heeft met formaldehyde (maar dat is dus niet meer nodig in Nederland) en beryllium, en in het bijzonder de ondernemingen die nog niet de investeringen hebben gedaan om werknemers te beschermen via gesloten systemen of vervanging. De kosten voor het MKB zullen echter ruim onder 1% van hun omzet blijven en er worden door de Europese Commissie geen sluitingen in MKB verband of effecten voor de werkgelegenheid verwacht ingevolge de voorgestelde grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

De Europese Commissie verwacht dat er een positief effect is op het gelijke speelveld op de interne markt omdat concurrentieverschillen tussen bedrijven in lidstaten met uiteenlopende nationale grenswaarden worden verminderd. Er is volgens de Europese Commissie geen noemenswaardig effect te verwachten op het externe concurrentievermogen van bedrijven in de Europese Unie.

Voor de stoffen waarvan de hoogste financiële effecten worden verwacht (formaldehyde en cadmium), heeft Nederland al grenswaarden die strenger zijn respectievelijk even hoog als na de transitieperiode.

Er zijn geen financiële consequenties voor burgers. Er zal op de langere termijn zelfs winst voor burgers uit het voorstel voortvloeien, daar er minder gezondheidskosten gemaakt hoeven te worden.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het kabinet verwacht geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers. De gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor de overheid en het bedrijfsleven zijn naar verwachting beperkt. Volgens de Commissie legt het pakket van voorkeursopties geen extra informatieverplichtingen op, en zal het niet leiden tot een verhoging van de administratieve lasten voor ondernemingen. Voor beryllium, waarvoor Nederland nog geen grenswaarde heeft, betekent de implementatie een kleine lastenverlichting voor bedrijven, aangezien werkgevers dan niet meer zelf een grenswaarde hoeven vast te stellen. Voor MOCA en voor cadmium (na de overgangstermijn van 7 jaar) zullen bedrijven eenmalig moeten nagaan of zij aan de lagere grenswaarde voldoen, hetgeen een kleine eenmalige last betekent.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Met dit richtlijnvoorstel komt er in toenemende mate een gelijk Europees speelveld voor ondernemingen voor wat betreft de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. Voor landen waar het merendeel van de voorgestelde waarden eveneens worden gehanteerd, heeft dit voorstel geen noemenswaardig effect op het externe concurrentievermogen van Europese bedrijven. Voor landen waar echter minder strenge waarden gelden dan die de Commissie voorstelt, kan de concurrentiepositie van Europese bedrijven verslechteren. Aangezien Nederland voor de belangrijkste stof formaldehyde al een lagere grenswaarde heeft, komt dit voorstel in Europees opzicht ten goede aan de Nederlandse concurrentiekracht.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Nationale regelgeving zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien. Dit betekent een beperkte aanpassing van bijlage XIII (stoffenlijst) bij de Arbeidsomstandighedenregeling (enkele nieuwe grenswaarden) voorafgegaan door de reguliere besluitvormingsprocedure. Voor 2 stoffen en stofgroepen heeft Nederland een grenswaarde die strenger is: arseen, en formaldehyde. Daarvoor is geen implementatie meer nodig.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat geen gedelegeerde en/of uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn ter uitvoering van de voorgestelde richtlijn moeten uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn van kracht worden. Deze periode is lang genoeg voor een nationale implementatie van de grenswaarde met inachtneming van onze nationale praktijken (actuele wetenschappelijke onderbouwing en waar van toepassing een SER-advies). Volgens het richtlijnvoorstel treedt de richtlijn in werking 20 dagen na bekendmaking in het publicatieblad.

Daarna is er voor cadmium nog 7 jaar, en voor beryllium nog 5 jaar om aan de grenswaarden te voldoen; in de tussentijd geldt voor cadmium de huidige nationale grenswaarde en voor beryllium een overgangswaarde.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De voorgestelde richtlijn voorziet niet in een evaluatie. Dit is wat het kabinet betreft overbodig.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet. De uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden op Europees niveau geeft ook meer duidelijkheid voor toezichthouders in Europa bij de handhaving van de arbeidsomstandighedenregelgeving. De Inspectie SZW gaat bij haar handhavingsbeleid uit van wettelijke grenswaarden of van de verplichting dat de werkgever private grenswaarden moet stellen. De nieuwe grenswaarden voor beryllium, MOCA en op termijn cadmium zullen naar verwachting geen extra benodigde inspectiecapaciteit met zich meebrengen. Indien het gewenst zou worden dat Inspectie SZW specifiek op deze afzonderlijke stoffen gaat inspecteren, dan zou hiervoor door her prioritering inspectiecapaciteit beschikbaar moeten komen. Dit ligt echter niet in de verwachting.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel beperkt zich tot een verplichting voor Europese werkgevers en werknemers. Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Een carcinogene stof kan kanker veroorzaken bij een blootgesteld persoon. Een mutagene stof kan een effect hebben op het DNA of de vruchtbaarheid van de blootgestelde persoon.

X Noot
2

COM (2016) 248 en COM (2017)11

X Noot
3

BNC-Fiches kamerstuk 22 112, nr. 2159, kamerstuk 22 112, nr. 2308.

X Noot
4

Impact Assessment – SWD (2017) 7.

X Noot
5

Een indicatie dat een substantieel deel van de interne belasting van het lichaam veroorzaakt wordt door huidblootstelling, en dat daarom bescherming van de huid noodzakelijk is.

X Noot
6

Een indicatie dat de stof overgevoeligheid kan veroorzaken van de huid en/of de luchtwegen.

X Noot
7

Richtlijn 98/24/EG betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk

X Noot
8

Verordening 1907/2006 inzake registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH).

X Noot
9

De autorisatieprocedure is bedoeld om er zeker van te zijn dat zeer zorgwekkende stoffen (SVHC's) geleidelijk worden vervangen door minder gevaarlijke stoffen of technologieën als er technisch en economisch haalbare alternatieven beschikbaar komen. Restrictie (beperking): Beperkingen worden gewoonlijk toegepast voor het beperken of verbieden van de vervaardiging, het in de handel brengen (waaronder de invoer) of het gebruik van een stof, maar kunnen ook relevante voorwaarden opleggen zoals het vereisen van technische maatregelen of specifieke etiketten.

X Noot
10

Zie ook het BNC-fiche inzake de Commissie-mededeling «Veiliger en gezonder werken voor iedereen» (COM 2017, 12)

X Noot
11

Werkdocument van de diensten van de Commissie: samenvatting van de effectbeoordeling, bij Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (COM(2018) 171 final) – (SWD(2018) 88 final)

Naar boven