22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3636 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Verordening emissienormen nieuwe zware bedrijfsvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3634)

Fiche: Richtlijn lood en diisocyanaten (Kamerstuk 22 112, nr. 3635)

Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Fiche: Verordening Europese statistieken over bevolking en huisvesting

1. Algemene gegevens

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het voorstel maakt onderdeel uit van het programma van de Europese Commissie (hierna: Commissie) voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT)1 en is gericht op stroomlijning en integratie van bestaande verordeningen en verbetering van de samenhang en de vergelijkbaarheid van de Europese bevolkingsstatistieken. In het Commissievoorstel worden twee bestaande verordeningen volledig2 en een andere bestaande verordening deels3 geïntegreerd in één enkel nieuw rechtskader.

Het eerste doel van het voorstel is om een gemeenschappelijk rechtskader vast te stellen voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Deze statistieken vormen de basis voor alle sociale statistieken en worden onder meer gebruikt om samenhangende indicatoren en trends te berekenen. Deze statistieken zijn nodig voor de beleidsvorming en analyses ten aanzien van verschillende activiteiten van de Europese Unie en de lidstaten, zoals bijvoorbeeld het economisch, sociaal en cohesiebeleid, inclusief de bevolkingsprognoses die ook worden gebruikt in het kader van het Europees semester. Eveneens vormen de bevolkingsstatistieken de grondslag voor het berekenen van de gekwalificeerde meerderheid bij besluitvorming in de Raad4.

Het tweede doel van het voorstel is om de twee bestaande verordeningen (EG) 763/20085 en (EU) 1260/20136 op het terrein van Europese statistieken over bevolking, huisvesting en demografie in te trekken, gezien deze in de nieuwe verordening worden geïntegreerd.

Het derde doel is de bestaande verordening (EG) 862/20077 op onderdelen met betrekking tot de statistieken over internationale migratie, inwoners en de verwerving van staatsburgerschap te wijzigen. De desbetreffende statistieken worden in verordening (EG) 862/2007 geschrapt en in het onderhavige voorstel geïntegreerd.

Als vierde doel wordt geregeld dat de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van administratieve gegevensbronnen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken8, het hergebruik van de in deze systemen aanwezige gegevens aan de nationale statistische autoriteiten toe te staan voor de productie van Europese statistieken. Het betreft gegevens ten aanzien van asiel en administratieve en gerechtelijke procedures in verband met immigratiewetgeving. Voor de operationele uitvoering moeten samenwerkingsovereenkomsten tussen de desbetreffende nationale autoriteiten en de nationale statistische instantie worden gesloten.

Tevens bevat de verordening bepalingen ten aanzien van kwaliteitseisen alsmede voorschriften betreffende de gegevensbronnen en de methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen verzamelen. Vervolgens wordt uitsluitend voor statistische doeleinden het delen van gegevens tussen de bevoegde nationale statistische instanties van de lidstaten en de Commissie (Eurostat) geregeld. Op verzoek moet de Commissie (Eurostat) voor statistische doeleinden toegang krijgen tot de relevante gegevens en metagegevens uit databanken en interoperabiliteitssystemen die worden beheerd door organen en agentschappen van de Unie, zoals bijvoorbeeld het centrale register voor rapportage en statistieken (CRRS).

De verordening bevat eveneens bepalingen ten aanzien van de uitvoering van proef- en haalbaarheidsstudies. De Commissie kan op basis van cofinanciering een financiële bijdrage uit de begroting van de Unie aan de nationale statistische instanties van de lidstaten verlenen, zoals bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe of verbeterde gegevensbronnen, methodologieën en deelname aan proef- en haalbaarheidsstudies. De verordening regelt eveneens de mogelijkheid voor de lidstaten om voor maximaal twee jaar in aanmerking te kunnen komen voor een afwijkingsbepaling, indien voor de toepassing van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem van een lidstaat nodig zijn. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen en om door middel van de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen.

b) Impact assessment Commissie

Volgens de Commissie vertoont het huidige rechtskader lacunes en zwakke punten, bijvoorbeeld de harmonisatie van de statistische definitie van de bevolking, die onduidelijk is en leidt tot een gebrek aan samenhang en vergelijkbaarheid.

De beschikbaarheid van de frequentie van de statistieken over de bevolking wordt door de Commissie als ontoereikend gezien, en het huidige rechtskader biedt geen flexibiliteit voor de Commissie om de statistieken aan te passen aan nieuwe beleidsprioriteiten, zoals bijvoorbeeld steeds dynamischere migratiebewegingen. Vervolgens vindt de Commissie dat het bestaande rechtskader een belemmering vormt waardoor het niet mogelijk is voor lidstaten om over te gaan naar een intensiever gebruik van administratieve gegevens en andere nieuwe bronnen.

De Commissie heeft in totaal zeven verschillende opties overwogen. De Commissie verwacht dat met het onderhavige voorstel waarin twee bestaande verordeningen volledig9 en een bestaande verordening deels10 worden geïntegreerd in één enkel nieuw rechtskader, beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de gebruikers. De effectbeoordeling wijst uit dat de meeste voordelen van alle overwogen beleidsopties niet konden worden gekwantificeerd. Uit de effectbeoordeling is echter kwalitatief gebleken dat geen van de opties duidelijk kosteneffectiever is dan de andere. Daarentegen bieden zij toenemende voordelen direct voor gebruikers van statistieken en indirect voor de gehele samenleving tegen stijgende kosten vooral voor de nationale statistische instituten, als producenten van de statistieken. De effectbeoordeling wijst verder uit dat het delen van gegevens met behulp van moderne technologieën op lange-termijn doeltreffendere en efficiëntere oplossingen biedt voor statistische kwaliteitsborging.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Bevolkingsstatistieken vormen de basis voor het bredere stelsel van sociale statistieken en zijn nodig voor het analyseren van de onderlinge samenhang tussen de omvang en samenstelling van de bevolking alsmede de veranderingen daarin (geboorte, sterfte, migratie). Deze statistieken zijn zowel op nationaal als regionaal niveau nodig om beleid te kunnen maken en te evalueren met betrekking tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen op de Nederlandse samenleving bijvoorbeeld op het gebied van stedelijke ontwikkeling (wonen), arbeidsmarkt, zorg en onderwijs. Meer beleidsmatig spelen rond bevolkingsontwikkelingen, migratie, woningtekort en vergrijzing veel zaken waarvoor informatievoorziening over bevolking, huishoudens en huisvesting van belang is, zoals onder meer de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen11, de Verkenning Bevolking 205012 en de periodieke ramingen van huishoudensgroei en woningtekort. Het kan wenselijk zijn de statistieken zodanig vorm te geven dat zij ook deze beleidsafwegingen kunnen onderbouwen en ondersteunen.

Op dit moment verstrekt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds gegevens aan de Commissie (Eurostat) op basis van verordening (EG) 763/2008, verordening (EU) 1260/2013 en verordening (EG) 862/2007 voor de samenstelling van Europese statistieken over bevolking, huisvesting, demografie, internationale migratie, inwoners en de verwerving van staatsburgerschap. In Nederland is de productie van bevolkingsstatistieken efficiënt en kosteneffectief ingericht. De statistieken zijn gebaseerd op informatie die het CBS ontvangt uit de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP13), overige registraties en informatie die reeds bij het CBS beschikbaar is. Hierdoor kunnen de desbetreffende statistieken op basis van bestaande administratieve bronnen worden samengesteld. Daardoor worden uitgebreide en kostbare enquêtes voorkomen. Het is voor het kabinet van essentieel belang dat het CBS bij de uitvoering van EU-regelgeving gebruik kan blijven maken van de bestaande productieprocessen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet erkent het belang van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken over bevolking en huisvesting op EU-niveau ten behoeve van beleidsafwegingen. Het kabinet erkent tevens dat hier nog uitdagingen bij bestaan, soms ook op nationaal niveau. Geharmoniseerde statistieken zijn van belang voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het beleid voor de taken van de Unie, zoals bijvoorbeeld demografische veranderingen, economische, sociale en territoriale cohesie. Het kabinet staat echter kritisch tegenover verdere harmonisatie van deze statistieken en kan deze zonder goede onderbouwing van de noodzaak niet zonder meer ondersteunen, temeer omdat de gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden, onvoldoende worden afgebakend in het voorstel. De kritiek van het kabinet ziet op drie aspecten van het voorstel. Ten eerste beoogt de Commissie de definities aan te passen, waardoor Nederland niet langer gebruik kan maken van het BRP en moet worden teruggevallen op het gebruik van enquêtes. Dit leidt tot veel extra administratieve lasten en kosten zonder dat het een duidelijke meerwaarde oplevert. Ten tweede is het niet bekend hoe de Commissie uitvoering wil geven aan de verordening, met name omdat dit primair gebeurt via de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De beschrijving van en het aantal daadwerkelijk te verzamelen gegevens (variabelen) is daarmee op dit moment onbekend. Voor deze mogelijk additionele en ad-hoc statistieken leeft dezelfde zorg als bij de definitie van het voorstel. Wanneer de door de Commissie gevraagde gegevens niet uit de reeds beschikbare administratieve databronnen gehaald kunnen worden, moeten deze worden ingewonnen op basis van enquêtes.

Ten derde is het kabinet kritisch op het voorstel om de frequentie van het opvragen van statistieken door Eurostat te verhogen. Het kabinet vindt het van belang dat de extra levering van statistieken daadwerkelijk noodzakelijk is voor het behalen van de beleidsdoelen en zet daar op dit moment nog vraagtekens bij.

Met betrekking tot de herziening van de definitie is het kabinet van mening dat de staande Nederlandse productie van bevolkingsstatistieken door het CBS, o.a. op basis van de BRP, toereikend is voor de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het beleid voor de taken van de Europese Unie. Deze statistieken zijn van hoge kwaliteit. Daarmee voldoet de definitie die is neergelegd in de huidige Verordening en beoordeelt het kabinet het voorliggende voorstel negatief op dit punt. Het voorliggende voorstel brengt zoals hierboven aangegeven het risico met zich mee dat er van de bestaande nationale praktijk zou moeten worden afgeweken en er op grote schaal teruggevallen moet worden op het gebruik van enquêtes. Dit zou tot hogere kosten voor de rijksoverheid en een hogere enquêtedruk voor burgers leiden. Voor het kabinet is het daarom cruciaal dat het CBS voor de productie van de statistieken die onder het toepassingsgebied van deze verordening zijn opgenomen, ook in de toekomst gebruik kan blijven maken van de BRP en de overige bestaande registraties die het CBS reeds tot zijn beschikking heeft. Als gevolg hiervan staat het kabinet negatief tegenover dit aspect binnen het huidige voorstel, aangezien de toegevoegde waarde ontbreekt. Het CBS produceert immers al bevolkingsstatistieken van hoge kwaliteit efficiënt en kosteneffectief. Het kabinet zal zich daarom in de onderhandelingen ervoor inzetten dat de definitie voor de productie van statistieken over de bevolking in de uiteindelijke verordening wordt aangepast en dat kan worden gewaarborgd dat deze verordening kan worden uitgevoerd met inachtneming van de omstandigheden en de huidige werkwijzen.

Ten opzichte van de voorgestelde gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden is het kabinet zeer kritisch over de wijze waarop de Commissie hier invulling aan wenst te geven. Deze bieden volgens het kabinet onvoldoende waarborg aan de nationale statistische instituten van de lidstaten, omdat het voorstel nog te veel onduidelijkheden en open einden bevat. Bovendien laat het voorstel te veel ruimte aan de Commissie bij het vaststellen van de toekomstige verplichtingen. De reikwijdte van de toekomstige verplichtingen voor de lidstaten is niet bekend en niet duidelijk afgebakend, zoals het aantal en de beschrijving van enquêtevariabelen alsmede de mate van detaillering. Dit is het gevolg van de onvoldoende geclausuleerde bevoegdheidsdelegatie die de Commissie zichzelf toekent bij het vaststellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het kabinet is van mening dat deze bevoegdheid zowel wat de inhoud als de duur betreft moet worden ingekaderd. Het kabinet is in het licht van het voorgaande ook zeer kritisch over de bevoegdheid die in het voorstel is opgenomen voor de Commissie om door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ad-hoc statistieken te laten produceren. Zonder duidelijkheid over toekomstige verplichtingen, leidt dit tot onzekerheid bij de lidstaten in termen van financiële consequenties en administratieve lasten.

Deze kunnen voor Nederland substantieel hoger uitvallen in het geval dat de door de Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes.

Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte van de toekenning van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Het kabinet zal bij de behandeling van het voorstel hierbij per geval een afweging maken op basis van het gegeven juridisch kader, de Nederlandse belangen, beleidsmatige standpunten, het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor een verdere appreciatie hiervan en toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel 6b van dit document.

Ten opzichte van de huidige juridische kaders constateert het kabinet dat het voorstel frequentere Europese statistieken over demografie en huisvesting impliceert. Deze statistieken worden nu jaarlijks en om de tien jaar verstrekt. Er wordt voorgesteld om daarbovenop tussentijds ieder kwartaal, tweejaarlijks en iedere drie jaar aanvullende gegevens aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken. Dit impliceert additionele leveringsverplichtingen en extra uitvoeringkosten van de thans vrijwillige verstrekking. Het kabinet kan hier niet zonder meer mee akkoord gaan. Voor het kabinet is van belang dat er sprake is van gedegen Europese bevolkingsstatistieken wanneer deze noodzakelijk zijn voor de beleidsdoelen, maar tegelijkertijd acht het kabinet de proportionaliteit van de gegevensverzamelingen van groot belang en dat daarbij sprake is van zo min mogelijk aanvullende uitvoeringskosten en administratieve lasten.

Voor de ontwikkeling en productie van Europese statistieken is het belangrijk om het gebruik van bestaande informatie en reeds verzamelde gegevens binnen het kader van deze verordening te optimaliseren. Daartoe moeten de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van administratieve gegevensbronnen het (her-)gebruik van de aanwezige gegevens aan de nationale statistische autoriteiten toestaan. Op verzoek krijgt de Commissie (Eurostat) voor statistische doeleinden volgens dit voorstel toegang tot relevante gegevens en metagegevens uit de databanken en interoperabiliteitssystemen die worden beheerd door organen en agentschappen van de Unie, zoals bijvoorbeeld het centrale register voor rapportage en statistieken (CRRS), vastgesteld bij de verordeningen (EU) 2019/81714 en (EU) 2019/81815.

Het kabinet onderschrijft, met inachtneming van de vigerende EU-wetgeving ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens in de verordeningen (EU) 2016/67916 en (EU) 2018/172517, het belang dat zowel de nationale statistische instituten als de Commissie (Eurostat), binnen hun eigen respectievelijke bevoegdheden, voor de toepassing van deze verordening toegang kunnen krijgen tot reeds verzamelde relevante gegevens en metagegevens en deze voor statistische doeleinden kunnen (her-)gebruiken.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De inschatting is dat een meerderheid van de lidstaten evenals Nederland zorgen kenbaar zullen maken tegenover het voorstel in zijn huidige vorm. Daarnaast wordt verwacht dat door meerdere lidstaten de te ruime bevoegdheidstoekenning voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen kritisch zal worden beschouwd. Daarnaast wordt verwacht dat meerdere lidstaten, die voor de productie van hun statistieken afhankelijk zijn van registraties evenals Nederland, dezelfde zorgen en bezwaren zullen hebben. De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover het initiatief van de Commissie. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) van het Europees Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Op dit moment heeft het Europees Parlement nog geen formeel standpunt ingenomen, als rapporteur is Sandra Pereira (GUE/NGL, Portugal) aangesteld.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 338, lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen aan te nemen voor de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de EU nodig is. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslag. Er is hierbij sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en lidstaten (artikel 4, lid 1, VWEU).

b) Subsidiariteit

Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het doel van de verordening is het aanvullen en herzien van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over het verzamelen en opstellen van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Omdat het gaat over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken op EU-niveau, nodig voor de coördinatie, de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van EU-beleid, kan dit niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan dit volgens het kabinet beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is negatief. De voorgestelde wetgeving heeft tot doel een gemeenschappelijk rechtskader vast te stellen voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Het kabinet is het eens met de Commissie dat een verordening het juiste instrument is, aangezien hierdoor in de gehele EU hetzelfde kader kan gelden, zodat de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistieken op EU-niveau kan worden gegarandeerd. Deze leveren in algemene zin een nuttige bijdrage aan de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het economisch, sociaal en cohesiebeleid van de EU. Het voorgestelde optreden is volgens het kabinet echter niet geschikt om de doelstelling van kosteneffectiviteit en de eerbiediging van de specifieke eigenschappen van de verzamel- en productiesystemen van de lidstaten te waarborgen. Daarnaast gaat het voorgestelde optreden volgens het kabinet verder dan noodzakelijk om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese statistieken over bevolking en huisvesting te borgen.

Ten eerste zou het voorstel volgens het kabinet onevenredig ingrijpen in de bestaande infrastructuur in verschillende lidstaten, waaronder Nederland, voor de productie van Europese statistieken over bevolking en huisvesting. Dit zou het gevolg zijn van het werken met de nieuwe definitie die de Commissie voorstelt van gewone verblijfplaats ten opzichte van de bestaande situatie. Het kabinet acht het van essentieel belang dat de lidstaten voor de verzameling en de productie van Europese statistieken binnen hun bestaande infrastructuren kunnen bepalen op welke manier de gegevens worden verzameld.

Ten tweede is het kabinet bezorgd over een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringskosten, die verder gaat dan nodig. De Commissie eigent zich volgens het kabinet met de huidige voorstellen een te ruime bevoegdheid toe om door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zonder een duidelijke afbakening van de reikwijdte, alle op basis van deze verordening daadwerkelijk te verzamelen gegevens te wijzigen, aan te vullen en nader uit te werken. Ook is er sprake van een te ruime bevoegdheid ten aanzien van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen om alle toekomstige voorgestelde gegevensverzamelingen op ad-hoc basis vast te stellen.

Met dit voorstel wordt de bestaande leveringsfrequentie van de statistieken van jaarlijks en eens om de tien jaar verhoogd. Er wordt voorgesteld om daarbovenop ieder kwartaal, tweejaarlijks en iedere drie jaar aanvullend gegevens aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken. Daarnaast zijn op basis van het huidige voorstel ook de toekomstig daadwerkelijk te verzamelen gegevens (variabelen) nog niet bekend. Vanwege het bovenstaande is het kabinet bezorgd over een aanzienlijke verhoging van de uitvoeringskosten en een verzwaring van de administratieve lastendruk voor burgers, in het geval dat de door de Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers gehaald kan worden, wat dan wat het kabinet betreft een minder belastende manier is om dezelfde doelen te verwezenlijken, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes. Het voorgestelde optreden gaat volgens het kabinet daarom ook verder dan noodzakelijk om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese statistieken over bevolking en huisvesting te borgen.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie heeft voor de periode 2025–2027 een bedrag van 8,2 miljoen euro gereserveerd in rubriek 1 «eengemaakte markt, onderzoek en innovatie» en 11,3 miljoen euro in rubriek 7 «administratieve uitgaven» van het meerjarig financieel kader 2021–2027 (MFK) voor personele middelen en andere administratieve uitgaven. Het voorstel omvat bepalingen dat de Commissie de lidstaten een financiële bijdrage kan verlenen in de vorm van een subsidie, volgens de vigerende EU-regels, zoals bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe of verbeterde gegevensbronnen alsmede de deelname van de lidstaten aan representatieve proef- en haalbaarheidsstudies. De bedragen voor co-financiering die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn thans onbekend omdat de Commissie hiervoor nog geen middelen in haar begroting heeft opgenomen. Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Het onderhavige voorstel is een kaderverordening en beschrijft op hoofdlijnen de doelstellingen. De aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken informatie is in de kaderverordening zeer summier beschreven. In de bijlage van de verordening worden slechts de onderwerpen en de gedetailleerde onderwerpen aangegeven waarover gegevens aan de Commissie (Eurostat) moeten worden verstrekt. De concrete invulling hiervan moet plaatsvinden in toekomstige gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

Het kabinet is negatief over de te verwachten financiële consequenties. Het voorstel heeft financiële gevolgen voor de rijksoverheid, maar deze kunnen op basis van het onderhavige voorstel niet worden geraamd, omdat de concretisering, zoals de omvang, de beschrijving en de mate van detaillering van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens niet in het voorstel zijn opgenomen, maar pas later op basis van toekomstige gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, worden vastgesteld. Daarom is de uiteindelijke omvang (inclusief ordegrootte) van de extra uitvoeringskosten afhankelijk van de resultaten van de EU-besluitvorming, in onderlinge samenhang met de omvang en de inhoud van de toekomstige voorstellen van de Commissie voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het kabinet zal zodra de voorstellen van de Commissie voor de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen beschikbaar zijn op basis daarvan nationaal een impact assessment opstellen.

Het opstellen van een dergelijk impact assessment is op dit moment niet mogelijk op basis van het huidige voorstel. Het impact assessment zal voor zover mogelijk ingaan op de financiële gevolgen voor Nederland, de gevolgen op het gebied van administratieve lastendruk en de uitvoering van het voorstel.

In het meest ongunstige scenario moet het CBS voor de uitvoering van zijn EU-verplichtingen afwijken van het optimaal gebruik van bestaande administratieve databronnen, en terugvallen op het uitvoeren van zeer kostbare enquêtes. Indien zich een dergelijk onwenselijk scenario voordoet, zullen de uitvoeringskosten ten opzichte van de bestaande situatie onevenredig hoog zijn.

Daarnaast worden de thans vrijwillige leveringen over demografie en huisvesting als nieuwe leveringsverplichtingen in de verordening opgenomen. Deze moeten volgens het voorstel ieder kwartaal, tweejaarlijks en iedere drie jaar aan de Commissie (Eurostat) worden verstrekt, en veroorzaken extra uitvoeringskosten voor het CBS. De budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger

Dit voorstel leidt als zodanig niet tot extra financiële consequenties en tot een verzwaring van de regeldruk voor het bedrijfsleven en burgers. Indien de informatie voortkomend uit de gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen niet uit bestaande registers gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van enquêtes kunnen burgers daarentegen als gevolg van hiervan wel een verzwaring van de administratieve lastendruk ervaren. Bovendien dient te worden opgemerkt dat deelname aan persoonsenquêtes in Nederland geschiedt op basis van vrijwilligheid. Daarmee bestaat de kans dat de respons op de enquêtes ontoereikend zal zijn om aan de gedetailleerde leveringsverplichtingen aan de Commissie (Eurostat) te kunnen voldoen.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

Niet van toepassing.

6. Juridische implicaties

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

De Commissie stelt voor dat zij de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen vast te stellen en op basis van de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen. Op grond van artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 6, en artikel 7, lid 2, krijgt de Commissie de bevoegdheid om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheid is volgens het kabinet mogelijk, omdat deze ertoe strekt niet-essentiële onderdelen, zoals de inhoud van de bijlage en de daarin vermelde gedetailleerde onderwerpen te wijzigen en aan te vullen met nieuwe gedetailleerde onderwerpen. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid ad-hoc statistieken voor te schrijven, indien de Commissie deze noodzakelijk acht. Een bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument, waartoe ook de bijlage behoort, kan alleen via delegatie worden verleend.

Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsdelegatie, zoals voor het wijzigen en het aanvullen van het toepassingsgebied en de inhoud van de verordening, te veel open einden bevat omdat de door de nationale statistische instituten van de lidstaten daadwerkelijk te verzamelen gegevens op basis van dit voorstel onbekend zijn. Hierdoor is de bevoegdheidsdelegatie in de huidige vorm niet voldoende inhoudelijk afgebakend en daarom niet wenselijk.

Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering van de informatieverplichtingen eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen voor adequate beleidsvorming en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten. Met betrekking tot de duur van de bevoegdheidsdelegatie voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen voor onbepaalde tijd, zal het kabinet ervoor pleiten deze bevoegdheidsdelegatie te verlenen voor de duur van vijf jaar met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden. Volgens het kabinet eigent de Commissie zich met de bovengenoemde voorstellen te ruime bevoegdheden toe en kan hier vooralsnog niet mee instemmen.

Daarnaast krijgt de Commissie op grond van artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 5, de bevoegdheid om conform de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de verordening betreft. Ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen is de reikwijdte van de toekomstige verplichtingen onvoldoende afgebakend en nog niet bekend. De huidige voorstellen geven de Commissie volgens het kabinet hier te ruime bevoegdheden, omdat deze onvoldoende waarborg bieden aan het CBS als nationale instantie die met de uitvoering van deze verordening is belast. Deze richt zich dan vooral op de hoeveelheid en de mate van detaillering van de toekomstige informatieverplichtingen die via uitvoeringshandelingen worden vastgesteld. Hierdoor bestaat er onzekerheid over de mogelijke gevolgen voor de uitvoeringskosten en administratieve lasten. De ruime bevoegdheid om het aantal en de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, en de voorgestelde ad-hoc gegevensverzamelingen vast te stellen, beoordeelt het kabinet kritisch en het kan hier vooralsnog niet mee instemmen.

Met betrekking tot een aantal onderdelen, bijvoorbeeld als het gaat om de beschrijving van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, vraagt het kabinet zich af of gedelegeerde handelingen niet meer voor de hand zouden liggen, omdat het daarbij lijkt te gaan over de vaststelling van nadere, aanvullende regels die voortbouwen op de inhoud van de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering volgens eenvormige voorwaarden. Het kabinet zal de Commissie om opheldering vragen. Bij de overige handelingen kan het kabinet zich vinden in de keuze voor uitvoering (i.p.v. delegatie), omdat met deze handeling wordt gewaarborgd dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden in de lidstaten wordt uitgeoefend.

Daarnaast bevat het voorstel verschillende bevoegdheden voor de Commissie om op grond van uitvoeringshandelingen lijsten van landen en gebieden (artikel 11), kwaliteitseisen en -verslag (artikel 12), technische specificaties voor gegevensuitwisseling (artikel 13) en indien nodig de voor de lidstaten geldende afwijkingsbepalingen (artikel 19) vast te stellen. Het kabinet kan instemmen met de keuze voor deze uitvoeringsbevoegdheden omdat deze erop gericht zijn uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de verordening. Ook is het mogelijk om deze bevoegdheden toe te kennen, omdat het niet gaat om de vaststelling van essentiële onderdelen. De keuze voor de onderzoeksprocedure bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen acht het kabinet geschikt omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie art. 2, lid 2, onder a, van Verordening 182/2011). Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat de juiste specifieke statistische expertise kan worden ingezet voor uitvoeren van de bovengenoemde technische en methodologische onderwerpen.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid.

Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2026. De haalbaarheid voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

n.v.t.

e) Constitutionele Toets

n.v.t.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische resultaten in bij de Commissie (Eurostat). Zie voor een omschrijving van de implicaties voor de uitvoering onder 5b, financiële consequenties.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

Het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52012DC0746.

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 763/2008 betreffende volks- en woningtellingen, en Verordening (EU) nr. 1260/2013 betreffende de Europese bevolkingsstatistieken.

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 862/2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming.

X Noot
4

Gekwalificeerde meerderheid besluitvorming conform artikel 238, lid 3 onder a) en b) VWEU.

X Noot
5

Verordening (EG) 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende volks- en woningtellingen.

X Noot
6

Verordening (EU) 1260/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende de Europese bevolkingsstatistieken.

X Noot
7

Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers.

X Noot
8

Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa conform verordening (EU) 2019/817 en Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie, conform verordening (EU) 2019/818.

X Noot
9

Verordening (EG) nr. 763/2008 betreffende volks- en woningtellingen, en Verordening (EU) nr. 1260/2013 betreffende de Europese bevolkingsstatistieken.

X Noot
10

Verordening (EG) nr. 862/2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming.

X Noot
12

Kamerstuk 35 300, nr. 81.

X Noot
13

De Basisregistratie Personen (BRP) bevat persoonsgegevens van inwoners van Nederland (ingezetenen) en van personen die Nederland hebben verlaten (niet-ingezetenen). Personen die korter dan 4 maanden in Nederland wonen kunnen ook als niet-ingezetenen in de BRP staan. Bijvoorbeeld omdat ze tijdelijk werken of studeren in Nederland. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woonachtig is, opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente waar de nachtrust hoofdzakelijk wordt genoten (woongemeente).

X Noot
14

Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad.

X Noot
15

Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816.

X Noot
16

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

X Noot
17

Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG.

Naar boven