22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2654 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij tien fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Verordening inzake het stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europese Transport Netwerk (TEN-T)(Kamerstuk 22 112, nr. 2650).

Fiche: Richtlijn betreffende facultatieve verleggingsregeling en het snelle reactie mechanisme tegen btw-fraude. (Kamerstuk 22 112, nr. 2651)

Fiche: Richtlijn betreffende een definitief btw-systeem (Kamerstuk 22 112, nr. 2652)

Fiche: Wijziging betreffende de structuurrichtlijn van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (Kamerstuk 22 112, nr. 2653)

Fiche: Verordening raamwerk voor duurzame investeringen

Fiche: Verordening duurzaamheidsoverwegingen bij investeringen en Advisering (Kamerstuk 22 112, nr. 2655)

Fiche: Wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 in verband met low-carbon benchmarks en positive carbon impact benchmarks (Kamerstuk 22 112, nr. 2656)

Fiche: Richtlijn EU Emergency Travel Document (Kamerstuk 22 112, nr. 2657)

Fiche: Mededeling EU Pollinators Initiative (Kamerstuk 22 112, nr. 2658)

Fiche: Verordening ABC Waiver (Kamerstuk 22 112, nr. 2659)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: verordening raamwerk voor duurzame investeringen

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Verordening van het Europees Parlement en e Raad betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    24 mei 2018

  • c) Nr. Commissiedocumenten

    COM(2018) 353

  • d) EUR-Lex

    https://ec.Europa.eu/info/law/better-regulation/initiatives/com-2018–353_en

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Regulatory Scrutiny Board

    SWD(2018) 264

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Economische en Financiële Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijke ministerie

    Ministerie van Financiën

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

In het kader van het actieplan Duurzame groei financieren van 8 maart stelt de Europese Commissie een taxonomie voor duurzaamheid voor. Met deze taxonomie wil de Commissie bepalen welke economische activiteiten als duurzaam kunnen worden bestempeld. De Commissie wil de taxonomie toepassen op alle financiële producten van marktpartijen in de Europese Unie met een duurzame doelstelling. Daarmee wordt meer helderheid verschaft over de duurzaamheid van de economische activiteit die met deze producten wordt gefinancierd. De Commissie wil hiermee bewerkstelligen dat er een verschuiving van kapitaalstromen naar duurzamere economische activiteiten plaatsvindt.

Zoals aangekondigd in het actieplan wil de Commissie alle aspecten die van belang zijn voor duurzaamheid de komende jaren onderbrengen in een taxonomie; te beginnen met activiteiten die een effect hebben op klimaat en milieu omdat daar volgens de Commissie de grootste urgentie ligt. De Commissie zal in een later stadium een voorstel uitwerken voor de bijdrage van economische activiteiten aan sociale doelstellingen. De zes milieudoelstellingen, die volgens de Commissie van belang zijn voor duurzaamheid zijn: 1) klimaatmitigatie, 2) klimaatadaptatie, 3) duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen, 4) de transitie naar een circulaire economie, 5) het voorkomen en beheer van vervuiling; en 6) bescherming van gezonde ecosystemen. Per doelstelling is in het voorstel uitgewerkt op welke wijze economische activiteiten een positieve bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de doelstelling. Zo zou conform het voorstel een activiteit bijdragen aan klimaatmitigatie wanneer het bijvoorbeeld de energie-efficiënte verhoogt. Voor het toetsen van de impact van activiteiten is het volgens de Commissie van belang om te bepalen of er sprake is van een substantiële bijdrage aan de milieudoelstellingen en dat geensignificante schade wordt toegebracht aan één van de andere doelstellingen.

De beoordeling van de activiteiten moet volgens het voorstel plaatsvinden op basis van vier criteria: 1) of activiteiten in substantiële mate bijdragen aan een of meer van de zes milieudoelstellingen; 2) of activiteiten geen significante schade opleveren voor een van de andere milieudoelstellingen; 3) of activiteiten voldoen aan de minimale standaarden van de International Labour Organization (ILO), zoals uiteengezet in de verklaring inzake de fundamentele rechten en principes op het werk; en 4) of activiteiten voldoen aan de technische beoordelingscriteria.

Deze verordening moet worden beschouwd als een eerste stap in het neerzetten van een groter raamwerk. De exacte uitwerking van de criteria waaraan de economische activiteiten moeten worden getoetst is niet opgenomen in het voorstel. Ook stelt de Commissie voor om in een later stadium te bepalen welke acties financiële instellingen moeten nemen om te verifiëren of er in hun als duurzaam aangeboden financiële producten wordt voldaan aan de taxonomie, en welke informatie financiële instellingen hierover moeten ontsluiten naar hun afnemers. Bij het bepalen van deze criteria zal de Europese Commissie rekening houden met de aard en omvang van de kosten voor betrokken partijen. De Commissie stelt voor dat de lidstaten deze taken aan haar delegeren vanaf de inwerkingtreding van de verordening. Om zich hierover te laten adviseren, stelt de Commissie voor om een Platform voor Duurzame Financiering in het leven te roepen. In dit platform zullen private en publieke partijen deelnemen. In de evaluatie, die de Commissie voorziet voor 2021, zal worden beoordeeld of een nader mechanisme moet worden ontwikkeld om op de naleving toe te zien.

De taxonomie zal zowel van toepassing zijn op lidstaten die verplichtingen stellen aan financiële instellingen m.b.t. het gebruik van duurzame financiële producten als op financiële instellingen die deze producten aanbieden. Financiële producten die geen duurzame doelstelling hebben, of waarvan de doelstellingen breder zijn dan milieu of klimaat, vallen daardoor buiten beschouwing van de verordening. De Commissie stelt voor om de verschillende gedelegeerde handelingen geleidelijk in werking te laten treden, te beginnen met activiteiten die bijdragen aan klimaatmitigatie en adaptatie (1 juli 2020), vervolgens activiteiten die bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie en het voorkomen en beheer van vervuiling (31 december 2021) en als laatste activiteiten die bijdragen aan duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen en bescherming van gezonde ecosystemen (31 december 2022).

b) Impact assessment Commissie

De Europese Commissie heeft een impact assessment laten uitvoeren, waarin wordt ingegaan op drie mogelijke opties voor vormgeving van de taxonomie: 1) niets doen; 2) een lichte taxonomie zonder technische beoordelingscriteria; 3) het huidige voorstel voor een taxonomie met technische beoordelingscriteria en de specifieke voor- en nadelen voor opties 2 en 3. Het huidige voorstel heeft de voorkeur omdat het meer handvatten biedt voor het definiëren van duurzame economische activiteiten door de nadere uitwerking van technische beoordelingscriteria. Deze criteria, die zowel kwalitatief als kwantitatief kunnen zijn (bijvoorbeeld door de impact van een activiteit op het klimaat of milieu te meten), zullen bepalen welke economische activiteiten ook daadwerkelijk duurzaam zijn volgens de taxonomie. De exacte impact van de verordening is afhankelijk van de uitwerking van de technische beoordelingscriteria in de gedelegeerde handelingen. Voor elk van de gedelegeerde handelingen die de verordening bevat zal daarom een apart impact assessment worden opgesteld.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet is van mening dat de financiële sector een belangrijke rol heeft in het faciliteren van de transitie die nodig is om de internationale klimaatdoelen te realiseren, zoals afgesproken in het verdrag van Parijs, en om de economie verder te verduurzamen. Deze transitie vergt op grote schaal investeringen, die grotendeels privaat gefinancierd dienen te worden. Klimaatverandering en verduurzaming vragen bovendien om grensoverschrijdende oplossingen en samenwerking tussen EU-lidstaten.

In Nederland werken overheid en financiële sector reeds nauw samen om de energietransitie te faciliteren. Zo is bijvoorbeeld binnen het klimaatakkoord een taakgroep financiering, waarin pensioenfondsen, verzekeraars, investeerders, banken, en andere partijen gezamenlijk voorstellen ontwikkelen om knelpunten in de markt voor duurzame financiering op te lossen.

Ook werken Nederlandse financiële instellingen samen bij het beoordelen en meten van de klimaateffecten (CO2 voetafdruk) van hun investeringen en leningen via het Platform Carbon Accounting Financials. Verder werkt de financiële sector via IMVO-convenanten samen met maatschappelijke organisaties, vakbonden en overheid om de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) te bevorderen.

In Nederland bestaat ook al een regeling voor «groenprojecten»1. Deze regeling heeft tot doel om kapitaal van particuliere spaarders en beleggers aan te trekken en deze beschikbaar te maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd. Spaarders en beleggers in groene beleggingen kunnen gebruik maken van een faciliteit in de inkomstenbelasting. Financiële instellingen kunnen onder voorwaarden worden aangewezen als «groenfonds». De projecten met een groenverklaring kunnen een aanvraag voor financiering indienen bij de erkende «groenfondsen». In 2018 bedraagt de omvang van de regeling € 65 miljoen (Miljoenennota 2018, Kamerstuk 34 775, nr. 1).

Het kabinet moedigt deze initiatieven van harte aan en vindt het van belang dat de Nederlandse financiële sector voldoende ruimte heeft om dergelijke initiatieven voort te zetten, wanneer er als gevolg van het actieplan van de Commissie meer harmonisatie komt in Europa in het financieren van duurzame groei.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het voorstel voor een taxonomie kan volgens het kabinet een positieve bijdrage leveren aan het bevorderen van duurzame investeringen. Voor het behalen van de Europese ambities op het gebied van duurzaamheid, waaronder de doelstellingen van het akkoord van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties, zijn grote financiële inspanningen nodig. Deze opgave zal grotendeels privaat worden gefinancierd. Het is daarom hard nodig dat private investeringen verder gemobiliseerd worden, ook in de Europese financiële sector. Dit voorstel kan daar een positieve bijdrage aan leveren.

Momenteel bestaat onduidelijkheid over de mate waarin financiële producten die als duurzaam worden aangeboden daadwerkelijk duurzaam zijn op basis van de economische activiteiten die ze financieren. Dat kan investeringen in deze producten en activiteiten remmen (afgezien van projecten die kwalificeren voor de Regeling groenprojecten 2016). Het ontbreken van een gemeenschappelijke taal maakt het lastig om een goede vergelijking te maken tussen de mate van duurzaamheid van verschillende activiteiten. Tevens is het, gezien het grensoverschrijdende karakter van financiële instellingen, volgens het kabinet wenselijk om hierin van harmonisatie te voorzien voor de gehele Europese financiële sector. Ook legt het creëren van een gezamenlijke classificatie de nadruk op de positieve bijdrage aan duurzaamheid van sommige investeringen. Daardoor kunnen marktpartijen geprikkeld worden duurzamer te investeren.

Het kabinet is daarnaast positief over de door de Europese Commissie gedefinieerde, brede definitie van milieu en klimaatdoelstellingen die bijdragen aan duurzaamheid en onderstreept de noodzaak hiervan. Naast klimaatmitigatie en adaptatie, krijgen natuur, biodiversiteit en ecosysteemdiensten, de circulaire economie en milieuverontreiniging de volwaardige aandacht in het voorstel van de Commissie. Deze vormen van duurzaamheid zijn onderling met elkaar verbonden. Zo heeft het veranderende klimaat zijn weerslag op natuur en biodiversiteit. Nederland zal in de Raadsbehandeling dit brede duurzaamheidsbegrip goed bewaken. Het kabinet vindt het van belang dat de sociale doelstellingen die bijdragen aan duurzaamheid, zoals in het kader van de duurzame ontwikkelingsdoelen, in een later stadium ook worden uitgewerkt.

Het kabinet deelt de urgentie van de Commissie met betrekking tot het thema van klimaat. Door als eerste te starten met het uitwerken van een taxonomie voor klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, bouwt de Commissie voort op het werk dat de afgelopen jaren al is verricht op het vlak van klimaatfinanciering. De Commissie legt de focus van haar voorstellen op investeringen die in positieve zin bijdragen aan duurzaamheid. Met name op het gebied van klimaat is het van belang dat ook aandacht is voor investeringen die hier juist niet aan bijdragen. Het is zaak dat, naast het vergroten van duurzame investeringen, financiële instellingen zich ook bewust worden van de mate waarin investeringen niet duurzaam zijn.

Nederland zal tijdens de Raadsbehandeling voor een aantal zaken aandacht vragen. Zo behoeft wat het kabinet betreft de wijze waarop de Commissie de classificatie wil vormgeven verdere uitleg. Het is belangrijk dat er objectieve criteria worden gekozen voor het vaststellen van de duurzaamheid van een economische activiteit. Wat het kabinet betreft dient de impact op duurzaamheid van de economische activiteiten centraal te staan in het proces. De eisen die aan economische activiteiten worden gesteld, moeten voldoende streng zijn. Dit zou in het voorstel geborgd kunnen worden in de uitwerking van de technische beoordelingscriteria, die de effecten van duurzame investeringen inzichtelijk moeten maken. Als voorbeeld is het voor activiteiten die bijdragen aan klimaatmitigatie van belang om de CO2-uitstoot van onderliggende activiteiten en het effect op CO2-reductie te meten. Ook mogen economische activiteiten geen negatieve bijdrage leveren aan alle verschillende milieudoelstellingen.

Het kabinet vindt daarnaast de uiteenzetting van de verschillende milieudoelstellingen in de verordening niet volledig, aangezien niet alle milieudoelen worden benoemd. Er ontbreken in de verordening diverse milieudoelen, waarvan in huidig Europees en Nederlands beleid erkend wordt dat ze een positieve bijdrage leveren aan duurzaamheid, zoals bepaalde vormen van landgebruik. De uiteenzetting en omschrijving van de milieudoelen in de verordening dient als juridische basis om te toetsen of economische activiteiten substantieel bijdragen aan een milieudoelstelling. De technische beoordelingscriteria zullen alleen gebruikt worden om te bepalen hoe groot de bijdrage van een economische activiteit is. Het is dan ook van belang dat de verordening een volledig beeld schetst van de verschillende milieudoelstellingen waar economische activiteiten aan kunnen bijdragen. Nederland zal hier aandacht voor vragen in de Raadsbehandeling.

Daarnaast moet de taxonomie toekomstbestendig zijn. De taxonomie moet mee kunnen bewegen met technologische ontwikkelingen en met nieuwe inzichten die van belang zijn voor verduurzaming van de Europese economie. Dat betekent dat het mogelijk zou moeten zijn om nieuwe activiteiten aan de taxonomie toe te voegen, zodat deze eveneens met duurzame financiële producten gefinancierd kunnen worden door financiële instellingen. Dit is van belang, omdat verduurzaming van de Europese economie een transitie is die vraagt om een zo veel mogelijk actuele weergave van de voortschrijdende technologie. Tegelijkertijd moet er voldoende voorspelbaarheid/continuïteit aan financiële partijen worden geboden.

Het kabinet vindt het daarnaast van belang dat de financiële sector internationale standaarden naleeft om negatieve gevolgen voor mens en milieu te voorkomen, maar beschouwt de verwijzing naar de minimale standaarden van de ILO als onvolledig. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) zijn volgens het kabinet ook leidend voor de financiële sector.

Er dient zorgvuldig te worden bekeken op welke terreinen de taxonomie wordt ingezet. In het actieplan stelt de Commissie immers dat een dergelijk classificatiesysteem gebruikt moet worden voor het vaststellen van normen, labels, duurzaamheidsbenchmarks. Ook stelt de Commissie dat eventuele nieuwe bijstelling van de kapitaalvereisten in verband met klimaatverandering en andere milieufactoren op basis van gegevens en de beoordeling van het prudentiële risico van de blootstellingen van banken moet berusten op en stroken met de toekomstige EU-taxonomie voor duurzame activiteiten. Het kabinet is van mening dat het prudentieel kader dient aan te sluiten bij onderliggende risico’s. Een eventuele aanpassing van dit kader dient alleen plaats te vinden wanneer het de financiële stabiliteit, de bescherming of de rechten van polishouders en pensioendeelnemers bestendigt.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Het kabinet verwacht dat andere lidstaten net als Nederland overwegend positief zullen zijn over het doel dat de Commissie met dit voorstel tracht te bereiken, namelijk het bevorderen van marktwerking op het gebied van duurzame financiering door de classificatie van onderliggende economische activiteiten te harmoniseren. De EU lidstaten hebben zich gecommitteerd aan de Overeenkomst van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en onderschrijven de noodzaak om private investeringen te mobiliseren voor het bereiken van de klimaat- en ontwikkelingsdoelstellingen. Doordat er nog geen bespreking in de Raad heeft plaatsgevonden, is niet bekend of de lidstaten de wijze waarop de Europese Commissie de taxonomie wil vormgeven volledig steunen, net als het voorstel om de nadere technische uitwerking te delegeren.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie voert als basis voor de verordening artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan. Dit artikel maakt maatregelen mogelijk ter bevordering van de interne markt. Nederland acht dit de juiste rechtsgrondslag, daar het huidige voorstel beoogt de interne markt met een eenduidige taxonomie te verbeteren. Op het terrein van de interne markt heeft de Europese Unie een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten op grond van artikel 4, lid 2, onder a VWEU.

b) Subsidiariteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Het vrije verkeer van kapitaal is een van de fundamentele principes van de Europese Unie. Gegeven het grensoverschrijdende karakter van financiële markten en de positieve bijdrage die het voorstel voor een taxonomie kan leveren aan het functioneren van de interne markt door meer harmonisatie van groene financiële producten, is het kabinet positief over de subsidiariteit van het voorstel. De EU heeft daarnaast een gezamenlijke klimaatambitie voor het realiseren van de klimaatdoelstellingen zoals afgesproken in de Overeenkomst van Parijs. Aangezien een van deze doelen betrekking heeft op het in lijn brengen van financieringsstromen, zal ook van de EU acties verwacht worden die aan deze doelstelling bijdragen.

c) Proportionaliteit

Het kabinet is positief over de proportionaliteit van het voorstel, aangezien een verordening zal bijdragen aan meer zekerheid voor investeerders die gebruik (zullen) maken van groene financiële producten. Een kanttekening hierbij is dat er voor de EU-lidstaten voldoende flexibiliteit dient te blijven om via de markt activiteiten duurzaam te laten financieren die nationaal een transitie teweeg kunnen brengen. De impact van activiteiten kan immers per lidstaat verschillen. Nederland zal hier in de behandeling van het voorstel in de Raad op in zetten.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft financiële gevolgen voor de Commissie en de Europese toezichthouders. De Commissie zal het op te richten Platform Duurzame Financiering ondersteunen middels personele bezetting en facilitaire diensten. Daarnaast zal het Europese milieuagentschap data en technische expertise leveren ten behoeve van het platform. Verder geeft de Commissie aan dat het voorstel beperkte gevolgen heeft voor de Europese toezichthouders in de financiële sector, waar personeel zal worden vrijgemaakt om aansluiting tussen de taxonomie en de werkzaamheden van de toezichthouders te bewerkstelligen. De Commissie schat de kosten op dit moment in op zo’n 11 miljoen euro gedurende vier jaar (2020–2023). Deze kosten heeft de Commissie meegenomen in haar voorstel voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK).

Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen voor het jaar 2020 gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Voor de middelen vanaf het jaar 2020, merkt het kabinet op conform de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349), dat de onderhandelingen over de taxonomie voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uitmaken van de onderhandelingen over het MFK 2021–2027.

Nederland hecht eraan dat de taxonomie samenhangt met en moet passen binnen het af te spreken MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de taxonomie zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële consequenties voor de rijksoverheid of de decentrale overheden. De gevolgen voor de nationale toezichthouders zijn op dit moment niet duidelijk, omdat de impact op hen afhangt van de nadere uitwerking van het voorstel. Dit heeft met name betrekking op de informatie die ontsloten dient te worden door financiële instellingen, die in het voorstel nader door de Commissie zal worden bepaald.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Het voorstel heeft geen financiële consequenties voor nationale overheden. Mochten er uiteindelijk toch budgettaire gevolgen zijn, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

In de impact assessment wordt er geen kwantitatieve inschatting gemaakt van de kosten voor het bedrijfsleven van de taxonomie. Financiële instellingen die reeds een eigen taxonomie hebben opgezet zouden een deel van die investering verloren kunnen zien gaan door de ontwikkeling van een Europese taxonomie. Tegelijkertijd zullen de kosten van het in stand houden van een eigen taxonomie naar verwachting hoger zijn dan wanneer wordt aangesloten bij een Europees raamwerk. Het voorstel kan daarnaast financiële consequenties hebben voor het Nederlands bedrijfsleven, indien economische activiteiten van deze bedrijven gefinancierd worden met duurzame financiële producten door Europese financiële instellingen. Omdat de Europese Commissie voorstelt om de verordening nader uit te werken door middel van gedelegeerde handelingen, is het in dit stadium niet mogelijk om een raming te geven van de financiële consequenties voor het bedrijfsleven.

d) Gevolgen voor regeldruk/ administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Daar waar de Europese Commissie wetgeving beoogt, dient vroegtijdig inzicht te worden verkregen in de potentiële regeldrukeffecten. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de Commissie hiervoor impact assessments laat uitvoeren. Voor dit wetsvoorstel is een impact assessment uitgevoerd. Op basis daarvan verwacht het kabinet dat het voorstel gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten met zich mee brengt. Hoe groot de druk precies zal zijn is nog niet duidelijk, aangezien de technische criteria voor het beoordelen van de economische activiteiten pas in een latere fase worden uitgewerkt. Op dit moment zijn er financiële instellingen die een eigen taxonomie hanteren en producten met een duurzame doelstelling aanbieden. Ook is het nog niet duidelijk of de regeldruk en administratieve lasten zowel de financiële instellingen zal raken als de bedrijven die de economische activiteiten uitvoeren. Dit is sterk afhankelijk van de hoeveelheid informatie die financiële instellingen nodig hebben en of deze informatie verder reikt dan wat ze momenteel reeds opvragen bij bedrijven. Grote Europese bedrijven dienen volgens de EU-richtlijn bekendmaking van niet-financiële informatie sinds begin 2018 reeds informatie op het gebied van duurzaamheid te delen. Het kabinet zal in de Raadsbehandeling inzetten op het zoveel mogelijk beperken van deze lasten, met name voor het MKB, zodat het aantrekkelijk blijft voor financiële instellingen om te investeren in duurzame economische activiteiten van bedrijven.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

De Europese Commissie beoogt met de taxonomie het segment duurzame financiële producten op de Europese kapitaalmarkt te vergroten. De Europese Commissie verwacht dat door de stijgende vraag van investeerders naar dergelijke producten het marktaandeel van duurzame financiële producten zal groeien. Door het opzetten van één Europese taxonomie, die voor meer efficiëntie zorgt, moet het voor financiële instellingen in de EU aantrekkelijker worden om duurzame financiële producten te verhandelen. Niet-Europese financiële instellingen die duurzame financiële producten uitgeven op de Europese markt zullen aan dezelfde regels gebonden zijn. Internationaal heeft alleen China een vergelijkbaar initiatief. De Europese financiële sector zal naar verwachting geen concurrentiekracht inleveren of winnen bij de invoering van een taxonomie, aangezien deze taxonomie zich beperkt tot één specifiek segment van de markt: duurzame financiële producten en de uitgifte van deze producten binnen de Europese Unie.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel heeft de vorm van een Europese verordening. De verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten. Het is nog onduidelijk in welke mate de verordening zal leiden tot wijzigingen in het nationale wettelijke kader. Nederland heeft geen regelgeving met een vergelijkbaar doel, maar de eventuele invloed van dit voorstel op nationale wetgeving op het gebied van duurzaamheid dient nog te worden bepaald. Hierbij zal met name gekeken worden naar de regeling voor «groenprojecten». Dit voorstel dient bestaande nationale regelingen met een wezenlijk ander doel niet buitenproportioneel te beïnvloeden.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel verleent de bevoegdheid tot het vaststellen van meerdere gedelegeerde handelingen tot vaststelling van de technische screeningcriteria voor elk van de zes milieudoelstellingen (zie de artikelen 6 tot en met 11). Daarnaast verleent het voorstel de Commissie de bevoegdheid om te specificeren welke informatie verstrekt dient te worden om te bepalen wanneer een bedrijf voldoende duurzame economische activiteiten uitvoert om als duurzaam bestempeld te kunnen worden (artikel 4.3). Deze gedelegeerde handelingen vormen de basis van het voorstel en zullen bepalend zijn voor zowel de economische activiteiten die als duurzaam worden geclassificeerd als voor de effecten op de financiële instellingen en bedrijven die er mee moeten werken. Zoals reeds gesteld is het kabinet van mening dat er een goede balans dient te komen tussen de te verwachten impact op duurzaamheid en de administratieve lasten. Voorkomen dient te worden dat bedrijven ontmoedigd worden om producten als «duurzaam» aan te bieden vanwege buitensporige rapportagevereisten of rechtsonzekerheid. Het kabinet zal tijdens de raadsbehandeling het uitgangspunt hanteren dat waar het essentiële onderdelen betreft, dit in de verordening zelf geregeld moet worden. Het kabinet is van mening dat het belangrijk is dat in de verordening de doelstelling, inhoud en strekking van de bevoegdheidsdelegatie duidelijk wordt afgebakend. Daarnaast vindt het kabinet het van belang dat de lidstaten op adequate wijze betrokken dienen te worden bij het Platform voor Duurzame Financiering.

c) Inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid]

De verordening zal inwerkingtreden 20 dagen na publicatie in het Official Journal of the European Union. Vervolgens geldt voor de milieudoelen een specifieke inwerkingtreding die afhankelijk van het milieudoel ligt op 1 juli 2020 (voor klimaatmitigatie en klimaatadaptatie), 31 december 2021 (de transitie naar een circulaire economie, en het voorkomen en beheer van vervuiling; en 31 december 2022 (duurzaam gebruik en bescherming van water en mariene hulpbronnen en de bescherming van gezonde ecosystemen). Het ontwikkelen van een taxonomie met een dergelijke reikwijdte is onontgonnen terrein, waardoor het kabinet de haalbaarheid van de inwerkingtreding lastig in te schatten vindt. Volgens het kabinet dient zorgvuldigheid te prevaleren boven tijdigheid bij de inwerkingtreding van dit voorstel.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De Commissie zal voor het eerst een evaluatie publiceren eind 2021, en elke drie jaar erna. Gezien de noodzaak van een flexibel raamwerk, vindt het kabinet de voorgestelde driejaarlijkse evaluatie adequaat.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Omdat veel nader zal worden uitgewerkt in gedelegeerde wetgeving, is nog geen oordeel te geven over de uitvoerbaarheid van de verordening.

b) Handhaafbaarheid

Het is nog onvoldoende duidelijk op welke manier de Commissie de taxonomie wil gaan handhaven. Het kabinet voorziet vooralsnog geen problemen ten aanzien van de handhaafbaarheid, maar is wel van mening dat dit meer duidelijkheid behoeft. Zo is de Commissie wel voornemens om onder andere als onderdeel van de evaluatie te bekijken of een systeem voor handhaving noodzakelijk is.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel heeft geen directe implicaties voor ontwikkelingslanden, aangezien de verordening van toepassing zou zijn op Europese lidstaten en financiële instellingen die duurzame financiële producten aanbieden op de Europese markt.


X Noot
1

Regeling groenprojecten 2016.

Naar boven