22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2630 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 11 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). De onderhavige fiches maken onderdeel uit van het Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).

Fiche: MFK – Verordening Commissie programma Creative Europe 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2623)

Fiche: MFK – «Erasmus»: het programma van de Unie voor onderwijs, training, jeugd en sport (Kamerstuk 22 112, nr. 2624)

Fiche: MFK – Verordeningen Pericles IV-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 2625)

Fiche: MFK – verordening EFRO en Cohesiefonds 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2626)

Fiche: MFK – Verordening voor Europese territoriale samenwerking (Interreg) 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2627)

Fiche: MFK – Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen voor de ESI-fondsen (Kamerstuk 22 112, nr. 2628)

Fiche: MFK – Verordening voor het Europees globaliseringsfonds (Kamerstuk 22 112, nr. 2629)

Fiche: MFK – ESF+ verordening

Fiche: MFK – Verordening Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2631)

Fiche: MFK – Verordening tot instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 2632)

Fiche: MFK – Verordening Hervormingsondersteuningsprogramma

(Kamerstuk 22 112, nr. 2633)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: MFK – ESF+ verordening

1. Algemene gegevens

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Dit voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen dat de Commissie heeft uitgebracht in het kader van het Meerjarig Financieel Kader voor 2021–2027. Vervolgens zijn voor de onderliggende fondsen en programma’s diverse deelverordeningen gepubliceerd, waaronder de ESF+ verordening.

De Commissie stelt dat het belang en succes van Europa in de komende decennia zal worden bepaald door zijn vermogen om competitief te blijven in de wereldeconomie en te zorgen voor hoge niveaus van werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheid, sociale inclusie en actieve participatie in de samenleving. Hiervoor is het nodig om in menselijk kapitaal te blijven investeren.

De overkoepelende beleidsdoelstelling van het ESF+ is bij te dragen tot een beter presterend en veerkrachtig «sociaal Europa», de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten zoals ondertekend tijdens de sociale top met regeringsleiders en staatshoofden in Göteborg op 17 november 2017 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 470), en de uitvoering van de in het kader van het Europees Semester bekrachtigde sociale werkgelegenheidsprioriteiten. Dit betreft doelstelling 4 van de Common Provisions Regulation (CPR, COM(2018) 375). Naast deze algemene doelstelling worden er 11 specifieke doelstellingen van het ESF+ genoemd die toezien op: het verbeteren van de toegang van werkzoekenden tot werk, het moderniseren van arbeidsmarktinstellingen, het bevorderen van arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het bevorderen van het verwerven van sleutelcompetenties, het bevorderen van gelijke toegang tot educatie, het stimuleren van een leven lang leren, het bevorderen van actieve inclusie, het bevorderen van de sociaaleconomische integratie van derdelanders en van gemarginaliseerde gemeenschappen, het bevorderen van gelijkwaardige en tijdige toegang tot kwalitatieve dienstverlening en sociale bescherming, bevorderen van sociale integratie van mensen die risico lopen op armoede of sociale uitsluiting en het bestrijden van materiële deprivatie. De huidige ESF-verordening kent specifieke 19 doelstellingen.

In het ESF+ worden de volgende fondsen en programma’s samengevoegd:

  • Het Europees Sociaal Fonds (ESF);

  • Het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief (YEI);

  • Het fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD);

  • Het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI);

  • Het actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid (het EU-gezondheidsprogramma).

De doelstellingen van de voorgestelde samenvoeging zijn:

  • het vergroten van de samenhang en synergie tussen verschillende fondsen en programma’s die zich op mensen richten;

  • het verhogen van de flexibiliteit;

  • het beter afstemmen van de middelen op de prioriteiten op EU-niveau en op de uitdagingen die zijn gesignaleerd in de cyclus van het Europees Semester en om de programmering en het vereenvoudigen van het beheer van middelen.

Naast het samenvoegen van verschillende fondsen en programma’s doet de Commissie een aantal andere voorstellen in de verordening. Deze worden hieronder kort toegelicht.

Europees Semester

In de verordening staat dat lidstaten een gepast bedrag van hun ESF+ middelen onder gedeeld beheer (waarbij een programma wordt uitgevoerd in gedeeld beheer tussen de Europese Commissie en de lidstaat) toewijzen aan de uitdagingen die zijn vastgesteld in de aangenomen relevante landenspecifieke aanbevelingen om de afstemming met het Europees Semester binnen de werkingssfeer van het ESF+ te versterken. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van de hervormingsprioriteiten die in het Europees Semester zijn vastgesteld. Deze strategieën moeten in aansluiting met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden gepresenteerd om de prioritaire investeringsprojecten die financiering moeten krijgen vast te stellen en te coördineren.

De uitvoering van het ESF+ valt onder de verordening met gemeenschappelijke bepalingen voor de ESI-fondsen (COM (2018) 375) (Kamerstuk 22 112, nr. 2628) die het kader stelt voor diverse fondsen en programma’s. In het BNC-fiche over deze verordening wordt de koppeling met het Europees Semester nader besproken.

Allocatie en thema’s binnen het ESF+

De Commissie stelt voor, om de sociale dimensie van Europa te versterken, de Europese pijler van sociale rechten te implementeren en om te zorgen dat een minimumbedrag van de ESF+ middelen naar de meest behoeftigen gaat, dat lidstaten een minimumpercentage van ten minste 25% van de nationale ESF+ middelen onder gedeeld beheer toewijzen aan de bevordering van sociale inclusie1. In de huidige periode is deze minimumallocatie voor de doelstelling sociale inclusie 20%.

De Commissie stelt tevens voor dat lidstaten ten minste 2% van hun ESF+ middelen toewijzen aan het bestrijden van materiële deprivatie (bv. Het verstrekken van maaltijden, dekens of kleding). Dit is een van de twee hoofddoelstelling van het huidige FEAD. De andere is het bevorderen van sociale inclusie. In het voorstel voor ESF+ mag enkel in naar behoren gemotiveerde gevallen deze 2% van nationale ESF+ middelen besteed worden aan het bevorderen van de sociale integratie van mensen die risico lopen op armoede of sociale uitsluiting, onder meer de meest behoeftigen en kinderen.

Lidstaten waar in 2019 op basis van gegevens van Eurostat het percentage werkloze, niet onderwijsvolgende jongeren tussen 15–29 jaar boven het gemiddelde2 van de Unie ligt, dienen ten minste 10% van hun ESF+ middelen onder gedeeld beheer voor de periode 2021–2025 toe te wijzen aan gerichte acties en structurele hervormingen om jeugdwerkgelegenheid, de overgang van school naar werk, trajecten om jongeren opnieuw in onderwijs of opleiding te integreren en tweedekansonderwijs te ondersteunen (doelstellingen van het huidige YEI, jeugdwerkgelegenheidsinitiatief). Bij de mid-term review in 2025 wordt opnieuw naar deze bepaling gekeken voor de besteding van ESF+ middelen in 2026 en 2027.

Een nieuw thema dat in de voorgestelde verordening als aparte doelstelling wordt genoemd is het bevorderen van de sociaaleconomische integratie van onderdanen van derde landen en van gemarginaliseerde gemeenschappen, zoals de Roma.

Het gedeelte binnen het ESF+ voor werkgelegenheid en sociale innovatie (€ 761 miljoen) valt onder direct beheer (de Europese Commissie beheert het budget). Dit gedeelte binnen het ESF+ ziet, onder andere, toe op het stimuleren van sociale experimenten (bv. social impact bonds), het uitwisselen van informatie en het bevorderen van transnationale samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale innovatie.

De Commissie stelt tevens voor dat, ook onder gedeeld beheer, lidstaten acties gericht op sociale innovatie en experimenten dienen te ondersteunen en/of acties die onder EaSi of andere EU-programma’s gestart zijn, verder te ontwikkelen. De Commissie stelt voor dat alle lidstaten ten minste 1 prioriteit binnen het nationale ESF+ programma hieraan wijden. Deze innovatieve acties en aanpakken mogen geprogrammeerd worden onder 10 specifieke doelstellingen (de elf hierboven genoemde specifieke doelstellingen met uitzondering van de doelstelling bestrijding van materiële deprivatie).

Het gezondheidsprogramma onder het ESF+ (€ 413 miljoen) draagt bij aan de aanpak van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, de bestrijding van antimicrobiële resistentie, het verbeteren van gezondheidsstelsels door te investeren in gezondheidsbevordering en ziektepreventie, de digitale transformatie van gezondheidsinformatie, uitvoering van wetgeving inzake geneesmiddelen- en medische hulpmiddelen, gezondheidstechnologie en stoffen van menselijke oorsprong, de uitvoering van tabakswetgeving en grensoverschrijdende gezondheidszorg, consumentenveiligheid en gezondheidsrisico’s en steun voor de Europese referentienetwerken voor zeldzame ziekten.

b) Impact assessment Commissie

Het impact assessment stelt dat het ESF het voornaamste instrument van de EU is om te investeren in mensen. Uit evaluaties blijkt dat het ESF effectief veel EU-burgers heeft kunnen bereiken, met name kwetsbare groepen en dat dankzij het ESF verschillende groepen steun hebben ontvangen die dat anders niet hadden gehad. Er worden ook verbeterpunten genoemd in het impactassessment. Zo kan de koppeling met het Europees Semester verbeterd worden. De flexibiliteit van het ESF-programma is niet voldoende gebleken om programma’s tussentijds aan te passen aan structurele hervormingen. Een ander verbeterpunt dat wordt genoemd is het verlagen van de administratieve lasten. De Commissie heeft er niet voor gekozen om het Europees Globaliseringsfonds (EGF) samen te voegen met het ESF omdat dit ten koste zou gaan van de specifieke doelstellingen, de zichtbaarheid en de flexibiliteit van het EGF.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1349) over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, richt de Nederlandse onderhandelingspositie op het MFK zich op een modern en financieel houdbaar MFK. Nieuwe uitdagingen vragen om een herijking van de invulling en prioriteiten van de EU-begroting opdat het MFK nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, veiligheid, migratie en klimaat sterker reflecteert. Dit vraagt een ambitieus gemoderniseerde begroting die de EU in staat stelt gezamenlijke uitdagingen adequaat en tijdig te adresseren en die effectief en efficiënt optimale Europese toegevoegde waarde genereert. Brexit vereist een neerwaartse bijstelling van het MFK; een kleinere EU vraagt om een kleiner budget. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, als ook de financiële gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen. Voorkomen moet worden dat Brexit leidt tot een onevenredig hoge rekening voor andere lidstaten en een stijging van de afdrachten. De financiering van het MFK moet rechtvaardig, transparant en simpel waarbij de lasten eerlijk moeten worden verdeeld. De Nederlandse netto betalingspositie dient ook in het komende MFK in lijn te zijn met de positie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Het kabinet is van mening dat het cohesiebeleid, waaronder het ESF+, meer gericht zou moeten zijn op minst welvarende lidstaten (met uitzondering van het gezondheidsprogramma) en op beleidsterreinen met hoge Europese toegevoegde waarde. Met name voor meer ontwikkelde lidstaten zoals Nederland ligt de toegevoegde waarde van investeringen via ESF+ ten opzichte van nationale investeringen in bestedingen op het gebied van menselijk kapitaal en integratie van asielgerechtigde migranten. Daarbij gaat het vooral om het investeren in het vergroten van mogelijkheden tot arbeidsinpassing van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt door o.a. het stimuleren van een goed opgeleide en duurzaam inzetbare beroepsbevolking. Nederland vindt het immers belangrijk dat iedereen zelfredzaam deelneemt aan de samenleving en beschouwt werk als de beste weg uit armoede en naar economische zelfredzaamheid en pleit daarom voor aandacht voor een duurzame investering in het menselijk kapitaal, opdat iedereen zo veel als mogelijk zelfredzaam kan participeren in de Europese samenleving. Daarnaast pleit Nederland voor een Europese bijdrage aan de integratie van statushouders. De Europese Unie heeft een rol te spelen op het gebied van integratie van asielgerechtigde migranten. Het migrantenvraagstuk is een Europees vraagstuk en aandacht voor de integratie en participatie van asielgerechtigde migranten dient er ook op Europees niveau te zijn zodat in alle lidstaten asielgerechtigde migranten volledig kunnen participeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

Een effectieve inzet van Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) ondersteunt de realisatie van Nederlandse beleidsdoelen. Daarbij is synergie, waar relevant, met verschillende MFK-instrumenten, zoals AMIF, EFRO en Horizon Europe voor Nederland belangrijk, zodat deze instrumenten elkaar versterken en om investeringen van een kleinere EU-begroting zo effectief mogelijk te kunnen doen.

Wat betreft het gezondheidsprogramma zet Nederland zich in voor toegang tot kwalitatief goede, en betaalbare, preventieve, curatieve en langdurige gezondheidszorg, onderdeel van de Europese pijler van sociale rechten.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Over het algemeen is het kabinet gematigd positief ten aanzien van de voorgestelde verordening. Nederland heeft eerder richting de Europese Commissie gepleit voor een samenvoeging van de sociale fondsen om, onder andere, de efficiëntie en flexibiliteit van de fondsen te verhogen en de administratieve lasten te verlagen. Het is daarom positief dat de Commissie dit heeft overgenomen en voorstelt om verschillende fondsen en programma’s samen te voegen. De voorgestelde samenvoeging leidt naar verwachting tot een betere synergie, meer flexibiliteit en een verlaging van de administratieve lasten. Tevens vindt het kabinet het positief dat de integratie van derdelanders een aparte beleidsprioriteit binnen het ESF+ is geworden. Integratie van asielgerechtigde migranten is immers een integraal onderdeel van een succesvolle migratieagenda, één van de MFK-prioriteiten van het kabinet.

Het kabinet vindt evenwel de moderniseringsvoorstellen van de Commissie niet ver genoeg gaan en ziet op verschillende onderdelen ruimte tot verbetering. Deze punten worden hieronder besproken.

Focus

Nederland is voorstander van een sterke thematische focus binnen het ESF+ om zo de effectiviteit en efficiëntie van het fonds te vergroten. Het is dan ook positief dat de Commissie het aantal prioriteiten van het ESF+ heeft teruggebracht van 19 naar 11 specifieke doelstellingen3. Ondanks deze positieve ontwikkeling, kent de ESF+ verordening echter nog steeds een breed scala aan beleidsprioriteiten. Nederland had graag meer focus gezien in het aantal prioriteiten waar ESF+ voor ingezet kan worden en zal daarom inzetten op het aanbrengen van meer prioritering op basis van Europese toegevoegde waarde. Het beleid dient zich met name te richten op thema’s waarbij een Europese aanpak de hoogste toegevoegde waarde heeft (zoals de integratie van asielgerechtigde migranten) en de uitdagingen voor lidstaten die volgen uit het Europees Semester. Het kabinet zal de Commissie vragen om een nadere uitwerking van de koppeling tussen het Europees Semester en het ESF+, waarbij de nationale beleidsruimte op sociaal terrein gerespecteerd dient te worden.

Nederland ziet ook graag dat het ESF+ meer wordt gericht op de minst welvarende lidstaten. Door te focussen op de ontwikkeling van menselijk kapitaal kan de convergentie van die lidstaten naar het Europees gemiddelde worden bevorderd.

Materiële deprivatie

De gepubliceerde ESF+ verordening bevat een verplichting aan lidstaten om 2% van hun nationale ESF+ middelen te besteden aan het bestrijden van materiële deprivatie. Nederland is geen voorstander van een dergelijke verplichting. Nederland vindt dat het verstrekken van materiële basisvoorzieningen niet iets is wat op Europees niveau geregeld dient te worden. Dit creëert geen Europese toegevoegde waarde.

Gezondheidsprogramma

Nederland ziet meerwaarde in continuering van Europese samenwerking op de thema’s genoemd onder paragraaf 2a van dit fiche. Het gaat hier om het vorige EU-Gezondheidsprogramma, dat voorziet in bijvoorbeeld Joint Actions gericht op het coördineren en afstemmen van activiteiten van de lidstaten. Doel is om EU-meerwaarde te bereiken door zaken die alle lidstaten aangaan gezamenlijk en effectief op te pakken, vooral op het terrein van publieke gezondheidszorg. Nederland is voorstander van continuering van dit programma en begrijpt dat plaatsing onder ESF+ meerwaarde kan bieden. De meerwaarde van het nieuwe Gezondheidsprogramma ligt vooral daar waar gevraagd wordt om grensoverschrijdende oplossingen. De voorstellen laten overigens het nationale primaat bij de organisatie en de prestaties van de gezondheidzorg onverlet. De voorgestelde plannen kunnen nog wel winnen aan ambitie, zo is er weinig aandacht voor bijvoorbeeld gezond ouder worden. Nederland pleit daarnaast voor meer efficiëntie door meer samenwerking en afstemming binnen de DG’s van de Commissie zelf, en tussen de Commissie en gezondheid gerelateerde organisaties zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Ook is meer samenhang tussen de gezondheidsthema’s binnen het onderzoeksprogramma Horizon Europe en het gezondheidsprogramma van belang.

Europees Globaliseringsfonds

Aangezien het ESF+ en het EGF een grote overlap kennen, zal Nederland vanuit het principe van versimpeling van de begroting en begrotingseenheid pleiten voor het samenvoegen van beide fondsen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Over het algemeen hebben de meeste lidstaten de voorgestelde ESF+ verordening positief ontvangen. Wel bestaan er grote verschillen tussen de standpunten van lidstaten over de wijze waarop het ESF+ moet worden ingericht. Extra aandacht voor de integratie van asielgerechtigde migranten en de koppeling met het Europees Semester liggen gevoelig bij een aantal lidstaten.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet acht de EU bevoegd op te treden op dit terrein en kan zich vinden in het voorstel van de Europese Commissie voor de rechtsbasis (artikelen 46, 149, 153, 164, 168,175 en 349 VWEU). De grondslag die voor deze verordening is gekozen volgt in belangrijke mate uit de samenvoeging van meerdere fondsen en programma’s in het ESF+. Voor het ESF en het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) is het artikel 164 VWEU de belangrijkste grondslag in het Verdrag. Maar de Uniewetgeving ten aanzien van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en het actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid waren eerder gebaseerd op resp. artikel 175, derde lid, artikel 46, artikel 149, artikel 153, tweede lid onder a en artikel 168, vijfde lid van het VWEU. Artikel 349 VWEU tenslotte is relevant om (specifieke) maatregelen te nemen ten aanzien van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie (de Franse, Portugese en Spaanse gebiedsdelen buiten «continentaal» Europa).

b) Subsidiariteit

Het kabinet is positief ten aanzien van de subsidiariteit. Verschillen in economische en sociale perspectieven tussen groepen in de samenleving en/of tussen specifieke regio’s of lidstaten kunnen spanningen veroorzaken en het draagvlak voor Europese samenwerking onder druk zetten en vragen daarom om een Europese aanpak die gefocust is op de armste lidstaten. Het ESF+ is het centrale Europese fonds gericht op werkgelegenheid en sociale inclusie.

c) Proportionaliteit

Het kabinet is positief ten aanzien van de proportionaliteit. Nederland zet wel in op het aanbrengen van meer focus in de voorgestelde verordening, prioritering in de beleidsdoelen kan de inzet van het fonds nog effectieve maken.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 1 juni 2018 over de Kabinetsappreciatie van het Commissie MFK-voorstel, maken de onderhandelingen over de toekomst van het ESF+ voor wat betreft de financiële aspecten, integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de toekomst van het ESF+ niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij het ESF+ zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes, én bezuinigingen. Om het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te kunnen vangen en nieuwe prioriteiten te kunnen financieren moeten substantiële bezuinigingen worden doorgevoerd. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

De Commissie stelt als totaalbudget voor het ESF+ voor de periode 2021–2027 een bedrag van ongeveer 101 miljard euro in lopende prijzen voor. Hiervan is 100 miljard euro toegekend aan de doelstelling investeren in groei en werkgelegenheid en iets meer dan 1 miljard aan het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie en het onderdeel gezondheid (€ 761 miljoen euro voor werkgelegenheid en sociale innovatie en € 413 miljoen voor gezondheid). Nederland zet in op een neerwaartse aanpassing van dit budget, o.a. om te compenseren voor het vertrek van het Verenigd Koninkrijk.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Nederland ontvangt op basis van het voorstel voor de verordening algemene bepalingen een nog onbekend bedrag uit het ESF+ (het bedrag van ruim € 1.6 mrd dat in de Annex van de verordening algemene bepalingen wordt genoemd, is opgebouwd uit EFRO en het Europees Sociaal Fonds+, maar een verdere verdeling wordt niet gegeven). Als ontwikkelde lidstaat moet Nederland minstens 60% medefinancieren. Dit kunnen middelen van de rijksoverheid, decentrale overheden of private partijen zijn. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Burgers kunnen begunstigden zijn van middelen uit het ESF+. Een inschatting van de financiële consequenties is echter nog niet te geven.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

De kaders voor de uitvoering en administratieve lasten van het ESF+ worden bepaald in de verordening met gemeenschappelijke bepalingen voor de ESI-fondsen (COM (2018) 375). In het BNC-fiche over de verordening algemene bepalingen wordt hierop ingegaan.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

De structuurfondsen, waar ESF+ onderdeel van is, beogen onder andere convergentie tussen lidstaten en de concurrentiekracht van de EU te vergroten. Investeringen in menselijk kapitaal kunnen de concurrentiekracht van individuele lidstaten versterken en daarmee zowel een positief effect hebben op convergentie tussen lidstaten als op de concurrentiekracht van de EU als geheel.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De kaders voor de uitvoering van het ESF+ worden bepaald in de verordening met gemeenschappelijke bepalingen (COM (2018) 375).

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Artikel 38 van de ESF+ verordening gaat in op uitoefening van bevoegdheidsdelegatie. De Europese Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de indicatoren in bijlage I, II en III te wijzigen indien dit noodzakelijk wordt geacht om de voortgang bij de uitvoering van programma’s doeltreffend te kunnen beoordelen. Het gaat hier om een bevoegdheidsdelegatie voor onbepaalde tijd.

Het kabinet kan instemmen met de overdracht van deze bevoegdheid, waarbij wel rekening gehouden moet worden dat dit niet leidt tot hogere administratieve lasten. Een redelijke termijn om aanpassingen door te voeren moet worden gegeven. De keuze voor gedelegeerde handelingen ligt ten aanzien van deze punten juridisch gezien voor de hand omdat een bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument (waartoe ook de bijlagen worden gerekend) alleen via delegatie kan worden verleend.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde verordening treedt in werking de dag na publicatie in het officiële publicatieblad van de Europese Unie. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2021. Deze termijn is haalbaar, echter het opstellen van een partnerschapsovereenkomst en de uitvoering van de programma’s vergen voorbereidingstijd. Vaststelling van de verordening dient daarom zo spoedig mogelijk plaats te vinden.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Kaders voor monitoring en evaluatie worden vastgelegd in de verordening algemene bepalingen. Alleen de indicatoren waarover gerapporteerd moet worden staan opgenomen in de ESF+ verordening. Wat betreft deze indicatoren zijn duidelijke definities van groot belang. Ook het verzamelen van de data moet zo efficiënt mogelijk kunnen plaatsvinden, dus bij voorkeur uit al bestaande registraties te halen zijn.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De kaders voor de uitvoering van het ESF+ wordt vastgelegd in de verordening met gemeenschappelijke bepalingen (COM (2018) 375). De beoordeling en inzet ten aanzien van het voorstel van de Commissie hierover wordt in het BNC-fiche over deze verordening besproken.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

Door in te zetten op de specifieke doelstellingen genoemd in artikel 4, lid 1 sub (vii) tot en met (xi).

X Noot
2

In 2017 was dit EU gemiddelde ongeveer 16%

X Noot
3

Zie beschrijving van het voorstel onder 2a.

Naar boven