22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2610 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2018

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 10 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: mededeling Een nieuwe Europese agenda voor cultuur (Kamerstuk 22 112, nr. 2609)

Fiche: Mededeling EU-samenwerkingskader jeugd (periode 2019–2027)

Fiche: Aanbeveling automatische wederzijdse erkenning van diploma’s (Kamerstuk 22 112, nr. 2611)

Fiche: Aanbeveling betreffende stelsels voor onderwijs en opvang van hoge kwaliteit voor jonge kinderen (Kamerstuk 22 112, nr. 2612)

Fiche: Aanbeveling inzake een alomvattende benadering van het onderwijzen en leren van talen (Kamerstuk 22 112, nr. 2613)

Fiche: Verordening Promotie mkb-groeimarkt (Kamerstuk 22 112, nr. 2614)

Fiche: Aanbeveling veiligheidsnormen kleine passagiersschepen (Kamerstuk 22 112, nr. 2615)

Fiche: Wijziging Richtlijn 2009/103 inzake aansprakelijkheidsverzekering voor Motorrijtuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 2616)

Fiche: Richtlijn plastic wegwerpproducten & vistuig (Kamerstuk 22 112, nr. 2617)

Fiche: Mededeling en aanbeveling over betere samenwerking bij de bestrijding van door vaccinatie te voorkomen ziektes (Kamerstuk 22 112, nr. 2618)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Mededeling EU-samenwerkingskader jeugd (periode 2019–2027)

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Jongeren betrekken, verbinden en versterken: een nieuwe EU-strategie voor jongeren.»

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    22 mei 2018

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2018) 269

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:52018DC0269

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad (OJCS)

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2. Essentie voorstel

Omdat het huidige (tweede) samenwerkingskader 2009–2018 binnenkort afloopt komt de Europese Commissie (hierna: Commissie) met een nieuw voorstel om de samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie in dit beleidsveld opnieuw vast te leggen. Het samenwerkingskader Jeugd 2019–2027 geeft richting aan de gezamenlijke werkplannen van lidstaten en Commissie en het jeugdprogramma in Erasmus+. Ook vormt het de basis voor expert- en peergroepen die good practices uitwisselen en gezamenlijk onderzoek bevorderen op onderwerpen die van belang zijn voor jongeren in Europa.

Volgens de Commissie is inzet vanuit de Europese Unie (EU) op het terrein van jeugd belangrijk met het oog op het versterken van democratisch burgerschap. Het is ook essentieel voor de toekomst van de EU dat er draagvlak is onder jongeren en dat zij het belang van het Europese project (gemeenschappelijke waarden van de EU en de fundamentele rechten) en waar nodig Europees beleid ondersteunen. Jongeren in de EU hebben te maken met diverse uitdagingen. Te denken valt aan grensoverschrijdende thema’s als sociale uitsluiting, fake news, werkeloosheid, technologische veranderingen (waaronder natuurlijk ook social media), discriminatie, klimaatverandering en veiligheid. Het is belangrijk dat jongeren veerkrachtig zijn, beschikken over vaardigheden die het deelnemen aan de globaliserende samenleving mogelijk maakt en profiteren van de kansen die de EU biedt. Omgekeerd heeft de EU de betrokkenheid van de jongeren hard nodig. Jongeren van tegenwoordig zijn hoger opgeleid dan ooit en zijn veelal ook sociaal en politiek betrokken en bijvoorbeeld heel creatief in het gebruik van informatie- en communicatietechnologie.

Het nieuwe EU-samenwerkingskader jeugd concentreert zich op drie onderwerpen: «betrekken» (focus op jongerenbijdragen aan het democratische leven), «verbinden» (samenbrengen van EU-jongeren d.m.v. bijvoorbeeld Erasmus+ en Solidariteitskorps uitwisselingen) en «versterken» (versterking van het jongerenwerk). Het voorstel voor het nieuwe EU-samenwerkingskader jeugd bevat de volgende hoofdactiviteiten:

  • Verbeteren van sectoroverschrijdende samenwerking op verschillende beleidsterreinen, onder meer via een EU-jongerencoördinator, die adviseert op initiatieven vanuit verschillende EU-beleidssectoren met een impact op de positie van jongeren een stem geeft in de EU-beleidsvorming en diverse uitgaven aan jongerenzaken traceert;

  • Opstarten van een nieuwe en meer inclusieve EU-jongerendialoog, met focus op jongeren met minder mogelijkheden door inclusieve en digitale manieren van dialoog;

  • Wegnemen van belemmeringen voor en faciliteren van mobiliteit bij vrijwilligerswerk en voor solidariteitsdoeleinden;

  • Uitvoeren van de jeugdwerkagenda met het oog op een betere erkenning van het door het jeugdwerk en jongerenorganisaties aangeboden aanbod van niet-formeel leren;

  • Versterking van het verband tussen het EU-jeugdbeleid en aanverwante EU-programma's zoals Erasmus + en het Europees Solidariteitskorps.

In het samenwerkingskader wordt verder ook focus gelegd op effectieve, gerichte en gezamenlijke implementatie in alle sectoren bevordering van jongerenparticipatie op beleidsniveau, en ondersteuning voor lidstaten bijvoorbeeld d.m.v. delen van goede voorbeelden en organisatie van peer learnings. De Commissie verzoekt de lidstaten de in het samenwerkingskader benoemde EU-prioriteiten op te nemen in nationale actieplannen. Ook wordt er ingezet op «participative governance» op meerdere niveaus.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Doel van het Nederlandse beleid gericht op jongeren is dat ze gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en naar vermogen kunnen participeren in de samenleving. Elke jongere verdient het als jongvolwassene goed op weg te worden geholpen naar een zeker en zelfstandig bestaan. Jeugdbeleid in Nederland is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De onderlinge samenwerking tussen de verschillende beleidsterreinen in het kader van lokaal integraal jeugdbeleid is een belangrijk speerpunt voor Nederland. Met de invoering van de Jeugdwet, Participatiewet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het passend onderwijs zijn daar goede voorwaarden voor geschapen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland is overwegend positief ten aanzien van het feit dat het gezamenlijk samenwerkingskader op EU-jeugdterrein wordt verlengd, maar vindt het van belang dat de nationale competentie ten aanzien van jeugdbeleid wordt gerespecteerd.

De EU bevoegdheid op dit beleidsterrein moet zich derhalve beperken tot bijvoorbeeld het bevorderen van uitwisselingsprogramma’s voor jongeren en jongerenwerkers en het aanmoedigen van deelname van jongeren aan het democratisch leven van Europa. Daarnaast kan het uitwisselen van expertise en goede praktijk- en beleidsvoorbeelden die op nationaal niveau behulpzaam zijn en gezamenlijk gecoördineerd onderzoek ondersteund worden.

Het EU-samenwerkingskader jeugd geeft richting voor de gezamenlijke werkplannen vastgesteld door lidstaten en Commissie en het jeugdprogramma in Erasmus+ en is de basis voor expert- en peergroepen die good practices uitwisselen en gezamenlijk onderzoek bevorderen op onderwerpen die van belang zijn voor jongeren in Europa.

Het feit dat jongeren hun toekomst allang niet meer alleen in eigen land zoeken en tegen grensoverschrijdende uitdagingen aanlopen, als ook de gemeenschappelijke kwetsbare positie van jongeren in Europa maken dat een samenwerkingskader jeugd van toegevoegde waarde is (naast ook de aandacht hiervoor in het onderwijs1). Daarbij moet ook gedacht worden aan jeugdwerkloosheid en bijvoorbeeld de risico’s van marginalisering en gewelddadige radicalisering, waarbij veel lidstaten met dezelfde uitdagingen kampen. Het kabinet deelt ook de opvatting dat draagvlak onder jongeren voor de toekomst van de EU belangrijk is en dat zij het belang van Europese samenwerking ondersteunen.

Het is belangrijk dat het samenwerkingskader intersectoraal van opzet is; dat sluit aan op de wensen van lidstaten. Initiatieven gericht op jongeren moeten niet op zichzelf staan, maar juist worden versterkt vanuit het onderwijs-, cultuur-, armoede- en sportbeleid. Onderwerpen als participatie, jeugdwerkeloosheid, onderwijs, jeugdwerk, formeel en informeel leren, zijn geen geïsoleerde thema’s in het leven van jongeren maar beïnvloeden elkaar juist en kunnen elkaar versterken.

Het nieuwe samenwerkingskader biedt tevens een raamwerk voor de agendering van door lidstaten gezamenlijk gewenste onderwerpen zoals onder andere preventie van gewelddadige radicalisering en mentale gezondheid, onderwerpen die Nederland tijdens het EU voorzitterschap inbracht en die op nationaal niveau hun toegevoegde waarde hebben.

Ook staat Nederland positief t.o.v. aandacht voor een vernieuwde en meer inclusieve EU-jongerendialoog met focus op het meer betrekken van jongeren met minder mogelijkheden. Het is belangrijk dat jongeren bij beleid betrokken worden en dat hun stem gehoord wordt en dat ze kunnen deelnemen. Dit komt overeen met de bevoegdheid die de EU heeft ten aanzien van het aanmoedigen van de deelname van jongeren aan het democratisch leven.

Nederland steunt de looptijd (2019–2027) zodat deze afgestemd wordt op andere EU-strategieën en programma’s zoals Erasmus+; dat komt de synergie ten goede.

Nederlandse jongeren, vertegenwoordigd door de NJR, geven aan positief te zijn over het voorstel van de Commissie om meer in te zetten op betrekken van jongeren bij de EU. EU-jongerenvertegenwoordigers ervaren dat de kloof tussen jongeren en de Europese politiek erg groot is.

Nederland heeft ook een aantal vragen en aandachtspunten voor de Commissie die meer duidelijkheid behoeven. En waarbij bij alle punten voorop staat dat het subsidiariteitsbeginsel in acht genomen moet worden.

  • Het is onvoldoende duidelijk wat de toegevoegde waarde zal zijn van een Jeugd coördinator en in hoeverre lidstaten worden betrokken bij diverse voorstellen zoals bijvoorbeeld bij het jongeren-portal en evenmin is helemaal duidelijk welke investering van lidstaten verwacht wordt;

  • Nederland vindt de gevraagde afstemming met nationale programma’s van groot belang maar merkt daarbij op dat voor Nederland de nationale inzet en -wetgeving altijd het vertrekpunt moet zijn. Dat geldt dus ook ten aanzien van de gevraagde afstemming van Europese programma’s als het Europees Solidariteitskorps op nationale programma’s als de Maatschappelijke Diensttijd (die op dit moment in Nederland wordt vormgegeven). En ook t.a.v. de door de Commissie gevraagde aandacht voor wegnemen van mogelijke obstakels die jongeren – die aan grensoverstijgende vrijwilligersactiviteiten doen – op het terrein van sociale uitkeringen en ziekteverzekeringen kunnen ondervinden.

  • Nederland benadrukt verder dat het al dan niet erkennen van niet-formeel leren allereerst een nationale bevoegdheid is en dat het jongerenwerk in Nederland een lokale verantwoordelijkheid is. Daar waar sprake is van lokale of nationale bevoegdheid kunnen de wensen vanaf EU-niveau niet leidend zijn. Nederland behoort overigens tot één van de landen waar sprake is van een omvattend systeem voor de erkenning van elders verworven competenties (EVC). Omdat dit in veel landen nog niet het geval was, heeft de EU in 2012 een raadsaanbeveling opgesteld om landen hiertoe te stimuleren2.

  • De Commissie geeft aan dat zij zich wil inzetten op het ontwikkelen en verspreiden van praktische toolkits voor kwalitatief jeugdwerk en het verlenen van steun aan lokale activiteiten met het oog op de erkenning, innovatie en capaciteitsopbouw van jeugdwerk in het kader van Erasmus+. Nederland zal aangeven dat op welke manier en waaraan steun wordt verleend vanuit de lokale setting dient te worden geformuleerd, en niet vanuit de Commissie;

  • Nederland heeft eveneens vragen bij het voorstel om EU-prioriteiten in de nationale context te vertalen en in nationale actieplannen op te nemen en dat sectoroverschrijdende samenwerking op alle niveaus van besluitvorming moet plaatsvinden. Nederland heeft geen nationaal actieplan omdat het jeugdbeleid gedecentraliseerd is. Gemeenten hebben eigen zeggenschap al dan niet hiertoe over te gaan;

  • Nederland onderschrijft het belang van goede meetbare resultaten, tegelijkertijd dient overlap en extra (bureaucratische) inspanning van lidstaten vermeden worden. Dit kan door beter gebruik te maken van bestaande monitoringsinstrumenten van bijv. de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingn (OESO), Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en Eurostat;

  • Het voorstel een nieuw platform in het leven te roepen om belanghebbenden een grotere rol te geven bij de coördinatie van de implementatie van het samenwerkingskader jeugd roept vragen op. Vooralsnog stelt Nederland dat er al voldoende mogelijkheden (zoals de halfjaarlijkse EU-jongerenconferenties, het al bestaande portal en het European Youth Forum) zijn om jongeren te betrekken en dat een nieuw platform overbodig is;

  • De mededeling ziet toe op afstemming van de looptijd (2019–2027) en inhoud op andere EU-strategieën en programma’s zoals Erasmus+, zodat het de synergie ten goede komt. Nederland benadrukt dat zij met de positieve grondhouding t.a.v. het samenwerkingskader jeugd niet tevens een uitspraak doet over de voorstellen aangaande jongeren die in de discussies voor het nieuwe MFK (2021–2017) aan de orde zijn.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Een hernieuwd EU-samenwerkingskader Jeugd sluit aan bij de oproep van alle regeringsleiders op de Europese top van september 2016 in Bratislava waarin expliciet aandacht is gevraagd voor de positie van de jeugd in Europa. EU-regeringsleiders (inclusief Nederland) maken zich bijvoorbeeld zorgen over de betrokkenheid van jongeren bij Europese samenwerking, sommige tendensen in EU-lidstaten en onderwerpen zoals bijv. discriminatie en gelijke kansen voor iedereen.

Alle lidstaten hebben eerder al aangegeven positief te staan tegenover een vervolg van de Europese samenwerking m.b.t. jeugd middels aangenomen raadsconclusies in mei 20173.

Ook uit de evaluatie van het huidige samenwerkingskader4 bleek een vervolg gewenst.

Lidstaten zullen hierbij wel de beperkte EU-bevoegdheid en het belang van subsidiariteit blijven benadrukken. In een eerste reactie heeft een aantal lidstaten vragen geuit over de toevoeging van nieuwe structuren op EU-niveau.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

De Commissie geeft aan dat ze zal handelen in lijn met artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond hiervan kan de Unie bijdragen aan de ontwikkeling van onderwijs, jeugd en sport. De EU richt zich daarbij op het bevorderen van (de ontwikkeling van) uitwisselingsprogramma’s voor jongeren en jongerenwerkers en op de aanmoediging van deelname van jongeren aan het democratisch leven van Europa.

Op grond van artikel 6, sub e VWEU kan de Unie het optreden van de lidstaten ondersteunen coördineren en aanvullen op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jongeren voor zover dit optreden een Europese dimensie heeft.

Aangezien de voornemens uit de mededeling zich richten op een stimulerende en coördinerende rol van de Commissie op het gebied van jeugd biedt dit artikel volgens Nederland voldoende rechtsbasis.

b) Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit positief.

EU inzet op het terrein van jeugd is belangrijk met het oog op het versterken van democratisch burgerschap. Het is essentieel voor de toekomst van de EU dat er draagvlak is onder jongeren en dat zij het belang van het Europese project (gemeenschappelijke waarden van de EU en de fundamentele rechten) en Europese samenwerking ondersteunen.

Zoals al eerder aangegeven in dit fiche zijn veel van de uitdagingen waar jongeren in Europa mee te maken hebben niet beperkt tot een enkele lidstaat en grensoverschrijdend. Lidstaten hebben met dezelfde uitdagingen te kampen en is er, naast nationaal of lokaal optreden, ook een toegevoegde waarde op EU-niveau. De totstandkoming van het nieuwe samenwerkingskader biedt de lidstaten de mogelijkheid om richting en prioriteiten mee te geven aan de EU en zich te richten op onderwerpen die een Europese meerwaarde hebben en aansluiten bij de behoeften van de jongeren en lidstaten.

Het kabinet is van mening dat de verantwoordelijkheid voor jeugdbeleid primair bij de lidstaten ligt. De rol van de Commissie is ondersteunend aan die van de lidstaten. De EU richt zich daarbij op het bevorderen van (de ontwikkeling van) uitwisselingsprogramma’s voor jongeren en jongerenwerkers en op de aanmoediging van deelname van jongeren aan het democratisch leven van Europa. Zolang de voornemens uit de mededeling alleen gericht zijn op een stimulerende en coördinerende rol van de Commissie op het gebied van jeugd beoordeelt Nederland de subsidiariteit positief.

c) Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit positief met een kritische kanttekening.

Nederland is van mening dat de Commissie voldoende onderbouwd heeft waarom is gekozen voor een nieuw EU-samenwerkingskader Jeugd. Voor Nederland is het duidelijk dat jongerenparticipatie, het betrekken van jongeren bij (EU) beleid, bij democratische processen en bij de EU als zodanig belangrijk is. En het is positief dat er met het samenwerkingskader gepoogd wordt om meer jongeren, meer jongeren in een kwetsbare positie, en een grotere diversiteit aan jongeren te bereiken. Het blijven betrekken van jongeren bij de EU is belangrijk voor de toekomst van zowel de jongeren als de EU.

Daarentegen heeft Nederland nog een aantal vragen over onderwerpen zoals het opstellen van een jeugdwerkagenda, het instellen van een EU-jeugdcoördinator, opnemen van EU-prioriteiten in nationale beleidsplannen en diverse activiteiten die genoemd worden ten behoeve van een beter bestuur, waaronder een nieuw platform. Daarbij zal de EU toegevoegde waarde altijd het aandachtspunt blijven.

d) Financiële gevolgen

De Commissie geeft aan dat het EU-samenwerkingskader jeugd het effectief gebruik zal bevorderen van EU-programma's en -fondsen, zoals Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps, Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020 (inclusief de Marie Skłodowska-Curie-acties), Creatief Europa en hun opvolgers. Er is geen budgetoverzicht bijgevoegd, noch wordt over aparte financiering van het EU-samenwerkingskader jeugd gesproken, omdat dat aan de orde is in de discussies over het Meerjarig Financieel Kader.

De mededeling ziet toe op afstemming van de looptijd (2019–2027) en inhoud op andere EU-strategieën en programma’s zoals Erasmus+, zodat het de synergie ten goede komt. Nederland zal benadrukken dat zij met de positieve grondhouding t.a.v. het samenwerkingskader jeugd niet alvast ook haar akkoord geeft op (de discussies) rondom het MFK.

e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht

Voor de rijksoverheid en decentrale overheden worden mogelijk gevolgen voor regeldruk voorzien op gebied van de genoemde bijdrage aan rapportages en gevraagde afstemming op nationale programma’s. Omdat er op deze onderdelen nog onduidelijkheid is, zal Nederland hier de Commissie op bevragen.

Verder wordt voorzien dat deelnemers bij aanmelding via het online portaal enkele persoonsgegevens moeten aanleveren.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2526.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 1481.

X Noot
3

Council Conclusions on strategic perspectives for European cooperation in the youth field post 2018 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52017XG0615(02).

Naar boven