22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2270 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2016

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij zeven fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling EU toetreding tot de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV); (Kamerstuk 22 112, nr. 2266)

Fiche: Mededeling de toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV); (Kamerstuk 22 112, nr. 2267)

Fiche: Wijziging verordening aanvullende steun bij natuurrampen; (Kamerstuk 22 112, nr. 2268)

Fiche: Mededeling modelstatusovereenkomst inzake acties in derde landen in het kader van de verordening voor een Europese grens- en kustwacht; (Kamerstuk 22 112, nr. 69)

Fiche: Mededeling Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst;

Fiche: Mededeling Nieuwe EU Consensus on Development; (Kamerstuk 22 112, nr. 2271)

Fiche: Verordening definitie, presentatie en etikettering gedistilleerde dranken. (Kamerstuk 22 112, nr. 2272)

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: Mededeling Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Mededeling van de Commissie aan het Europese parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst, Europese duurzaamheidsmaatregelen

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    23 november 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM (2016) 739

  • d) EUR-lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1481722057807&uri=CELEX:52016DC0739

  • e) Impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    n.v.t.

  • f) Behandelingstraject Raad

    Nog niet bekend

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

Met de mededeling over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst wordt het overkoepelende kader neergezet voor het bereiken van de VN duurzame ontwikkelingsdoelen (de SDGs) via het interne en externe beleid van de EU. De mededeling schetst de uitgangspositie van de EU en brengt in kaart wat er qua EU-beleid loopt om de door de VN in 2015 aangenomen doelen te kunnen implementeren. Een onderscheid is aangebracht in de periode tot aan 2020 en die van 2020 tot aan 2030. Tot 2020 stelt de Commissie voor verder te gaan op basis van het huidige beleid en meent qua uitvoering van de SDGs al veel te hebben bereikt. Nieuwe elementen die worden voorgesteld, zijn de lancering van een forum waar de diverse partijen betrokken bij de implementatie van de SDGs, zoals de private sector, ngo’s en kennisinstellingen, bijeen kunnen komen (het Multistakeholder Platform) en de instelling van een high-level expert groep. Deze laatste moet de basis leggen voor een EU-strategie op duurzame financiering, specifiek voor milieu en klimaat. Voor de periode vanaf 2020 is in ogen van de Commissie verdere reflectie en de ontwikkeling van een lange termijnvisie nodig.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het is voor Nederland van belang dat de EU, als grote mondiale speler, zich inzet voor het bereiken van de SDGs. De EU heeft een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van de SDGs, een actieve rol van de EU bij de uitvoering is daarop een logisch gevolg. Het kabinet heeft de betrokkenheid met de SDGs en het belang van uitvoering van de doelen onderstreept, niet alleen nationaal maar ook op het niveau van de Europese Unie (Kamerstuk 33 625, nr. 213). Voor de nationale uitvoering van de doelen in lidstaten is het belangrijk dat de EU voor die beleidsterreinen waar de EU bevoegd is, aangeeft wat er al dan niet moet gebeuren om de SDGs te kunnen realiseren. Bovendien is voor veel thema’s waar Nederland waarde aan hecht, zoals internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, mensenrechten en bedrijfsleven en klimaat een grote rol voor de EU weggelegd.

b. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel.

Een intensieve interne Commissie coördinatie ligt ten grondslag aan het proces om tot deze mededeling te komen. Het is goed dat de Commissie de realisering van de SDGs in één «overkoepelende» mededeling heeft opgenomen: zowel via het interne beleid dat voor de eigen lidstaten geldt als via haar externe optreden naar derde landen toe, kan de EU aan de SDGs bijdragen. Dit is ook in lijn met de belangen, principes en prioriteiten uit de Global Strategy for the EU’s Foreign and Security Policy.

Het is belangrijk dat deze interne en externe dimensies elkaar versterken en onderling coherent zijn. Beleidscoherentie en governance zijn essentieel om duurzame ontwikkeling te realiseren. De Commissie erkent dit en geeft aan dat de nieuwe Commissiestructuur en de Better Regulationagenda daartoe in het leven zijn geroepen. Nederland ziet dit als positief en vindt het belangrijk dat deze instrumenten structureel worden ingezet. Zo wil de Commissie in het bestaande afstemmingskader voor het economisch beleid met de lidstaten (het zogenaamde Europees Semester) voortgang waarborgen naar een duurzamer sociaaleconomisch model in de Europese Unie. Nederland constateert dat de milieudimensie hier echter niet wordt meegenomen en zal de Commissie vragen te bezien of en hoe dit op structurele en coherente wijze gedaan kan worden.

Nederland vindt dat de EU het leiderschap en de voortrekkersrol die zij bij de onderhandelingen en totstandkoming van de SDGs heeft getoond, ook bij de implementatie van de SDGs moet vervullen. Nederland is dan ook teleurgesteld dat de Commissie geen duidelijke gap-analyse maakt van alle beleidsterreinen waar het ingezette beleid van de EU tekort schiet om de SDGs te verwezenlijken. Ook in het interne EU beleid dienen de SDGs te worden geïmplementeerd. Waar mogelijk, kan worden gekozen voor een pragmatische aanpak waar bestaand beleid reeds voldoende garanties biedt voor de realisatie van de SDGs. Daarnaast beperkt de mededeling van de Commissie zich tot de korte termijn; onduidelijk blijft waar de Commissie aanvullende inzet voor de langere termijn op zal plegen. Een duidelijke aanzet tot aanvullend beleid met een langere tijdshorizon, voorbij 2020, is gewenst. Ook voor de korte termijn tot 2020 geldt dat daar waar nodig, gekeken moet worden hoe het beleid en de regelgeving bij te stellen. Dit wanneer inzichtelijk is waar het beleid tekortschiet om de SDG’s te verwezenlijken.

De mededeling schetst enkel de uitgangspositie van de EU en brengt in kaart wat er in de EU loopt. De belangrijke thema’s zijn veelal benoemd maar de mededeling is tot een beleidsinventarisatie op een hoog aggregatieniveau beperkt gebleven. Onduidelijk is waar de Commissie aanvullende inzet op zal plegen: het ontbreekt aan een analyse, visie en strategie of en waar daadwerkelijke «next steps» mogelijk zijn en gezet moeten worden.

Het gaat hier ook om de vraag welke regelgeving/richtlijnen het streven naar verduurzaming op lokaal en nationaal niveau in de weg staan of ontmoedigen. Nieuwe beleidsvoorstellen of concrete uitvoeringsvoorstellen worden niet gedaan. Tevens wordt in de mededeling te weinig ingegaan op de vraag waar de EU, waar het het acquis communautaire betreft, nog onvoldoende presteert.

Terreinen waar Nederland in ieder geval aandacht voor wil, zijn de volgende. Zo ontbreekt in de mededeling aandacht voor de aanvullende opgave die de Overeenkomst van Parijs kan behelzen voor de EU, ook voor de periode tot 2030. De lange termijn transitie naar een koolstofarme en circulaire samenleving zal naar verwachting ook in de EU ingrijpende veranderingen vergen. Daarmee is van belang dat deze transitieopgave zo goed mogelijk wordt geïntegreerd met opgaven op andere vlakken, zoals het toekomstbestendig maken van de beroepsbevolking en de investeringen in leren en opleiding die dit vergt.

Evenmin bevat de mededeling een verwijzing naar de belofte in de SDG-agenda dat «No one will be left behind». Nederland ziet dat graag prominent terug, inclusief gerichte maatregelen en middelen om de armste en meest gemarginaliseerde groepen te bereiken, in de EU en in ontwikkelingslanden. 1

Ook is voor Nederland opvolging van de Raadsconclusies over verduurzaming van mondiale waardeketens en over mensenrechten en bedrijfsleven (beide aangenomen onder Nederlands voorzitterschap) van belang. Dat houdt in dat de Commissie haar toezegging voor een Action Plan on Responsible Business Conduct gestand moet doen, inclusief maatregelen op gebied van toegang tot recht voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen.

Nederland is tevreden met het voorstel van de Commissie om een multistakeholder platform te lanceren, dit past goed bij de Nederlandse inzet. Nederland ziet het aangaan van multistakeholder-partnerschappen als een wezenlijk element in de realisatie van de SDGs.

c. Eerste inschatting van krachtenveld

Het lange uitblijven van de mededeling was niet naar de zin van EU-lidstaten die spoedige actie van de EU als mondiale speler als wenselijk zagen. Het is belangrijk dat de EU toont dat het de universele SDGs, die voor alle landen gelden, niet enkel via het externe maar ook via het interne beleid wil implementeren. Meerdere lidstaten hebben in eerste besprekingen van de Raad een gebrek aan ambitie bij de Commissie opgemerkt. Tegelijkertijd zijn er ook lidstaten die juist tevreden lijken met het feit dat er nu geen extra beleid wordt voorgesteld door de Commissie.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a. Bevoegdheid

Nederland beoordeelt de bevoegdheid van de EU t.a.v. de mededeling positief. De mededeling betreft diverse beleidsterreinen waaronder milieu, energie, ontwikkelingssamenwerking en het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Op het terrein van milieu en energie heeft de Unie een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (zie art. 4, lid 2, onder e en i, VWEU). Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking heeft de EU een parallelle bevoegdheid (De uitoefening van de EU-bevoegdheid op dit terrein belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen (artikel 4, lid 4 VWEU)).

b. Subsidiariteit

De Nederlandse grondhouding t.a.v. de subsidiariteit is positief. De EU is het geëigende platform om te streven naar de aanpak van mondiale, grensoverschrijdende problemen en bijgevolg de realisering van de SDGs.

c. Proportionaliteit

De Nederlandse grondhouding t.a.v. de proportionaliteit is positief. De mededeling van de Commissie laat voldoende ruimte voor nationale inzet en staat inhoudelijk in verhouding tot de geformuleerde doelstellingen.

d. Financiële gevolgen

Geen, beleidsvoorstellen worden niet gedaan. Verder is het kabinet van mening dat de eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijke ministerie.

e. Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

In deze mededeling wordt geen wet- of regelgeving aangekondigd.


X Noot
1

Kamerstuk 33 625, nrs. 182 en 236.

Naar boven