22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2016

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij twee fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling Staal (Kamerstuk 22 112, nr. 2122)

Fiche 2: EU-Meststoffenverordening

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: EU-Meststoffenverordening

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van bemestingsproducten met CE-markering en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    17 maart 2016

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2016) 157

  • d) Pre-lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1459776680579&uri=CELEX:52016PC0157

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    SWD (2016) 64

    SWD (2016) 65

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad voor Concurrentievermogen

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Economische Zaken, in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu

  • h) Rechtsbasis

    Art. 114 VWEU

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het voorstel beoogt de eisen voor het verhandelen van meststoffen, bodemverbeteraars, groeimedia1, agronomische toevoegmiddelen2 en biostimulanten3 tussen EU-lidstaten te harmoniseren. Als een meststof voldoet aan de Europese eisen voor dat product is, kan het in de gehele interne markt worden afgezet onder CE-label (Conformité Européenne). Momenteel is de Europees interne markt door uiteenlopende nationale regels en normen moeilijk bereikbaar voor innovatieve bemestingsproducten. Overeenkomstig het model van de circulaire economie bevatten die vaak nutriënten of organisch materiaal afkomstig van gerecycled bioafval of andere secundaire grondstoffen. Daarbij wordt de huidige procedure voor goedkeuring van meststoffen als lang en ingewikkeld ervaren. Het onderhavige voorstel heeft als doel de procedure tot goedkeuring te bekorten en te vereenvoudigen, om zo meer gebruik te kunnen maken van de innovatiekracht van de meststoffensector. De Commissie stelt verder voor om de samenhang tussen de bepalingen van de Meststoffenverordening en de wettelijke kaders over dierlijke bijproducten en afvalstoffen beter te regelen.

Het ontbreken van een geharmoniseerd kader voor de aanwezigheid van contaminanten in meststoffen die onder nationale regels vallen (bv. nutriënten die afkomstig zijn van gerecycleerd zuiveringsslib of dierlijke mest), zorgt momenteel voor een gefragmenteerde Europese markt voor organische meststoffen. Het voorstel bevat daarom geharmoniseerde grenswaarden voor zware metalen in meststoffen. De vaststelling van die grenswaarden zal bijdragen aan het beperken van milieuproblemen die worden veroorzaakt door het gebruik van meststoffen, zoals verontreiniging van de bodem, de binnenwateren, de zeewateren en uiteindelijk ook van levensmiddelen. Specifiek aandachtspunt is de aanwezigheid van cadmium in anorganische fosfaatmeststoffen. Cadmium is zwaar metaal dat ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken, als het in te hoge concentraties in voedsel voorkomt. Fosfaatmeststoffen van fossiele oorsprong bevatten van nature hoge gehaltes aan cadmium. Op dit moment zijn er geen EU-grenswaarden en hebben sommige lidstaten nationale grenswaarden voor cadmium bepaald voor meststoffen, waardoor ook in het reeds geharmoniseerde deel van de markt een zekere fragmentatie is ontstaan. Het voorstel zal bijdragen aan een vermindering van de cadmiumaccumulatie in de bodem en de cadmiumverontreiniging van levensmiddelen en water.

Het onderhavige voorstel creëert een geharmoniseerd kader om verontreinigingen in meststoffen tegen te gaan, waardoor de milieudruk in de Unie af zal nemen en voor de meststoffensector een eenduidiger kader ontstaat, waardoor het eenvoudiger wordt meststoffen te verhandelen. Specifiek voor cadmiumgehaltes in fosfaatmeststoffen voorziet het voorstel in een overgangsperiode om het maximumgehalte van fosfaatmeststoffen stapsgewijs terug te brengen.

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft twee impact assessments uitgevoerd. Het eerste document bekijkt de effecten van het voorstel in algemene zin. Het tweede document gaat specifiek in op het gehalte van cadmium in fosfaatmeststoffen.

Het algemene impact assessment laat een aantal belemmeringen voor de markt voor bemestingsproducten zien, waarvan de belangrijkste zijn:

  • 1. Ondernemingen die in verschillende lidstaten actief zijn op de niet-geharmoniseerde markt worden geconfronteerd met kosten naar aanleiding van uiteenlopende nationale regels voor meststoffen. Die regels vereisen vaak voorafgaande toestemming, die moeilijk te verkrijgen is.

  • 2. Er zijn ernstige problemen in verband met de gezondheid en het milieu vastgesteld, in het bijzonder de aanwezigheid van toxische contaminanten in bepaalde veel gebruikte meststoffen. De huidige geharmoniseerde wetgeving biedt te weinig bescherming voor de gezondheid en het milieu.

  • 3. De huidige procedure voor wettelijke toelating tot de interne markt is te traag in vergelijking tot de innovatiecyclus van de sector.

Het impact-assessment concludeert dat de genoemde belemmering van een geharmoniseerde markt zich op EU-niveau bevinden en derhalve enkel op EU-niveau worden aangepakt. Een goed functionerende EU-markt voor alle bemestingsproducten zal nieuwe kansen creëren en de administratieve lasten verminderen. Gezien de vaak lokale aard van de markt voor bepaalde bemestingsproducten, is deze harmonisatie facultatief. Alleen als een ondernemer zijn product op de markt brengt met CE-markering, moet hij zich aan de eisen van de verordening houden. Hij kan ervoor kiezen om zijn product zonder CE-markering op de markt te brengen. Dan geldt de nationale wet- en regelgeving in de lidstaten in combinatie met wederzijdse erkenning.

Het impact assessment heeft vijf beleidsopties overwogen om bovenstaande belemmeringen aan te pakken. Bij de opties is zowel gekeken naar een variant van volledige harmonisatie als een variant met facultatieve harmonisatie, waarbij lidstaten de mogelijkheid krijgen om binnen hun eigen landsgrenzen ook andere meststoffen toe te staan. Het impact assessment stelt dat harmonisatie op basis van het nieuwe wetgevingskader, maar met eisen en normen voor de grondstoffen, waarbij de betrokkenheid van keuringsinstanties verschilt per grondstofcategorie, en is het grootst bij afvalstoffen en andere secundaire grondstoffen met mogelijke variabele samenstelling, het meest passend is.

Het tweede impact assessment gaat in op cadmiumverontreinigingen in fosfaatmeststoffen. Het voorkomen van verontreiniging van de bodem door cadmium draagt bij aan de voedselveiligheid. De introductie van normen voor deze specifieke groep van meststoffen en de hoogte van deze norm is reeds een lange discussie, die ook gespeeld heeft bij invoering van de huidige meststoffenverordening. Het impact assessment gaat in op economische en milieutechnische relateerde effecten van verschillende beleidsopties om het probleem van verontreiniging van bodems door cadmium te beperken. De voorkeursoptie is regelgeving met een EU-limiet van 60 mg Cd/kg fosfaat, die geleidelijk wordt afgebouwd naar 40 mg Cd/kg fosfaat en eventueel in de toekomst naar 20 mg Cd/kg fosfaat, als er technieken voor verwijderen van cadmium in grondstoffen beschikbaar komen. Deze optie geeft de meeste garantie voor een afname van de druk van cadmium op Europese bodems. Wel geeft het impact assessment aan dat er meer inspanningen zouden moeten komen om de technieken voor verwijdering van cadmium uit fosfaatgrondstoffen te ontwikkelen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland is voorstander van de harmonisatie tussen EU-lidstaten van handelseisen voor meststoffen, bodemverbeteraars, groeimedia, agronomische toevoegmiddelen en biostimulanten.

Nederland is de derde producent van meststoffen van primaire grondstoffen in Europa. Daarnaast heeft Nederland een grote positie als het gaat om de ontwikkeling van innovatieve bemestingsproducten gemaakt uit hernieuwbare bronnen, zoals plantaardige reststromen, dierlijke mest, dierlijke bijproducten, zuiveringsslib en andere producten uit afval. Nederland is een koploper op de markt voor groeimedia en biostimulanten. De harmonisatie van handelseisen voor de producten die in deze verordening genoemd worden, biedt voor Nederlandse bedrijven de mogelijkheid om nieuwe markten eenvoudiger te bereiken.

De verruiming van de reikwijdte van deze meststoffenverordening naar organische meststofproducten past in het Nederlandse beleid voor een circulaire economie. Het gebruik van stoffen en materialen uit hernieuwbare bron (zoals biologische reststromen) maakt Nederland minder afhankelijk van fossiele grondstoffen (zoals aardgas of fosfaat en kalium), waarvan sommige door de Commissie zijn aangeduid als kritisch. Daarnaast kunnen organische meststoffen een positieve bijdrage leveren aan het verhogen van het organische stof gehalte in de Europese bodems.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Algemeen

Het onderhavige voorstel biedt nieuwe kansen voor markten aan een aantal productgroepen, waar Nederland een grote speler op is. Nederland speelt een grote rol in de internationale handel van organische meststoffen en groeimedia. Door harmonisatie van de handelseisen hoeft een meststoffenproducent niet in afzonderlijke lidstaten een langdurige procedure te doorlopen om toegang tot de markt te krijgen. Hij doorloopt straks één procedure, waarna het product met CE-markering op de hele Europese markt gebracht kan worden. Nederland is van mening dat zo veel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de manier waarop het nieuwe wetgevingskader in andere Europese productregelgeving is verwerkt. Verder is Nederland voorstander van de keuze voor facultatieve harmonisatie, waarbij nationale wetgeving blijft bestaan. Dit houdt in dat bedrijven die meststoffen produceren specifiek voor een lokale markt geen Europees toelatingsproces hoeven te volgen.

Relatie met andere Europese regelgeving

Het onderhavige voorstel kent een nauwe samenhang met andere Europese regelgeving. Nederland steunt de intentie van de Commissie om de samenhang tussen de Meststoffenverordening en andere wettelijke kaders eenduidig te regelen. Dit kan leiden tot vereenvoudiging van regelgeving en het gelijke speelveld voor ondernemers versterken. Het voorstel behelst aanpassingen aan de Verordening dierlijke bijproducten (EU 1069/2009) en voor de Gewasbeschermingsmiddelenverordening (EU 1107/2009) en regelt een einde-afvalstatus4 voor meststoffen onder CE-label. Nederland zal er op toezien dat de voorstellen daadwerkelijk tot een vereenvoudiging van de regelgeving en een gelijker speelveld leiden.

Er wordt echter geen relatie gelegd met het gebruik van meststoffen, zoals gegeven in de Nitraatrichtlijn (EU 1991/676). Nederland is van mening dat de definities voor meststoffen zoals benoemd in deze Meststoffenverordening worden overgenomen in de Nitraatrichtlijn, zodat er sprake is van eenduidige regelgeving.

Einde-afvalfase

De verordening regelt een einde-afval-status voor meststoffen die onder CE-label op de markt gebracht worden. Nederland steunt de intentie van de Europese Commissie om te verduidelijken dat bemestingsproducten met een CE-markering niet als afvalstoffen moeten worden bestempeld. Dit maakt de regulering rondom het grensoverschrijdend transport van de producten fors eenvoudiger.

Dierlijke mest

Het voorstel biedt mogelijkheden om producten van dierlijke mest onder CE-markering op de Europese markt te brengen. Dit zal de afzet van producten uit dierlijke mest versterken. Momenteel gebruiken diverse lidstaten verschillende kaders om de handel in verwerkte dierlijke mest te reguleren. Intensivering van het beleid om dierlijke mest te gaan verwerken, maakt van Nederland een grote producent van organische mestproducten op basis van dierlijke mest. Nederland zal zich inzetten om de export van verwerkte mestproducten met zo min mogelijk administratieve handelingen te laten plaatsvinden.

De handel van onverwerkte dierlijke mest valt buiten deze verordening. Nederland stelt zich op de positie dat deze handel het best gereguleerd kan blijven onder nationale regelgeving of via bilaterale handelsovereenkomsten, omdat de handel in onverwerkte dierlijke mest momenteel goed kan werken met de bestaande regelgeving en deze handel op Europees niveau zeer lokaal is.

Dierlijke bijproducten

Het voorstel maakt het mogelijk dat bepaalde dierlijke bijproducten als EU-meststof op de markt gebracht kunnen worden. In bijlage II van het onderhavige voorstel is echter nog geen tabel met toegestane dierlijke bijproducten opgenomen. Nederland is van mening dat verwerkte dierlijke mest een grote bijdrage kan leveren aan de meststofbehoefte in de Unie. Nederland zal zich ervoor inzetten dat verwerkte dierlijke mest, zoals genoemd in de verordening dierlijke bijproducten wordt opgenomen.

Mineralenconcentraat

Nederland streeft er naar dat innovatieve producten, zoals mineralenconcentraat, als kunstmestvervanger – dus boven de norm voor dierlijke mest – kunnen worden gebruikt. Het onderhavige voorstel maakt het niet mogelijk om mineralenconcentraat als kunstmest op de Europese markt te brengen. De producteisen van samengestelde vloeibare anorganische meststoffen liggen in het huidige voorstel te hoog. Daarnaast kan het product mineralenconcentraat niet voldoen aan de eisen voor een eindpunt in de verordening dierlijke bijproducten (EU 1069/2009). De Nederlandse praktijk geeft aan dat voor de internationale handel in producten, zoals mineralenconcentraat, het product verder geconcentreerd zal moeten worden om de logistieke kosten zo laag mogelijk te houden. Nederland zal er naar streven om de markt voor anorganische meststoffen voor dergelijk producten uit dierlijke mest verder te verruimen.

Daarnaast zet Nederland zich ervoor in om het gebruik van mineralenconcentraat in Nederland middels een aparte derogatie op de Nitraatrichtlijn vorm te geven.

Zware metalen

Nederland is voorstander van de opname van eisen voor zware metalen in de EU meststoffenverordening. De grenswaarden die genoemd worden in dit voorstel zijn minder stringent dan in de Nederlandse meststoffenregelgeving worden genoemd. Daarnaast verandert in het onderhavige voorstel de systematiek waarop zware metalen worden gereguleerd: in de huidige Nederlandse Meststoffenwet zijn de limiterende gehaltes gerelateerd aan de waardegevende nutriënten, terwijl in het onderhavige voorstel de maximum gehaltes uitgedrukt zijn als een concentratie van het product. Dit kan gevolgen hebben voor de vracht aan zware metalen die aan het land wordt toegediend. Het onderhavige voorstel geeft geen duidelijkheid op welke basis de hoogte van deze maximum waarden voor zware metalen is gebaseerd. Nederland streeft naar grenswaarden voor zware metalen, die risico-gebaseerd zijn en die geen risico vormen voor de kwaliteit van mens, dier en milieu.

Cadmium

De verordening heeft als doel om eenduidige eisen voor cadmium in fosfaatmeststoffen op te nemen. Het erts dat gebruik wordt bij de productie van fosfaatmeststoffen is van nature vervuild met cadmium. Fosfaatmeststoffen zijn op Europese schaal een grote bron van cadmium verontreinigingen in de bodem. Het voorstel voorziet in een overgangsperiode om het gehalte van fosfaatmeststoffen stapsgewijs terug te brengen van 60 naar 40 tot 20 mg Cd per kg fosfaat (P2O5) na respectievelijk de publicatiedatum, drie jaar na de publicatiedatum en twaalf jaar na publicatiedatum. In Nederland worden beperkt anorganische fosfaatmeststoffen gebruikt, per jaar zo’n 8–10 miljoen kg fosfaat. De verwachting is dat dit gebruik in de komende jaren nog verder zal dalen. Het gehalte aan cadmium in fosfaatmeststoffen zal voor de Nederlandse bodems dus beperkt effect op het milieu hebben. De stap richting 40 mg Cd per kg fosfaat is momenteel technisch haalbaar, maar de stap naar 20 mg Cd per kg fosfaat is nog niet technisch mogelijk, ook niet als er op grote schaal wordt geïnvesteerd in het herwinnen van fosfaten uit overige bronnen. Vanwege het belang dat Nederland hecht aan de bescherming van de volksgezondheid en aan de bescherming van de milieukwaliteit van bodem en water ondersteunt Nederland het voorstel van de EC om op termijn te komen tot een reductie naar 20 mg Cd per kg fosfaat. Nederland pleit in dit verband voor de ontwikkeling van kosteneffectieve maatregelen om cadmium te verwijderen.

Organische stof

De meststoffen moeten naast eisen voor verontreinigen ook voldoen aan minimale eisen met betrekking tot landbouwkundige toepassing. Deze eisen zijn grotendeels vergelijkbaar met de Nederlandse regelgeving, echter het voorstel stelt eisen voor organische koolstof. Deze parameter kent de Nederlandse regelgeving niet. Nederland gaat uit van organische stof, een parameter die internationaal veel vaker gebruikt wordt. Daarnaast is het minimum gehalte aan organische koolstof voor organische meststoffen en bodemverbeteraars in het onderhavige voorstel hoog. Nederland zal ervoor pleiten eisen te stellen voor organische stof en de eisen voor deze parameter te verlagen.

Herwonnen fosfaten

Rioolzuiveringsslib, biochar en verbrandingsassen kunnen een geschikte bron van fosfaten vormen, die als meststof kunnen worden ingezet. Het kabinet heeft herwonnen fosfaten daarom een plek gegeven in de Nederlandse Meststoffenwet. De Commissie neemt deze meststoffen echter nog niet op in de verordening, maar stelt voor om eerst onderzoek te laten doen naar de specificaties waaraan herwonnen fosfaten moeten voldoen. Nederland betwijfelt de noodzaak voor dit uitstel en zal vragen om meststoffen die gewonnen worden uit herwonnen fosfaten ook mee te nemen in deze verordening. Nederland wil versnelling van het proces en deze categorieën meenemen in de huidige voorstellen. Het kabinet geeft daarmee ook uitvoering aan de motie Dijkstra/Mulder (Kamerstukken 2015–2016, 33 043, nr. 49). Als de meststoffen in de verordening zijn opgenomen, dan zal daarvoor ook een einde-afval-status gelden.

Biostimulanten

Nederland is positief over de opname van een categorie voor biostimulanten. Deze innovatieve producten hebben vaak een indirecte bemestende waarde, door het voorkomen van abiotische stress of toevoeging van micro-organismen, die nutriëntopnamen versterken. Deze categorie biedt bedrijven die deze innovatieve meststoffen ontwikkelen een kader om deze producten op de markt te brengen, waarbij het helder moet zijn welke claim het product voert. Nederland zal benadrukken dat er een helder onderscheid komt tussen gewasbeschermingsmiddelen en biostimulanten. Verder vindt Nederland dat de lijst van micro-organismen (in Annex II, deel 2.7) specifieker beschreven kan worden.

Voor biostimulanten en agronomische toevoegmiddelen geeft het voorstel in afwijking van de overige meststoffen een zogenaamde typebeoordeling. Nederland vindt dat de procedure van erkenning van innovatieve producten proportioneel moet zijn niet nodeloos veel tijd dient te vergen en sterk kostenverhogend moet zijn.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De inschatting is dat er zowel binnen de Raad als in het Europees Parlement draagvlak is voor de harmonisatie van de handelseisen voor bemestende producten. De hoogte van de eisen voor contaminanten in meststoffen is in het voortraject een discussiepunt geweest. De zuidelijke lidstaten hanteren minder stringente niveaus van zware metalen dan de noordelijke lidstaten. De waarden die in het voorstel worden genoemd zijn een middenweg in deze discussie.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het Nederlandse oordeel ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De Europese Unie heeft de bevoegdheid om de handel in bemestingsproducten te reguleren op grond van Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

b) Subsidiariteit

Het Nederlandse oordeel ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het onderhavige voorstel is een verruiming van de reikwijdte van de huidige meststoffenverordening. De introductie van eisen en normen voor contaminanten in bemestingsproducten is momenteel op lidstaatniveau gereguleerd. In de praktijk differentiëren normen en eisen tussen lidstaten sterk en wordt het vrije verkeer van meststoffen tussen lidstaten beperkt. De vastgestelde problemen op de geharmoniseerde markt bevinden zich op EU-niveau en kunnen enkel met maatregelen op EU-niveau worden aangepakt.

c) Proportionaliteit

Het Nederlandse oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het instrument van een meststoffenverordening gebaseerd op het nieuwe wetgevingskader voor producten, op een terrein dat technisch zeer complex is, lijkt het juiste instrument. Het voorstel gaat niet verder dan noodzakelijk en houdt ruimte voor sterk nationaal, dan wel regionaal bepaalde markten.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het onderhavige voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De financiële consequenties voor de rijksoverheid en decentrale overheden zullen budget neutraal zijn. Er zal minder tijd nodig zijn voor wederzijdse erkenningen van meststoffen tussen lidstaten en de erkenning van meststoffen van secundaire oorsprong, omdat deze taken worden overgenomen door een aangemelde autoriteit. Deze autoriteit wordt betaald door het bedrijfsleven. De kosten voor markttoezicht door de NVWA zullen licht stijgen, omdat er meer toezicht op de economische actoren wordt gevraagd. De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De financiële consequenties voor bedrijven die meststoffen op de markt willen brengen zullen dalen, omdat de procedure voor erkenning van meststoffen slecht één keer hoeft te worden doorlopen voor markt toegang in de gehele Unie. Langdurige procedures voor wederzijdse erkenningen worden beperkt. Daarnaast komt er eenduidigheid in de etikettering van meststoffen over de gehele Unie, waardoor verpakkingen in grotere oplages geproduceerd kunnen worden.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Bedrijven die nieuwe meststoffen op de markt brengen, krijgen door deze verordening hun producten sneller en met minder lasten erkend voor de gehele Europese markt. Dit zal de administratieve last sterk beperken. Een aandachtspunt is dat de verordening momenteel niet voorziet in een overgangsregeling waardoor bedrijven producten en wellicht verpakkingen of etiketten zullen moeten aanpassen.

De markt voor biostimulanten is nu nog zeer beperkt. Veel landen binnen de Unie kennen net als Nederland, deze productgroep nog niet, waardoor de handel in deze producten slechts beperkt is. Met de invoering van deze regelgeving komt er een kader waarin deze innovatieve nieuwe producten zich kunnen ontwikkelen.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Deze harmonisatie zal de markt voor meststoffen van secundaire bron versterken. De toegang tot markten binnen de Unie wordt voor dergelijk producten makkelijker. De Nederlandse marktpositie in het segment van (an)organische meststoffen en groeimedia is reeds sterk en zal verder worden versterkt door deze harmonisatie.

Er zal een groter aanbod komen van organische mestproducten, omdat meerdere partijen op de markt zullen toetreden. De keuzemogelijkheden voor consumenten van bemestingsproducten worden vergroot en geven wellicht een drukkend effect op de prijs van deze producten. Doordat er een kader voor toelating van biostimulanten komt, zal de ontwikkeling van deze sector zich verder voortzetten. Nederland kent een aantal innovatieve bedrijven, die deze ontwikkeling toejuichen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Om uitvoering te kunnen geven aan de onderhavige verordening is aanpassing van de Meststoffenregelgeving op diverse niveaus nodig, namelijk aanpassing van de Meststoffenwet, het uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

In geval er twijfel bestaat of een aangemelde keuringsinstantie voldoet aan de eisen zal de Europese Commissie onderzoeken of de instantie aan de eisen voldoet. Indien dat niet het geval is zal de Europese Commissie door middel van een uitvoeringshandeling de aanmeldende lidstaat opdragen passende maatregelen te nemen. Deze uitvoeringshandeling wordt aangenomen op basis van de adviesprocedure.

De Commissie heeft ook de bevoegdheid om door middel van een uitvoeringshandeling te besluiten of een nationale maatregel tegen een product, dat niet aan de eisen voldoet dan wel aan de eisen voldoet en toch een risico vormt, gerechtvaardigd is of niet. Alleen in geval het een maatregel betreft tegen een product dat weliswaar aan de eisen voldoet, maar toch een risico vormt is de onderzoeksprocedure van kracht. Dit is gelijk aan andere Europese productwetgeving die in lijn met het nieuwe wetgevingskader is.

De Europese Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen met gemeenschappelijke specificaties om conformiteit met de eisen uit bijlage I tot en met III vast te stellen.

De Commissie heeft in het voorstel de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen bijlagen I t/m IV aan te passen. De gekozen invulling van de bevoegdheden voor de Europese Commissie sluit aan bij de aard van de betrokken handeling. Daarbij zal Nederland benadrukken dat innovatieve meststofproducten moeten kunnen worden toegevoegd aan de verordening, ook al is het marktaandeel nog beperkt.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het voorstel noemt 1 januari 2018 als datum waarop de verordening van kracht wordt. Voor de benodigde aanpassing van de wet- en regelgeving en de bijbehorende uitvoeringsaspecten is de termijn waarop de verordening van toepassing wordt krap te noemen. Nederland zal pleiten voor een overgangstermijn.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Er is voorzien in een evaluatiemoment vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening. Dit wordt door Nederland als wenselijk gezien.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Aangezien het markttoezicht in lijn is gebracht met het nieuwe wetgevingskader voor producten zal het worden versterkt. Dit betekent voor de nationale toezichthouder (NVWA) dat er meer dan nu het geval is zal moeten worden samengewerkt met toezichthouders in andere lidstaten.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

De implicaties voor ontwikkelingslanden zijn beperkt. Onderhavig voorstel harmoniseert de interne markt voor bemestingsproducten. Handel met derde landen wordt door dit voorstel niet gereguleerd. De onderhavige regelgeving zal echter wel een standaard gaan vormen voor meststofproducenten binnen de Unie. De producten naar derde landen zullen waarschijnlijk grotendeels gaan voldoen aan deze regelgeving.

De import van meststoffen uit derde landen zal ook moeten voldoen aan de eisen van het onderhavige voorstel, dat betekent enerzijds een vereenvoudiging van de markttoegang, maar ook strengere milieueisen.


X Noot
1

Groeimedia: Kunstmatige bodem voor plantengroei, bijvoorbeeld potgrond of kokosvezels.

X Noot
2

Agronomische toevoegmiddelen: Producten die aan meststoffen worden toegevoegd om de werking van de meststoffen te verbeteren, bijvoorbeeld nitrificatieremmers.

X Noot
3

Biostimulanten: Innovatieve producten met een indirecte bemestende waarde, bijvoorbeeld door het voorkomen van abiotische stress of toevoeging van micro-organismen, die nutriëntopname versterken.

X Noot
4

Einde-afvalstatus: De reststroom valt niet meer onder de kaderrichtlijn afval en kan gebruikt worden als grondstof voor het maken van producten.

Naar boven