22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1853 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken, en met verwijzing naar uw verzoek per brief van 25 april 2014, heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling Europese luchtvaartmarkt voor het veilige en duurzame civiele gebruik van drones (Kamerstuk 22 112, nr. 1849)

Fiche 2: Mededeling Gezondheidssystemen (Kamerstuk 22 112, nr. 1850)

Fiche 3: Mededeling Actiekader Hyogo na 2015 (Kamerstuk 22 112, nr. 1851)

Fiche 4: Besluit Europees platform tegengaan zwartwerk (Kamerstuk 22 112, nr. 1852)

Fiche 5: Verordening conflictmineralen

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Verordening conflictmineralen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Verordening van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Uniesysteem voor zelfcertificering van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden.

Datum ontvangst Commissiedocument

6 maart 2014

Nr. Commissiedocument

COM(2104) 111

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

SWD(2014) 52 en SWD(2014) 53.

Behandelingstraject Raad

Raad Buitenlandse Zaken/Handel

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis: Rechtsbasis: Art 207 VWEU.

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: In de voorgestelde verordening staat dat de Commissie de bevoegdheid heeft uitvoeringshandelingen vast te stellen, bijgestaan door een Comité (procedure: raadplegingsprocedure). De Commissie stelt een besluit vast met een lijst van verantwoorde EU en niet-EU smelterijen en raffinaderijen van mineralen die onder de verordening vallen. Dat besluit wordt openbaar gemaakt.

2. Samenvatting BNC-fiche

  • Korte inhoud voorstel: Doel van het voorstel is het bevorderen van legale, verantwoorde handel in mineralen afkomstig uit conflict- en hoogrisicogebieden. De Commissie stelt voor om te komen tot een systeem voor zelfcertificering, volgens de OESO-handleiding voor «due diligence» (passende zorgvuldigheid), voor verantwoorde importeurs van tin, tantaal en wolfraam en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden. De betreffende importeurs laten zich auditen door een onafhankelijke derde. De nationale bevoegde autoriteit controleert achteraf of de gecertificeerde importeurs voldoen aan de verplichtingen. De Commissie stelt een lijst op van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen die gevestigd zijn in of leveren aan de EU.

  • Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel: positief. De Commissie baseert de bevoegdheid voor dit voorstel op artikel 207 VWEU. Het subsidiariteitsoordeel is niet van toepassing aangezien Gemeenschappelijke Handelspolitiek een exclusieve EU-bevoegdheid is. Het oordeel over de proportionaliteit is positief, omdat een goede balans gevonden is tussen de rol van de Commissie en de bevoegde autoriteit van de lidstaten.

  • Implicaties/risico’s/kansen: Het systeem biedt een stimulans om iets te doen aan de schrijnende problemen in grondstofrijke conflictgebieden. Er is een risico dat te weinig importeurs mee willen werken aan de zelfcertificering, waardoor het systeem niet effectief zal zijn. Daarvoor zijn echter geen aanwijzingen. Na drie jaar is er een evaluatie naar de doeltreffendheid voorzien.

  • Nederlandse positie: Nederland staat positief tegenover het voorstel en heeft er vertrouwen in dat het bedrijfsleven de zelfcertificering zal oppakken.

3. Samenvatting voorstel

• Inhoud voorstel

De internationale handel in mineralen uit onstabiele regio’s kan gewelddadige conflicten aanwakkeren en doen voortduren. Het voorstel beoogt het risico op financiering van gewapende groepen te verkleinen en ernstige misstanden die gepaard gaat met de winning, het vervoer en het verhandelen van de betrokken mineralen, tegen te gaan. Het voorstel is gebaseerd op de OESO-handleiding voor due diligence.1 Het heeft betrekking op alle ondernemingen in de EU die tin, tantaal, wolfraam en goud in ruwe vorm, als erts of metaal in de EU importeren.2 Naar schatting gaat het om ongeveer 300 handelaren, 20 smelterijen/raffinaderijen en meer dan 100 onderdelenfabrikanten. Het voorstel definieert de voorwaarden voor zelfcertificering als verantwoorde importeur. Het voorstel moet het ook voor downstream-afnemers gemakkelijker maken om due diligence te betrachten. Dit zijn potentieel 888.000 Europese bedrijven, het merendeel midden en kleinbedrijf.

Het probleem van conflictmineralen doet zich nadrukkelijk voor in het Grote Meren gebied in Afrika.3 Echter, het voorstel beperkt zich niet tot deze regio, maar kan ook betrekking hebben op andere conflict- of hoogrisicogebieden. Conflict- en hoogrisicogebieden worden in het voorstel gedefinieerd als gebieden met een gewapend conflict of een onstabiele situatie in de nasleep van een conflict, evenals gebieden zonder of met een zwak bestuur en zonder of met beperkte veiligheid, zoals falende staten, en met wijdverspreide en systematische schendingen van het internationaal recht, met inbegrip van schendingen van de mensenrechten.

Het voorstel verplicht importeurs die kiezen voor zelfcertificering om de OESO-handleiding voor due diligence te implementeren. Dat wil zeggen dat verantwoorde importeurs van mineralen, ertsen en metalen die binnen de verordening vallen een bedrijfsbeheersysteem moeten inrichten; risico's in de toeleveringsketen moeten vaststellen en beoordelen; een strategie moeten opstellen en implementeren om met de vastgestelde risico's om te gaan; een onafhankelijke due diligence audit moeten laten uitvoeren; en verslag moeten uitbrengen over due diligence in de toeleveringsketen. De importeurs zijn verplicht de betreffende informatie bekend te maken aan de nationale bevoegde autoriteit en aan downstream-afnemers, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie. De nationale bevoegde autoriteit controleert de verantwoorde importeurs achteraf op naleving van de verplichtingen. De autoriteit rapporteert jaarlijks over de uitvoering van de verordening aan de Commissie.

De EU publiceert jaarlijks een lijst van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen, op basis van de rapportages van de bevoegde nationale autoriteiten en na overleg met de OESO. Deze lijst beperkt zich niet tot Europese bedrijven maar betreft ook verantwoorde smelterijen en raffinaderijen die leveren aan de EU. Volgens de Commissie zijn er in de EU ongeveer 20 smelterijen/raffinaderijen. Wereldwijd zijn er ongeveer 280 smelterijen en 140 goudraffinaderijen; 65% van de smelterijen is gevestigd in Azië (m.n. China, Maleisië, Indonesië, Thailand en Rusland). Daarom zal de EU samenwerken met landen waar smelterijen/raffinaderijen gevestigd zijn, om de strategie voor het verantwoord betrekken van mineralen te bevorderen. Ook zal de EU de OESO financieel steunen voor technische assistentie aan smelterijen en raffinaderijen in de EU en elders die mineralen uit conflictgebieden betrekken en due diligence willen betrachten.

• Impact assessment Commissie

Er zijn 6 opties vergeleken, waarbij voor optie 3 is gekozen. Beleidsoptie 1 – een losstaande EU-mededeling – wordt gezien als een van de minst doeltreffende opties om de gestelde doelen te bereiken. Beleidsoptie 2, waarbij optie 1 wordt aangevuld met een aanbeveling van de Raad, is ongeveer even doeltreffend.

Beleidsoptie 3 – een verordening die verplichtingen oplegt voor vrijwillige certificering als verantwoorde EU-importeur op basis van de OESO-richtlijnen – wordt beschouwd als het meest doeltreffende middel om de gewenste doelstellingen te bereiken. Beleidsoptie 4 – gelijk aan optie 3, maar met verplichte certificering – zou het financieren van gewapende groepen ook tegen gaan. Echter, in het verplichte scenario is het risico groter dat importeurs op zoek zullen gaan naar een alternatieve regio om mineralen te betrekken. Daarmee worden de problemen in conflictgebieden niet opgelost.

Wanneer opties 3 en 4 worden vergeleken in termen van de administratieve lasten, is optie 3 minder belastend voor de betrokken importeurs (voor het merendeel mkb-ers). Enkel ondernemingen die kiezen voor zelfcertificering, op basis van hun eigen kosten-batenanalyse, zullen immers betrokken zijn. Naar verwachting zou optie 4 beter tegemoet komen aan de vraag van klanten uit de VS aan EU downstream-bedrijven om te voldoen aan due diligence eisen (de Dodd-Frank Act4). Door het verplichtende karakter zijn immers meer upstream-leveranciers betrokken. Bij optie 3 is het risico op verplaatsing van bedrijfsactiviteiten door EU-importeurs kleiner, evenals de kans op negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de EU. Optie 3 levert naar verwachting ook betere resultaten dan optie 4 voor het inkomen van de bevolking en voor het milieu in conflictgebieden.

Beleidsoptie 5 – een richtlijn die verplichtingen oplegt aan alle EU genoteerde bedrijven die in hun toeleveringsketen tin, wolfraam, tantaal of goud gebruiken – wordt als even ondoeltreffend beschouwd als de opties 1 en 2. Hoe verder een downstream-bedrijf zich bevindt in de toeleveringsketen, hoe hoger de kosten voor het betrachten van due diligence en hoe minder doeltreffend de inspanning.

Beleidsoptie 6 – een invoerverbod wanneer EU-importeurs van mineralen niet kunnen aantonen dat zij de OESO-richtlijnen naleven – bevindt zich qua doeltreffendheid halverwege tussen de minst en meest doeltreffende opties. De optie ligt in het verlengde van de Kimberleyprocescertificering voor de handel in ruwe diamanten.5 Het betreft een invoerverbod in het kader van een internationale overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst kan echter slechts worden afgesloten na een langdurig proces met een onzekere uitkomst. Aangezien het probleem nu moet worden aangepakt, is deze optie op dit moment minder geschikt.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 207 VWEU. Nederland kan zich vinden in de keuze voor deze grondslag. Het betreft gemeenschappelijke handelspolitiek, wat een exclusieve bevoegdheid is van de Unie.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    Aangezien het een gebied betreft dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

    Het oordeel over de proportionaliteit is positief. De controles van verantwoorde importeurs gebeurt door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten. Welke autoriteit hiertoe wordt aangewezen is aan de lidstaten zelf. De bevoegde autoriteit registreert alle controles die zij bij verantwoorde importeurs heeft uitgevoerd. Dit vormt de basis voor de jaarlijkse rapportage aan de Commissie. De Commissie stelt een lijst op van verantwoorde EU en niet-EU smelterijen en raffinaderijen, op basis van de rapportages van de bevoegde autoriteiten en na overleg met de OESO. Dit is efficiënter en effectiever dan dat elke lidstaat zelf een lijst zou moeten opstellen. Er komt geen Europese lijst van verantwoorde importeurs; zij hebben zelf bekendmakingsplicht richting afnemers. Met deze opzet is een goede balans gevonden tussen de rol van de Commissie, de lidstaten en de bedrijven.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    De uitvoeringshandelingen van de Commissie bestaan uit het opstellen van de lijst van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen. Het toekennen van deze bevoegdheid aan de Commissie is mogelijk en gewenst. De raadgevingsprocedure is op zijn plaats.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting: De Commissie stelt jaarlijks de lijst van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen op, maar baseert zich daarbij op informatie van de lidstaten en de OESO. De geschatte jaarlijkse kosten voor de Commissie bedragen EUR 0,6 miljoen in 2015 en EUR 0,4 miljoen in latere jaren. De benodigde FTE (2,5 FTE) zullen worden gevonden via herschikking van personeel binnen het betreffende DG van de Commissie. De EU is verder voornemens de OESO financieel te steunen met EUR 200.000 per jaar voor een mondiaal programma gericht op smelterijen en raffinaderijen die mineralen uit conflictgebieden betrekken. Het Europese MKB zal mogelijk financieel gesteund worden om zich bij de vrijwillige certificeringsregeling aan te sluiten, uit middelen van het bestaande «programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen» (COSME, 2014–2020). Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: de nationale bevoegde autoriteit (nader te bepalen) zal een extra controlerende taak krijgen. De Commissie schat dat er één FTE nodig is bij de nationale bevoegde autoriteit om de controles te coördineren. Daarnaast zijn er de kosten van de controles zelf. De precieze omvang van de kosten is nog niet te bepalen. Daartoe zal eerst een inschatting moeten worden gemaakt van het aantal Nederlandse importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud dat naar verwachting mee zal doen aan de zelfcertificering. De Commissie schat de doelgroep in de hele EU op 420+ actoren (zie sectie 3), maar geeft geen cijfers per lidstaat. Welk deel van hen gevestigd is in Nederland is dan ook niet bekend. Niet alle gecertificeerde importeurs hoeven elk jaar gecontroleerd te worden. Controles kunnen steekproefsgewijs plaatsvinden, op basis van een risicoanalyse door de bevoegde autoriteit en naar aanleiding van concrete aanwijzingen van derden over het niet naleven van de vereisten door een verantwoorde importeur. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud die zich certificeren als verantwoorde importeur zullen daarvoor kosten moeten maken. De zelfcertificering is echter vrijwillig, en importeurs kunnen zelf beslissen of ze die extra kosten willen maken. De importeurs zijn handelaren, smelterijen/raffinaderijen en onderdelenfabrikanten (zie sectie 3); het merendeel van hen is midden- en kleinbedrijf. Door de OESO-handleiding voor due diligence, de Dodd Frank Act en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) voert een aantal bedrijven de gevraagde due diligence mogelijk al uit, wat de extra last beperkt. De Commissie schat de kosten per importeur op initieel EUR 13.500 en jaarlijks EUR 2.700. Dat is voor grote bedrijven gemiddeld 0,010% (initieel) en 0,007% (jaarlijks) van de omzet en voor MKB-ers gemiddeld 0,154% (initieel) en 0,127% (jaarlijks) van de omzet.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger: de verordening leidt tot extra toezichtlasten. Aangezien nog niet bepaald is welke instantie in Nederland zal optreden als nationale bevoegde autoriteit, kan niet aangegeven worden welk departement deze extra toezichtlasten zal moeten dragen.

    De verordening voorziet in een jaarlijkse rapportage van de lidstaten aan de Commissie. Het ligt in de rede dat de nationale bevoegde autoriteit deze rapportage opstelt.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo): de lidstaten moeten zelf regels vaststellen die van toepassing zijn bij inbreuk op de bepalingen in de verordening. Zie verder sectie 7(b).

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Aangezien de nationale autoriteit binnen 3 maanden na inwerkingtreding van de verordening gemeld moet worden aan de Commissie, zullen de implementatiemaatregelen tegen die tijd getroffen zijn.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: De Commissie beoordeelt drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de zes jaar de werking en de doeltreffendheid van deze verordening, met inbegrip van het stimulerend effect en de kosten. Zij zendt het evaluatieverslag aan het Europees Parlement en de Raad.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid:

    De zelfcertificering en bijbehorende audits door derden zijn de verantwoordelijkheid van de importeurs. De overheid treedt alleen op als handhaver.

  • b) Handhaafbaarheid:

    Nederland is van mening dat er aandacht moet worden besteed aan de rechtsgevolgen van besluiten die op grond van de verordening worden genomen en de rechtsmiddelen die kunnen worden aangewend tegen die besluiten. In het geval van een inbreuk op de verordening door een gecertificeerde importeur, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat de te nemen corrigerende maatregelen mee aan de betreffende importeur. Indien de importeur ontoereikende corrigerende maatregelen neemt, geeft de bevoegde autoriteit aan de importeur een kennisgeving van niet-erkenning van zijn certificering als verantwoorde importeur en brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Het besluit van niet-erkenning is een besluit van lidstaat, niet van de Commissie. Over bezwaar en beroepsprocedures is niets opgenomen in de verordening.

    Er worden in het voorstel geen sancties genoemd indien een importeur zich blijft presenteren als verantwoorde importeur nadat hij een besluit tot niet-erkenning heeft ontvangen. Dergelijke sancties, indien gewenst, worden aan de lidstaten overgelaten.

    De Commissie publiceert een lijst van verantwoorde EU en niet-EU smelterijen en raffinaderijen die zij per besluit bekend maakt. De Commissie besluit elk jaar tot een vernieuwde lijst, waarbij smelterijen en raffinaderijen kunnen worden toegevoegd en afgevoerd. Bezwaar en beroep tegen dit besluit zal op EU-niveau moeten plaatsvinden. Nederland zal ervoor waken dat er wordt stilgestaan bij bezwaar- en beroepsmogelijkheden van particulieren tegen de besluiten die voortvloeien uit de verordening.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

De verordening beoogt het probleem op te lossen van de voortdurende financiering van gewapende groepen door het winnen en verhandelen van mineralen in conflict- en hoogrisicogebieden. Het probleem bestaat vooral in landen die rijk zijn aan natuurlijke hulpbronnen, maar die kwetsbaar zijn voor gewapende conflicten op (een deel van) hun grondgebied zoals het oosten van de DRC en haar buurlanden.

De verordening wil ook het probleem ondervangen van de verstoringen van de markt door een afnemende vraag en dalende prijzen in het officiële circuit voor mineralen uit de DRC en omliggende landen. Sinds 2010 wordt de DRC geconfronteerd met een daling van het officiële uitvoervolume, lagere prijzen, een toenemende illegale handel in goud en ertsen van tin, tantaal en wolfraam. Daarbij nemen de mogelijkheden voor uitvoer naar klanten in de VS en de EU af. De daling komt doordat operatoren die direct of indirect te maken hebben met de Dodd-Frank Act (zie voetnoot 4), ervoor kiezen om niet langer mineralen te betrekken uit het Grote Meren gebied. Met de verordening wil de EU een alternatief bieden voor de Dodd-Frank Act, door een positieve in plaats van een negatieve commerciële stimulans te bieden voor due diligence. De export van mineralen kan een belangrijke inkomstenbron vormen voor overheden in ontwikkelingslanden. Het bevorderen van handel in mineralen via officiële kanalen vermindert het risico op de zgn. resource curse en draagt bij aan economische ontwikkeling. Dit is in het belang van de bevolking in de betreffende conflictgebieden.

9. Nederlandse positie

Nederland staat positief tegenover het voorstel van de Commissie en is voorstander van de optie waarbij importeurs op vrijwillige basis aan zelfcertificering kunnen doen (optie 3 uit de impact assessment).

Nederland onderkent de urgentie van de huidige problemen die worden veroorzaakt door conflictmineralen. Gewapende groepen gebruiken de inkomsten om hun strijd te financieren, downstream-ondernemingen die van goede wil zijn kunnen moeilijk aan conflictvrije mineralen komen, en de Dodd-Frank Act werkt averechts, omdat het de voorlopers in de sector ontmoedigt om zaken te doen in de DRC.

Nederland heeft de afgelopen jaren steun verleend aan initiatieven om te komen tot conflictvrije grondstofketens, bijvoorbeeld het Initiatief voor conflictvrij tin uit Oost DRC en het EITI. Dit heeft tot het inzicht geleid dat het internationale bedrijfsleven de motor moet zijn van de veranderingsprocessen. Nederland heeft er vertrouwen in dat het bedrijfsleven deze rol de komende jaren kan en zal vervullen. Vrijwillige zelfcertificering binnen duidelijke kaders is daarbij een passend middel. Nederland verwacht dat er voldoende animo zal zijn bij importeurs om mee te doen aan het voorgestelde systeem van zelfcertificering.

De door de Commissie opgestelde lijst van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen zal de zelfcertificering vergemakkelijken. Nederland steunt de focus op smelterijen en raffinaderijen. Het betreft een overzichtelijk aantal bedrijven (zie sectie 3). Deze bedrijven zijn in staat de herkomst van mineralen op te sporen en zijn de laatste fase waar het nog technisch haalbaar is de herkomst van de mineralen te traceren. Nederland zal ervoor waken dat er wordt stilgestaan bij bezwaar- en beroepsmogelijkheden van particulieren tegen de besluiten die voortvloeien uit de verordening.

De Commissie stelt voor om de zelfcertificering van importeurs te baseren op de OESO-handleiding voor due diligence. Nederland is positief over het gebruiken van deze handleiding. In het verleden heeft ons land actief steun verleend aan het opnemen van «de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren» in de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Daarnaast hebben we (financiële) steun verleend aan het ontwikkelen van de due diligence handleiding. De Nederlandse overheid verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij in het buitenland de OESO-richtlijnen naleven.

Het voorstel beperkt zich niet tot conflictmineralen uit de DRC en buurlanden (wat in de Dodd-Frank Act wel gebeurt), maar richt zich op conflictmineralen uit alle conflict- en hoogrisicogebieden. Nederland staat positief tegenover deze mondiale aanpak. Conflictmineralen zijn weliswaar een acuut probleem in het Grote Meren gebied, maar ook elders in de wereld spelen zich conflicten af rond grondstoffen. Ook kunnen nieuwe conflicten elk moment de kop op steken.

Nederland erkent dat het succes van de voorgestelde benadering niet bij voorbaat gegarandeerd is. Indien, tegen de verwachting in, te weinig importeurs willen meewerken aan de zelfcertificering is het systeem niet effectief. Daarbij zijn er de nodige alternatieve opties (zie sectie 3, impact assessment). Daarom is het goed dat de Europese benadering 3 jaar na inwerkingtreding van de verordening geëvalueerd wordt. Aan de hand van die evaluatie kan worden bepaald of op de huidige weg voortgegaan zal worden, waarbij verplichte certificering ook een optie is.


X Noot
1

In de herziene OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van 2011 wordt verwezen naar het concept responsible sourcing, dat strookt met de doelstellingen en beginselen van de UN Guiding Principles for Business and Human Rights. Beide documenten pleiten ervoor dat bedrijven middels due diligence verifiëren of hun commerciële activiteiten niet bijdragen aan conflicten en geen schadelijke effecten sorteren. De OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas doet hiervoor een handreiking.

Due diligence wordt in het kader van het voorstel gedefinieerd als de verplichtingen van verantwoordelijke importeurs met betrekking tot hun beheersystemen, risicobeheer, audits door een derde en bekendmaking van informatie met het oog op het identificeren en aanpakken van bestaande en potentiële risico’s die verbonden zijn met conflict- en hoogrisicogebieden, om nadelige gevolgen van het betrekken van mineralen te voorkomen of te beperken.

X Noot
2

Het voorstel bevat een lijst van mineralen, ertsen en metalen die binnen de werksfeer van de verordening vallen. Het betreft ertsen van tin, wolfraam, tantaal en goud, of concentraten ervan; wolfraamoxiden, – hydroxiden, -carbiden, ruwe wolfraam, poeder, draad, staven, profielen, etc van wolfraam; tantaalcarbiden, ruw tantaal, poeder, staven, profielen, etc van tantaal; goud, onbewerkt, half bewerkt of in poedervorm; ruw tin, staven, profielen, draad en andere werken van tin.

X Noot
3

Met name DRC en de buurlanden Rwanda, Burundi, Oeganda en Tanzania.

X Noot
4

De Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act (de Dodd-Frank Act) dateert uit 2010. Sectie 1502 verplicht in de VS beursgenoteerde bedrijven die conflictmineralen bij hun productieprocessen gebruiken, de oorsprong van die mineralen bekend te maken en de nodige due diligence te betrachten. Conflictmineralen worden hierbij gedefinieerd als tin, tantaal, wolfraam en goud uit de DRC en buurlanden. De bepalingen van Sectie 1502 zijn afdwingbaar met ingang van 31 mei 2014. Tegen die tijd moeten de betrokken bedrijven hun eerste jaarverslag over conflictmineralen bij de US Securities and Exchange Commission indienen. Hoewel de werkingssfeer van de wet formeel beperkt is tot in de VS beursgenoteerde bedrijven, heeft de wet ook gevolgen voor Europese leveranciers aan deze bedrijven. Leveranciers worden immers verzocht informatie over due diligence te verstrekken.

X Noot
5

In 2000 nam de Algemene Vergadering van de VN een resolutie aan waarin de steun werd uitgesproken voor het creëren van een internationaal certificeringssysteem voor ruwe diamanten. Dit resulteerde in 2002 in de lancering van de Kimberleyprocescertificering. Het systeem werd van kracht in 2003. 51 landen, waaronder alle EU-landen, hebben zich verbonden aan de certificering. De deelnemende landen vertegenwoordigen meer dan 99% van de mondiale handel in ruwe diamanten. Handel in ruwe diamanten tussen de landen moet vergezeld gaan van een Kimberleyprocescertificaat dat garandeert dat de diamanten conflictvrij zijn.

Naar boven