22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1693 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Horizon 2020 investeringspakket onderzoek en innovatie

(Kamerstuk 22 112, nr. 1692)

Fiche 2: Mededeling internationalisering van hoger onderwijs

Fiche 3: Mededeling De blauwe gordel, naar een scheepvaartruimte zonder

grenzen (Kamerstuk 22 112, nr. 1694)

Fiche 4: Mededeling en richtlijn pakketreizen en geassisteerde

reisarrangementen (Kamerstuk 22 112, nr. 1695)

Fiche 5: Wijziging verordening overbrenging afvalstoffen (EVOA)

(Kamerstuk 22 112, nr. 1696)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling internationalisering van hoger onderwijs

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees economisch en sociaal comité en het comité van de regio’s. Het Europese hoger onderwijs in de wereld

Datum ontvangst Commissiedocument

11 juli 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 499

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport (OJCS)-Raad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

2. Essentie voorstel

Deze mededeling bouwt voort op de mededeling uit 2011 genaamd «Een agenda voor de modernisering van de Europese hoger onderwijssystemen»1 en de mededeling «Een andere kijk op onderwijs»2. Met de voorliggende mededeling Internationalisering van hoger onderwijs beoogt de Commissie bij te dragen aan de doelstellingen van de Europa2020-strategie door de lidstaten en hoger onderwijsinstellingen (hierna HO-instellingen) te ondersteunen bij de ontwikkeling van strategische partnerschappen. De commissie identificeert voor de komende twintig jaar een aantal mondiale uitdagingen en kansen, zoals een exponentiele toename van de vraag naar hoger onderwijs en de veranderingen in technologie en de verwachtingen van studenten. Daarbij stelt de Commissie dat de Europese HO-instellingen de allerbeste talenten uit de hele wereld moeten (blijven) aantrekken om o.a. het concurrentievermogen van de EU in de wereldeconomie te versterken. Ook digitaal onderwijs en met name de opkomst van, op massale deelname gerichte, open onlinecursussen (Massive Open Online Courses; MOOC's) geeft een nieuwe impuls aan strategische partnerschappen tussen onderwijsinstellingen en biedt nieuwe kansen om potentiële studenten te bereiken.

De Commissie beveelt de lidstaten en HO-instellingen aan om een alomvattende internationaliseringstrategie te ontwikkelen, gestoeld op de volgende drie hoofdcategorieën:

  • 1. De internationale mobiliteit van studenten en personeel van HO-instellingen bevorderen;

  • 2. Internationalisering van nationale onderwijsprogramma’s en digitaal leren bevorderen; en

  • 3. Strategische samenwerking, partnerschappen en capaciteitsopbouw in derde landen versterken.

Daarnaast beschrijft de Commissie de bijdrage die de EU kan leveren aan de internationalisering van hoger onderwijs, in het bijzonder door beleidsondersteuning en financiële prikkels om de ontwikkeling van internationaliseringsstrategieën door lidstaten en HO-instellingen te stimuleren. Deze bijdrage richt zich vooral op het verhogen van de aantrekkelijkheid van het Europese hoger onderwijs door het verhogen van kwaliteit en transparantie, en het bevorderen van mondiale samenwerking op het gebied van grensoverschrijdende innovatie en ontwikkeling door middel van partnerschappen, dialoog en capaciteitsopbouw. De Commissie beveelt daarbij aan om samenwerking met ontwikkelingslanden, zoals innovatieve partnerschappen, op te nemen in de internationaliseringsstrategieën. Daarnaast zullen de voorgestelde maatregelen worden gestimuleerd door de rapportage over het strategisch kader voor Europese samenwerking in onderwijs en training (ET 2020), de Europa 2020 strategie (via het Europees Semester), de jaarlijkse EU Onderwijs en Training monitor, het intergouvernementele Bolognaproces en door beleidsdialoog met internationale stakeholders.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

Op het terrein van onderwijs is de EU bevoegd om het beleid van de lidstaten aan te vullen en te ondersteunen (Artikel 165VWEU). Nederland vindt het belangrijk om te onderstrepen dat de EU de onderwijsactiviteiten van de lidstaten alleen kan ondersteunen of aanvullen met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel.

Op het terrein van onderzoek is er een gedeelde bevoegdheid (artikel 173 en 182, VWEU) tussen de EU en de lidstaten. Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking is de EU bevoegd op te treden (artikel 208 VWEU). Dit belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen (artikel 4, lid 4 VWEU). De EU is op basis van de hiervoor genoemde rechtsgrondslagen bevoegd op te treden.

Subsidiariteit: positief

De mededeling is bedoeld ter ondersteuning en stimulering van het beleid in de lidstaten op het terrein van validatie en beperkt lidstaten niet in hun beleidsruimte. Daarbij heeft internationalisering van hoger onderwijs per definitie een grensoverschrijdend karakter. De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit is derhalve positief. De Commissie benadrukt overigens dat het primaat om de genoemde doelstellingen te realiseren bij de lidstaten en de HO-instellingen zelf ligt.

Proportionaliteit: positief

Ook het proportionaliteitsoordeel luidt positief. De strategische aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaten respecteren de nationale beleidsvrijheid van de lidstaten. De voorgestelde acties op EU-niveau vormen hierop een nuttige aanvulling die niet verder gaat dan nodig om de gestelde doelen te bereiken.

Financiële gevolgen

De EU bijdrage aan de internationaliseringsstrategieën zal worden gefinancierd door bestaande programma’s zoals Erasmus+. De genoemde aanbevelingen van de Commissie sluiten daarnaast aan bij de al ingezette acties in Nederland. Er zijn daarom geen directe financiële consequenties voorzien naar aanleiding van deze mededeling. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen conform de regels van de budgetdiscipline.

Regeldruk en administratieve lasten

In de mededeling geeft de Commissie aan in te willen zetten op een betere verzameling van gegevens over internationale mobiliteitsstromen van studenten, onderzoekers en personeel en over internationale academische samenwerking. Nederland is voorstander van kennisuitwisseling, maar is kritisch op het verzamelen van extra gegevens op dit gebied. Nederland wil op dit vlak daarom de uitvoeringslasten tot een minimum beperken. Verder wordt er geen stijging van de regeldruk dan wel administratieve lasten verwacht naar aanleiding van de mededeling.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland verwelkomt de mededeling over de internationalisering van het hoger onderwijs in de wereld. Nederland zet sterk in op het versterken van de kwaliteit van het hoger onderwijs (Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek).

Internationalisering is nodig om de goede mondiale startpositie in een steeds internationaler wordende omgeving te behouden en te versterken en studenten meer en meer voor te bereiden op een internationale arbeidsmarkt. Dit is mede van belang naarmate voor Nederland kennisintensieve bedrijvigheid steeds belangrijker wordt voor economische groei. Onderzoek van het CPB in 20123, dat in de mededeling wordt aangehaald, heeft laten zien dat internationalisering substantiële positieve baten kan hebben op het gebied van handel, kennis en innovatie. Ook om die reden neemt de betekenis van mobiliteit onder studenten, docenten en onderzoekers sterk toe, alsook het belang van de participatie in internationale netwerken. Met de Nederlandse HO instellingen zijn dit jaar prestatie-afspraken overeengekomen om hun prestaties op de terreinen onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie de komende jaren verder te verbeteren, die uiteindelijk ook het presteren in internationaal verband zullen versterken. Deze mededeling is ook in lijn met de nog lopende verkenning van een langetermijnstrategie voor internationalisering in hoger onderwijs door het kabinet en de koepelorganisaties (VSNU en Vereniging Hogescholen). Deze strategie zal onder meer de huidige en toekomstige ontwikkelingen uiteenzetten in zowel de Europese als mondiale context en zal instellingen stimuleren om kwalitatieve partnerschappen aan te gaan met instellingen in en buiten Europa. Andere elementen in het Nederlandse internationaliseringsbeleid zijn onder meer de kwaliteit van de «international classroom» (waarin studenten samenwerken met studenten met een andere culturele achtergrond en zo in het onderzoeken van problemen geconfronteerd worden met verschillende manieren van denken en uiteenlopende perspectieven), een sterke positie van het hoger onderwijs in de programma's voor capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden en binding van buitenlandse studenten aan de Nederlandse arbeidsmarkt na afloop van hun studie in Nederland, met name in waar de vraag naar personeel tijdelijk groter is dan het aanbod. (als vervolgstap op het eerdergenoemde CPB-rapport).

Hieronder volgt de Nederlandse positie op de door de Commissie genoemde hoofdcategorieën in de mededeling, inclusief de bijdrage van de EU aan internationalisering van Hoger onderwijs.

1. De internationale mobiliteit van studenten en personeel

Nederland steunt de verdere verbetering van de erkenning van de in het buitenland opgedane competenties. Nederland is een actieve partner in de groep van vooruitstrevende landen die toewerkt naar automatische erkenning van academische graden (Pathfinder-groep) en heeft onlangs een verdrag met Vlaanderen op de automatische erkenning van diploma’s afgesloten (NVAO). Om mobiliteit van internationale studenten, personeel en wetenschappers te faciliteren, heeft de Commissie voorgesteld om de Richtlijnen 2005/71/EG inzake toelating van derdelanders met het oog op wetenschappelijk onderzoek en 2004/114/EG inzake toelating van derdelanders met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk aan te passen. Voor het Nederlands standpunt op dit terrein verwijs ik u naar het eerder verschenen BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1626).

2. Internationalisering van nationale onderwijsprogramma’s en digitaal leren

Nederland onderstreept het belang van internationalisering van nationale onderwijsprogramma’s, maar benadrukt dat de daadwerkelijke keuzes blijven aan de autonome HO-instellingen, zoals ook in de mededeling is aangegeven.

Nederland heeft de volle aandacht voor open en online onderwijs en steunt de ontwikkeling naar bijvoorbeeld Open Educational Resources, Open Courseware en MOOC’s (massive open online courses). Dit is een ontwikkeling met de potentie om de Hoger Onderwijssector radicaal te veranderen. Nederland wacht met belangstelling op de door de Commissie aangekondigde aparte mededeling op het gebied van open en online leren.

3. Strategische samenwerking, partnerschappen en capaciteitsopbouw in derde landen.

Nederland steunt ook de aanbeveling om kwalitatieve partnerschappen te stimuleren met instellingen in en buiten Europa. Inzake partnerschappen stelt de Commissie dat bestaande belemmeringen voor de ontwikkeling en uitvoering van joint en double degree-programma’s4 moeten worden aangepakt. Nederland staat hier volledig achter. Zo onderzoekt Nederland momenteel samen met Duitsland hoe zij accreditatie van gezamenlijke programma's kunnen vereenvoudigen.

4. De bijdrage van de EU aan internationalisering van HO

De Commissie geeft aan dat door de Europa 2020 strategie en financiële ondersteuning internationaliseringstrategieën zullen worden bevorderd. Allereerst zal het Erasmus+ programma in 2014–2020 substantiële ondersteuning leveren aan essentiële onderdelen van internationalisering: internationale mobiliteit, joint degrees, internationale partnerschappen en capaciteitsopbouw in opkomende en ontwikkelingslanden. Nederland verwelkomt de mogelijkheden binnen het nieuwe programma Erasmus+ voor verdere verbetering van de internationalisering van HO-instellingen en de nieuwe mogelijkheden die dit programma zal bieden voor samenwerking met Nederlandse instellingen.

De Commissie benadrukt dat ook Horizon 2020 een rol speelt bij het versterken van de rol en het imago van Europa van kwalitatief hoogstaand en maatschappelijk verantwoord onderwijs. Daarbij verwijst de Commissie in het bijzonder naar de op onderwijs gerichte onderdelen van de European Institute of Innovation and Technology (EIT) en naar de Marie Skłodowska Curie acties gericht op de mobiliteit van onderzoekers. Nederland is van mening dat afstemming tussen verschillende beleidsterreinen kan leiden tot coherentie en synergie, maar de doelen van verschillende programma’s als Horizon 2020 en Erasmus+ moeten niet verward worden. Nederland benadrukt dan ook dat het EIT en de Marie Skłodowska Curie-acties in de eerste plaats zijn gericht op het stimuleren van onderzoek en innovatie in Europa, en daarnaast hebben zij een rol in de verzorging van onderwijs en training op master en doctoraal niveau, in het bijzonder in disciplines die ondernemerschap en mobiliteit van onderzoekers en studenten bevorderen. Het is de wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en innovatie binnen de kennisdriehoek die elk van deze terreinen kan versterken. Nederland acht het EIT en de Marie Skłodowska Curie-beurzen, die deze wisselwerking stimuleren, om deze reden dan ook van waarde.

Nederland benadrukt dat ook de overige onderdelen van Horizon2020 van groot belang zijn voor de instellingen in het hoger onderwijs. Niet alleen ondersteunen zij de gevestigde wetenschappers aan deze instellingen; studenten en promovendi leveren vaak ook een aanmerkelijke bijdrage aan het onderzoek dat wordt gefinancierd met bijvoorbeeld de beurzen van de European Research Council of Europese samenwerkingsprojecten en voor onderzoek en innovatie, en maken gebruik van de (mede) door de EU gefinancierde Europese onderzoeksinfrastructuren. Nederlandse instellingen doen zeer actief mee aan de voorloper van Horizon2020, het Zevende Kaderprogramma, waarmee zij de internationale partnerschappen aangaan die de Europese Commissie zo waardevol acht. Daardoor laten zij zien dat het wetenschapsklimaat in Nederland van hoog niveau is en aantrekkelijk voor excellente onderzoekers en studenten uit de hele wereld.

Om de aantrekkelijkheid van het Europese hoger onderwijs te stimuleren zet de Commissie in op het verhogen van kwaliteit en transparantie. De Commissie zal de erkenning van kwalificaties, credits en registratiesystemen door internationale dialoog bevorderen. De Commissie kondigt in deze context ook een versterkt Erasmus Charter aan, voor eind 2013. Nederland heeft goede ervaringen met de samenwerking met de Europese Commissie in de toepassing van het Erasmus Charter (een toets van HO-instellingen op ontvankelijkheid voor deelname aan het Erasmus + programma), en wacht het aangekondigde voorstel af.

Ook zal de Commissie de uitvoering van U-multirank bevorderen, een nieuw Europees multidimensionaal en internationaal ranking instrument om de vergelijking tussen HO-instellingen mogelijk te maken. De Commissie zal ook door samenwerking met nationale organisaties Europa promoten als een plek van hoge kwaliteit om te studeren en te onderzoeken. Nederland kan deze initiatieven verwelkomen. Het promoten van Europa als plek om te studeren en te onderzoeken draagt bij aan het aantrekken van toptalent. Nederland zal in zijn internationaliseringsbeleid ook inzetten op de binding van buitenlandse studenten na afloop van hun studie in Nederland. Een groot deel van de Nederlandse instellingen zal deelnemen aan U-Multirank, om zich te profileren en via deze manier te zoeken naar goede internationale samenwerkingspartners.

Om mondiale samenwerking gericht op innovatie en ontwikkeling te bevorderen verwijst de Commissie naar eerdergenoemde initiatieven onder de Erasmus+ en Horizon 2020 programma’s, naar internationaal beleidsoverleg en evidence based ontwikkeling van internationaal onderwijsbeleid. Nederland kan deze initiatieven ondersteunen. De Commissie kondigt ook een initiatief aan in het najaar van 2013 gericht op digitaal leren en beter gebruik van ICT en open educational resources (OER) in het onderwijs. De ontwikkeling van het open en online leren is, zoals hiervoor aangegeven, een belangrijke ontwikkeling die zich op mondiaal niveau aftekent. Nederland wacht de betreffende mededeling met belangstelling af. De Commissie ziet ook een rol weggelegd voor het EIT met betrekking tot mondiale samenwerking, maar de vormgeving van die rol is wat Nederland betreft al vastgelegd in de Verordening, waarin het EIT wordt beschreven als een te ontwikkelen sterk merk dat, met gebruik van o.a. Erasmus+, talenten uit Europa en daarbuiten aantrekt.


X Noot
1

COM(2011) 567

X Noot
2

COM(2012) 669

X Noot
3

CPB notitie 12 april, «De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs»

X Noot
4

Een joint degree is een opleiding die een Nederlandse instelling verzorgt samen met één of meer Nederlandse of buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs en die leidt tot een gezamenlijk diploma. Bij een double degree is er sprake van een graad voor hetzelfde

programma door twee universiteiten.

Naar boven