22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1661 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: mededeling bestrijding sigarettensmokkel (Kamerstuk 22 112, nr. 1660)

Fiche: verordening financiering pakket gezondere dieren en planten

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Verordening financiering pakket gezondere dieren en planten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven op het gebied van de voedselketen, diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en teeltmateriaal («uitgaven op het gebied van levensmiddelen en diervoeders»)

Datum ontvangst Commissiedocument

07-06-2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 327

Behandelingstraject Raad

Landbouw en Visserijraad

Eerstverantwoordelijk Ministerie

Ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2 en artikel 168, lid 4, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Dit voorstel zal worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement, na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    De verordening bevat twee grondslagen voor uitvoeringshandelingen. Het betreft artikelen 8 en 11 voor lijsten van dierziekten en zoönosen. Het voorstel bevat geen grondslagen voor gedelegeerde handelingen.

2. Samenvatting BNC-fiche

Het huidige rechtskader voor de financiering van uitgaven in verband met diergezondheid, plantgezondheid, teeltmateriaal en officiële controles is versnipperd en is in strijd met enkele bepalingen van het nieuwe Financieel Reglement. Dit voorstel vervangt de huidige financiële bepalingen in verschillende Europese regelingen door één duidelijk en modern financieel kader. In het bijzonder zullen er duidelijke doelstellingen en indicatoren komen, waardoor de structuren voor het financieel beheer worden vereenvoudigd. De financiering van plantgezondheid en diergezondheid wordt meer met elkaar in lijn gebracht. Ook worden de financieringspercentages duidelijker en eenvoudiger.

Dit voorstel vormt een onderdeel van het pakket over «Gezondere dieren en planten voor een veiliger voedselketen»1 met voorstellen betreffende:

  • Diergezondheidverordening

  • Plantgezondheidverordening

  • Verordening voor teeltmateriaal (inclusief zaaizaad)

  • Verordening voor de officiële controles op voedselveiligheid, dier- en plantgezondheid

  • (Controleverordening)

Het Commissievoorstel valt binnen de bevoegdheden van de Europese Unie. Het oordeel van Nederland over de subsidiariteit en proportionaliteit van dit voorstel is positief.

Nederland is over de hoofdlijnen van het voorstel positief. Het is in lijn met de Nederlandse visie op goed financieel beheer en met de visie op financiering van uitgaven op het gebied van diergezondheid, plantgezondheid, teeltmateriaal en officiële controles.

Het voorstel voorziet geen majeure wijzigingen op het gebied van diergezondheid. Het beschikbaar komen van meer mogelijkheden voor Europese financiële bijdrage voor preventieve en bestrijdingsmaatregelen tegen plantenziekten steunt het Nederlands beleid voor een preventieve aanpak en snelle respons op incidenten. Dit voorstel voorziet niet in de mogelijkheid de waarde van de vernietigde planten en plantaardige producten bij de uitroeiing van plantenziekten vanuit de EU mede te financieren. Nederland zet zich er voor in dit alsnog in deze verordening te realiseren, binnen het bestaande budget.

Nederland is van mening dat het voorstel meer ruimte zou moeten bieden om onderzoek te financieren in de situatie dat een vermoeden bestaat van het vóórkomen van een nieuwe en/of onbekende besmettelijke dierziekte, zoönose2 of plantenziekte. Ook zou wat Nederland betreft het voorstel uitgebreid kunnen worden met de mogelijkheid dat de EU (in spoedgevallen) snel gevalideerde toets/beoordelingsprotocollen voor plantenziekten kan laten opstellen en in alle lidstaten kan introduceren. Naast de programma’s voor onderzoek naar de aanwezigheid van bepaalde plantenziekten, zouden ook programma’s voor intensieve monitoring van de effectiviteit van de uitroeiings- en bestrijdingsmaatregelen van plantenziekten subsidiabel moeten zijn. Voorts zou Nederland het op prijs stellen als er voldoende middelen komen om harmonisatie van de uitvoering te bevorderen.

Voor alle bovenstaande punten geldt dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Europese Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het voorstel beoogt een vermindering van de administratieve lasten. Nederland zal zich er voor inzetten de administratieve lasten als gevolg van deze verordening verder te verlagen.

3. Samenvatting voorstel

In deze verordening worden de reikwijdte en de doelstellingen voor de uitgaven op het gebied van levensmiddelen en diervoeders vastgesteld, met een maximum van ongeveer 1.9 miljard euro in lopende prijzen. De doelstellingen zijn het bereiken van een hoog niveau van veiligheid van levensmiddelen en voedselproductiesystemen, diergezondheid en dierenwelzijn, de opsporing en uitroeiing van plantenziektes en doeltreffende officiële controles. Aan deze doelstelling zijn indicatoren verbonden.

In deze verordening wordt bovendien vastgesteld welke maatregelen en kosten voor financiering in aanmerking komen. Dit betreft in de regel een vergoeding voor de surveillance van dierziekten, zoönosen of plantenziekten, de bestrijdingskosten ten gevolge van een uitbraak en bij dierziekten en zoönosen ook de directe schade. Het uitgangspunt van de Commissie is dat gevolgschade tot de normale bedrijfsrisico’s behoort.

De verschillende percentages in de huidige Europese wetgeving worden met dit voorstel gelijk getrokken tot het standaard subsidiepercentage van 50% van de subsidiabele kosten. Onder bepaalde voorwaarden kan dit tot 75% of 100% worden verhoogd. Om administratieve lasten voor het beheer van microprogramma's te voorkomen, voorziet de verordening in een minimumbedrag van 50.000 euro voor subsidies.

Om het grondgebied van de EU te beschermen tegen de insleep en verspreiding van schadelijke plantenziekten die bijvoorbeeld het gevolg zijn van de mondialisering van de handel of klimaatverandering, omvat de financiële bijdrage van de Unie op fytosanitair gebied ook programma's voor onderzoek naar de aanwezigheid van plantenziekten, alsmede fytosanitaire steunmaatregelen voor de ultraperifere delen van het grondgebied van de lidstaten (zoals Martinique).

Deze verordening voorziet in de mogelijkheid steun te verlenen aan de communautaire referentielaboratoria van de Unie en aan projecten ter verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de officiële controles.

Omwille van de duidelijkheid en transparantie omvat deze verordening de procedures voor de indiening en evaluatie van jaarlijkse en meerjarenprogramma's voor controles en de procedure voor de vaststelling of bijwerking van de lijst van dierziekten, zoönosen of plantenziekten die voor medefinanciering in aanmerking komen.

De procedures voor de verlening van financiële steun op deze gebieden worden vereenvoudigd. In het bijzonder zal de Commissie minder besluiten hoeven vast te stellen.

Impact assessment Commissie

De impact assessment onderbouwt de bevoegdheid die de EU heeft om op alle onder deze verordening vallende terreinen op te treden, maar ook dat zij daartoe niet de exclusieve bevoegdheid heeft. Het staat lidstaten ook vrij om hun eigen maatregelen te treffen, op voorwaarde dat deze stroken met ander EU-recht, met name betreffende het mededingings- en staatssteunrecht. De impact assessment onderbouwt de noodzaak van een gezamenlijke EU-aanpak omdat deze goedkopere en doeltreffender ingrepen in het kader van de EU-prioriteiten mogelijk maakt. Een op EU-niveau gecoördineerde aanpak faciliteert ook het oplossen van handelsproblemen met handelspartners uit derde landen. De specifieke toegevoegde waarde van de financiering of medefinanciering door de EU zit in de stimulansen voor lidstaten om bestrijdings- en toezichtmaatregelen te treffen die op lange termijn in het belang van de gehele Unie zijn. Uit de impact assessment is gebleken dat een verdergaande harmonisatie van financiering van dier- en plantgezondheid door lidstaten, namelijk de optie van Regelingen voor het delen van kosten en verantwoordelijkheid (Cost and Responsibility Sharing Schemes – CRSS), is beoordeeld als weinig waarschijnlijk aanvaardbaar voor lidstaten en belanghebbenden omdat dit zou ingaan tegen de doelstellingen om duidelijkheid en vereenvoudiging te bereiken.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

Naar het oordeel van Nederland valt de verordening binnen de bevoegdheden van de Europese Unie om regelgeving voor uitgaven op het gebied van de voedselketen, diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en teeltmateriaal te maken en heeft de Commissie zich gebaseerd op de rechtsgrondslagen: artikel 43, lid 2 en artikel 168, lid 4, onder b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De EU heeft de bevoegdheid om op al deze terreinen op te treden, maar zij heeft daartoe niet de exclusieve bevoegdheid, maar respectievelijk een gedeelde en aanvullende bevoegdheid. Dit betekent dat lidstaten binnen de grenzen van het EU-recht ook nog zelf maatregelen mogen nemen.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit van dit voorstel positief.

Een hoog niveau van diergezondheid, plantgezondheid en voedsel- en diervoederveiligheid heeft EU-breed maatschappelijke voordelen. Lidstaten hebben er belang bij gezamenlijk op te treden om de verspreiding van dierziekten, zoönosen of plantenziekten te voorkomen of te beheersen, met behulp van soortgelijke of identieke bestrijding- en beheersmaatregelen. Coördinatie op EU-niveau maakt goedkopere en doeltreffender ingrepen in het kader van EU-prioriteiten mogelijk. Als gevolg van de interne markt kunnen importerende derde landen beperkingen opleggen aan invoer uit de gehele EU indien een veiligheidsprobleem in een van de lidstaten niet goed wordt aangepakt. De specifieke toegevoegde waarde van de financiering of medefinanciering door de EU zit in de stimulansen voor lidstaten om bestrijdings- en toezichtmaatregelen te treffen die op lange termijn in het belang van de gehele Unie zijn en geeft de Commissie een middel om lidstaten te stimuleren tot gewenst gedrag.

Proportionaliteit

Nederland beoordeelt de proportionaliteit van dit voorstel positief met een kritische kanttekening. Cofinanciering is naar het oordeel van Nederland het passende instrument voor de meeste situaties, omdat daarmee een actieve deelname van de betreffende lidstaat wordt vereist bij het bestrijden en de preventie van dier- en plantenziekten. Door het systeem van cofinanciering wordt de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaat en de Unie benadrukt en een uniforme aanpak binnen de Unie gestimuleerd. Het gelijktrekken van het cofinancieringspercentage naar 50% als standaardpercentage verschaft duidelijkheid voor de lidstaten.

Nederland is kritisch ten aanzien van het ontbreken van betrokkenheid van de lidstaten bij het in opdracht van de Unie oprichten en exploiteren van databanken en geautomatiseerde beheerssystemen, die door de Commissie zullen worden beheerd.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel bevat twee grondslagen voor uitvoeringshandelingen. Uitvoeringshandelingen kunnen op kortere termijn dan de verordening zelf worden aangepast aan wetenschappelijke en andere nieuwe ontwikkelingen. Nederland beoordeelt dit positief. Voor het vaststellen van lijsten voor dierziekten en zoönosen is eenvormige uitvoering gewenst, daarom is Nederland akkoord met de in de verordening vermelde uitvoeringshandelingen voor die artikelen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De voorziene uitgaven in het kader van deze verordening (op het gebied van levensmiddelen en diervoeders) zijn geraamd in rubriek 3 van het Meerjarig Financieel Kader «veiligheid en burgerschap» en bedragen in totaal maximaal € 1,9 mld voor de periode 2014–2020. Het voorstel brengt geen nieuwe EU-uitgaven met zich mee: In de EU-begroting voor de periode 2007–2013 was al voorzien in uitgaven op dit gebied. Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Europese Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

Op het terrein van plantgezondheid biedt het voorstel meer ruimte voor cofinanciering van maatregelen die lidstaten nemen ter uitroeiing van plantenziekten en van monitoringprogramma’s naar het voorkomen van plantenziekten. Met dit voorstel verschuift budget naar plantgezondheid ten koste van het budget voor diergezondheid. Nederland steunt deze verschuiving.

De verdeling van het budget dat wordt ingezet voor plant- en diergezondheid wordt niet evenredig verdeeld over alle lidstaten, maar is afhankelijk van (de mate van) prevalentie van dierziekten, zoönosen en plantenziekten in een lidstaat gedurende de periode 2014–2020. Nederland steunt deze benadering.

In het principeakkoord van 26 juni 2013 over het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor de periode 2014–2020 tussen Europees Parlement, Europese Commissie en de Landbouw- en Visserijraad is overeengekomen dat de landbouwcrisisreserve niet gebruikt kan worden voor uitgaven in het kader van plant- en diergezondheid vallend onder uitgavencategorie 3.

b) Financiële consequenties (incl personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het voorstel voorziet in de mogelijkheid cofinanciering te verlenen aan lidstaten voor de bewaking en bestrijding van dierziekten en plantenziekten. Het financieringpercentage is gelijk getrokken tot 50% van de subsidiabele kosten. De verordening biedt voor het eerst de mogelijkheid een hoger cofinancieringspercentage (tot maximaal 75%) toe te kennen aan lidstaten als twee of meer lidstaten samenwerken in de tenuitvoerlegging van de bestrijding of uitroeiing van dier- en plantenziekten. Ook kan een hoger cofinancieringspercentage worden toegekend aan lidstaten met een Bruto Nationaal Inkomen van minder dan 90% van het EU-gemiddelde. In beide gevallen zal dit door de Commissie van geval tot geval afzonderlijk worden bekeken.

De verordening voorziet daarnaast in beperkte mate in uitgaven voor officiële controles.

Het voorstel richt zich tot de lidstaten. De systematiek is niet anders dan onder het huidige financieringskader, raadsbesluit 2009/470/EG. De maatregelen vanwege de plantgezondheid die voor Europese financiële steun in aanmerking komen zijn uitgebreid. Nu kunnen ook programma’s voor onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke plantenziekten door een lidstaat worden ingediend.

Bij diergezondheid is de nationale cofinanciering afkomstig van het Ministerie van Economische Zaken en van het bedrijfsleven op grond van het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» (Stcrt. nr. 11754, d.d. 26 juli 2010). De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord in het artikel 16.3 «Plant- en diergezondheid» van de EZ-begroting. Bij diergezondheid wordt voor uitgaven voor de bewaking en bestrijding van dierziekten gebruik gemaakt van het financiële instrument «Diergezondheidsfonds» (DGF).

In verband met de in het regeerakkoord afgesproken opheffing van de product- en bedrijfsschappen zal het eerder genoemde convenant DGF op enig moment komen te vervallen (Kamerstuk 32 615, nr. 8). Nederland zal om voor Europese cofinanciering in aanmerking te blijven komen bij eventuele afspraken met het bedrijfsleven over medefinanciering van plant- en diergezondheid, rekening houden met de eisen die Europese wetgeving hieraan stelt.

Voor een aantal activiteiten waarvoor in het voorstel 100% EU-financiering wordt verstrekt, is sprake van voortzetting van (EU) beleid zonder (financiële) consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden. Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Eén van de doelen van dit voorstel is om de procedures voor de verlening van financiële steun te vereenvoudigen. In het bijzonder zal de Commissie minder besluiten hoeven vast te stellen. Verder voorziet de verordening in een minimumbedrag van 50.000 euro voor subsidies om administratieve lasten voor het beheer van microprogramma's te voorkomen. Het voorstel beoogt een vermindering van de administratieve lasten. Nederland zal zich er voor inzetten de administratieve lasten als gevolg van deze verordening verder te verlagen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Het voorstel heeft naar verwachting geen consequenties voor nationale, inclusief decentrale regelgeving. Het voorstel voorziet niet in toepassing van de lex silencio positivo.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Het is noodzakelijk dat deze verordening inderdaad van kracht is op 1 januari 2014, omdat dan het nieuwe Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014–2020 in werking treedt. Nederland heeft reserveringen omtrent de haalbaarheid hiervan, met het oog op de nog komende onderhandelingen en de gevolgen in geval van wijzigingen van het voorstel voor de nationale uitvoering.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Uiterlijk eind 2018 stelt de Commissie een evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen van de maatregelen (wat de resultaten en het effect betreft), de doelmatigheid bij het gebruik van de middelen en de Europese toegevoegde waarde, teneinde een besluit te kunnen nemen over de verlenging, wijziging of opschorting van de maatregelen. In de evaluatie wordt ook aandacht besteed aan de mogelijkheden voor vereenvoudiging, de vraag of alle doelstellingen relevant blijven en de bijdrage die de maatregelen levert aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei. Zij houdt daarbij rekening met de resultaten van evaluaties van het langetermijneffect van de eerdere maatregelen. De reikwijdte van deze evaluatie is echter beperkt en de evaluatie heeft geen betrekking op de maatregelen en middelen die op basis van dit financieel kader door de Commissie zelf worden aangewend (bijv. Hoofdstuk IV, art. 33). Bovendien wordt uiterlijk in 2022 een evaluatie achteraf verricht. De Commissie deelt de conclusies van die evaluaties met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Nederland is kritisch over de verhouding hiervan tot het eerder vastgestelde gebrek aan evaluatieverplichtingen in de andere verordeningen van het pakket. Een evaluatie is alleen zinnig, als naar het totaalplaatje wordt gekeken. Dat moet in onderling verband worden bekeken.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Het voorstel bevat in zijn huidige vorm geen drastische wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie. De uitvoeringslast is met name beperkt tot het aanvragen van steun en rapporteren. Omdat de procedures voor de verlening van financiële steun in dit voorstel zijn vereenvoudigd, brengt het voorstel naar verwachting enige administratieve lastenvermindering met zich mee. Nederland zal zich daar waar mogelijk inzetten de administratieve lasten van deze verordening verder te verlagen.

b) Handhaafbaarheid

Handhaving door lidstaten is niet van toepassing.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Er worden geen nadelige gevolgen voor ontwikkelingslanden voorzien. Wanneer de gezondheidsstatus van de Unie rechtstreeks in gevaar komt, doordat zich in derde landen een uitbraak van een besmettelijke dier- of plantenziekte voordoet of zich verspreidt in een derde land, kunnen subsidies voor beschermende maatregelen worden toegekend aan derde landen. Het maximumpercentage kan daarbij worden verhoogd tot 100% van de subsidiabele kosten. Nederland is van mening dat het betreffende land ook een prikkel zou moeten hebben om een deel van de kosten zelf te dragen, mits het land daartoe in staat is.

9. Nederlandse positie

Het voorstel is in het algemeen een helder voorstel. Het is positief dat de bestaande maatregelen voor veterinair en fytosanitair, teeltmateriaal en officiële controles, inclusief compensatievergoeding voor maatregelen in gewassen, in één voorstel samenkomen en dat vergoedingpercentages en procedures geharmoniseerd worden. Ook is positief dat naar verwachting administratieve lasten voor de rijksoverheid worden verminderd. Nederland zal zich er voor inzetten de administratieve lasten als gevolg van deze verordening verder te verlagen, bijvoorbeeld door te pleiten voor eenheidsprijzen (lump sum) voor testen in plaats van de huidige gedetailleerde uitsplitsing van de kosten.

Nederland steunt het voorstel van de Commissie om, binnen het bestaande budget, meer ruimte voor cofinanciering van plantgezondheid vrij te maken en beoordeelt het voorstel van de drie maximumpercentages als positief, omdat dit naar verwachting een einde maakt aan de huidige onduidelijkheid die onzekerheid brengt bij het maken van een planning.

Om het grondgebied van de EU beter te beschermen tegen uitbraken van besmettelijke ziektes biedt het voorstel steun voor uitvoering van nationale surveillanceprogramma’s in de lidstaten, voor de bestrijding in derde landen (bestrijding aan de bron), voor het netwerk van EU-referentielaboratoria en voor opleidingsprogramma’s voor de competente autoriteiten. Nederland vindt het belangrijk dat de EU aandacht blijft besteden aan deze instrumenten. Het past bij het beleid «voorkomen is beter dan genezen».

De focus ligt primair op onderzoek naar de bekende, besmettelijke dierziekten die zijn opgenomen in de lijst van dierziekten en zoönosen (Beschikking 2009/470/EG). Nederland is van mening dat het voorstel meer ruimte zou moeten bieden om onderzoek te financieren in de situatie dat een vermoeden bestaat van het voorkomen van een nieuwe en/of onbekende besmettelijke dierziekte of plantenziekte. Zo heeft de recente Schmallenbergepidemie in Nederland en andere EU-landen aangetoond dat juist bij het voorkomen van plots opduikende, onbekende ziekten (kostbaar) onderzoek nodig is om uit te sluiten of er risico’s zijn voor onder meer de volks- en diergezondheid. Ook zou wat Nederland betreft het voorstel uitgebreid kunnen worden met de mogelijkheid dat de EU (in spoedgevallen) snel gevalideerde toets/beoordelingsprotocollen voor plantenziekten kan laten maken/opstellen en in alle lidstaten kan introduceren. Naast de programma’s voor onderzoek naar de aanwezigheid van bepaalde plantenziekten, zouden ook programma’s voor intensieve monitoring van de effectiviteit van de uitroeiings- en bestrijdingsmaatregelen van plantenziekten subsidiabel moeten zijn. Voorts zou Nederland het op prijs stellen als er voldoende middelen komen om harmonisatie van de uitvoering te bevorderen.

Nederland betreurt dat, wegens gebrek aan draagvlak bij lidstaten en belanghebbenden het voorstel geen stimulansen bevat voor het delen van kosten en verantwoordelijkheid tussen overheden en bedrijfsleven (Cost and Responsibility Sharing Schemes – CRSS), met name voor harmonisering van private financiering van maatregelen ter verbetering van het level playing field. De bijdrage van de sector aan het Diergezondheidsfonds is tot nu toe altijd in aanmerking gekomen voor Europese cofinanciering, omdat de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties als publieke organisaties beschouwd kunnen worden en de overheid een actieve rol had in het beheer en de uitgaven van het geld. De Europese wetgeving stelt namelijk dat cofinanciering alleen wordt verleend aan lidstaten en in sommige gevallen aan derde landen en internationale organisaties. Deze nieuwe verordening continueert deze beleidslijn. Wanneer de vergoedingen voor geruimde dieren vergoed zouden worden uit een volledig privaat fonds of een verzekering wordt er dus geen cofinanciering verleend conform deze verordening, terwijl met een dergelijke systematiek dezelfde doelen kunnen worden bereikt. Nederland staat op dit punt een flexibeler benadering van de toepassing van het begrip cofinanciering voor.

Ook de Europese visie ten aanzien van private financiering op het gebied van dierziekte- en plantenziektebestrijding is niet veranderd. Nederland zal om voor cofinanciering in aanmerking te blijven komen bij eventuele afspraken met het bedrijfsleven over medefinanciering van plant- en diergezondheid, rekening moeten houden met de eisen die Europese wetgeving hieraan stelt. Het uitgangspunt van de Commissie en ook van Nederland is dat gevolgschade tot de normale bedrijfsrisico’s behoort.

Het voorstel biedt een uitbreiding van de mogelijkheden van cofinanciering voor maatregelen ter uitroeiing van plantenziekten. Dit voorstel voorziet echter niet in de mogelijkheid, de waarde van de vernietigde planten en plantaardige producten bij de uitroeiing van plantenziekten vanuit de EU mede te financieren. Nederland zet zich er voor in dit alsnog in deze verordening te realiseren, binnen het bestaande budget.

Het beschikbaar komen van een Europese financiële bijdrage voor preventieve en bestrijdingsmaatregelen tegen plantenziekten sluit aan op het Nederlandse beleid voor een preventieve aanpak en snelle respons op incidenten.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 1638, nrs. 1638, 1640 en 1641.

X Noot
2

Infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen

Naar boven