22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1603 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Aanbeveling en mededeling om de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 democratischer en efficiënter te laten verlopen

Fiche 2: Herziening Verordeningen passagiersrechten luchtvaart (Kamerstuk 22 112, nr. 1604)

Fiche 3: Mededeling betere voeding voor moeders en kinderen (Kamerstuk 22 112, nr. 1605)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Aanbeveling en mededeling om de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 democratischer en efficiënter te laten verlopen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Aanbeveling en mededeling van de Europese Commissie om de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 democratischer en efficiënter te laten verlopen

Datum ontvangst Commissiedocument

12 maart 2013

Nr. Commissiedocument

C(2013) 1303 en COM(2013) 126

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

n.v.t.

Behandelingstraject Raad

Raad Algemene Zaken

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

2. Essentie voorstel

Het voorstel betreft een aanbeveling en mededeling van de Commissie omtrent een aantal (organisatorische) aspecten van de verkiezingen voor het Europees Parlement, die bedoeld zijn om de betrokkenheid van de Europese burgers bij deze verkiezingen te vergroten en daarmee de democratische legitimatie te versterken. De Commissie doet in de aanbeveling en mededeling (die een uitgebreidere toelichting en achtergrond op de aanbeveling bevat), diverse aanbevelingen op het terrein van verkiezingen zelf (een algemene verkiezingsdag in Europa voor de parlementsverkiezingen, en uitvoeringsaspecten t.a.v. de uitwisseling van gegevens van kiesgerechtigden), alsmede aanbevelingen over het verduidelijken van de relatie tussen nationale en Europese politieke partijen (op stembiljet, in campagnes en t.a.v. het presenteren van een kandidaat-voorzitter met programma voor de Europese Commissie).

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

De Commissie kan op grond van artikel 292 VWEU aanbevelingen doen die betrekking hebben op onderwerpen rond verkiezingen van het Europees Parlement en democratische legitimiteit van de Europese Unie. Een aanbeveling is niet juridisch bindend en leidt daarmee niet tot verplichtingen voor de lidstaten.

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit, waar het de verkiezingen voor het Europees Parlement betreft. De EU is het aangewezen platform om zaken op het gebied van Europese verkiezingen te adresseren. Nederland heeft een kritische grondhouding ten aanzien van proportionaliteit. Ten eerste is het aan de politieke partijen zelf om over hun eigen organisatie en campagnevoering te beslissen. Verder is Nederland kritisch vanwege de uniformerende werking die indirect uitgaat van de aanbevelingen op dit terrein, mochten deze op termijn leiden tot regelgeving. Dit betreft de aanbevelingen omtrent het vaststellen van een centrale verkiezingsdag, en het tijdstip waarop gegevens worden uitgewisseld (verkiezingskalender).

De aanbeveling zelf leidt niet tot financiële gevolgen voor de EU- en Rijksbegroting. Er is geen verhoging van de administratieve lasten. Dit ligt mogelijk anders indien Nederland zou besluiten bepaalde elementen van de aanbeveling op te volgen, waartoe op dit moment geen aanleiding bestaat (ad 4).

4. Nederlandse positie over de aanbeveling en mededeling

De aanbeveling en mededeling bevatten meerdere elementen. Hieronder wordt de Nederlandse positie per punt kort toegelicht. Er bestaat op concrete punten geen aanleiding de aanbeveling op te volgen, omdat Nederland of al aan de bestaande en gevraagde eisen voldoet, andere partijen aan zet zijn (politieke partijen) en de aanbeveling geen verplichting in zich bergt.

1) De Commissie beveelt aan de lidstaten aan om informatieverstrekking aan de kiezers omtrent de Europese affiliatie van nationale politieke partijen te vergroten, o.a. door vermelding hiervan op het stembiljet.

Er bestaat reeds de mogelijkheid voor politieke groeperingen om in het register van aanduidingen voor de verkiezingen van het Europees Parlement, dat in beheer is bij de Kiesraad, in de aanduiding van hun partij ook de Europese politieke partij waartoe zij behoren te vermelden. In dat geval wordt deze aanvulling ook vermeld op het stembiljet voor de verkiezingen van het Europees Parlement. Enkele partijen maken hier al gebruik van. Ook de overige partijen die dit nog niet gedaan hebben, kunnen hiertoe een verzoek indienen dat – mits tijdig ingediend – kan worden verwerkt. Er is daarbij geen sprake van een nieuw registratieverzoek. Dit betekent dat er geen nieuwe ondersteuningsverklaringen vereist worden of kosten voor partijen aan zijn verbonden. Nederland voldoet op dit punt aan de aanbeveling.

2) De Commissie doet de aanbeveling dat nationale politieke partijen die deelnemen aan de Europese verkiezingen vooraf hun verbinding met Europese politieke partijen kenbaar maken, o.a. in diverse vormen van campagnemateriaal.

De Nederlandse positie omtrent deze aanbeveling is dat het besluit hierover aan politieke partijen zelf is. Het kabinet neemt de aanbeveling op dit punt daarom niet over. Het past niet aan het kabinet om zich met de organisatie en campagnevoering van politieke partijen te bemoeien. Er zijn bovendien Nederlandse politieke partijen die niet aan een Europese politieke partij zijn gelieerd.

3) De aanbeveling en mededeling van de Commissie roepen zowel Europese als nationale politieke partijen op om bij de komende verkiezingen van het Europees Parlement voor het voorzitterschap van de Commissie kenbaar te maken aan welke kandidaat zij steun verlenen, alsmede het programma van deze kandidaat. Dit zou de zichtbaarheid van de Europese politieke partijen moeten vergroten en de legitimiteit van de Commissievoorzitter vergroten. Tevens stelt de Commissie voor dat de kandidaten van de Europese fracties campagne moeten gaan voeren in alle lidstaten, wat de zichtbaarheid van de verkiezingen zou moeten vergroten. Zo zou de Europese burger zich meer met de Europese politiek en het Europees Parlement kunnen identificeren.

Het presenteren van kandidaten en programma’s voor het voorzitterschap van de Europese Commissie evenals het voeren van campagnes in de lidstaten heeft tot doel het versterken van de rol van het Europees Parlement bij de totstandkoming van de Commissie. Dit kan naar de opinie van Nederland de controlerende rol van het Europees Parlement en de democratische legitimiteit van de (voorzitter van de) Europese Commissie bevorderen. Het vergroten van de zichtbaarheid van de verkiezingen en de deelnemende partijen/kandidaten lijkt nuttig en het kabinet staat in eerste instantie – zoals reeds gemeld in de Staat van de Europese Unie – dan ook positief ten aanzien van deze ontwikkeling. Daarbij zij opgemerkt dat – net als bij het vorige punt – het aan politieke partijen zelf is om hierover te besluiten en dat het kabinet hier geen verantwoordelijkheid noch zeggenschap heeft. Tevens wordt eraan herinnerd dat een aanbeveling, ook richting politieke partijen, juridisch niet bindend is.

Het kabinet steunt de gedachte in de aanbeveling, maar is niet aan zet om hier uitvoering aan te geven (dat ligt bij politieke partijen)

4) De Commissie doet de aanbeveling dat lidstaten besluiten tot een gemeenschappelijke verkiezingsdag voor het Europees Parlement, met stembussen die op hetzelfde moment sluiten.

Nederland stemt op de eerste dag van de vierdaagse periode van de Europese verkiezingen, i.c. de donderdag. De meeste lidstaten stemmen echter op zondag. Dit is voor Nederland ongebruikelijk en geen wenselijke situatie en vereist bovendien wijziging van de Kieswet. Wel is er het aandachtspunt van het bekendmaken van de uitslag, waar de Commissie in haar mededeling naar verwijst.

Bij eerdere verkiezingen zijn er in Nederland door de media al op donderdagavond uitslagen bekend gemaakt. De Commissie is van mening dat dit onwenselijk is, vanwege de mogelijke beïnvloeding van de kiezers in andere lidstaten. Naar aanleiding daarvan heeft Nederland besloten in de toekomst er op toe te zien dat de voorlopige uitslagen niet naar buiten worden gebracht (Kamerstukken 2011–2012, nr. 33 000-VII-116). Het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet (Kamerstukken 2011–2012, nr. 33 268) regelt dat de processen-verbaal van de verkiezingen voor het Europees Parlement pas openbaar worden gemaakt als in alle lidstaten de stemming is afgelopen. In de communicatie, zowel naar de kiezer als naar gemeenten, omtrent de voorbereiding en organisatie van de Europese parlementsverkiezingen in 2014, zal door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties duidelijk worden gemaakt dat de uitslag pas op zondag bekend gemaakt mag en zal worden. Het niet openbaar maken van de uitslag staat niet in de weg aan het tellen van de stemmen in de stemlokalen en het verwerken van de uitslag. Kiezers kunnen bij deze tellingen aanwezig zijn. Exit-polls zijn ook toegestaan. Nederland steunt de aanbeveling op het punt dat het belangrijk is dat de uitslag op hetzelfde moment bekend wordt gemaakt.

5) Diverse aanbevelingen omtrent de uitwisseling van gegevens (contactorgaan, datatransmissie, verkiezingskalenders).

De Europese Commissie verzoekt de lidstaten, bovenop de afspraken in de bestaande richtlijn, voor de uitwisseling van gegevens over kiezers voor de Europese parlementsverkiezingen één contactorgaan in te richten. In Nederland is het Ministerie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het contactorgaan voor het leveren van gegevens aan andere lidstaten over kiezers die niet in hun lidstaat van herkomst, maar in Nederland stemmen. De gemeente Den Haag is het contactorgaan voor andere lidstaten over Nederlandse kiezers die hun stem in een andere lidstaat uitbrengen. Hiermee handelt Nederland in overeenstemming met de bestaande richtlijn; het is bovendien een efficiënte werkwijze daar de gemeente Den Haag de registratie van Nederlandse kiezers buiten Nederland beheert en dus het orgaan is dat de gegevens van de andere lidstaten moet verwerken (in casu hun registratie als kiezer schrappen. Het is in de ogen van het kabinet niet wenselijk om hier een verandering in aan te brengen. Dit zou namelijk tot onnodig tijdsverlies leiden. Het is voldoende dat aan andere lidstaten kenbaar is gemaakt aan welk orgaan zij de gegevens moeten aanleveren.

De Europese commissie vraagt bovendien om – zoveel als mogelijk binnen de verschillende verkiezingskalenders – tijdig de gegevens van kiezers naar andere lidstaten te sturen. Dit streven deelt Nederland, met dien verstande dat geen gegevens kunnen worden verstuurd, indien ze nog niet beschikbaar zijn – te weten zolang de kiezersregisters nog niet zijn opgemaakt (in Nederland 6 weken voor de dag van de stemming). Lidstaten die eerder gegevens nodig hebben dan ze in Nederland worden vastgesteld, zullen daardoor minder goed bediend kunnen worden. Dit is inherent aan het hebben van verschillende verkiezingskalenders. Nederland heeft in het verleden meermalen voorgesteld het probleem van de gegevensuitwisseling op te lossen door kiezers alleen in de lidstaat waarin ze woonachtig zijn te laten stemmen, maar dit voorstel heeft in het verleden geen steun behaald.

De Commissie beveelt verder aan om meer persoonsgegevens uit te wisselen dan de huidige richtlijn vereist. Nederland voldoet op dit punt aan de bestaande richtlijn; bovendien is niet duidelijk uit de stukken welke aanvullende persoonsgegevens de Commissie bedoelt. De uitwisseling van meer gegevens zou betekenen dat deze gegevens ook in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) opgenomen moeten worden. Dat raakt zowel aan privacyaspecten als aan het feit dat dit aanpassing van de GBA vereist. Dit zal (mogelijk forse) investeringen met zich mee brengen. Vanuit het Nederlandse perspectief is een uitbreiding van het aantal gegevens niet nodig en niet wenselijk.

Naar boven