Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2012
Bij brief van 18 juni 2009 (Kamerstukken 31 700 VII, nr. 91) heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u bericht
dat de Europese Commissie contact heeft opgenomen met Nederland in verband met de
in de visie van de Europese Commissie te vroegtijdige bekendmaking van de uitslag
van de Europese verkiezingen. In het BNC fiche over het verslag inzake het Europees
Burgerschap 2010 (Kamerstukken 22 112, nr. 1104 d.d. 6 december 2010), waarin de Commissie dit punt aanhaalde, heeft mijn ambtsvoorganger
u bericht dat Nederland en de Europese Commissie hierover in gesprek waren. Dit is
gebeurd in het kader van een zogenaamde pilotprocedure, een procedure die door de
Europese Commissie wordt gevoerd, vooruitlopend op een officiële inbreukprocedure
in het kader van artikel 258 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De Commissie heeft zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat de uitslag
van de Europese verkiezing in de verschillende lidstaten pas bekend mag worden, nadat
de stemlokalen in de laatste lidstaat zijn gesloten. Voor Nederland, waar al op donderdag
wordt gestemd, heeft dat tot gevolg dat gewacht moet worden met het naar buiten brengen
van de uitslag tot zondagavond (22.00 uur).
Vóór 2004 werd bij de Europese verkiezingen de uitslag in Nederland niet bekendgemaakt
op de dag van de stemming. De toenmalige Kieswet bepaalde dat de telling pas openbaar
gemaakt werd op zondagavond. In 2004 is de Kieswet, na een aanpassing van de Akte
inzake de Europese verkiezingen, gewijzigd. Sindsdien wordt er geteld in de stemlokalen
en worden de resultaten van deze tellingen op gemeentelijk niveau, als gebruikelijk
bij verkiezingen, aan het ANP doorgegeven. Op basis daarvan wordt in de media de uitslag
bekend gemaakt. De officiële uitslag, waarbij duidelijk wordt welke kandidaten zijn
verkozen, wordt vastgesteld door de hoofdstembureaus en het centrale stembureau. Deze
vaststelling vindt op grond van de Kieswet plaats op nadat de stembureaus in de andere
lidstaten zijn gesloten.
Zoals mijn ambtsvoorganger u eerder heeft bericht (Kamerstukken 31 700 VII, nr. 91), stelt de Commissie zich op het standpunt dat de Akte zich verzet tegen de bekendmaking
in de media op donderdag van de uitslagen per gemeenten omdat die zijn gebaseerd op
de tellingen van de stembureaus. De wijziging van de Akte in 2002 heeft in de visie
van de Commissie enkel tot doel gehad om het tellen van de stemmen in de stemlokalen
direct na de stemming mogelijk te maken. Bekendmaking van de resultaten daarvan dient
in de visie van de Commissie achterwege te blijven omdat daarmee de verkiezingen in
andere lidstaten kunnen worden beïnvloed.
Inmiddels heeft de Commissie besloten af te zien van verdere juridische stappen tegen
Nederland. Nederland heeft hiervoor de toezegging aan de Commissie gedaan dat de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een instructie aan de burgemeesters
zal opnemen dat zij de tellingen niet bekendmaken noch aan de media doorgeven vóór
de stemlokalen in alle lidstaten zijn gesloten (in casu op de zondag na 22.00 uur).
Dit zal in een circulaire gericht aan de burgemeesters voorafgaand aan de verkiezing
voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement worden vastgelegd. Concreet betekent
dit dat door de leden van de stembureaus wordt geteld en dat de voorzitter van het
stembureau de uitkomst van de stemopneming aan de in het stemlokaal aanwezige kiezers
meedeelt en doorgeeft aan de burgemeester. Deze maakt deze gegevens echter, anders
dan bij andere verkiezingen, niet voor zondagavond 22.00 uur openbaar. Wijziging van
de Kieswet is hiervoor niet noodzakelijk, omdat voor het doorgeven van de resultaten
– bijvoorbeeld aan de media – geen wettelijke grondslag bestaat. Het bekendmaken van
exit-polls na afloop van de stemming en het bijwonen van de tellingen in de stemlokalen
(de tellingen zijn in Nederland immers openbaar) blijft wel mogelijk.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies