22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1069 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Besluit tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid (kamerstuk 22 112, nr. 1064)

  • 2. Mededeling en voorstel «Jeugd in beweging» (kamerstuk 22 112, nr. 1065)

  • 3. Mededeling Mariene kennis 2020 (kamerstuk 22 112, nr. 1066)

  • 4. Richtlijn minimumvereisten nationale begrotingsraamwerken (kamerstuk 22 112, nr. 1067)

  • 5. Verordening formele procedure om schadelijke macro economische onevenwichtigheden binnen de EU en het eurogebied tegen te gaan (kamerstuk 22 112, nr. 1068)

  • 6. Richtlijn Stabiliteits- en Groeipactverordeningen

  • 7. Verordening grensoverschrijdend transport van Eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (kamerstuk 22 112, nr. 1070).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche: richtlijn Stabiliteits- en Groeipactverordeningen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

  • Commission proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EU) No 1466/97 of 7 July 1997 on the strengthening of the surveillance of budgetary positions and the surveillance and coordination of economic policies.

  • Commission proposal for a Council regulation amending Regulation (EU) No 1467/97 of 7 July 1997 on speeding up and clarifying the implementation of the excessive deficit procedure.

  • Commission proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council on the effective enforcement of budgetary surveillance in the euro area.

Datum Commissiedocument

29 september 2010

Nr. Commissiedocument

  • COM (2010) 526

  • COM (2010) 522

  • COM (2010) 524

Prelex

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0526:FIN:EN:PDF

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0522:FIN:EN:PDF

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0524:FIN:EN:PDF

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld.

Behandelingstraject (Europese) Raad

De conceptverordeningen die de Commissie heeft opgesteld zullen de komende tijd besproken worden in het AEFC (Alternates Economic and Financial Committee) en het EFC (Economic and Financial Committee). Onbekend is nog wanneer inhoudelijke behandeling in de Ecofin Raad zal plaatsvinden.

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Financiën.

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en Comitologie

a) Rechtsbasis

  • COM (2010) 526: artikel 121, lid 6 VWEU

  • COM (2010) 522: artikel 126, lid 14, tweede alinea VWEU. NB: indien aangenomen vervangt deze richtlijn protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • COM (2010) 524: artikel 136 VWEU en artikel 121, lid 6 VWEU

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement

  • COM (2010) 526: artikel 126, lid 6 VWEU. Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing Europees Parlement.

  • COM (2010) 522: bijzondere wetgevingsprocedure: eenparigheid van stemmen in de Raad, raadpleging EP en de ECB.

  • COM (2010) 524: gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing EP. Alleen die landen die deelnemen aan de euro hebben stemrecht in de Raad (zie artikel 136, lid 2 VWEU).

c) Delegatie en/of comitologie

Niet van toepassing.

2. Essentie voorstel

Inhoud voorstel

De economische crisis heeft aangetoond dat de huidige praktijk van economische beleidscoördinatie in de EU de afgelopen jaren onvoldoende is geweest om vroegtijdig enkele (grote) budgettaire en macro-economische problemen in lidstaten te herkennen en/of adresseren. De drie verordeningvoorstellen zijn onderdeel van een pakket van in totaal zes voorstellen die de Commissie daarom op 29 september jl. heeft gedaan ter versterking van de economische beleidscoördinatie in de E(M)U. De voorstellen van de Commissie bieden een oplossingsrichting voor de thema’s die momenteel in de Van Rompuy werkgroep1 worden besproken. De voorstellen van de Commissie zijn echter nadrukkelijk nog voorstellen waar nog overeenstemming over moet worden bereikt.

De drie voorliggende conceptverordeningen hebben betrekking op het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Enerzijds gaat het hierbij om het aanscherpen van bestaande regels en afspraken binnen het SGP zodat de handhaving van de bestaande afspraken in het vervolg beter gerealiseerd kan worden. Ook stelt de Commissie voor meer aandacht te besteden aan schuld, houdbaarheid en aan de preventieve arm van het SGP.2 Anderzijds stelt de Commissie voor dat in zowel de preventieve als in de correctieve arm van het SGP nieuwe sancties geïntroduceerd worden die als additionele prikkel kunnen dienen wanneer lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van het SGP niet respecteren. Belangrijk kenmerk van deze sancties is ook dat deze gemakkelijker en in een eerder stadium toegepast kunnen worden. De voorstellen van de Commissie zijn ambitieus en komen in grote mate overeen met de Nederlandse inzet. Nederland zal de Commissievoorstellen dan ook verdedigen. Wel zet Nederland zich nog in voor enkele aanvullende versterkende maatregelen. Zie hiervoor de Nederlandse positie.

3. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

De voorstellen zijn gebaseerd op artikelen 121, 126 en 136 VWEU. Volgens Nederland zijn dit de correcte rechtsbases.

b) Functionele toets

  • Subsidiariteit: positief

  • Proportionaliteit: positief

Onderbouwing

Nederland beoordeelt de subsidiariteit positief. De economische crisis heeft de lidstaten hard geconfronteerd met de tekortkomingen in de manier waarop toezicht wordt gehouden op de begrotingssituatie in de lidstaten. Zo zijn bestaande regels in het verleden onvoldoende geïmplementeerd waardoor in veel lidstaten bijvoorbeeld te weinig is gedaan aan het opbouwen van budgettaire buffers in goede tijden. De onderlinge verwevenheid van lidstaten vergt een hoge mate van beleidscoördinatie en discipline. Als dat niet voorhanden is, kan dat destabiliserende effecten hebben voor de Unie als geheel, zoals de afgelopen periode ook is gebleken. Aanscherping van de handhaving van de huidige SGP-afspraken en, waar nodig, de introductie van nieuwe afspraken op EU-niveau is noodzakelijk om het risico hierop in de toekomst te verminderen.

Ook de proportionaliteit beoordeelt Nederland positief. De voorstellen gaan niet verder dan nodig is om de budgettaire beleidscoördinatie in de EU effectief te versterken. De afgelopen jaren is te weinig aandacht uitgegaan naar de hoogte van de staatschuld en de implicaties die een hoge staatsschuld kan hebben tijdens een economische crisis. Eén van de voorliggende voorstellen voorziet in een op te richten procedure in geval van ongewenste schuldontwikkelingen in een lidstaat.

De voorstellen leiden tevens tot een betere mogelijkheid tot handhaving van de SGP-afspraken door de Commissie, doordat er minder ruimte is voor de Raad om af te wijken van het oordeel van de Commissie (zie ook Nederlands oordeel, punt 7). Dit is wenselijk, aangezien de afgelopen jaren gebleken is dat het in de praktijk lastig is om andere lidstaten (tijdig) aan te spreken op ongewenste budgettaire ontwikkelingen, en vervolgens te verleiden tot de noodzakelijke correctie.

c) Voorlopig Nederlands oordeel

Nederland is positief over deze voorstellen. We moeten van het momentum gebruik maken om de regels van het SGP aan te scherpen en de handhaving ervan te verbeteren.

Nederland heeft in de werkgroep Van Rompuy veelvuldig aandacht gevraagd voor initiatieven die Commissie nu ontplooit, zoals meer aandacht voor overheidsschuld, meer gebruik van de preventieve arm van het SGP en een sterkere handhaving van de bestaande SGP-regels. Ondanks het feit dat de werkgroep Van Rompuy nog niet met haar eindrapport is gekomen, acht Nederland het opportuun dat de Commissie initiatieven ontplooit die in grote mate parallel lopen met de onderwerpen die in de werkgroep Van Rompuy worden besproken en oplossingsrichtingen aanreikt. Voor een deel betreffen de voorstellen onderwerpen waar op grote lijnen al consensus over is in de Werkgroep van Rompuy, zoals de noodzaak tot meer aandacht voor de overheidsschuld en voor de preventieve arm van het SGP.

Met het oog op het eindrapport van de Werkgroep Van Rompuy en de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie die de komende maanden over deze onderwerpen zullen plaatsvinden, is het nuttig dat de Commissie de discussie over het versterken van economische beleidscoördinatie met deze voorstellen verder concretiseert. Dit kan dan als basis voor verdere bespreking dienen. Voor een appreciatie van de belangrijkste onderdelen van de conceptverordeningen wordt verwezen naar paragraaf 7.

4. Financiële implicaties

De voorstellen hebben geen gevolgen voor de EU-begroting. De nieuwe sancties die geïntroduceerd worden (zie paragraaf 7 voor nadere toelichting), kunnen leiden tot een situatie waarin een door de lidstaten gestort deposito bij de Commissie wordt omgezet in een boete, en niet meer niet aan de betreffende lidstaat uitgekeerd wordt. Dit geld vloeit echter niet naar de EU-begroting, maar zal worden uitgekeerd aan lidstaten die op dat moment niet in een buitensporigtekortprocedure zitten, en die tevens op dat moment niet in een buitensporige onevenwichtighedenprocedure zitten.3

De voorstellen hebben in principe geen financiële gevolgen voor de (Rijks)overheid. Zolang Nederland handelt conform de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact, zijn er geen gevolgen voor de nationale begroting. Wanneer Nederland niet handelt conform de vereisten van het SGP, leidt dit in het voorstel tot de noodzaak van het afdragen van een deposito (al dan niet rentedragend) aan de Commissie. Dit deposito kan alleen worden omgezet in een boete voor Nederland (met nationale financiële gevolgen) wanneer Nederland de aanbevelingen van de Raad voor het terugdringen van een buitensporig tekort vervolgens negeert. Aan de andere kant kan het voorstel ook leiden tot een situatie waarin Nederland gelden kan ontvangen wanneer andere lidstaten zich niet aan de regels houden.

Overigens heeft het SGP op dit moment uiteindelijk ook al een sanctiemogelijkheid voor lidstaten die zich niet aan de regels houden. De voorliggende voorstellen zijn hier complementair aan. Voor een verdere beschrijving van de sanctiemogelijkheden wordt verwezen naar paragraaf 7.

De voorstellen hebben naar verwachting geen gevolgen voor de administratieve lasten bij burgers en/of bedrijven. Met betrekking tot de gevolgen voor de (rijks)overheid valt op te merken dat de verordeningen leiden tot enkele nieuwe rapportageverplichtingen voor lidstaten wanneer zij niet voldoen aan de vereisten van het SGP. Dit laatste heeft Nederland in principe zelf in de hand. Mogelijk zullen de voorstellen leiden tot statistische en financiële gevolgen voor het CBS. Omdat nadere details ontbreken is het op dit moment echter moeilijk om hier een concrete inschatting van te maken. Overigens zal Nederland aandacht vragen bij de Commissie om het aantal benodigde procedures en informatieverplichtingen in het kader van het hele governance pakket tot een minimum te beperken.

5. Juridische implicaties

De twee verordeningen die de preventieve en de correctieve arm van het SGP aanpassen [COM(2010) 522 en 526], treden in werking op de twintigste dag volgend op de publicatie van de Verordening in het official Journal of the European Union. Nederland kan zich hierin vinden. Bij de verordening die nieuwe sancties introduceert in zowel de preventieve als de correctieve arm van het SGP [COM(2010) 524], is nog niet vastgesteld wanneer deze in werking zou moeten treden.

6. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Er zijn geen implicaties voorzien voor (de belangen van) ontwikkelingslanden, aangezien deze verordeningen de budgettaire afspraken en de spillovers van economisch beleid in de EU regelen.

7. Nederlandse positie

Wijziging verordening preventieve arm SGP [COMM(2010) 526].

Uitgavenregel

  • De belangrijkste aanpassing aan deze verordening is de introductie van een uitgavenregel. De huidige regels schrijven voor dat lidstaten die niet in een buitensporigtekortprocedure zitten, het structurele saldo met gemiddeld 0,5% BBP per jaar moeten verbeteren, totdat de lidstaatspecifieke middellangetermijndoelstelling (MTO) is bereikt. Omdat het problematisch is om het structurele saldo, en de verbetering van het structurele saldo, real time te meten, is het lastig om consequenties te verbinden aan het niet halen van deze doelstelling.

  • De Commissie heeft daarom een voorstel gedaan voor het operationaliseren van de preventieve arm van het SGP. Deze moet de huidige preventieve regels aanvullen. Voor elke lidstaat wordt door de Commissie in samenwerking met de lidstaat een uitgavenpad vastgesteld dat gebaseerd is op een prudente schatting van de economische groei op middellange termijn. Wanneer lidstaten de MTO nog niet gehaald hebben, worden de uitgaven geacht niet harder te stijgen dan een percentage dat lager ligt dan de prudente schatting van de economische groei op middellange termijn. Wanneer de uitgaven toch harder stijgen, zal dit gecompenseerd moeten worden met discretionaire maatregelen aan de inkomstenkant. Wanneer lidstaten hier geen gehoor aan geven, riskeren ze een waarschuwing van de Commissie en kunnen aanbevelingen volgen. In dit laatste geval kan de Raad lidstaten verzoeken een (rentedragend) deposito bij de Commissie te plaatsen. Dit geld wordt pas geretourneerd wanneer de Commissie en de Raad van mening zijn dat de lidstaat handelt conform de aanbevelingen.

  • De Commissie zal afwijkingen van dit prudente uitgavenpad ter grootte van 0,5% BBP of meer in een enkel jaar, of 0,25% BBP in twee opeenvolgende jaren, interpreteren als significant. Dit kan leiden tot een sanctie. In de voorstellen is een ontsnappingsclausule toegevoegd voor economisch (zeer) slechte tijden.

Verantwoordelijk budgettair beleid

  • Middels de uitgavenregel probeert de Commissie er aan bij te dragen dat lidstaten verantwoordelijker budgettair beleid voeren, zeker in goede tijden. Immers, door de verplichting dat de uitgaven in principe niet harder mogen stijgen dan een prudente beoordeling van de economische groei op de middellange termijn kan worden voorkomen dat inkomstenmeevallers worden uitgegeven.

  • Het principe dat inkomstenmeevallers niet worden uitgegeven totdat de overheidsfinanciën op een houdbaar pad zijn gebracht, kan Nederland steunen. Het idee voor een uitgavenregel vindt Nederland dan ook interessant. In de Werkgroep Van Rompuy heeft Nederland ook steeds ingezet op het operationaliseren van de MTO. Dit voorstel is daarom een goed begin. Wel heeft Nederland nog enkele vragen. Zo stijgen onze pensioengerelateerde uitgaven automatisch, waardoor het zo zou kunnen zijn dat wij niet aan de uitgavenregel voldoen. In Nederland staan daar dankzij de omkeerregel echter ook inkomsten tegenover. Dit proces gaat automatisch: deze inkomsten kunnen dus niet opgevat worden als discretionaire compenserende inkomstenmaatregelen. Het uitgangspunt, ook van de Commissie, is dat de uitgavenregel vooral moet voorkomen dat inkomstenmeevallers worden uitgegeven. Nederland zal bij de vormgeving van de uitgavenregel aandacht vragen voor dit punt.

Wijziging verordening preventieve arm SGP [COMM(2010) 522].

Meer aandacht voor schuld

  • De belangrijkste wijziging aan deze verordening is de versterkte aandacht voor het schuldcriterium van het SGP. Wanneer lidstaten een schuld hebben van meer dan 60% BBP, dan moet deze volgens het voorstel over de afgelopen drie jaar met gemiddeld 5% per jaar van het verschil tussen de feitelijke schuld en de 60% grens zijn afgenomen. Wanneer dit niet het geval is, kan dit voor de Commissie en de Raad aanleiding zijn een procedure op basis van een ongewenste schuldontwikkeling op te starten. Deze procedure is vrijwel identiek aan de bestaande procedure op basis van buitensporige tekorten.

  • De Commissie en de Raad zullen een procedure voor schuld niet op een mechanische manier opstarten. Er zijn vele factoren die de schuldontwikkeling beïnvloeden en die met de houdbaarheid van de overheidsfinanciën samenhangen (waarvan sommige buiten de directe invloedssfeer van de overheid) en deze factoren moeten kunnen worden meegewogen. Te denken valt aan de economische ontwikkelingen, inflatie, vergrijzingslasten en door de overheid uitgegeven garanties. Deze factoren kunnen bij de beslissing een procedure te starten zowel verzwarend als verzachtend werken.

  • Nederland is sterk voorstander van meer aandacht voor overheidsschuld en houdbaarheid binnen het SGP. Dit is ook een prioritaire inzet van Nederland in de Werkgroep Van Rompuy. Wat Nederland betreft kan het percentage waarmee schuld boven de 60% BBP elk jaar moet afnemen, echter wel ambitieuzer zijn. Het lijkt daarnaast goed om naast de schuldenregel ook te kijken naar overige relevante factoren, juist omdat de overheidsschuld moeilijker te beïnvloeden is voor de overheid dan het overheidstekort. Ter meting van de schuld is Nederland van mening dat hier steeds het brutoschuldbegrip moet worden gehanteerd, onder andere om (lange) discussies over de waarde van overheidsactiva te vermijden. Het brutoschuldbegrip blijft ook leidend in het voorstel.

  • Daarnaast lijkt de inleiding tot het Commissievoorstel, maar niet het voorstel zelf, te suggereren dat landen met een schuld beneden de 60% wellicht meer ruimte zouden krijgen aanzien van de 3% tekortnorm, door relevante factoren (zoals economische omstandigheden) in deze gevallen zwaarder mee te laten wegen wanneer een buitensporigtekortprocedure moet worden opgestart. Nederland is van mening dat een schuld van beneden de 60% niet mag leiden tot een versoepeling van de 3% tekortnorm. Overigens zou dit binnen de context van het Verdrag ook niet passen.

Verordening nieuwe sancties SGP [COMM(2010) 524].

Eerdere, semi-automatische sancties

  • In deze nieuwe verordening ter versterking van het SGP worden nieuwe sancties voorgesteld, zowel in de preventieve als in de correctieve arm van het SGP. Voor het eerst zouden sancties uitgedeeld worden in de preventieve arm van het SGP. Wanneer de Raad, na advies van de Commissie, in een aanbeveling constateert dat er (langdurig) significant afgeweken wordt van het prudente uitgavenpad, dan moet een lidstaat per definitie een geldbedrag van 0,2% BBP overmaken naar de Commissie. Over dit bedrag zal rente vergoed worden (rentedragend deposito). Deze beslissing kan alleen worden tegengehouden wanneer zich binnen tien dagen een gekwalificeerde meerderheid in de Raad tegen dit besluit keert. Wanneer dit niet gebeurt, is een lidstaat automatisch verplicht het bedrag over te maken. Daarnaast mag de Raad het voorstel van de Commissie alleen aanpassen op basis van unanimiteit. Ook mag de lidstaat in kwestie zich binnen tien dagen na het aannemen van de aanbeveling door de Raad tot de Commissie wenden met een verzoek het bedrag te verminderen of van het storten van de deposito af te zien. De Commissie hoeft hier echter geen gehoor aan te geven. Wanneer de lidstaat de aanbevelingen alsnog opvolgt, zal het deposito (inclusief geaccumuleerde rente) worden teruggestort naar de lidstaat.

  • Ook in de correctieve arm van het SGP stelt de Commissie een nieuwe sanctiemogelijkheid voor. Deze is identiek aan de hierboven beschreven sanctiemogelijkheid in de preventieve arm, op drie verschillen na. Ten eerste is het startpunt nu niet een aanbeveling van de Raad, maar de constatering door de Raad dat er sprake is van een buitensporig tekort. Ten tweede zal over het te storten deposito hier geen rente worden vergoed. Ten derde kan een lidstaat ook bezwaar aantekenen tegen het besluit wanneer er sprake is van exceptionele economische omstandigheden.

  • Wanneer de Raad, op advies van de Commissie, een negatief oordeel geeft over de voortgang die een lidstaat maakt in een buitensporigtekortprocedure, zal het gestorte deposito vervolgens automatisch omgezet worden in een boete, tenzij de Raad weer binnen tien dagen het tegengestelde besluit. Wanneer een lidstaat het buitensporige tekort echter wel terugbrengt binnen de daarvoor gestelde termijn, dan zal het deposito (zonder geaccumuleerde rente) aan de lidstaat geretourneerd worden.

  • Wanneer het deposito omgezet zou worden in een boete, dan zal het deposito, inclusief tot dan toe geaccumuleerde rente, terugvloeien naar de lidstaten die noch in een buitensporigetekortprocedure zitten, noch in een procedure voor buitensporige onevenwichtigheden. Dit kunnen alleen eurolanden zijn, aangezien de nieuwe sancties in de correctieve arm alleen voor eurolanden zullen gaan gelden.

  • Nederland is voorstander van deze constructie, omdat het een extra prikkel geeft aan de SGP-vereisten te voldoen en een extra prikkel geeft aan de overige lidstaten om de sanctie niet tegen te houden. De nieuwe sanctiemogelijkheid in de correctieve arm van het SGP is ook van toepassing op de procedure die op basis van een ongewenste schuldontwikkeling zou kunnen worden gestart. De nieuwe sanctiemogelijkheden in het SGP zijn complementair aan het huidige sanctie-instrumentarium van het SGP: de Raad kan in een later stadium altijd nog besluiten de nieuwe sanctie te verzwaren met de al bestaande sanctiemogelijkheden.

  • Nederland is positief over de nieuwe sanctiemogelijkheden. Belangrijker nog is dat de rol van de Raad bij het uitdelen van de nieuwe sancties in het SGP wordt verkleind. De Commissie krijgt meer ruimte om met noodzakelijke doch gevoelige voorstellen te komen, in de wetenschap dat het moeilijker wordt voor de Raad om het oordeel van de Commissie terzijde te schuiven. Immers, waar tot op heden door de Raad altijd met een gekwalificeerde meerderheid besloten moest worden tot het uitdelen van een sanctie, voorziet het voorstel in de mogelijkheid dat een sanctie «automatisch» wordt uitgedeeld tenzij een gekwalificeerde meerderheid zich hier tegen uitspreekt. De besluitvorming wordt dus omgedraaid. Hiermee wordt binnen de context van het huidige Verdrag door de Commissie het maximale voorgesteld op het gebied van het meer rules-based maken van de besluitvorming over (financiële) sancties.

  • Alhoewel Nederland, indachtig de motie-Weekers4, liever had gezien dat de besluitvorming over sancties nog verder van de Raad was losgekoppeld, is dit voorstel een significante verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Nederland zal dit voorstel daarom van harte ondersteunen en waar nodig verdedigen, aangezien het omkeren van de besluitvormingsprocedure zeker nog geen uitgemaakte zaak is.

  • Bij het voorstel voor een nieuw sanctie-instrumentarium lopen de sancties op in zwaarte, van de mogelijkheid van een rentedragend deposito in de preventieve arm tot nieuwe boetemogelijkheden in de correctieve arm van het SGP. Deze opzet kan Nederland steunen, aangezien de sancties zo aansluiten bij de aard van de overtreding en daarmee recht doen aan het risico van het gevoerde beleid van de lidstaat voor de overige lidstaten (ofwel: externe effecten worden hiermee geïnternaliseerd). Een additioneel voordeel van deze opzet is dat een geldbedrag al in een relatief vroeg stadium (bij een tekort dat de 3%-grens nog niet bereikt heeft, of bij het vaststellen van het buitensporige tekort) moet worden overgemaakt naar de Commissie bij het voeren van onverantwoord begrotingsbeleid. Dit voorkomt dat de Commissie in een relatief laat stadium nog een boete moet «innen», wanneer het tekort al zover is opgelopen dat dit dreigement niet langer geloofwaardig is.

Overige wenselijke aanscherpingen

  • De discussie over het conditioneel maken van het uitkeren van Europese fondsen op het voldoen aan de SGP-verplichtingen loopt nog. De optie van de EU-fondsen maakt ook geen onderdeel uit van de voorliggende Commissievoorstellen. In de werkgroep Van Rompuy zet Nederland in op het conditioneel maken van zoveel mogelijk Europese fondsen op het voldoen aan de SGP-verplichtingen, zolang dit juridisch en praktisch haalbaar en mogelijk is. Het is uiteindelijk van belang een nalevingssysteem te ontwikkelen dat betrekking heeft op alle EU lidstaten, waarbij uiteraard rekening kan worden gehouden met de specifieke positie van eurolanden.

  • Tot slot wil Nederland dat ook gekeken blijft worden naar het verder versterken van de onafhankelijke rol van de Commissie in het SGP-proces, bijvoorbeeld door interne besluitvormingsprocedures binnen de Commissie aan te passen. Ook wil Nederland dat er een onafhankelijke Raad van Wijzen of onafhankelijk instituut komt welke gevraagd en ongevraagd budgettaire en economische adviezen kan geven, en welke beslissingen van de Commissie en de Raad in het kader van het SGP ex post kan beoordelen. Dit houdt zowel de Commissie als de Raad scherp. Nederland brengt deze zaken dan ook consequent naar voren in de werkgroep Van Rompuy. Nederland ondersteunt de Commissievoorstellen ter versterking van de economische beleidscoördinatie in Europa, en zal zich hiervoor hard maken in de discussies daarover in de werkgroep en in de Raad. Nederland zal de mate waarin de versterking van de economische beleidscoördinatie adequaat is, ook in de toekomst blijven monitoren. Indien dat nodig mocht zijn, zal Nederland verdergaande versterking aan de orde stellen.


XNoot
1

De Europese Raad van 25/26 maart 2010 heeft ER-voorzitter van Rompuy opgedragen een werkgroep voor te zitten die zich moet buigen over het versterken van de economische en budgettaire beleidscoördinatie in de EU. Deze werkgroep zal eind oktober 2010 aan de ER rapporteren over haar aanbevelingen.

XNoot
2

Het SGP bestaat uit een preventieve arm en een correctieve arm. In de preventieve arm (verordening 1466/97) zijn afspraken gemaakt over budgettaire en economische beleidscoördinatie. In de correctieve arm (verordening 1467/97) zijn afspraken gemaakt over het vermijden van buitensporige tekorten en het afbouwen van buitensporige tekorten indien deze zich toch voordoen.

XNoot
3

Zie fiche voorstel voor een formele procedure om schadelijke macro economische onevenwichtigheden binnen de EU en het eurogebied tegen te gaan

XNoot
4

In deze motie wordt de regering opgeroepen het initiatief te nemen tot een onafhankelijk orgaan te komen dat belast wordt met de handhaving van het SGP en daartoe het mandaat en de middelen krijgt om eigenstandig begrotingsdiscipline bij een lidstaat te kunnen afdwingen.

Naar boven