22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 388 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2023

Middels deze brief kom ik graag terug op de toezegging uit het Commissiedebat wapenexportbeleid van 21 december1, om te kijken naar de mogelijkheden voor een langere looptijd van vergunningen, ook in het kader van onderhoudscontracten. Ik heb u daarbij ook toegezegd te bezien wat te doen indien omstandigheden in het land van bestemming veranderen tijdens de looptijd van een vergunning. Tevens informeer ik u over de Export Controls and Human Rights Initiative’s voluntary Code of Conduct die recent door Nederland is ondertekend.

Langere looptijd wapenexportvergunningen

De huidige EU Dual-Use Verordening (2021/821) en het EU Gemeenschappelijke Standpunt inzake wapenexport (944/2008) geven EU-lidstaten ruimte om zelf invulling te geven aan de geldigheidsduur van exportvergunningen voor militaire en dual-use goederen, waaronder individuele- en globale exportvergunningen, doorvoervergunningen en vergunningen voor tussenhandeldiensten.

Zoals aangegeven in Kamerbrief van 17 april 2019 (Kamerstuk 22 054, nr. 311) hebben individuele en globale vergunningen voor militaire goederen naar bondgenoten (met inbegrip van after sales en tussenhandel binnen de EU), een geldigheidsduur van drie jaar, in overeenstemming met de geldigheidsduur van globale vergunningen voor overdracht binnen de EU. De geldigheidsduur van individuele en globale vergunningen voor militaire goederen naar derde landen (niet-bondgenoten) is één jaar. De geldigheidsduur van vergunningen van tijdelijke aard, waaronder aanvragen voor beurzen en doorvoer naar derde landen, evenals vergunningen die deels gekoppeld zijn met andere wet- en regelgeving zoals de Wet wapens en munitie (Wwm) is eveneens één jaar.

Optimale wapenexportcontrole vraagt om een risico-inschatting dicht op het daadwerkelijke moment van export van de goederen. Zo kan het beste worden ingespeeld op de actuele ontwikkelingen in het land. Het verlengen van de periode waarin een bedrijf de goederen kan overbrengen naar het land van bestemming vergroot het risico dat de goederen in strijd met de criteria van het wapenexportbeleid worden ingezet omdat de actuele ontwikkelingen in het land van bestemming niet meer kunnen worden betrokken in de risico-inschatting.

Het kabinet heeft altijd de mogelijkheid om verstrekte exportvergunningen in te trekken indien de omstandigheden in het land van bestemming daarom vragen. Het is in het belang van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid dat vergunningen alleen in uitzonderlijke gevallen alsnog worden ingetrokken. Dit vergt een significante wijzing van de situatie in het land, zoals een gewapend conflict, omdat bestaande contracten dan moeten worden verbroken. Het beperken van risico’s kan beter vooraf plaatsvinden dan dat er achteraf moet worden gecorrigeerd.

De geldigheidsduur van individuele en globale vergunningen voor militaire goederen naar derde landen (niet-bondgenoten) en vergunningen met tijdelijke aard, blijft onveranderd één jaar. Een langere looptijd voor dit type vergunning kent beperkte toegevoegde waarde. De export van de goederen vindt over het algemeen binnen een jaar plaats. Alleen voor meer complexe leveringen worden verlengingen van vergunningen aangevraagd (die in principe snel kunnen worden afgegeven). Het nadeel van het afzwakken van de controle over de export weegt bij dit type vergunningen zwaarder dan het voordeel van minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Het is wel mogelijk om de looptijd van de vergunningen voor after-sales te verlengen van één naar drie jaar. Dit heeft toegevoegde waarde voor het bedrijfsleven omdat het bij after-sales-contracten vaak gaat om meerjarige onderhoudstrajecten en een bedrijf meerdere jaren actief is in het betreffende land. Het risico van after-sales-diensten is relatief beperkt. De goederen waar de after-sales-diensten voor worden geleverd zijn al in het land aanwezig en de oorspronkelijke transactie heeft positief getoetst aan het wapenexportbeleid. Het leveren van after-sales-diensten zorgt niet voor een significante wijziging van de capaciteit van de goederen. Gezien het beperkte risico van after-sales-diensten en de toegevoegde waarde van een langere looptijd voor het bedrijfsleven is het verlies van exportcontrole te rechtvaardigen. Het kabinet behoudt evenwel mogelijkheid om deze after-sales-vergunningen in te trekken indien de omstandigheden in het land van bestemming daarom vragen.

Summit for Democracy – Export Controls and Human Rights Initiative’s voluntary Code of Conduct

Op 29 en 30 maart 2023 vond de Second Summit for Democracy plaats. Een van de vier technologiegerichte multilaterale initiatieven, die voorafgaand aan de Summit door de Amerikaanse regering werd opgezet, betreft het Export Controls and Human Rights Initiative’s voluntary Code of Conduct. Nederland, als een van de kerngroeplanden, is door de VS benaderd om actief bij te dragen aan het opstellen van de Code of Conduct en het initiatief mede te ondertekenen. De deelnemende landen aan de Code of Conduct verenigen zich om mensenrechtencriteria beter te integreren in hun exportcontrolebeleid, om te voorkomen dat ze onbedoeld de opkomst van digitaal autoritarisme steunen. De Code of Conduct is in lijn met het Nederlandse exportcontrolebeleid waarbij vergunningaanvragen reeds worden onderworpen aan een restrictieve toets inzake het risico op mensenrechtenschendingen. Ook draagt de EU Dual-Use Verordening bij aan dat uitgangspunt en voorziet, mede door nadrukkelijke inzet van Nederland, in een meer centrale rol van mensenrechten binnen exportcontrole.

De Code of Conduct is op 30 maart jl. aangekondigd tijdens de speech van Secretary of State Blinken en via een persbericht bekendgemaakt op de Amerikaanse website van Buitenlandse Zaken, vergezeld door een lijst van landen die als eerste het initiatief hebben ondertekend. De volgende landen hebben de Code of Conduct mede ondertekend: Albanië, Australië, Bulgarije, Canada, Costa Rica, Denemarken, Duitsland, Ecuador, Estland, Finland, Frankrijk, Japan, Kosovo, Kroatië, Letland, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noord-Macedonië, Noorwegen, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zuid-Korea.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

Kamerstuk 22 054, nr. 379.

Naar boven