22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 311 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2019

Zoals op 20 december 2018 tijdens het algemeen overleg Wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 305) toegezegd, informeert het kabinet u hierbij over (1) welke gevolgen het aangescherpte wapenexportbeleid ten aanzien van Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Egypte heeft voor de doorvoer van componenten naar derde landen en (2) het onderzoek naar de mogelijkheid om de standaard geldigheidsduur van exportvergunningen van één jaar in Europees verband te bezien en onder bepaalde voorwaarden te verruimen. Tot slot komt het kabinet graag tegemoet aan het verzoek van het lid Karabulut (SP), dat op 20 februari 2019 tijdens het VAO Wapenexport werd gedaan (Handelingen II 2018/19, nr. 56, item 2), om de Kamer (nogmaals) te informeren over het onderzoek naar de vraag of communicatieapparatuur afkomstig uit Nederland terecht is gekomen in tanks in het bezit van Saoedi-Arabië.

Gevolgen aangescherpt wapenexportbeleid voor het doorvoerbeleid

Als gevolg van het aangescherpte wapenexportbeleid in verband met het conflict in Jemen is de Algemene doorvoerregeling NL007 op 13 februari 20191 (opnieuw2) aangepast. De doorvoerregeling is nu niet meer bruikbaar voor uitvoer met als eindbestemming Egypte. Voor dergelijke uitvoer dient nu een individuele vergunning te worden aangevraagd, waardoor een zorgvuldige toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport zal plaatsvinden. De doorvoerregeling is, tot slot, weer bruikbaar voor de eindbestemming Qatar aangezien dit land geen onderdeel meer uitmaakt van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie.

Aanpassen geldigheidsduur exportvergunningen

De huidige EU Dual-Use Verordening (428/2009) en het EU Gemeenschappelijke Standpunt inzake wapenexport (944/2008) geven EU-lidstaten ruimte om zelf invulling te geven aan de geldigheidsduur van exportvergunningen voor militaire en dual-usegoederen, waaronder individuele- en globale exportvergunningen, doorvoervergunningen en vergunningen voor tussenhandeldiensten. Nederland hanteert op dit moment een geldigheidsduur van één jaar voor dergelijke vergunningen. De enige uitzondering hierop betreft globale vergunningen voor de overdracht van militaire goederen binnen de EU, die een geldigheidsduur van drie jaar mogen hebben. Dat laatste is een EU-vereiste op basis van de EU richtlijn 2009/43/EG betreffende de overdracht van defensie-gerelateerde producten binnen de Gemeenschap3.

Een recente rondvraag door Nederland binnen de Brusselse Raadswerkgroep inzake wapenexport (COARM) laat zien dat een grote meerderheid van de EU-lidstaten vergunningen voor militaire goederen afgeeft met een geldigheidsduur van meer dan één jaar, dan wel de mogelijkheid heeft om vergunningen af te geven met een geldigheidsduur van meer dan één jaar. Wat dual-usegoederen betreft geldt dat de Europese Commissie streeft naar verdere harmonisatie in het kader van de herziening van de huidige Dual-Use Verordening. Uitgangspunt hierbij is een standaard geldigheidsduur van twee jaar, met nationale ruimte voor de EU-lidstaten om deze nader in te vullen.

Om het gelijk speelveld tussen EU-lidstaten voor export naar niet-gevoelige bestemmingen verder te verbeteren en de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken, zal het kabinet gaan differentiëren in de geldigheidsduur van vergunningen. De geldigheidsduur van vergunningen voor niet-gevoelige exporten zal worden verlengd, zodat het bedrijfsleven niet onnodig administratief wordt belast.

Het nieuwe beleid omtrent de geldigheidsduur van vergunningen zal ingaan op 1 juli 2019 en kan worden gerealiseerd binnen de bestaande werkafspraken met de Douane op het gebied van exportcontrole. Het bedrijfsleven zal separaat worden geïnformeerd. De situatie is per 1 juli 2019 als volgt:

Militaire goederen

  • Individuele en globale vergunningen voor militaire goederen naar bondgenoten 4 (met inbegrip van after sales en tussenhandel binnen de EU), krijgen voortaan een geldigheidsduur van drie jaar, in overeenstemming met de geldigheidsduur van globale vergunningen voor overdracht binnen de EU;

  • De geldigheidsduur van individuele en globale vergunningen voor militaire goederen naar derde landen (niet-bondgenoten) blijft onveranderd één jaar, aangezien het niet mogelijk is om een zorgvuldige risico-inschatting te maken over een periode langer dan één jaar;

  • De geldigheidsduur van vergunningen met tijdelijke aard waaronder aanvragen voor beurzen en doorvoer naar derde landen, evenals vergunningen die deels gekoppeld zijn met andere wet- en regelgeving zoals de Wet wapens en munitie (Wwm) blijven onveranderd één jaar.

Dual-use- en antifoltergoederen

  • Uitgangspunt is een standaard geldigheidsduur voor alle vergunningen voor dual-usegoederen (individueel én globaal) van twee jaar;

  • Individuele en globale vergunningen voor gevoelige dual-usegoederen naar gevoelige bestemmingen die op basis van de werkafspraken met de Douane aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken ter beoordeling worden voorgelegd behouden hun huidige geldigheidsduur van één jaar. Hieronder vallen ook ontheffingsaanvragen voor het Chemisch Wapenverdrag, vergunningaanvragen voor zogenaamde NSG-Triggerlist-, Wassenaar Sensitive/Very Sensitive – en Bijlage-IV goederen, vergunningen gerelateerd aan sancties en in het kader van de anti-folterverordening (2019/125).

Communicatieapparatuur

Tijdens het VAO Wapenexport van 20 februari 2019 vroeg het lid Karabulut (SP) naar de status van het onderzoek naar de vraag of communicatieapparatuur afkomstig uit Nederland terecht is gekomen in tanks in het bezit van Saoedi-Arabië. Het kabinet heeft op 2 november 2018 in de beantwoording op de feitelijke vragen over de begroting Buitenlandse Zaken 2019 uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.5 Zoals is gesteld in deze beantwoording (zie vraag 171) blijkt uit navraag bij de exporteur van deze niet-vergunningplichtige communicatieapparatuur dat het niet mogelijk is om de geleverde communicatiesets te herleiden naar specifieke tanks en de eenheden die deze gebruiken. Wel kan uit de aantallen communicatiesets die zijn geleverd aan de Amerikaanse producent van de tanks worden afgeleid dat het zeer goed mogelijk is dat deze apparatuur ook operationeel wordt gebruikt in tanks in het bezit van Saoedi-Arabië. Het onderzoek is met deze bevindingen afgerond.

De De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Staatscourant van 13 februari 2019, nr. 7267

X Noot
2

Eerste aanpassing vond plaats op 8 juli 2016, Staatscourant, 2016, nr. 36336

X Noot
3

Nederland heeft dit nationaal geïmplementeerd in artikel 21 van het Besluit Strategische goederen (Bsg).

X Noot
4

Onder bondgenoten worden in dit geval verstaan EU-lidstaten, NAVO-bondgenoten, Australië, Japan, Nieuw Zeeland en Zwitserland.

X Noot
5

Kamerstuk 35 000 V, nr. 10

Naar boven