22 054 Wapenexportbeleid

Nr. 210 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 februari 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 31 oktober 2013 t.g.v. het rapport: «Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2011; (Kamerstuk 22 054, nr. 205).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 februari 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Waarom wordt de rapportage over het Nederlandse wapenexportbeleid van 2011 pas eind oktober 2012 gepubliceerd? Wanneer wordt naar verwachting de rapportage over het jaar 2012 gepubliceerd?

Het streven is er steeds op gericht om de jaarrapportage voor het zomerreces van de Tweede Kamer te publiceren, maar in de praktijk blijkt dat meestal niet haalbaar omdat de regering dan nog niet beschikt over alle nodige gegevens. Zoals eerder aan de Tweede Kamer is gemeld, zou een snellere rapportage mogelijk moeten zijn als in de uitvoering een overstap is gemaakt naar nieuwe automatisering. Naar verwachting zal het jaarrapport over 2012 eind augustus worden gepubliceerd.

2

De totale waarde van de door Nederland afgegeven vergunningen volgens het jaarraport 2011 en 2010 wijken af van de totale waarde die staat vermeld in de EU-jaarraporten. Kunt u aangeven of dit ook geldt voor eerdere jaren en of het probleem van afwijkende cijfers een onderwerp is die in de COARM wordt besproken?

Het verschil tussen de twee jaarrapporten komt voort uit een verschil in de wijze waarop de gegevens over globale vergunningen worden verwerkt. Anders dan bij een normale vergunning (één transactie met één eindgebruiker) geldt bij globale vergunningen dat een bedrijf een vergunning heeft voor export naar meerdere landen van bestemming of voor verschillende typen militaire goederen of een combinatie van beide. In de EU-jaarrapporten is geen ruimte voor het meenemen van dergelijke vergunningen omdat alles wordt uitgesplitst naar land van bestemming en post op de militaire lijst (aard van de goederen). In de Nederlandse nationale rapporten worden globale vergunningen wel meegenomen, bij voorbeeld bij de bestemming «overig NAVO», en dus meegeteld in de totale waarde van door Nederland afgegeven vergunningen. Nederland heeft deze kwestie sinds 2006 regelmatig aangekaart in de Brusselse werkgroep COARM en zal dit komend jaar opnieuw doen.

3

Kunt u ingaan op het voornemen van Duitsland om een wapendeal met Saoedi-Arabië te sluiten? Ziet u een ongelijk speelveld met Duitsland en Nederland als het gaat om wapenleveranties?

Over het voornemen van Duitsland om militaire goederen te leveren aan Saoedi-Arabië kunnen wij geen uitspraken doen. Wel zal Duitsland, evenals alle andere EU-lidstaten, een dergelijke levering pas goedkeuren na een nauwkeurige toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (EUGS). Ook zal Duitsland rekening houden met door andere EU-lidstaten afgewezen vergunningaanvragen («denials») voor export naar Saoedi-Arabië. Hiermee, en dankzij regelmatige informatie-uitwisseling tussen de EU-lidstaten in de Brusselse werkgroep COARM, wordt zo goed mogelijk vermeden dat er een ongelijk speelveld ontstaat tussen de lidstaten.

4

Is de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking eindverantwoordelijk voor alle aanvragen op het gebied van wapenexport? Hoe worden deze besluiten afgestemd met de ministers van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en hoe liggen de verantwoordelijkheden binnen het nieuwe kabinet?

Ja. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is eindverantwoordelijk voor de afgifte of weigering van vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen, net zoals eerder de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of voordien de staatssecretaris van Economische Zaken dat was. Bij vergunningaanvragen voor export naar «niet-NAVO/EU+» landen (EU, NAVO, evenals Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland) is het advies van de minister van Buitenlandse Zaken van cruciaal belang. Onder verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken vindt immers de toetsing aan de 8 criteria van het EUGS plaats. Toetsing aan het criterium over de economische capaciteit van het ontvangende land («OS-criterium»), vindt met het oog op de functiescheiding ambtelijk onder verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken plaats. Zie verder vraag 9.

5

Wat zijn de oorzaken van de significante daling van de wapenexport in 2011 ten opzichte van 2010?

(ook antwoord op vraag 65)

Daar zijn meerdere oorzaken voor aan te dragen. In Nederland, maar ook elders in de westerse wereld, wordt bezuinigd op de defensie-uitgaven. Dat betekent dat traditionele afnemers, de «thuismarkt», maar ook de markt die door bondgenootschappelijke materieelsamenwerking gevormd wordt, minder orders plaatsen. Het belang van export buiten de bondgenootschappelijke kring wordt dus steeds belangrijker. De gebeurtenissen tijdens de Arabische Lente leidden tot een restrictiever beleid voor export naar landen in die regio. Ook dat heeft ertoe geleid dat bepaalde transacties geen doorgang konden vinden in 2011, met alle effecten van dien op het volume van de uitvoer van militaire goederen. Ten slotte gold voor 2011 dat er geen vergunningen voor de uitvoer van marineschepen zijn aangevraagd en ook geen omvangrijke afstotingsactiviteiten plaatshadden.

6

Hoe beoordeelt u de versterkte samenwerking met ondernemingen uit omringende landen van de Nederlandse industrie, in het licht van de verschillende interpretaties die deze landen geven aan de Europese regels die bestaan op het gebied van wapenexport?

De regering juicht dit soort samenwerking toe. De Nederlandse defensie-gerelateerde industrie heeft een te kleine thuismarkt om te kunnen overleven en is dus afhankelijk van export of samenwerking in groter verband. Afgezien van Damen Schelde Naval Shipbuilding en Thales Nederland, zijn Nederlandse defensie-gerelateerde bedrijven afhankelijk geworden van de toeleverantiemogelijkheden aan buitenlandse systeembouwers. Deze bedrijven zijn daarin succesvol en beschikken over de kennis en kunde om die buitenlandse aanbieders te voorzien van de beste componenten die zij zich kunnen wensen. Voor het wapenexportbeleid betekent dit dat gekeken moet worden naar het exportcontrolesysteem van het land waar de verwerkende systeembouwer gevestigd is. Voor de «NAVO/EU+» landen, die op het gebied van exportcontrole dezelfde beginselen hanteren als Nederland, geldt over het algemeen dat de regering vertrouwt op het beleid van deze landen.

7

Kunt u een overzicht geven van de omzet, werkgelegenheid en export van de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie in de afgelopen tien jaar? Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling in relatie tot omringende landen? Welke gevolgen hebben de aanscherping van de regels omtrent wapenexport voor de industrie?

De gevraagde gegevens zijn opgenomen in de jaarrapporten die sinds 1998 zijn gepubliceerd. Per jaar zijn de waarden van de afgegeven vergunningen opgenomen en elke drie of vier jaar laat het ministerie van Economische Zaken een onderzoek uitvoeren naar de stand van zaken in de defensie-gerelateerde industrie waaraan een paragraaf in de jaarrapporten wordt gewijd. Ruwweg is de omzet van de sector in de loop der jaren gegroeid, de met de defensie-gerelateerde industrie verbonden werkgelegenheid afgenomen, maar is daarbinnen het aantal R&D-banen juist toegenomen. Het laatste onderzoek (verricht in 2010), waarbij het aandachtsveld werd verbreed naar de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie, koppelt 14.242 arbeidsplaatsen aan deze sector, waarvan er 4554 als R&D-arbeidsplaatsen worden aangemerkt. Zulke gegevens over de aan defensie- en veiligheid gerelateerde industrie in de ons omringende landen zijn de regering onbekend, maar omdat onder andere in Duitsland, Frankrijk en het VK veel meer productie plaatsvindt, mag verwacht worden dat het aandeel R&D-arbeidsplaatsen in die landen verhoudingsgewijs wat lager ligt.

Het is vooralsnog onduidelijk of de aanpassingen in het wapenexportbeleid, zoals die zijn uiteengezet in de brief van 10 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 22 054, nr. 165) gevolgen hebben gehad voor de industrie, waarbij opgemerkt moet worden dat de belangrijkste aanscherping de controle op de doorvoer van militaire goederen betrof, waarbij de Nederlandse industrie maar zelden betrokken is.

8

Op basis waarvan is besloten Japan als een aan de NAVO en EU gelijkgesteld land te zien v.w.b. de wapenexport? Heeft de eilandenruzie tussen Japan en China nog invloed op die speciale status van Japan?

Japan is, net als Nederland, deelnemer aan het Wassenaar Arrangement en aan andere exportcontroleregimes (Nuclear Suppliers Group, Missile Technology Control Regime en Australia Group) en voert evenals Nederland en andere EU-lidstaten een exportcontrolebeleid dat gebaseerd is op richtlijnen van deze regimes. Japan is daarnaast een belangrijke handelspartner en een land waarmee Nederland democratische waarden deelt en nauwe diplomatieke betrekkingen heeft. De recente spanningen tussen China en Japan geven dan ook geen aanleiding om af te wijken van dit beleid.

9

Wat wordt verstaan onder een «ontschot advies»?

(ook antwoord op vraag 11)

Met een «ontschot» advies wordt bedoeld dat het advies van de minister van Buitenlandse Zaken over aanvragen voor partnerlanden en landen uit de eerste drie categorieën van de OESO-DAC gebaseerd is op zowel de appreciatie van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) als de appreciatie van de Directeur-Generaal Politieke Zaken (DGPZ). Er is dus geen sprake van een apart OS-advies, maar van een aspect dat wordt meegenomen in een eenduidig buitenlandspolitiek advies. Met de overname van de verantwoordelijkheden van de staatsecretaris voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is de verantwoordelijkheid voor de gehele buitenlands politieke toetsing bij de minister van Buitenlandse Zaken komen te liggen, inclusief de toetsing aan het achtste criterium van het EUGS (het zgn. «OS-criterium»). Bij aanvragen voor export naar partnerlanden of landen uit de eerste drie categorieën van de OESO-DAC lijst legt DGIS zijn bevindingen voor aan de minister van Buitenlandse Zaken die uiteindelijk zijn advies aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geeft.

10

Kunt u toelichten welke overwegingen ten grondslag lagen aan de goedkeuring van de Turkse wapenaanvragen, gezien de precaire situatie met Cyprus?

Aanvragen voor wapenexport naar Turkije worden door Nederland getoetst aan de acht criteria van het EUGS. Het vierde criterium gaat in op de mogelijke invloed van de levering op de regionale stabiliteit. In het geval van exportaanvragen voor Turkije wordt dan ook gekeken naar de situatie met Cyprus.

11

Welke rol heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in de adviesafgifte inzake aanvragen voor uitvoer van militaire goederen, waaronder naar ontwikkelingslanden?

Zie antwoord op vraag 4 en 9.

12

Zijn er voorbeelden van verschillende uitkomsten van vergunningaanvragen naar aanleiding van toetsing aan de 8 criteria door (EU)-lidstaten? Zo ja, kunt u ons alle bekende voorbeelden hiervan doen toekomen en daarin meenemen dat Nederland geen tanks aan Indonesië heeft gekocht en andere Europese landen vermoedelijk wel?

(ook antwoord op vraag 30)

EU-lidstaten hebben met elkaar afgesproken rekening te houden met elkaars afgewezen aanvragen («denials»). Dit betekent dat de lidstaten in principe geen vergunningen afgeven voor export indien een andere lidstaat reeds een identieke aanvraag (zelfde goederen, identieke eindgebruiker en eindgebruik en gelijk gebleven omstandigheden) heeft afgewezen. Desondanks vermoedt het kabinet dat uitkomsten van toetsing in een enkel geval verschillen, bijvoorbeeld doordat overheden in een vroeg stadium reeds negatieve signalen afgeven aan een bedrijf over een voorgenomen export, zonder dat dit vervolgens tot een formele denial leidt die in Europees verband kan worden gedeeld. De niet gerealiseerde verkoop van Nederlandse tanks aan Indonesië heeft zoals bekend niet tot een afwijzing geleid; toetsing aan de criteria was immers positief. Graag verwijs ik u naar de beantwoording van Kamervragen van het lid El Fassed van 18 september 2012 (Kamervragen met antwoord 2011–2012, nr. 898).

13

Waarom worden, van alle niet EU-landen, alleen met Noorwegen de afgewezen vergunningaanvragen gedeeld? Kan dit betekenen dat er toch verschillende uitkomsten na overweging van het wapenexportbeleid per land mogelijk zijn waar de Nederlandse regering niet van op de hoogte is?

Gezien de vertrouwelijkheid van de informatie over denials zijn de meeste EU-lidstaten terughoudend bij de bereidheid tot het delen ervan met derde landen. Met Noorwegen, tevens lid van de Europese Economische Ruimte (EER), bestaat een dusdanig innige relatie dat ook informatie over wapenexport wordt gedeeld.

14

Op basis van welke gegevens wordt getoetst of een land voldoet aan de acht criteria van het wapenexportbeleid? Hoe wordt voorkomen dat dit toetsingsinstrument politiek ingezet kan worden tegen een land, in plaats van strikt juridisch?

Exportcontrole is geen sanctie-instrument. Bij een exportaanvraag voor militaire goederen naar niet-bondgenoten wordt de aanvraag getoetst aan de acht criteria van het EUGS. Dit gebeurt op basis van openbare informatie van onder meer NGO’s en internationale instellingen, informatie gevoegd bij de aanvraag en informatie van de Nederlandse ambassade ter plaatse. De toetsing wordt op een case-by-case basis uitgevoerd, waarbij de aard van de goederen in relatie tot een specifieke eindgebruiker en een specifiek eindgebruik bepalend is voor de uitkomst van de toetsing. Een goedkeuring of een afkeuring is daarom nooit uitsluitend gebaseerd op de algemene politieke situatie in een land van eindbestemming, tenzij een wapenembargo van kracht is.

15

Wordt er (in Europees verband) gestreefd naar een uitbreiding van landen die zich houden aan het Gemeenschappelijk Standpunt?

Raadsbesluit 2012/711/GBVB van 19 november 2012 streeft naar het bevorderen van wapenexportcontrole door derde landen overeenkomstig de beginselen van het EUGS. Hiertoe vinden workshops plaats met autoriteiten uit verschillende landen in Zuid-Oost- en Oost-Europa, Noord-Afrika en de Kaukasus.

16

Hoe is het wapenexportbeleid in Turkije ingevuld? Houden zij zich ook aan bepaalde criteria en beginselen van het Gemeenschappelijk Standpunt?

Turkije is gebonden aan alle VNVR resoluties betreffende wapenexport, is deelnemer aan alle relevante exportcontroleregimes (Wassenaar Arrangement, Nuclear Suppliers Group, Missile Technology Control Regime en Australia Group) en is tevens partij bij het Non-Proliferatie Verdrag. Op het gebied van exportcontrole is Turkije daarom gelijkgezind, ook op het gebied van conventionele wapens (op basis van de afspraken in het Wassenaar Arrangement).

17

Zijn er ook EU-lidstaten die zich niet houden aan de criteria en de beginselen van het Gemeenschappelijk Standpunt? Zo ja, kunt u dit toelichten?

Nee. Het EUGS is juridisch bindend en alle lidstaten zijn gehouden het EUGS toe te passen.

18

Welke eisen worden er op EU-niveau gesteld op het gebied van transparantie? Op welke manier zorgt u er voor dat andere landen zich optrekken aan het transparantieniveau van Nederland? Hoe beoordeelt u de parlementaire betrokkenheid van andere EU-lidstaten bij wapenexport?

Met artikel 8 van het EUGS worden op EU-niveau eisen gesteld aan de informatie die de lidstaten verstrekken ten behoeve van het EU-jaarverslag dat openbaar wordt gemaakt. In datzelfde artikel 8 wordt gesteld dat lidstaten ook nationale jaarrapporten zullen opstellen, maar het artikel eist niet dat deze openbaar worden gemaakt. De Nederlandse exportcontrole autoriteiten stellen binnen de EU, maar ook daarbuiten, de eigen transparantie op dit terrein ten voorbeeld aan hun buitenlandse collega’s en het Nederlandse jaarrapport wordt mede in dat licht vertaald in het Engels. Parlementaire betrokkenheid in andere EU-lidstaten is aan de betreffende landen en parlementen zelf.

19

Nederland loopt met het verstrekken van gegevens over afgewezen vergunningen en maandoverzichten van alle afgegeven vergunningen voorop in transparantie. Zijn alle aanvragende landen van deze transparantie op de hoogte, en zijn er voorts aanwijzingen dat deze transparantie bepaalde landen afschrikt om een aanvraag bij Nederland in te dienen? Zo ja, welke landen zijn dat?

De mate van transparantie in het Nederlandse wapenexportbeleid is over de hele wereld bekend, mede omdat Nederland het belang van verregaande transparantie actief uitdraagt. Uit de reacties daarop is niet gebleken dat potentiële afnemers zich daardoor laten afschrikken. Wel is het zo dat afwijzingen als zodanig ertoe kunnen leiden dat potentiële afnemers terughoudend worden om nogmaals met de Nederlandse industrie in zee te gaan. Dit staat los van de mate van transparantie.

20

Wat is het nut van de aanscherping van de doorvoerrechten naar Duits voorbeeld als deze aanscherpingen niet Europees gedeeld worden? Heeft deze aanpassing reeds geleid tot het niet verlenen van doorvoervergunningen?

(ook antwoord op vragen 25 en 26)

De Nederlandse aanscherping van de doorvoercontrole om aansluiting te vinden bij de wijze waarop de doorvoercontrole in Duitsland is georganiseerd, is mede ingegeven door uitdrukkelijke oproepen daartoe vanuit de Kamer. Uiteraard wordt met de Nederlandse doorvoercontrole zelden bereikt dat leveranties worden afgeblazen, maar wel wordt bereikt dat deze leveranties dan niet via Nederlands grondgebied worden verscheept. De aanscherping is sinds 1 juli 2012 van kracht. Er heeft nog geen formele weigering in de vorm van een beschikking plaatsgevonden, want als van Nederlandse zijde bezwaar bestaat tegen een leverantie via Nederlands grondgebied, dan wordt eerst contact gezocht met de exportcontrole autoriteiten van de desbetreffende bondgenoot. Normaliter volgt dan intrekking van de aanvraag. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een Noorse zending munitie bestemd voor Thailand. Bij die casus werd het van belang geacht dat Nederland eerder een uitvoervergunning voor munitie met bestemming Thailand had afgewezen.

21

Is bij u bekend dat bij het genoemde voorbeeld over Kenia uiteindelijk toch vanuit een land dat het Gemeenschappelijk Standpunt heeft ondertekend levering van genoemde goederen heeft plaatsgevonden?

Dit is ons niet bekend. Lidstaten hebben afgesproken rekening te houden met afgegeven denials te houden. Dit betekent dat een lidstaat in principe geen vergunning zal afgeven voor een aanvraag die identiek is aan een reeds door een andere lidstaat afgewezen aanvraag (zie ook antwoord op vraag 12). Dit geldt ook voor het genoemde voorbeeld over Kenia.

22

Welke criteria worden gehanteerd bij het bepalen of goederen in de toekomst mogelijk ongewenst worden ingezet?

(ook antwoord op vragen 23 en 28)

Centraal in de beoordeling van vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen staan de acht criteria van het EUGS. Waar van toepassing, wordt rekening gehouden met het risico van een mogelijke ongewenste toekomstige inzet van de goederen. Dit betekent dat de regering terughoudend is in het verlenen van een vergunning wanneer sprake is van waarneembare risico’s die op termijn tot gewelddadige ontwikkelingen kunnen leiden en waarbij de te exporteren goederen eventueel zouden kunnen worden ingezet. Dit geldt met name voor de criteria 2, 3 en 4 (mensenrechten, interne conflicten en regionale stabiliteit).

23

Welke toetsingscriteria worden toegevoegd indien er «een element van risico-analyse» wordt meegenomen bij de toetsing aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

Zie antwoord op vraag 22.

24

Wanneer is de uitrol van de automatisering afgerond zodat de normale rapportage, over afgegeven van vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen, versneld kan worden?

De Douane heeft toegezegd dat de nieuwe automatisering eind 2013 gereed zal zijn.

25

Is de systematiek van doorvoercontrole naar Duits voorbeeld ondertussen aangepast? Zo ja, wat zijn de bevindingen van het gewijzigde beleid? Is er ondertussen een doorvoer geweigerd, ondanks een getoonde uitvoervergunning van een bondgenoot? Zo ja, om welke gevallen ging het?

Zie antwoord op vraag 20.

26

Onder welke voorwaarden zal Nederland in de praktijk besluiten dat doorvoer via Nederlands grondgebied van bepaalde goederen naar bepaalde gevoelige bestemmingen niet kan worden toegelaten, ook al kan er een uitvoervergunning van een bondgenoot worden getoond?

Zie antwoord op vraag 20.

27

Kunt u toelichten op basis waarvan u gekozen heeft voor de beschrijving van de vier relatief kleine vergunningsaanvragen in hoofdstuk 6? Waarom is geen enkele grotere aanvraag meegenomen?

Dat was een keuze van het vorige kabinet die was ingegeven door de behoefte om met een beperkt aantal voorbeelden inzicht te verschaffen in de beoordeling van vergunningaanvragen. In het vervolg zal dergelijk inzicht juist bij grotere aanvragen verschaft worden, omdat de brieven waarmee de Kamer versneld en per geval geïnformeerd wordt over de afgifte van vergunningen voor systeemleveranties met een waarde van meer dan € 2 miljoen ook als bijlage in het jaarrapport opgenomen zullen worden.

28

In hoeverre heeft de risico-analyse bij toetsing aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt vorm gekregen en wordt het meegenomen in die toetsing?

Zie antwoord op vraag 22.

29

Hoe is het mogelijk dat ondanks de COARM overleggen er toch verschillen tussen EU-lidstaten in vergunningverlening ontstaan?

Bij de toetsing van wapenexportaanvragen aan de acht criteria van het EUGS bestaat ruimte voor interpretatie. Nederland streeft ernaar die ruimte zo klein mogelijk te maken, onder andere door telkens weer in te zetten op verdere harmonisatie van de toepassing van de criteria. Zie ook antwoord op vraag 12.

30

Zijn er voorbeelden waarbij verschillende landen tot een andere uitkomst komen bij toetsing van de criteria (bijvoorbeeld verkopen van tanks aan Indonesië)? Hoe wordt er gestreefd naar een eenduidige interpretatie binnen de EU? Als dit niet lukt wat is dan de waarde van die criteria?

Zie antwoord op vraag 12.

31

In 2010 zijn circa 400 vergunningen afgewezen in Europees verband? Hoeveel vergunningaanvragen zijn in Europees verband in totaal gecontroleerd? Welk percentage wordt afgewezen? Om export naar welke landen gaat het hier?

Uit het 13e EU jaarrapport over 2010 is af te leiden dat er in dat jaar 64.848 vergunningen voor militaire goederen zijn afgegeven. Met 345 geweigerde vergunningen betekent dat een gemiddeld Europees afwijzingspercentage van 0,5%. Het betreft weigeringen naar circa 80 landen, waarbij China, Georgië, Israël, India, Pakistan en Libië wat betreft aantal geweigerde vergunningen opvallen.

32

Wat is de totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2012? Hoe verklaart u eventuele schommelingen tussen 2012 en 2011?

Gelijktijdig met deze antwoorden gaat u de cijfermatige tussentijdse rapportage over de eerste helft van 2012 toe. De totale waarde van de afgegeven vergunningen in die eerste helft was € 307,02 miljoen. Dat is meer dan € 200 miljoen minder dan de totale waarde over de eerste helft van 2011. Niet alleen waren er geen grote afstotingszaken en relatief weinig systeemleveranties in de eerste helft van 2012, maar de relatief lage totaalwaarde geeft ook aan dat ook de toeleverende industrie wat minder vergunningen heeft aangevraagd. De cijfers over de tweede helft van 2012 zijn nog niet verwerkt en zullen onderdeel vormen van het jaarrapport 2012dat naar verwachting eind augustus zal worden aangeboden.

33

In hoeverre leidt de EU-samenwerking in COARM tot verdergaande afstemming en uniformering van beleid aangaande het wapenexportbeleid van de Europese lidstaten?

(ook antwoord op vragen 33, 34, 35 en 42)

COARM is een essentieel element binnen het Europese wapenexportbeleid. In COARM wordt informatie gedeeld, specifieke situaties worden besproken en beleid voor outreach naar derde landen wordt gemaakt. In 2012 werden onder meer concrete situaties of landen van zorg in het Midden-Oosten, Afrika en Azië besproken.

Om het gelijke speelveld («level playing field») voor alle Europese defensiebedrijven te vergroten is een zo uniform mogelijke toepassing van de criteria essentieel. Om die reden werkt COARM als gevolg van de herziening van het EUGS momenteel aan aanpassingen van de Gebruikersgids voor het EU Gemeenschappelijk Standpunt, met bijzondere aandacht voor criteria 7 en 8 (omleidingsrisico en het zgn. OS-criterium), waar verschillen in toepassing zijn geconstateerd. Daarnaast heeft de herziening van het EUGS geleid tot een versterking van de werkwijze van COARM, waardoor de uitwisseling van informatie een duidelijker beeld geeft van de wijze waarop lidstaten aanvragen toetsen. Zo wordt inmiddels bij het verzenden van denials meer informatie gegeven over de achterliggende redenen en over de desbetreffende goederen. Nederland heeft bijgedragen aan de aanpassing van de gebruikersgids bij het EUGS, door een non-paper over criterium 8 op te stellen.

34

Hoe kunnen we er voor zorgen dat het «level playing field» zoals genoemd bij COARM afdwingbaar wordt?

Zie antwoord op vraag 33.

35

Kunt u toelichten wat tot nu toe de geboekte resultaten zijn van COARM? Heeft Duitsland voorafgaand aan het sluiten van de tankdeal met Indonesië de databank van nationale denials geraadpleegd? Heeft Duitsland Nederland geconsulteerd? In hoeverre heeft Duitsland het niet volgen van de door Nederland afgewezen tankdeal met Indonesië met redenen omkleed? Welke mogelijkheden ziet de minister om een dergelijk ongelijk level playing field in de toekomst te voorkomen, daar het niet de bedoeling kan zijn de criteria naar beneden bij te schroeven?

Zie antwoorden op vraag 12 en vraag 33.

36

Hoe vaak is Nederland in 2012 betrokken geweest bij consultaties, met welke en over welke landen vonden die consultaties plaats en op wiens initiatief? Wat waren de uitkomsten van deze consultaties?

(ook antwoord op vragen 38 en 39)

In het EUGS staat dat de lidstaten details moeten verspreiden over geweigerde vergunningen en de redenen voor de weigering. Wanneer de lidstaten een aanvraag voor een uitvoervergunning toetsen, dienen zij de gegevensbank te raadplegen om te zien of een andere lidstaat een in wezen identieke («essentially identical») transactie heeft afgewezen, zodat zij daar bij het toetsen van de aanvraag rekening mee kunnen houden.

Indien een lidstaat niet zeker is of een denial notificatie in de centrale gegevensbank een «in wezen identieke transactie» betreft, moet hij een raadplegingsprocedure beginnen om hieromtrent duidelijkheid te verkrijgen. De raadplegende lidstaat dient na afloop van zijn toetsing de lidstaat die oorspronkelijk de vergunning heeft afgewezen, in kennis te stellen van zijn besluit inzake de vergunningaanvraag en voegt er een korte motivering aan toe.

In 2011 hebben 108 raadplegingsprocedures plaatsgevonden en in 2012 waren het er 123. In 2012 is Nederland vijf keer betrokken geweest bij een dergelijke consultatie. Deze consultaties vonden plaats met Oostenrijk (over Thailand), met België (over Servië en Saoedi-Arabië), met Italië (over Pakistan) en met Finland (over Jordanië). De consultatie met Finland over Jordanië was op initiatief van Nederland.

In het algemeen kan gesteld worden dat denials van andere landen worden opgevolgd, tenzij de situatie in het land van bestemming zodanig is gewijzigd dat een exportvergunning is gerechtvaardigd. Het uitwisselen van informatie over geweigerde vergunningen is één van de belangrijkste middelen om de doelstellingen van het exportcontrolebeleid van de lidstaten en de convergentie van dit beleid te verwezenlijken.

37

Welke stappen zijn gezet sinds 2011 op het gebied van harmonisatie van de EU-criteria? Hoe beoordeelt u de werkwijze van het COARM op dit moment?

Zie antwoord op vraag 33.

38

Kunt u een overzicht geven met concrete cijfers over het gebruik van de databank van nationale denials? Wordt de databank daadwerkelijk door alle lidstaten gebruikt?

En in welke mate is dit beleid effectief gebleken wat betreft wapenexport naar landen die in de databank zijn opgenomen?

Zie antwoord op vraag 36.

39

In hoeverre heeft de databank van nationale denials thans bijgedragen aan een meer uniform wapenexportbeleid binnen de EU en worden denials ook na onderlinge consultatie door lidstaten overgenomen?

Zie antwoord op vraag 36.

40

Waarom doen grootexporteurs als China en de VS wel mee aan het Wassenaar Arrangement en niet aan het Gemeenschappelijk Standpunt?

Het EUGS verschilt op fundamentele punten van het Wassenaar Arrangement. Het Wassenaar Arrangement is een politieke overeenkomst tussen deelnemende landen over lijsten van te controleren militaire goederen, informatie-uitwisseling op het gebied van al dan niet afgegeven wapenexportvergunningen en het uitwisselen van «best practices». Het EUGS is een juridisch bindend besluit van de Raad van Ministers. Aangezien China en de VS geen lid van de EU zijn, geldt dit besluit niet voor deze landen. China is overigens ook geen deelnemer aan het Wassenaar Arrangement.

41

Wat is de inbreng van andere lidstaten als het gaat om aanpassingen aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

De herziening van het EUGS heeft niet geleid tot aanpassingen van de tekst van het GS. Wel wordt gewerkt aan aanpassingen in de Gebruikersgids, onder meer op basis van bijdragen van België en van Nederland over respectievelijk criteria 7 en 8.

42

Waren de vergaderingen van COARM in 2012 wederom gericht op het Midden-Oosten en wat waren de uitkomsten van deze vergaderingen? Wordt er gewerkt aan een verbetering van de werkwijze en efficiëntie van COARM?

Zie antwoord op vraag 33.

43

Aan het Wassenaar Agreement neemt Cyprus als enige EU-lidstaat geen deel, vanwege bezwaren van Turkije. Welke actie heeft Nederland ondernomen om Turkije onder druk te zetten Cyprus toch toe te laten en welke actie gaat Nederland ondernemen om dit op spoedige termijn te bewerkstelligen?

Deze kwestie wordt door de EU aan de orde gesteld in consultaties met Turkije en in de verklaring van de EU tot de jaarlijkse plenaire bijeenkomst van het Wassenaar Arrangement. Ook in december jl. heeft de EU mede namens Nederland opnieuw opgeroepen Cyprus toe te laten als deelnemende staat, aangezien Cyprus aan alle criteria voldoet. Bovendien is Cyprus deel van de interne markt die de EU vormt, ook waar het goederen betreft die onder het Wassenaar Arrangement vallen. Het politiek gefundeerde Turkse verzet houdt echter vooralsnog stand.

44

Hoe beoordeelt u de uitvoering van de «best practices guidelines» van de deelnemers aan het Wassenaar Agreement op dit moment? Welke stappen zult u binnen dit gremium zetten om implementatie te verbeteren?

De «Best practice guidelines» van het Wassenaar Arrangement zijn een goed middel om omgang met relevante onderwerpen en ontwikkelingen te harmoniseren. De bij het Wassenaar Arrangement deelnemende staten rapporteren over de wijze waarop ze omgaan met de verschillende richtlijnen. Ze worden daarnaast blijvend geagendeerd in de General Working Group. Er wordt daar onder meer gesproken over aanpassingen van de richtlijnen om het doel van het Wassenaar Arrangement verder te bevorderen. Nederland zet zich actief in voor een voortdurende ontwikkeling van de richtlijnen. Wanneer deze specifieker worden, ontstaat er minder gelegenheid voor grote verschillen in de implementatie en interpretatie.

45

Wat is de uitkomst van de Review van het EU GS die in 2012 heeft plaatsgevonden en in welke mate is op Europees niveau meer rendement te behalen wat betreft het functioneren van het wapenexportbeleid?

De herziening van het EUGS leidde tot de conclusie dat de tekst van het EUGS voldoet aan de in 2008 gestelde doelen, waaronder het coördineren van het wapenexportbeleid van de lidstaten. De lidstaten hebben daarnaast wel geconcludeerd dat verbetering mogelijk is in de implementatie van het EUGS. Zie verder antwoord op vraag 33.

46

Klopt het dat Nederland de verstrekking van wapenvergunningen continue aan minstens drie internationale standaarden meet? (Gemeenschappelijk Standpunt, COARM en Wassenaar Arrangement (VN)?) In hoeverre is hier sprake van overlapping? Is het mogelijk hierbij de VN en EU wetgeving op één lijn te krijgen? Wat doet u om dit te bevorderen?

Het EUGS met de acht toetsingscriteria, dat in de EU-werkgroep COARM is voorbereid, is leidend waar het om de toetsing van vergunningaanvragen voor export van militaire goederen gaat. Het Wassenaar Arrangement is vooral belangrijk waar het de goederenlijsten (de militaire lijst en de lijst van conventionele goederen voor tweeërlei gebruik) betreft en de reikwijdte van de exportcontrole (uitvoer, maar ook tussenhandel diensten). Nederland streeft naar een toekomstig VN-wapenhandelsverdrag dat zoveel mogelijk aansluit bij de in EU-verband reeds geldende verplichtingen, ook wat rapportage betreft.

47

Nederland zet zich in om de ongecontroleerde verspreiding van kleine en lichte wapens en bijbehorende munitie aan banden te leggen. Bent u bekend met het bericht «A trail of bullet casing leads from Africa’s wars to Iran» uit the New York Times van 11 januari 2013? Wat is uw reactie op dit artikel en welke actie gaat u hierop ondernemen?

Wij hebben kennis genomen van het bericht. De ongecontroleerde export van kleine wapens (small arms and light weapons – SALW) en munitie naar brandhaarden in Afrika is zorgelijk. Normstelling via het toekomstig VN-wapenhandelsverdrag kan mogelijk bijdragen aan de aanpak van dit probleem. Nederland zet in op een sterk en effectief verdrag.

48

Welke concrete stappen zijn door Nederland gezet om andere landen aan te sporen tot aansluiting bij het Verdrag inzake Clustermunitie en met welk resultaat?

Nederland heeft tijdens de 67ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN tijdens het themadebat over conventionele wapens binnen de Eerste Commissie landen die nog geen partij zijn bij het Verdrag inzake Clustermunitie opgeroepen zo spoedig mogelijk als partij bij dit Verdrag toe te treden. Ook tijdens de Derde Bijeenkomst van Verdragspartijen van het Verdrag in september 2012 heeft Nederland het belang benadrukt van de universalisering van het Verdrag.

Sinds het plaatsvinden van de Tweede Bijeenkomst van Verdragspartijen in 2011 zijn elf landen toegetreden tot het Verdrag.

49

Nederland heeft ook in 2011 een actieve rol gespeeld om de afspraken omtrent kleine en lichte wapens (SALW) verder uit te werken en de concretiseren. Welke stappen zijn hierin gezet en wat houden de afspraken nu concreet in?

Het destabiliserende effect van gewapend geweld op veiligheid en ontwikkeling is leidraad van de Nederlandse inzet. Nederland is betrokken bij het overkoepelende VN Actieprogramma voor kleine wapens en de Geneva Declaration on Armed Violence and Development. Nederland heeft ervaringen gedeeld m.b.t. merken en registreren van kleine wapens, over het opsporen van deze wapens en over wijze waarop in Nederland de samenwerking op het gebied van de bestrijding van illegale vuurwapens is georganiseerd in het Landelijk Platform Vuurwapens.

De Tweede Toetsingsconferentie voor het VN Actieprogramma in 2012 heeft geleid tot een met consensus aangenomen slotdocument. Het VN Actieprogramma is tijdens deze conferentie verder versterkt op het gebied van o.a. mensenrechten, de relatie met gewapend geweld, participatie en representatie van vrouwen, de inzet van internationale mechanismen, en de rol van (I)NGO’s en (sub) regionale organisaties. Tevens werd een follow-up coördinatiemechanisme overeengekomen, waar in de komende 6 jaar aan verdere versterking van de implementatie van het VN Actieprogramma en een Internationaal Tracing Instrument zal worden gewerkt. Er zullen twee biënnale bijeenkomsten plaatsvinden en een bijeenkomst van gouvernementele experts om de voortgang te monitoren. Nederland werkt thans bilateraal en in EU-verband aan de implementatie van het Actieprogramma. Zo geeft Nederland concrete steun aan projecten op het gebied van kleine wapens: wapenvernietiging, stockpile management, onderzoek en capaciteitsopbouw van toezichthoudende en uitvoerende instanties op dit gebied. Voorbeelden van landen waar Nederland projecten financiert zijn o.a. Burundi, Somalië en Libië. Daarnaast zet Nederland zich bij de implementatie van het VN Actieprogramma in om de representatie en participatie van vrouwen te bevorderen.

50

Kunt u de huidige ontwikkelingen met betrekking tot het VN-wapenhandelsverdrag toelichten?

Voorafgaand aan het Algemeen Overleg over wapenexport van 14 februari 2013 ontvangt u een brief over de huidige stand van zaken met betrekking tot het VN-wapenhandelsverdrag en de Nederlandse inzet tijdens de slotconferentie in maart 2013.

51

Tijdens de tweede Ministeriele Toetsingsconferentie heeft Nederland zich ingezet voor het meetbaar maken van de relaties, impact en wereldwijde kosten van gewapend geweld. Wat heeft deze inzet concreet opgeleverd?

Zie antwoord op vraag 49.

52

Tijdens een diplomatieke conferent in juli 2012 is gesproken over een internationaal wapenhandelsverdrag. In hoeverre is daar consensus bereikt op de verdragsinhoud die door Nederland van belang worden geacht?

Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 2 augustus 2012 (Kamerstukken 2011/12, 22 054, nr. 202).

53

Van hoeveel landen ontvingen resp. het VN-wapenregister en het SALW-register in 2012 rapportages? Welke landen springen eruit als het gaat om het niet (willen) rapporteren aan beide registers?

In 2012 hebben 52 landen gerapporteerd aan het VN-wapenregister, waarvan 34 ook aan het daarin opgenomen SALW-register.

54

Het VN-wapenregister valt of staat met wereldwijde participatie. Heeft de stijgende lijn in deelname zich ook in 2012 voortgezet? Hoeveel landen hebben vorig jaar hun rapportage ingediend en zijn landen in toenemende mate bereid om ook een door Nederland van belang geacht «nil report» in te dienen?

In 2011 rapporteerden 64 landen aan het VN-wapenregister, in 2012 waren dit slechts 52 landen. Dit is reden tot zorg voor Nederland. Bij indiening van de resolutie Transparency in Arms tijdens de volgende zitting van de Algemene Vergadering van de VN zal Nederland opnieuw het belang van universele participatie aan het VN-wapenregister benadrukken en daarbij ook nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid om zogenaamde «nil reports» in te dienen.

55

Kunt u verklaren waarom er in 2011 geen nieuwe landen bijdragen hebben geleverd aan de database betreffende hun nationale wapenexportwetgeving? Zijn er in 2012 wel nieuwe landenbijdragen aangeleverd?

In 2011 heeft Roemenië informatie gedeeld via de database over nationale wapenexportwetgeving. Voor zover nu bekend zijn in 2012 geen nieuwe bijdragen geleverd aan de database. Het is mogelijk dat wereldwijd op nationaal niveau geen significante aanpassingen hebben plaatsgevonden in wetgeving op dit terrein.

56

In Nederland vormde de uitvoer van militaire goederen minder dan 0.18% van de totale waarde van de Nederlandse uitvoer? Is het mogelijk een vergelijking te maken met andere landen, inbegrepen de uitvoer van militaire goederen door overheden?

Gedeeltelijk. Een dergelijk overzicht beperkt zich tot EU-lidstaten, want daarvan zijn dankzij het EU jaarrapport gegevens over de totale waarde van de in 2011 afgegeven vergunningen beschikbaar. Overigens is het mogelijk dat lidstaten globale vergunningen hebben verstrekt, die wellicht niet zijn opgenomen (zie antwoord op vraag 2). Bovendien is voor de waarde van de totale goederenuitvoer van de EU-lidstaten teruggegrepen op cijfers van de WTO, die bijvoorbeeld in het geval van Nederland iets afwijken van het CBS-cijfer, waardoor Nederland in deze tabel op 0,15% in plaats van de in het jaarrapport vermelde 0,18% uitkomt.

 

A

B

C

Duitsland

1.074765

5.415

0,50

Nederland

482.541

715

0,15

Frankrijk

435.130

9.992

2,30

Italië

381.924

5.262

1,38

België

347.962

835

0,24

VK

345.429

7.003

2,03

Spanje

225.351

2.871

1,27

Polen

136.806

849

0,65

Zweden

136.652

1.189

0,87

Oostenrijk

129.911

1.632

1,26

Tsjechië

118.450

346

0,29

Ierland

92.654

27

0,03

Denemarken

82.694

237

0,29

Hongarije

81.918

156

0,19

Slowakije

57.895

30

0,05

Finland

57.577

184

0,01

Roemenië

45.762

183

0,40

Portugal

43.041

31

0,07

Slovenië

25.367

12

0,05

Griekenland

23.070

226

0,98

Bulgarije

20.554

223

1,08

Litouwen

20.495

50

0,24

Luxemburg

15.899

1+

0,01

Estland

12.216

350

2,86

Letland

9.581

< 1

0,00

Malta

3.202

5

0,16

Cyprus

1.333

N.A.

N.A.

A = totale goederenexport in miljoenen euro

B = totale vergunningwaarde militaire uitvoer in miljoenen euro

C = percentage B van A

57

De Nederlandse overheid moet zelf ook een vergunning aanvragen voor uitvoer van militaire goederen. Waarom geldt dit niet voor sommige andere landen? Om welke landen gaat het hier, vallen hier ook Europese landen onder? Wat zijn de gevolgen hiervan?

Voor EU-lidstaten geldt dat voor de export van (overtollig) defensiematerieel, voor zover vallend onder de lijst militaire goederen of de lijst van conventionele goederen voor tweeërlei gebruik, een exportvergunning vereist is. Voor uitvoer van deze goederen wordt door overheden van EU-lidstaten derhalve een vergunning aangevraagd bij de daarvoor aangewezen nationale instanties. Buiten de EU is niet altijd sprake van een dergelijke regulering aangezien landen vrij zijn om hun eigen wapenexportbeleid te bepalen.

58

Hoe verhoudt de vergunning voor definitieve uitvoer van militaire goederen naar China zich tot de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

(ook antwoord op vraag 59)

Aanvragen voor wapenexport naar China worden door Nederland getoetst aan de acht criteria van het EUGS. Hierbij wordt op de eerste plaats bijzondere aandacht gegeven aan het EU-wapenembargo en aan mogelijke mensenrechtenschendingen. Het embargo, dat een politieke verklaring is en geen juridisch bindend document, houdt in dat geen wapens of wapensystemen naar China worden geëxporteerd die ontworpen zijn om te doden. De in 2011 goedgekeurde uitvoer van militair materieel naar China betrof systemen voor het bevoorraden van marineschepen op zee ter waarde van € 18,38 miljoen; met nadruk geen wapensystemen. De goederen waren gezien hun aard niet geschikt voor mensenrechtenschendingen en leverden daarnaast geen concrete bijdrage aan de offensieve kracht van de Chinese strijdkrachten. De regionale stabiliteit werd door deze uitvoer niet negatief beïnvloed.

59

Kunt u aangeven hoe uw toestemming voor de export naar China van materiaal voor bevoorradingsschepen ter waarde van 18 miljoen euro zich verhoudt tot de opgelopen spanningen tussen China en buurlanden rond betwiste eilanden en zeewateren? Kunt u meer algemeen deze vergunning toelichten met betrekking tot de 8 criteria?

Zie antwoord op vraag 58.

60

Hoe verhoudt de vergunning voor definitieve uitvoer van militaire goederen naar Saoedi Arabië zich tot de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

In 2011 is in reactie op de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en de inzet van Saoedische troepen in Bahrein, en mede naar aanleiding van de motie El-Fassed (Kamerstukken II 2010/11, 22 054, nr. 172), besloten exportaanvragen voor Saoedi-Arabië tijdelijk aan te houden. Sinds het AO Wapenexport van 21 december 2011 worden aanvragen voor Saoedi-Arabië weer met grote terughoudendheid in behandeling genomen. Aanvragen worden – zoals altijd – zorgvuldig getoetst, waarbij vooral rekening wordt gehouden met het risico dat de betreffende goederen ingezet zullen worden bij eventuele mensenrechtenschendingen of interne conflicten. De uitvoer van militair materieel naar Saoedi-Arabië in 2011 betrof twee aanvragen die vóór het besluit tot tijdelijke aanhouding van exportaanvragen werden goedgekeurd. De goedgekeurde aanvragen betroffen vliegtuigbanden voor F-15 gevechtsvliegtuigen en mobiele rondzoekradars. Beide aanvragen gaven gezien de aard van de goederen geen aanleiding tot zorgen over eventuele inzet bij geconstateerde mensenrechtenschendingen of eventuele interne conflicten.

61

Hoe verhoudt de vergunning voor definitieve uitvoer van militaire goederen naar Turkmenistan zich tot de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt?

Aanvragen voor wapenexport naar Turkmenistan worden door Nederland getoetst aan de acht criteria van het EUGS. Indien gelet op de aard van de betreffende goederen, de eindgebruiker of het eindgebruik een vermoeden ontstaat dat de te exporteren goederen ingezet kunnen worden voor mensenrechtenschendingen, wordt negatief geadviseerd. De uitvoer van militair materieel naar Turkmenistan in 2011 betrof radarsystemen voor de kustwacht van Turkmenistan. Gelet op de aard en het eindgebruik van deze goederen bestond er geen risico dat deze goederen zouden worden ingezet bij eventuele mensenrechtenschendingen.

62

Een optelsom van alle exportwaarden als vermeld in tabel 2 van het jaarrapport komt in onze telling tot 710,04 miljoen euro, terwijl als totaalbedrag in die tabel 715,04 miljoen euro staat vermeld. Is ergens een bedrag van 5 miljoen euro bij een land niet meegerekend, of moet de totaalwaarde 5 miljoen euro lager zijn of hebben we ons vergist?

Het vermelde totaal van 715,04 miljoen euro is correct. In tabel 2 is op pagina 28 («2011 totaal») bij Polen een typefout gemaakt. Categorie A + B staan daar correct geboekt als 8,37 en 0,01 miljoen euro respectievelijk wat optelt tot 8,38 miljoen euro en niet, zoals abusievelijk vermeld, 3,38 miljoen euro.

63

Kunt u het enorm grote verschil verklaren tussen enerzijds de in het jaarrapport aan de Tweede Kamer vermelde totale waarde van de afgegeven vergunningen van 715,04 miljoen euro, en anderzijds het Europese rapport (Fourteenth Annual Report according to Article 8(2) of Council Common Position 2008/944/CFSP, 14 december 2012) over 2011 dat voor Nederland een waarde van slechts 415,75 miljoen euro noteert (pag. 401).

Zie het antwoord op vraag 2.

64

Waarom staat voor Indonesië slechts 124.880 euro geboekt in het veertiende Europese jaarrapport (p 124), terwijl aan de Kamer een bedrag van ruim 46 miljoen euro is gerapporteerd?

In 2011 zijn onderdelen en toebehoren van korvetten voor ruim 45 miljoen euro aan Indonesië geleverd. Dat is doorgegeven aan de EU, maar omdat de levering/vergunningen meerdere posten op de lijst van militaire goederen betroffen, kon dat geen gepaste plaats vinden in het uitgesplitste template van het 14e jaarrapport van de EU. Wel had het in de totalen van de EU jaarrapportage opgenomen kunnen worden. Zie ook antwoord op vraag 2.

65

Kunt u een overzicht verschaffen van geleverde militaire goederen aan de volgende landen: Bangladesh, Egypte, Indonesië, Maleisië, Oman, Saudi-Arabië, Qatar, Rwanda, Turkije, Turkmenistan, de Verenigde Arabische Emiraten en Zuid-Afrika met daarin opgenomen een korte omschrijving van de geleverde goederen en wie de ontvangers en eindgebruikers zijn? Zo nee, waarom niet?

Deze informatie is voor iedereen toegankelijk via de maandoverzichten van afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen zoals die op Rijksoverheid.nl worden gepubliceerd: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/exportcontrole-strategische-goederen/rapportages-strategische-goederen/rapportages-uitvoer-militaire-goederen.

66

Kunt u de schommelingen in de totale waarde van de afgegeven vergunningen verklaren, los van de verkoop van overtollig defensiematerieel?

Zie antwoord op vraag 5.

67

Kunt u toelichten waarom de afgewezen vergunningaanvragen in de rapportage wel overzichtelijk per land worden uitgewerkt, maar de afgegeven vergunningen alleen per categorie worden weergegeven?

Bij de afgewezen vergunningaanvragen en sondages gaat het om 17 gevallen, die overzichtelijk op één pagina kunnen worden beschreven. Bij de afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen gaat het doorgaans om 800 à 900 gevallen, oftewel te veel om per geval in het jaarrapport op te nemen. Daarom is ten tijde van de introductie van het jaarrapport besloten daarin geaggregeerde data op te nemen. De kerngegevens per afgegeven uitvoer- of doorvoervergunning voor militaire goederen zijn echter wel openbaar, want opgenomen in de maandoverzichten op Rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/exportcontrole-strategische-goederen/rapportages-strategische-goederen/rapportages-uitvoer-militaire-goederen.

68

In hoeverre speelt het feit dat een grote meerderheid van de Europese landen/EU-landen wél voorstander is van particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen een rol in de overweging van Nederland om wapens te leveren voor particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen?

Bij aanvragen voor wapenexport ten behoeve van particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen speelt met name het eventuele omleidingsrisico (criterium 7) een belangrijke rol. Indien sprake is van een groot omleidingsrisico, of toetsing aan een van de andere criteria negatief is, zal de aanvraag worden geweigerd. Hierbij speelt geen rol dat andere EU-lidstaten al dan niet voorstander zijn van particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen.

69

Waarom is het aantal afgewezen Nederlandse vergunningsaanvragen in de Europese rapportage over 2011 slechts 4 (pag 401), en in de rapportage aan de Tweede Kamer 17 stuks?

Voor informatie over de Nederlandse wapenexport en dus ook de denials, is het Nederlandse jaarrapport leidend. U kunt dus uitgaan van de 17 gemelde denials.

Naar boven