Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2012
Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking
tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Tweede
Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 22 054, nr. 30), sturen wij u, mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, hierbij een
rapport met een aantal bijlagen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2011 *).
In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op
de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid.
Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensiegerelateerde
industrie, die een groot economisch en veiligheidsbelang dient. Tenslotte is een aantal
internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenexportcontrole beschreven.
In een aparte paragraaf wordt stilgestaan bij het algemeen overleg dat de vaste commissie
voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 24 maart van dat jaar met de staatssecretaris
van EL&I en de minister van Buitenlandse Zaken had en bij de aanpassingen in het beleid
die daarop volgden. Bovendien worden in die paragraaf enkele voorbeelden van vergunningaanvragen
belicht, waarbij bijzondere omstandigheden een rol speelden bij het besluit tot toewijzing
of afwijzing.
Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van
de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten
worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensiegerelateerde industrie. Binnen
die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van de regering, voorzien
in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.
Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of juist tegen de grenzen
van het wapenexportbeleid aan loopt, is de uitvoer van militaire goederen verboden
tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden vervolgens
per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming
van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria
zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon
(1992) en inmiddels ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB
tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer
van militaire goederen en technologie.
In de bijlagen van het rapport zijn overzichten opgenomen van de waarden van de in
2011 afgegeven uitvoervergunningen per goederencategorie en per land van eindbestemming,
alsook overzichten met betrekking tot de afgegeven doorvoervergunningen en de afstoting
van overtollig defensiematerieel in 2011. Voorts worden overzichten van de in 2011
door Nederland in EU-verband genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen en van de
in dat jaar beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over wapenexport
geboden.
Zoals ook in de inleiding bij de cijfermatige overzichten staat, bedroeg de totale
waarde van de afgegeven vergunningen in 2011, afgerond op twee cijfers na de komma,
€ 715,04 miljoen. Dat is een aanmerkelijk lager bedrag dan in 2010, toen een waarde
van € 1 046,96 genoteerd kon worden en bijna een halvering ten opzichte van 2009,
toen de totale waarde op € 1 409,94 miljoen uitkwam.
Bovenaan de top 3 van de belangrijkste bestemmingen in het verslagjaar staat de Verenigde
Staten met een waarde van bijna € 147 miljoen, die evenals voorgaande jaren vooral
is opgebouwd uit vergunningen voor leveranties van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen
(F-16, maar inmiddels ook de JSF of F-35) en vergunningen voor delen van lanceerinrichtingen
voor luchtverdedigingsraketten. Op de tweede plaats staat het Verenigd Koninkrijk
met een waarde van iets meer dan € 78 miljoen, hetgeen vooral te danken is aan een
vergunning voor de uitvoer van kabelbomen voor militaire transportvliegtuigen. Op
drie staat Duitsland met een waarde van bijna € 57 miljoen die, zoals meestal, vooral
is toe te schrijven aan vergunningen voor de leverantie van delen van militaire voertuigen,
maar ditmaal zit er ook een grote vergunning bij voor de uitvoer van transmitters
voor anti-raket-raketten.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal
*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer