21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 297 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2018

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en voor wat betreft het onderdeel Jeugd mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor wat betreft het onderdeel Sport mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) die op dinsdag 22 en woensdag 23 mei 2018 zal plaatsvinden onder Bulgaars voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

In de bijlage worden de onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp het doel van de Raadsbehandeling, de inhoud van het onderwerp, de inzet van Nederland en een indicatie van het krachtenveld aan. De herziening van de Audiovisuele Mediadiensten richtlijn staat niet op de agenda van de OJCS-Raad. In de bijlage treft u de opvolging van de brief «Toezegging AO OJCS-Raad d.d. 15-11-2017».1

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 22 EN 23 MEI

Onderwijs – dinsdag 22 mei

Voor het onderwijsdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Herziening Raadsaanbeveling sleutelcompetenties voor leven lang leren;

  • Raadsaanbeveling over het bevorderen van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven;

  • Raadsconclusies over het toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte;

  • Beleidsdebat «Het vermogen van universiteiten om regionale groei en ondernemerschaps- en innovatievaardigheden te stimuleren»;

  • Overige zaken:

    • Het adresseren van antisemitisme via onderwijs – leidraad voor beleidsmakers;

    • Europese sportdag voor scholen.

Herziening Raadsaanbeveling sleutelcompetenties voor leven lang leren

Doel Raadsbehandeling

Beoogd wordt de herziene Raadsaanbeveling [ST 8299/18] vast te stellen. Hiervoor is een gekwalificeerde meerderheid toereikend.

Inhoud

In vervolg op de Sociale Top van Gotenburg heeft de Europese Commissie op 17 januari 2018 drie nieuwe initiatieven uitgebracht om de sleutelcompetenties en digitale vaardigheden van de Europese burgers te verbeteren, gemeenschappelijke waarden te bevorderen en leerlingen beter bewust te maken van de werking van de Europese Unie. Deze aanbeveling betreft één van de drie voorstellen en bouwt voort op een eerdere Raadsaanbeveling uit 2006. De acht sleutelcompetenties in de huidige Raadsaanbeveling zijn 1) geletterdheid 2) meertaligheid 3) wiskundige competentie en competentie in wetenschap, technologie en engineering 4) digitale competentie 5) persoonlijke, sociale en leren-om-te-lerencompetentie 6) burgerschapscompetentie 7) ondernemerscompetentie en 8) cultureel bewustzijn en culturele expressie. Deze komen grotendeels overeen met de acht sleutelcompetenties uit de eerdere Raadsaanbeveling, ze zijn slechts anders verwoord. Met de herziening wordt meer dan voorheen aandacht gevraagd voor de transversale/horizontale vaardigheden, het verhogen van de resultaten van de basisvaardigheden, het bevorderen van competentieverwerving in en belangstelling voor wetenschappen, technologie, techniek en wiskunde (STEM) en ondernemerschapsvaardigheden.

Inzet Nederland

De appreciatie van het kabinet van dit instrument is ten opzichte van 2006 niet fundamenteel gewijzigd.

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het voorstel2 onderschrijft Nederland het belang dat alle jongeren in het funderend onderwijs (primair en voortgezet onderwijs) de kans moeten krijgen het volledige scala aan kerncompetenties te ontwikkelen.

Wat betreft de toepassing van de sleutelcompetenties voor leven lang leren is het de primaire verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers dat werknemers inzetbaar blijven. Het beleid van de rijksoverheid richt zich op de randvoorwaarden zoals financiële mogelijkheden, ondersteuning bij loopbaanontwikkeling, een passend scholingsaanbod formeel onderwijs voor volwassenen en het stimuleren van een actieve leercultuur in Nederland. Deze partijen zijn echter allereerst zelf aan zet.

In de onderhandelingen zijn enkele bezwaren die het kabinet zag weggenomen. Zo is de oproep aan lidstaten om te rapporteren over ervaringen en voortgang in het promoten van sleutelcompetenties in alle onderwijssectoren afgezwakt tot rapportage via de bestaande kaders en wat betreft informeel leren dat geen overheidsverantwoordelijkheid is. Ook van de aangekondigde ontwikkeling van een scorebord is geen sprake meer.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zal er unanieme steun zijn voor het onderhandelingsresultaat zijn en daarmee voor het vaststellen van de aanbeveling in de Raad. Het Europees Parlement heeft hierbij geen formele rol.

Raadsaanbeveling over het bevorderen van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven

Doel Raadsbehandeling

Beoogd wordt de Raadsaanbeveling inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven [ST 8015/18] vast te stellen. Hiervoor is een gekwalificeerde meerderheid toereikend.

Inhoud

Deze aanbeveling betreft één van de drie voorstellen die de Europese Commissie op 17 januari jl. uitbracht in vervolg op de Sociale Top van Gotenburg en heeft vier hoofdthema’s: het bevorderen van gemeenschappelijke waarden in het onderwijs, versterking van inclusief onderwijs, bevordering van de Europese dimensie in lesgeven en ondersteuning van leraren daarin.

Om de onderliggende doelstellingen te bereiken worden de lidstaten aangemoedigd bestaand beleid te evalueren, lacunes in kaart te brengen, gegevens te verzamelen met het oog op een beter empirisch onderbouwd beleid. Ook worden lidstaten aangemoedigd te blijven samenwerken op EU-niveau en daarvoor tevens gebruik te maken van de financieringsinstrumenten van de Europese Unie zoals het programma Erasmus+.

De Raad verwelkomt in het voorstel de intentie van de Commissie om lidstaten te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld door financiering (met name via schoolmobiliteit en e-Twinning) bij nationale en regionale beleidshervormingen in het kader van Education and Training 2020 (ET2020).

Inzet Nederland

Het kabinet heeft in het regeerakkoord expliciet vermeld dat het positief staat ten opzichte van de notie van «gemeenschappelijke Europese waarden» en dat het de EU behalve als een economische gemeenschap ook ziet als een waardengemeenschap waarin Nederland zich thuis voelt. In het algemeen verwelkomt Nederland politieke initiatieven vanuit de EU die bijdragen aan de continuering van aandacht voor gemeenschappelijke Europese waarden in nationaal beleid, aan de uitwisseling van ervaringen tussen lidstaten en onderwijsinstellingen en aan het verbeteren van de kennis over effectieve instrumenten. Daarbij gaat het kabinet uit van de waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het verdrag van de Europese Unie. Voor Nederland is het bovendien van belang dat Europese samenwerking en uitwisseling via het strategisch kader ET2020 en met ondersteuning vanuit het Erasmus+-programma worden voortgezet.

Zoals aangegeven in de eerdere beoordeling door het kabinet3 sluit het voorstel ook aan bij het Nederlandse beleid gericht op kansengelijkheid en inclusief onderwijs, en de aandacht voor de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie in relatie tot Nederland en de wereld in de kerndoelen van het voortgezet onderwijs.

De onderwijsinstellingen hebben een grote mate van autonomie. Dat sluit aan bij het initiatief, aangezien de aanbeveling niet dwingend is. Het kabinet is van mening dat een Raadsaanbeveling het juiste instrument is en benadrukt dat hetgeen is vastgelegd in art. 165 VWEU, namelijk dat de Unie de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel volledig dient te eerbiedigen, hiermee gerespecteerd wordt.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zal er unanieme steun zijn onder de lidstaten voor het onderhandelingsresultaat en daarmee voor het vaststellen van de concept-Raadsaanbeveling. Het Europees Parlement is niet betrokken.

Raadsconclusies over het toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte

Doel Raadsbehandeling

Met de voorliggende Raadsconclusies [ST 7994/18] wil het Bulgaars voorzitterschap de visie van onderwijsministers verwoorden op enkele actuele thema’s van de Europese samenwerking op onderwijsterrein. Daarnaast worden vervolgacties op de Europese Raad van 14 december 2017 verwoord, in aansluiting op het debat hierover in de OJCS-Raad van 15 februari jl.4

Inhoud

De beleidsagenda in de EU op onderwijsgebied kwam eind vorig jaar in een stroomversnelling. Een informele lunchdiscussie in de context van de Sociale Top in Gotenburg, ondersteund door een Commissiemededeling5, mondde uiteindelijk uit in conclusies van de Europese Raad op 14 december 2017 waarin de Commissie werd verzocht om met verschillende initiatieven te komen op onderwijsterrein.

In de voorliggende Raadsconclusies wordt vooral ingegaan op Erasmus+, digitale vaardigheden en digitaal onderwijs, hoger onderwijs, kwalitatief en inclusief onderwijs, taalonderwijs en erkenning van kwalificaties.

Wat betreft digitale vaardigheden en digitaal onderwijs bevatten de Raadsconclusies een reactie op het Actieplan hierover dat de Europese Commissie eveneens op 17 januari 2018 publiceerde6.

Naar verwachting zal de Commissie echter pas kort voor de Raad de gevraagde initiatieven presenteren op het terrein van wederzijdse erkenning van kwalificaties, vroeg- en voorschoolse educatie (vve) en vreemdetalenonderwijs.

Inzet Nederland

In de OJCS-Raad van 15 februari jl. heeft Nederland deelgenomen aan het overleg van onderwijsministers over de (prioritering van de) vervolgstappen over de conclusies van de Europese Raad7. Hierbij gaven de meeste lidstaten aan prioriteit te willen geven aan de versterking van het Erasmus+ programma. Eind mei wordt ook het nieuwe voorstel voor het toekomstige Erasmus-programma verwacht dat zou moeten bijdragen aan de realisatie van de nationale en Europese beleidsagenda. Daarnaast gaven lidstaten aan het concept van de netwerken voor Europese universiteiten met voorrang te willen operationaliseren. Minder prioriteit werd gegeven aan taalonderwijs, diploma-erkenning en de Europese studentenkaart.

In de geannoteerde agenda voor die Raad heb ik mijn bredere visie op de samenwerking binnen de EU op onderwijsterrein verwoord8. Dit vormt ook een basis voor de beoordeling van de voorliggende Raadsconclusies. Positief is dat de voorliggende Raadsconclusies het belang van voortzetting van het Erasmus+ programma noemen en de meerwaarde van universitaire netwerken. Nederland heeft met succes ingebracht dat deze Raadsconclusies inhoudelijk niet te veel vooruit mochten lopen op de voorstellen voor Raadsaanbevelingen over voor- en vroegschoolse educatie, taalonderwijs en erkenning van kwalificaties die half mei worden verwacht. Daarnaast is mede op Nederlands voorstel in relatie tot het idee van een Europese onderwijsruimte nadrukkelijker de verbinding gelegd met het al bestaande strategische kader voor onderwijssamenwerking tussen lidstaten, Education and Training 2020 en voor het hoger onderwijs met het Bologna-proces. Er zou nu al nagedacht moeten worden over de prioriteiten voor voortzetting hiervan in de komende vijf jaar. Daarnaast vormde een aandachtspunt dat in de Raadsconclusies op volledige en evenwichtige wijze gereageerd wordt op het eerdergenoemde actieplan Digitaal onderwijs.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Bij de eerste bespreking van de Raadsconclusies hadden veel lidstaten kritiek op de tamelijk willekeurige selectie van thema’s onder de bredere noemer van het streven naar een Europese onderwijsruimte. Ook was er discussie omdat de Europese onderwijsruimte als concept nog niet is gedefinieerd. Pas wanneer er een visie en definitie is bepaald kunnen afzonderlijke elementen worden uitgewerkt. Na deze besprekingen zijn de Raadsconclusies deels aangepast waardoor de verschillende thema’s nu evenwichtiger aan bod komen. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen over deze conclusies het belang van een goede discussie over wat een Europese onderwijsruimte zou moeten behelzen en hoe die zich verhoudt tot (de prioriteiten van) het beleidskader Education and Training 2020 en diens opvolger duidelijk naar voren gebracht. Deze discussie zal worden voortgezet tijdens het volgende, Oostenrijkse voorzitterschap.

Beleidsdebat «Het vermogen van universiteiten om regionale groei en ondernemerschaps- en innovatievaardigheden te stimuleren»

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen Ministers verantwoordelijk voor onderwijs. Ter voorbereiding heeft het voorzitterschap een discussiedocument opgesteld waarin twee vragen gesteld worden [ST 8074/18].

Inhoud

Het beleidsdebat gaat over het potentieel van hogeronderwijsinstellingen voor regionale groei en het bevorderen van ondernemerschap en innovatieve vaardigheden. In de discussienotitie wordt stil gestaan bij het belang van hogeronderwijsinstellingen in het ontwikkelen van sterke regio’s, bevorderen van regionale groei en aanpakken van regionale ongelijkheid. De samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven draagt bij aan de versterking van inclusieve en innovatieve gemeenschappen en aan innovatieve en ondernemende vaardigheden van studenten. Het Bulgaars voorzitterschap vraagt de lidstaten te reflecteren op de instrumenten en stimulansen die overheden kunnen inzetten om de rol van hogeronderwijsinstellingen te versterken ten aanzien van regionale groei en de ontwikkeling van innovatieve en ondernemende vaardigheden.

Inzet Nederland

Nederland kan zich vinden in de inhoud van de discussienotitie, die aansluit bij het Nederlandse kabinetsbeleid. De regionale samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en het bedrijfsleven draagt bij aan het innovatieve en competitieve vermogen van Nederland en de regio’s en versterkt de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.

Nederland vindt de rol die universiteiten en hogescholen spelen in regionale ontwikkeling van groot belang. Daarom investeert Nederland in publiek-private samenwerking tussen het hoger onderwijs, onderzoek, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Voorbeelden hiervan zijn de City Deal Kennis Maken, Centres of Expertise en de inzet van de EU Structuurfondsen en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Bovendien maakt het kabinet via de Regio Envelop maatwerk in regionale triple-helix-coalities mogelijk. De regio is daarbij geen vaststaande geografische of bestuurlijk-administratieve eenheid, maar het gebied dat partijen zelf als de meest effectieve schaal verkiezen om tot oplossingen te komen. Bij de inzet van beleidsmiddelen wordt vooral gekeken naar maatwerkoplossingen aanvullend op generieke maatregelen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het onderwerp van het beleidsdebat is positief ontvangen door de lidstaten.

Overige zaken

Het adresseren van antisemitisme via onderwijs – leidraad voor beleidsmakers

Het Bulgaars voorzitterschap wil lidstaten wijzen op het document dat is opgesteld door de het OVSE Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (ODIHR) getiteld: «Het adresseren van antisemitisme via onderwijs – leidraad voor beleidsmakers».

Europese sportdag voor scholen

De Europese Commissie wil lidstaten wijzen op het bestaan van de Europese sportdag voor scholen, die plaatsvind op 29 september 2018 gedurende de Europese week van de Sport. Doel is om «scholen in beweging te krijgen», door het organiseren van fysieke activiteiten voor kinderen op school. Het Erasmus+programma voor Sport stelt hiervoor financiering beschikbaar.

Jeugd – dinsdag 22 mei

Voor de Jeugdraad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over de rol van jongeren bij de opbouw van een veilige, hechte en harmonieuze samenleving in Europa;

  • Raadsconclusies over de rol van de jeugd bij het aanpakken van de demografische uitdagingen in de Europese Unie;

  • Beleidsdebat over de toekomstige prioriteiten voor het EU-jeugdbeleid.

Raadsconclusies over de rol van jongeren bij de opbouw van een veilige, hechte en harmonieuze samenleving in Europa

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsconclusies betreffende de rol van jongeren bij de opbouw van een veilige, hechte en harmonieuze samenleving in Europa [ST 7834/18].

Inhoud

Op 10 december 2015 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) een resolutie (2250) aangenomen over jongeren, vrede en veiligheid. Het doel van deze resolutie is om jongeren van 18–29 jaar te betrekken bij vredesprocessen. De voorgestelde Raadsconclusies bouwen hierop voort en onderschrijven dat jongeren een belangrijke rol kunnen spelen bij het opbouwen van democratie, het vergroten van de sociale cohesie en het bevorderen van Europese waarden. Jongeren kunnen bondgenoten zijn om vrede te handhaven en geweld te voorkomen, en daarmee te werken aan een inclusieve en vreedzame samenleving. Om die rol te kunnen vervullen worden de lidstaten, de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden opgeroepen om expertise ter beschikking te stellen en de dialoog en samenwerking te verdiepen tussen de EU-instellingen, de lidstaten, het maatschappelijk middenveld, jongeren en belanghebbenden op het gebied van jeugd en daarbuiten. De ontwerp Raadsconclusies roepen dezelfde partijen op om jongeren meer kansen te bieden voor zinvolle deelname aan handhaving en een actieve deelname van jongeren aan de samenleving te bevorderen.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt de grotere inzet van de EU op het gebied van jongeren, vrede en veiligheid. Daarom stemt Nederland in met het initiatief om resolutie 2250 om te zetten in een actiegerichte EU-agenda anderhalf jaar nadat deze resolutie is aangenomen. Nederland pleit voor goed gestructureerde en beknopte Raadsconclusies, die dicht bij resolutie 2250 blijven en gericht zijn op de implementatie ervan in Europa door systematisch de jongeren-, vrede- en veiligheid-agenda te integreren in de programma's en activiteiten van de EU, zoals de Europese Global Strategy.

De Nederlandse inzet in de VN Veiligheidsraad voor wat betreft resolutie 2250 richt zich op mainstreaming van de aanbevelingen hieruit in de relevante landensituaties op de agenda van de Veiligheidsraad. Tijdens het door Peru georganiseerde open debat over resolutie 2250 op 23 april jl. heeft het Koninkrijk het belang van jongerenparticipatie benadrukt en gevraagd om structurele rapportage door de Secretaris-Generaal over dit onderwerp.

De Nederlandse jongerenvertegenwoordigers bij de VN en de EU zijn over het algemeen positief over deze Raadsconclusies. Zij benadrukken het belang van het betrekken van jongeren in vrede en veiligheid.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Lidstaten hebben brede steun uitgesproken voor vaststelling van de voorgestelde Raadsconclusies tijdens de Raad.

Raadsconclusies over de rol van jeugd bij het aanpakken van de demografische uitdagingen in de Europese Unie

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van de Raadsconclusies over de rol van jeugd bij het aanpakken van de demografische uitdagingen in de Europese Unie [ST 1781/1/18 REV 1].

Inhoud

De voorgestelde Raadsconclusies onderschrijven dat de Europese Unie voor demografische uitdagingen staat, onder meer vanwege toenemende migratie in en tussen landen, een vergrijzende bevolking, regionale instabiliteit en de nasleep van de financiële en economische crisis die in verschillende landen grote impact heeft gehad ook op de positie van jongeren. Mobiliteit van jongeren is belangrijk voor hun professionele en persoonlijke ontwikkeling. Het ondersteunt hun intercultureel begrip en verruimt hun blik, zodat zij kunnen leven in een harmonieuze maatschappij die gekenmerkt wordt door gelijkheid. Tegelijk kan het vrije verkeer binnenlandse gevolgen hebben, zoals een lage jongerenpopulatie in sommige landelijke gebieden. Ongeacht of jongeren besluiten in het gastland te blijven of naar hun regio van herkomst terug te keren, moeten zij in staat worden gesteld om te leven in een inclusieve omgeving, waar zij gemakkelijk kunnen bijdragen tot de maatschappij met de nieuwe vaardigheden die zij hebben verworven via hun vrije verkeer binnen de Europese Unie. Dit kan gunstig zijn voor hun persoonlijke en professionele ontwikkeling en hun actieve rol in de samenleving waarin zij besluiten te leven. De conclusies roepen de lidstaten op bij te dragen aan een passende, doeltreffende inclusie en/of integratie van jongeren in het gastland of bij terugkeer en de bijdrage van het jeugdwerk en andere organisaties die met jongeren werken waar nodig te bevorderen zodat een betere deelname van jongeren aan het openbare leven in een lidstaat in Europa mogelijk wordt.

De Europese Commissie en de lidstaten worden verzocht meer aan kenniswisseling te doen over de aanpak van demografische uitdagingen als gevolg van vrij verkeer van jongeren binnen de EU.

Inzet Nederland

Nederland kan instemmen met de onderliggende Raadsconclusies. Nederland ziet de toegevoegde waarde van de mobiliteit van jongeren binnen de Europese Unie. Vrije mobiliteit is een fundamenteel beginsel in de Unie en is een essentieel instrument voor het bevorderen van wederzijds begrip en samenwerking, en daarbij kan het bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van jongeren. Nederland meent dat demografische uitdagingen binnen de Europese Unie per lidstaat kunnen verschillen, maar ziet de toegevoegde waarde van kennisdeling over dit onderwerp.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Lidstaten hebben unaniem steun uitgesproken voor vaststelling van de voorgestelde Raadsconclusies tijdens de Raad.

Beleidsdebat over de toekomstige prioriteiten voor het EU-jeugdbeleid

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen Ministers verantwoordelijk voor Jeugdbeleid over de toekomstige prioriteiten voor het EU-jeugdbeleid. Het Bulgaars voorzitterschap heeft hiervoor een discussiedocument opgesteld [ST 8273/18].

Inhoud

Het Bulgaarse voorzitterschap heeft als thema «de toekomstige prioriteiten voor het EU jeugdbeleid» gekozen. Ter voorbereiding van dit debat is een discussie document opgesteld, waarin twee vragen worden meegegeven. Ten eerste, wat beschouwen de lidstaten als de prioriteiten voor de toekomstige EU-samenwerking op het gebied van jeugdbeleid? Ten tweede, hoe kunnen de bijdragen van de Gestructureerde Dialoog, evenals de inbreng van andere belanghebbenden, bijdragen aan deze prioriteiten? Met de Gestructureerde Dialoog wordt de verbinding gelegd met de recent door EU jongerenvertegenwoordigers opgestelde jeugddoelen. Tijdens het vorige voorzitterschap van de EU zijn de – volgens jongeren – belangrijkste onderwerpen geïnventariseerd. Deze zijn nu omgezet naar 11 jeugddoelen, waarna deze tijdens het volgende EU voorzitterschap zullen worden uitgewerkt tot aanbevelingen. De jeugddoelen zijn o.a. aandacht voor (kwaliteit van) werkgelegenheid, onderwijs, mentale gezondheid, gendergelijkheid, inclusie en participatie.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het gekozen onderwerp voor het beleidsdebat omdat het een bijdrage kan leveren aan de toekomstige EU jeugdstrategie.

Nederland zal in het debat aandringen op het belang van toegevoegde waarde van Europese samenwerking, cross sectoraal werken en het betrekken van jongeren bij beleid.

Met betrekking tot de opgestelde jeugddoelen zal Nederland er op wijzen dat er op het gebied van mentale gezondheid gebruik gemaakt kan worden van de resultaten van een recent afgeronde Europese Peer Learning op dit gebied.

Nederland zal belang van subsidiariteit blijven benadrukken.

Cultuur en audiovisueel beleid – woensdag 23 mei

Voor het cultuurdeel en het deel over audiovisueel beleid tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over de noodzaak cultureel erfgoed op alle beleidsgebieden van de EU op de voorgrond te plaatsen

  • Beleidsdebat «De weg vooruit: lange termijn visie voor de bijdrage van cultuur aan de EU na 2020»

Raadsconclusies over de noodzaak cultureel erfgoed op alle beleidsgebieden van de EU op de voorgrond te plaatsen

Doel Raadsbehandeling

Vaststellen van Raadsconclusies over de noodzaak cultureel erfgoed op alle beleidsgebieden van de EU op de voorgrond te plaatsen [ST 7759/18].

Inhoud

In de voorgestelde Raadsconclusies wordt het belang van goede samenwerking op het gebied van cultureel erfgoed in de EU opnieuw onderstreept. Focus ligt daarbij op de betekenis van erfgoed voor andere beleidsvelden en acties (mainstreamen). Het gaat onder meer om de bijdrage die erfgoed levert aan de economie, het sociale domein en de omgeving. Om ook de wederzijdse voordelen beter te benutten moet meer bewustzijn komen bij betrokkenen over de mogelijkheden binnen de EU en de EU-fondsen.

In relevante programma’s kan hier meer aandacht voor komen, vooral ook om innovatie, duurzaamheid en sociale inclusie te bevorderen in projecten met een link naar het erfgoed en met een Europese dimensie.

In de Raadsconclusies wordt opgeroepen mede bestuur («participatory governance») te bevorderen, net als de internationale uitwisseling tussen professionals. Ook zou de dialoog tussen Europese organisaties, burgers en jeugd verdiept en verbreed moeten worden om zo meer begrip te kweken over het Europees erfgoed in al zijn verscheidenheid.

Inzet Nederland

De verantwoordelijkheid voor het cultuurbeleid ligt primair bij de lidstaten. Deze Raadsconclusies sluiten aan bij het Nederlandse cultuurbeleid. Via de kunsten en het erfgoed zijn wij verbonden met Europa. Het erfgoed vertelt de verhalen van die verbindingen. De timing van de Raadsconclusies sluit goed aan bij het Europees Jaar voor het Cultureel Erfgoed 2018 dat ook de waarde van het cultureel erfgoed voor Europa benadrukt.

Ook het Nederlandse erfgoedbeleid zoekt raakvlakken met andere beleidsvelden, denk aan het beleid over de leefomgeving. De Raadsconclusies versterken de mogelijkheid in het EU-beleid – in het verlengde van het nationale erfgoedbeleid – de integraliteit te bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs, innovatie, diversiteit, sociale inclusie, digitalisering, regionale ontwikkeling en de leefomgeving.

In de Raadsconclusies wordt ook de samenwerking met UNESCO en de Raad van Europa genoemd. Voor Nederland zijn dit belangrijke partners in het erfgoedbeleid. Bij de Raad van Europa is bijvoorbeeld een Europese cultureel- erfgoedstrategie voor de 21ste eeuw vastgesteld. Deze strategie kan een instrument zijn om het erfgoedbeleid dit jaar en volgende jaren verder te ontwikkelen op punten als maatschappelijke relevantie, verbondenheid met duurzame economische en gebiedsontwikkeling, en kennisontwikkeling en onderwijs. Ook wordt naar het Faro-verdrag verwezen over de waarde van erfgoed voor de samenleving, waarvoor ik de ratificering door Nederland onderzoek.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Er is brede steun onder de lidstaten voor de concept-Raadsconclusies. Het Europees Parlement is niet betrokken.

Beleidsdebat «De weg vooruit: langetermijnvisie voor de bijdrage van cultuur aan de EU na 2020»

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen Ministers verantwoordelijk voor cultuur. Ter voorbereiding heeft het voorzitterschap een discussiedocument opgesteld met twee vragen [ST 7765/18].

Inhoud

Het beleidsdebat gaat over het toenemende belang van cultuur voor de samenleving en hoe daar in de toekomst vorm aan te geven in Europees perspectief. Ook op politiek niveau wordt het belang van cultuur en erfgoed steeds meer onderstreept, onder andere in de Raadsconclusies van de Europese Raad van 14 december 2017. De voorliggende discussienotitie ligt in het verlengde van de Mededeling van de Commissie «De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur» en de plenaire discussie tijdens de Informele Cultuurraad op 27 en 28 februari jl. over de rol van cultuur in de EU.

In de discussienotitie wordt stil gestaan bij de positieve rol die cultuur kan spelen bij de huidige maatschappelijke veranderingen en de potentie van cultuur om de samenhang in onze samenlevingen te bevorderen. Daarnaast wordt in de discussienotitie de verbinding gelegd met de rol van cultuur bij het versterken van sociale inclusie, duurzaamheid, mensenrechten en diversiteit.

Het Bulgaars voorzitterschap vraagt de lidstaten te reflecteren op de acties die de EU kan ondernemen om de samenwerking tussen cultuur en andere sectoren te versterken en op die manier bij te dragen aan een duurzamer en weerbaardere EU. Daarnaast vraagt het voorzitterschap of een specifiek programma voor cultuur gewenst is.

Inzet Nederland

Nederland kan zich vinden in de inhoud van de discussienotitie, die aansluit bij het Nederlandse kabinetsbeleid.

  • Het kabinet beschouwt de Europese Unie niet alleen als een economische gemeenschap, maar ook als een gemeenschap van waarden. Cultuur is bij uitstek geschikt om uitdrukking en betekenis te geven aan die waarden. Nederland verwelkomt dan ook het initiatief van het Bulgaarse voorzitterschap om de betekenis van cultuur voor de Europese Unie aan de orde te stellen.

  • Cultuur draagt bij aan het bevorderen van tolerantie, vrijheid van meningsuiting en sociale cohesie. Cultuur maakt ons bewust van onze historische afkomst, draagt bij aan ons zelfbewustzijn en onze identiteit. En daarmee ook aan onze Europese identiteit en het bewustzijn dat Nederland deel uitmaakt van een grotere gemeenschap.

  • Juist in tijden van onzekerheid en ingrijpende maatschappelijke veranderingen door digitalisering, globalisering en migratie, kan cultuur bijdragen aan stabiliteit en verbinding in onze samenlevingen.

Nederland wil in de verdere besluitvorming zoveel mogelijk aansluiten op bestaande stimulerings- en samenwerkingsinstrumenten en -processen, en zo min mogelijk nieuwe initiatieven opstarten. Nederland zal zijn inbreng doen met inachtneming van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Europese Commissie op het terrein van cultuur, en zal in zijn reactie op het voorgestelde Meerjarig Financieel Kader terughoudend zijn.

De Nederlandse inzet is om het culturele (subsidie-) programma van de EU, Creative Europe, te herijken en meer een reflectie te laten zijn van het streven om Europa te profileren als een waarden gemeenschap, met een accent op het belang van sociale inclusie en mensenrechten. Naar het idee van Nederland is dit het specifieke cultureel programma van de EU.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De thematiek van het beleidsdebat is positief ontvangen door de lidstaten.

Sport – 23 mei

Voor het sportdeel tijdens de Raad staan de volgende onderwerpen geagendeerd:

  • Raadsconclusies over het bevorderen van de gemeenschappelijke waarden van de EU door middel van sport;

  • Beleidsdebat (tot op heden is nog niet bekend waar het beleidsdebat over zal gaan);

  • Overige zaken:

    • World Anti-Doping Agency (WADA) meetings;

    • Informele ministeriële bijeenkomst in Parijs op 31 mei 2018.

Raadsconclusies over het bevorderen van de gemeenschappelijke waarden van de EU door middel van sport

Doel Raadsbehandeling

Vaststelling van Raadsconclusies over het bevorderen van de gemeenschappelijke waarden van de EU door middel van sport [ST 8032/18].

Inhoud

De voorgestelde Raadsconclusies refereren aan de gedeelde waarden van de EU9: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Gezien de positieve bijdrage die sport kan leveren aan uiteenlopende maatschappelijke uitdagingen in Europa en kracht die sport heeft om gemeenschappelijke waarden over te brengen, worden lidstaten verzocht op zoek te gaan naar manieren en passende gelegenheden om de bovengenoemde waarden door middel van sport te bevorderen. Daarnaast wordt de Europese Commissie verzocht om de bevordering van gemeenschappelijke waarden via sport en informatie over succesvolle projecten en initiatieven te verspreiden. Tot slot worden sportorganisaties gevraagd aan te moedigen dat bij evenementen, maar ook in voorlichting, opleiding en onderwijs aandacht wordt besteed aan de gemeenschappelijke waarden van de EU.

Inzet Nederland

De gemeenschappelijke waarden van de EU zijn ook voor Nederland belangrijke waarden. De conclusies bevatten geen bindende maatregelen, maar als sport een bijdrage kan leveren aan het verspreiden en bevorderen van deze waarden vindt Nederland dat positief. Nederland kan daarom instemmen met de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Lidstaten hebben unaniem steun uitgesproken voor vaststelling van de voorgestelde Raadsconclusies tijdens de Raad.

Beleidsdebat

Doel Raadsbehandeling

Uitwisseling van standpunten tussen Ministers verantwoordelijk voor Sport over de commercialisering van sport en de duurzaamheid van het Europese sportmodel.

Inhoud

Het beleidsdebat zal gaan over het Europese sportmodel dat is gebouwd op lokale clubs en verenigingen, wordt gereguleerd door bonden en federaties en met behulp van de inzet van vrijwilligers een waardevolle bijdrage kan leveren aan de maatschappij. Sport, en dan met name topsport, verandert echter door commerciële invloeden, waarbij kleinere clubs achter blijven bij de grotere clubs. Het Bulgaars voorzitterschap wil graag bespreken in hoeverre deze ontwikkeling kwalijk is voor het Europese sportmodel en de verbinding tussen sportclubs en hun lokale achterban en hoe hiermee moet worden omgegaan.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het beleidsdebat en zal benadrukken dat de maatschappelijke waarde van sport de reden is dat rijksoverheid, maar ook lokale overheden zich inzetten voor sport en dat dit hand in hand kan gaan met de commerciële waarde die bij sommige sporten aanwezig is.

Overige zaken

World Anti-Doping Agency (WADA) meetings

Op 16 en 17 mei vergadert het stichtingsbestuur van Wereld Anti Doping Agentschap WADA in Montreal. Op de agenda staat onder andere het vierjarenplan met de daaraan gekoppelde begroting. Vanuit de EU zitten de Bulgaarse Minister van Sport Kralev, de Roemeense Minister van Sport Bran en de Vlaamse Minister Muyters in het stichtingsbestuur. Namens deze vertegenwoordigers zal een terugkoppeling worden gegeven van de vergadering.

Informele ministeriële bijeenkomst in Parijs op 31 mei 2018

De Franse Minister van Sport heeft op 31 mei aanstaande haar EU ambtsgenoten uitgenodigd voor een informele bijeenkomst in Parijs ter voorbereiding van de Olympische en Paralympische Spelen van 2024 in Parijs. De Franse Minister wil graag een EU visie uitdragen tijdens deze spelen en nodigt lidstaten uit hieraan gezamenlijk invulling te geven. Frankrijk zal aanvullende informatie verstrekken over de bijeenkomst.

Stand van zaken AV-Richtlijn

De herziening van de Audiovisuele-Mediadienstenrichtlijn staat niet op de agenda van de OJCS-Raad. Hierbij treft u de opvolging van de brief «Toezegging AO OJCS-Raad d.d. 15-11-2017».10

Inhoud

In de OJSC-Raad vorig jaar mei is een Algemene Oriëntatie11 aangenomen. Het afgelopen jaar is onder voorzitterschap van Estland en Bulgarije met het Europees Parlement en de Europese Commissie onderhandeld over de tekst van de herzieningsrichtlijn. Op 26 april jl. is een voorlopig politiek akkoord gesloten tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie. In juni zal naar alle waarschijnlijkheid een definitief akkoord volgen, na de bespreking van de laatste technische details.

Proces

Besluitvorming vindt op dit terrein plaats met gekwalificeerde meerderheid. Nederland heeft, net als het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg, Finland, Ierland, Denemarken, Zwede en Tsjechië, tegen de Algemene Oriëntatie gestemd. Er waren onvoldoende tegenstemmers om een blokkerende minderheid te vormen.

Redenen voor de tegenstem waren voor Nederland:

  • de afwijking van het land-van-oorsprong-beginsel door het opleggen van heffingen aan bedrijven over de eigen landsgrens mogelijk te maken;

  • het in de Algemene Oriëntatie zonder impact-assessment uitbreiden van de reikwijdte van de richtlijn naar een groot deel van het internet; en

  • de (verhoging van de) invoering van quota voor Europese audiovisuele producties voor video on demand-diensten.

Na het vaststellen van de Algemene Oriëntatie zijn de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie gestart. Deze onderhandelingen hebben geleid tot wederzijdse handreikingen om tot overeenstemming te komen.

Op 26 april vond de laatste inhoudelijke onderhandelingsronde (triloog) plaats. Het Voorzitterschap heeft de onderhandelingen afgerond.

Er volgt nog één triloog om de artikelen en de overwegingen op elkaar af te stemmen. Vervolgens zal de tekst vertaald worden in alle lidstaattalen. Na de juridisch-linguïstische controle van alle versies kan het voorstel voor akkoord worden voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement. Waarschijnlijk zal dit net voor of net na de zomer plaatsvinden.

Inzet Nederland

In lijn met de redenen om tegen de vaststelling van de Algemene Oriëntatie te stemmen heeft Nederland:

  • vastgehouden aan het standpunt dat heffingen over de grens het vrije verkeer van diensten binnen de EU niet bevorderen en dat een dergelijke heffing afwijkt van het land-van-oorsprong-beginsel;

  • zich met de lidstaten die tegen de Algemene Oriëntatie hebben gestemd ingezet voor een beperktere reikwijdte van de richtlijn m.b.t. de video-deelplatformen, dit om de mogelijke impact op de vrijheid van meningsuiting te beperken.

Wat betreft de overige onderdelen van het voorstel heeft Nederland zich – met het oog op het gebrek aan steun voor het Nederlandse standpunt – pragmatisch opgesteld en de input gericht op (juridische) duidelijkheid en uitvoerbaarheid van de richtlijn.

Er is in de onderhandelingen weinig gedaan met de bezwaren vanuit Nederland en de gelijkgestemde lidstaten.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-34, nr. 296

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2527.

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 2526

X Noot
4

Handelingen II 2017/18, nr. 55, item 21

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2443.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 2525

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-34, nr. 292.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-34, nr. 283.

X Noot
9

Zoals genoemd in Artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

X Noot
10

Kamerstuk 21 501-34, nr. 296

X Noot
11

Het standpunt van de lidstaten m.b.t. het voorstel van de Europese Commissie (concreet: amendementen op het voorstel van de Europese Commissie).

Naar boven