21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 296 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2018

In het AO van 15 november 2017 over de OJCS-Raad van 20 en 21 november 2017 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 281) heeft het lid Becker (VVD) gevraagd naar mijn standpunt over de heffingen over de grens in relatie tot de herziening van de audiovisuele mediadiensten richtlijn.

In aanloop naar de vaststelling van de algemene oriëntatie heeft Nederland zich uitgesproken tegen het opnemen in de richtlijn van de mogelijkheid een heffing over de grens op te leggen aan video-on-demand aanbieders. Het land van oorsprong-beginsel staat aan de basis van de interne markt. Ook voor de audiovisuele sector. Uitzonderingen hierop, zoals heffingen op diensten gevestigd in andere lidstaten, kunnen onwenselijke precedentwerking binnen en buiten de richtlijn creëren.

De voorgestelde mogelijkheid voor een dergelijke heffing en de door de Raad daar aan toegevoegde mogelijkheid om de heffing ook op lineaire diensten van toepassing te laten zijn, was één van de redenen om tegen de algemene oriëntatie te stemmen.

De Nederlandse bezwaren tegen een afwijking van het land van oorsprong-beginsel zijn niet weggenomen in de onderhandelingen. Nederland was en blijft tegen heffingen over de grens en blijft voor een gelijk speelveld maar dan een speelveld waarbij voor beide soorten diensten geen heffing over de grens kan worden opgelegd.

Op 22 en 23 mei vindt de volgende OJCS-Raad plaats. Ik zal uw Kamer in aanloop naar het AO over de OJCS-Raad via de reguliere geannoteerde agenda verder informeren over het proces en de vervolgstappen rondom de herziening van de audiovisuele mediadiensten richtlijn.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven