21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 251 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2015

Op 14 en 15 mei jl. vond in Jerevan, Armenië, de driejaarlijkse bijeenkomst over de Europese Higher Education Area (EHEA) plaats. Met de Ministers van de 46 EHEA-landen heb ik over de toekomst van het Europees hoger onderwijs en het Bologna proces gesproken. Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het Bologna proces en de uitkomsten van deze bijeenkomst1.

Nederlandse delegatie

Nederland heeft met een relatief grote delegatie, waaronder vier studenten, deelgenomen aan de conferentie. Vertegenwoordigers van de Vereniging Nederlandse universiteiten (VSNU), de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) hebben de uitnodiging aangenomen om mee te gaan.

Voortgang Bologna proces

Sinds de verklaring van Bologna (1999) zijn er grote stappen gezet in de Europese hogeronderwijsruimte. Het proces wordt gekenmerkt door de invoering van een aantal gemeenschappelijke structuren en instrumenten, zoals het drie cycli model (bachelor, master, doctor) en het European Credit Transfer System (ECTS). Dit draagt bij aan de vergelijkbaarheid en aantrekkelijkheid van het Europese hoger onderwijs. Het bevordert de herkenning van en het vertrouwen in diploma’s en internationale mobiliteit van Europese studenten.

De voortgang van het Bolognaproces is in de afgelopen drie jaren gemonitord, zodat nieuwe afspraken en ambities daarop kunnen aansluiten. Dit gebeurt in de vorm van het «Bologna process Implementation report»2 (mei 2015) dat tijdens de conferentie werd gepresenteerd. Het rapport laat zien dat over het algemeen het hoger onderwijs in de EHEA verder is geconvergeerd. Meer landen hebben vergelijkbare graden ingevoerd en voortgang geboekt met de invoering van nationale kwalificatie raamwerken. Verder is de toegang voor studenten tot een volgende graad over het algemeen goed geregeld. Er is meer aandacht voor kwaliteitszorg, de rol van het European Quality Assurance Register (EQAR), voor internationalisering en voor studenten die een leven lang leren.

Tegelijkertijd is het verschil in de mate van implementatie tussen de EHEA-landen niet kleiner, maar eerder groter geworden. In sommige landen is de kwaliteitszorg onvoldoende op orde en zijn cruciale hervormingen van Bolognastructuren nog niet in nationale wetgeving verankerd. Dat zorgt ervoor dat de erkenning van kwaliteit van het hoger onderwijs en bijbehorende diploma’s niet automatisch kan plaatsvinden in de hele EHEA. En het belemmert de vooruitgang van de EHEA als geheel.

Nederland in de EHEA

Nederland staat er goed voor volgens het rapport. Als een van de eerste EHEA-landen zijn vanaf 2001 nodige wijzigingen in de nationale wetgeving doorgevoerd en in het hoger onderwijs door instellingen geïmplementeerd. De kwaliteitszorg voldoet aan de European Standards and Guidelines for quality assurance (ESG) en sinds 2008 wordt het nationaal kwalificatieraamwerk voor hoger onderwijs gehanteerd. Met de visiebrief Internationale dimensie van hoger onderwijs (Kamerstuk 22 452, nr. 41) en de lancering van het Holland Scholarship is een nieuwe impuls gegeven aan internationalisering.

Verbetering is nog te behalen in de verdere implementatie van een aantal Bologna-instrumenten, zoals het Diploma Supplement en de ECTS Course Catalogue. Dit vergt een lange adem. Met de ondertekening van het Erasmus Charter for Higher Education (ECHE) hebben Nederlandse instellingen benadrukt dat ze actief werken aan de implementatie van de Bologna instrumenten, waaronder het Diploma Supplement, de ECTS Users» Guide en de ETCS Course Catalogue. Het team van Nederlandse Bologna experts draagt hieraan bij door het geven van trainingen.

Belangrijkste uitkomsten

De gezamenlijke ambities voor de EHEA en de afspraken die tijdens de conferentie zijn gemaakt, zijn opgenomen in het communiqué dat is bijgevoegd3 bij deze brief. Daarin zijn vier prioriteiten geformuleerd.

  • 1) Het verbeteren van de kwaliteit en waarde van onderwijs

  • 2) Aandacht voor employability van studenten en afgestudeerden

  • 3) De toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor alle doelgroepen

  • 4) Implementatie van afgesproken structuren en instrumenten.

Binnen deze prioriteiten heb ik aandacht gevraagd voor de mogelijkheden van open en online onderwijs, onder meer voor verbetering van de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs. Als het gaat om toegankelijkheid vind ik het belangrijk dat er aandacht is voor de gender balans. Dit werd door veel collega’s gedeeld. Ten slotte is wat mij betreft de vierde prioriteit cruciaal als we de gehele EHEA een stap verder willen brengen.

Daarnaast is Wit-Rusland toegetreden tot de EHEA. In de discussie voorafgaand aan dit besluit heb ik benadrukt dat Wit-Rusland direct aan de slag moet met noodzakelijke hervormingen in hun hoger onderwijs. Hun commitment om actief aan de daarvoor opgestelde roadmap te werken, is wat mij betreft een absolute voorwaarde voor toetreding. De voortgang van de hervormingen in Wit-Rusland zal ik dan ook nauwgezet volgen.

Belangrijke uitkomsten voor Nederland

Een aantal aspecten uit het communiqué is voor Nederland specifiek van belang.

European approach for Quality assurance of Joint programs

Met een Europese aanpak vergemakkelijken we het accrediteren en beoordelen van joint programs. Internationale joint programs bieden studenten een unieke mogelijkheid om een deel van de opleiding aan een buitenlandse instelling te volgen, zonder studievertraging op te lopen. Het is daarom belangrijk dat de drempel voor instellingen om joint programs op te zetten met buitenlandse instellingen wordt verlaagd. Met de Europese aanpak bewerkstelligen we dat de beoordeling van een joint program door één accreditatieorganisatie wordt uitgevoerd in plaats van meerdere organisaties uit verschillende landen. Het eindoordeel voor joint programs met Nederlandse instellingen blijft bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. De Europese aanpak sluit daarmee goed aan op het wetsvoorstel Internationalisering dat ik na de zomer naar de Kamer zal sturen.

Automatische erkenning

In het Bolognaproces is de automatische erkenning van diploma’s nog geen realiteit. In het communiqué is opgenomen dat dit per 2020 automatisch zal plaatsvinden in de hele EHEA. In de discussie heb ik aangegeven dat hiervoor onderling vertrouwen nodig is in elkaars onderwijssystemen en in de kwaliteitszorg van de opleidingen. Ook is het noodzakelijk dat alle landen de eerder afgesproken structuren en instrumenten invoeren en hanteren, alvorens automatische erkenning realiteit kan worden. Het is daarom goed dat de implementatie als een van de vier prioriteiten in het communiqué is opgenomen.

In Benelux-verband heb ik op 18 mei jl. samen met de betreffende Ministers de beschikking ondertekend over de automatische wederzijdse generieke niveauerkenning van diploma’s hoger onderwijs. Dat is een primeur en laat zien dat we als Benelux onze rol als «good practice» binnen de EHEA serieus nemen.

Short cycle qualifications

Aan het kwalificatieraamwerk voor de EHEA zal «short cycle education» worden toegevoegd. In Nederland wordt short cycle education sinds 2006 onder de naam Associate degree aangeboden en om de betekenis van dit onderwijstype te versterken heb ik uw Kamer op 5 juni jl. mijn voornemens voorgelegd (Kamerstuk 31 288, nr. 473). De toevoeging van deze onderwijsgraad aan het EHEA kwalificatieraamwerk draagt bij aan de (internationale) herkenbaarheid ervan.

Nederlands voorzitterschap EU

Tot slot heb ik onder meer met eurocommissaris Navrascics gesproken en hem uitgenodigd in het najaar naar Nederland te komen. We zullen dan de agenda voor het Nederlands voorzitterschap in de eerste zes maanden van 2016 doornemen. Ook gaan we samen in debat met studenten over de toekomst van het Europees hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven