21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2015

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de vergaderingen van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 25 november (cultuur en audiovisueel) en 12 december (onderwijs) jl.

Tevens meld ik uw Kamer hierbij dat er in Parijs op 17 maart een informele ministersconferentie plaatsvindt van de onderwijsministers van de EU over het bevorderen van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie in het onderwijs. Ik zal daaraan deelnemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

VERSLAG OJCS-RADEN D.D. 25 NOVEMBER EN 12 DECEMBER 2014

Cultuur en Audiovisueel (25 november 2014)

De Raad stelde Raadsconclusies vast over Europees audiovisueel beleid, over «participatory governance» van cultureel erfgoed en over het EU Werkplan Cultuur 2015–2018 en voerde in verband met de tussentijdse evaluatie van de EU2020 strategie een beleidsdebat over eventuele opname van cultuur in deze strategie.

De Raadsconclusies over Europees audiovisueel beleid en over «participatory governance» van cultureel erfgoed werden zonder discussie vastgesteld. Het EU Werkplan Cultuur 2015–2018 werd aangenomen nadat het Voorzitterschap een compromis had bereikt over een passage over e-boeken. De oorspronkelijke tekst riep impliciet op tot aanpassing van de EU BTW richtlijn: elf lidstaten, waaronder Nederland, steunden deze tekst, elf andere vonden hem te ver gaan. Met de Nederlandse steun is gehandeld overeenkomstig verschillende verzoeken van uw Kamer. In het beleidsdebat spraken veel lidstaten zich uit voor opname van cultuur in de herziene EU2020 strategie, maar zonder dit concreet te maken. Nederland erkende de potentiële bijdrage van de creatieve sector aan economische groei, maar sprak zich uit tegen meetbare doelstellingen voor cultuur in de EU2020 strategie en monitoring daarvan in het kader van het Europees semester.

Raadsconclusies EU Werkplan Cultuur 2015–2018

Er was bij aanvang van de vergadering geen consensus over de passage over e-boeken. Het Italiaanse Voorzitterschap vroeg de Ministers zich uit te spreken voor gelijke behandeling van gedrukte en elektronische boeken. Volgens het Voorzitterschap is dit nodig om te bevorderen dat mensen blijven lezen, juist ook de jonge generaties. Het Voorzitterschap benadrukte dat de tekst niet expliciet spreekt over fiscaal beleid (BTW) en niet trad in besluitvorming in de EcoFin Raad.

Nederland steunde het Voorzitterschap en benadrukte dat de discussie breder is dan belastingen alleen. Ten eerste hebben de Nederlandse openbare bibliotheken de opdracht gekregen om ook e-boeken uit te lenen. Daarom is Nederland blij dat er onder het Werkplan een werkgroep komt over digitaal lezen en -lenen, waarin lidstaten ervaringen kunnen uitwisselen. Ten tweede denkt Nederland na over de toekomst van de vaste boekenprijs. Volgens sommigen is de vaste boekenprijs achterhaald, anderen willen hem behouden, maar alleen voor gedrukte boeken. Tot slot is er discussie over de fiscale behandeling van e-boeken en van digitale kranten. Nederland vindt het moeilijk uit te leggen dat de huidige Europese regels geen lager BTW tarief toestaan.

Naast Nederland, schaarden tien andere lidstaten zich achter het Voorzitterschap. Een van de andere lidstaten noemde de tekst «onacceptabel» en gaf aan dat eventuele aanpassing van BTW op e-boeken een zorgvuldige analyse en een veel bredere afweging vergt. Verder vreesde deze lidstaat uitbreiding van het lage BTW tarief naar allerlei elektronische (media)diensten en beschouwt digitale boeken en kranten niet gelijk aan gedrukte exemplaren, omdat je deze kunt actualiseren en bewegend beeld en geluid kunt toevoegen. Daarbij werd de effectiviteit in twijfel getrokken. Als voorbeeld daarvan werd door de lidstaat genoemd dat in hun land het standaard BTW tarief voor gedrukte en elektronische boeken geldt en dat de sector van uitgeverijen evengoed succesvol is.

De Raad ging uiteindelijk akkoord met de Raadsconclusies na doorvoering van de volgende aanpassing door het Voorzitterschap: «promote reading as a tool to spread knowledge, enhance creativity, support access to culture and cultural diversity, and develop awareness of a European identity, [volgende passage is geschrapt: and to consider to apply to e-books of the same treatment applied to printed books] taking into account the various conditions that apply to e-books and printed books.»

Beleidsdebat herziening EU2020 strategie

Het beleidsdebat over de plaats van cultuur in de herziene EU2020 strategie gaf weinig inzicht in de concrete wensen van lidstaten.

Nederland erkende dat de creatieve sector kan bijdragen aan economische ontwikkeling en zei nationaal te streven naar verbindingen met andere economische en maatschappelijke sectoren. Nederland zei echter geen heil te zien in opname van cultuur in de herziene EU2020 strategie. Nederland vroeg zich af of lidstaten werkelijk bereid zijn om op Europees niveau kwantitatieve doelen te stellen voor cultuurbeleid, deze te vertalen in hun nationale hervormingsprogramma’s en dit onderdeel te maken van de jaarlijkse monitoring door de Commissie en de Raad in de context van het Europees Semester. Voor Nederland is dit in elk geval een brug te ver.

Naast Nederland, spraken nog vijf lidstaten zich uit tegen opname van cultuur in de herziene EU2020 strategie. Een groot aantal andere lidstaten meende dat cultuur onderdeel moet worden van de EU2020 strategie. Diverse lidstaten merkten daarbij – in reactie op Nederland – op dat ze niet dachten aan meetbare doelstellingen voor Europees en/of nationaal cultuurbeleid. Het merendeel leek vooral uit op erkenning van de culturele en creatieve sector als motor of instrument voor duurzame economische groei. Meerdere lidstaten onderstreepten dat de EU zich op grond van het Verdrag sowieso rekenschap moet geven van cultuur bij wetgeving en financiële programma’s op andere beleidsterreinen. Als de herziene EU2020 strategie weer «flagship intitiatives» (actieplannen van de Commissie) bevat, zou de culturele dimensie daar dus in terug kunnen komen. Letland stelde tenslotte vast dat de Commissie begin 2015 met een voorstel komt dat onder het Letse Voorzitterschap wordt behandeld.

Informatie Commissie over Handelsakkoord EU-VS

Het Voorzitterschap vroeg of de nieuwe Commissie zich zou houden aan het onderhandelingsmandaat, waarin afspraken over de audiovisuele sector in beginsel zijn uitgesloten. De Commissie bevestigde dit en refereerde aan recente uitspraken van gelijke strekking door Commissievoorzitter Juncker en Commissaris voor Handel Malmström in het Europees parlement. Sinds maart is er van Amerikaanse zijde niet meer gevraagd om informatie en/of overleg over de audiovisuele sector.

Prioriteiten Lets Voorzitterschap

Letland gaf een presentatie over zijn Voorzitterschap in de eerste helft van 2015.

Voor cultuur ligt het accent op «spill overs» van de creatieve sector in andere economische en maatschappelijke sectoren. Hierover komt een conferentie, gevolgd door een conferentie over design, architectuur en cultureel erfgoed (monumenten). Het Lets Voorzitterschap is van plan Raadsconclusies over «spill overs» van de creatieve sector voor te bereiden.

Voor audiovisueel beleid wil Letland de discussie over herziening van de EU Richtlijn voor audiovisuele mediadiensten voortzetten. Er komt een Voorzitterschapsconferentie hierover. Bijzondere aandacht wil Letland geven aan de «balans tussen de uitingsvrijheid en het beschermen van de Europese informatieruimte».

Onderwijs (12 december)

De nieuwe eurocommissaris voor Onderwijs, Cultuur, Jeugdzaken en Sport, Tibor Navracsics, gaf aan eraan te willen bijdragen onderwijs weer competitief te maken. In zijn betoog nadrukte hij dat er behoefte is aan modernisering en het creëren van banen.

De Raad stelde Raadsconclusies vast over ondernemerschapsonderwijs en voerde in verband met de tussentijdse evaluatie van de EU2020 strategie een beleidsdebat over het economische belang van onderwijs.

De Raadsconclusies werden zonder discussie vastgesteld. In het beleidsdebat ging veel aandacht uit naar de overheveling van beroepsonderwijs naar DG Employment. Praktisch alle LS gaven aan dat de onderwijsministers verantwoordelijk moeten blijven voor alle vormen van onderwijs.

Tijdens de lunchdiscussie over mobility windows is benadrukt dat met het afschaffen van de 3 uit 6-woonplaatsvereiste, Nederland zich met een probleem geconfronteerd ziet aangaande de meeneembaarheid van studiefinanciering.

Raadsconclusies Ondernemerschapsonderwijs

Op verzoek van het Italiaanse Voorzitterschap gaven achtereenvolgens Nederland, Frankrijk, Bulgarije en Slovenië een presentatie over hun nationale beleid op het terrein van ondernemerschapsonderwijs. Nederland benadrukte daarbij het belang van samenwerking tussen sectoren en belanghebbenden enerzijds en van de autonomie van scholen anderzijds. Van 2008 tot 2013 is in Nederland gewerkt aan het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemerschap waardoor ondernemerschap nu beter verankerd is het Nederlandse onderwijs. Verbetering in met name het primair en voortgezet onderwijs acht Nederland nog wel mogelijk. Hoewel het Actieprogramma ten einde is, gaat het werken aan het verbeteren van ondernemerschapsonderwijs daarom door. Nederland gaf ten slotte aan blij te zijn met de Raadsconclusies: specifieke nationale omstandigheden verschillen maar economieën en arbeidsmarkten raken meer en meer verbonden.

De Raadsconclusies over ondernemerschapsonderwijs werden zonder discussie aangenomen.

Beleidsdebat over economisch belang van onderwijs

Het Italiaanse Voorzitterschap lichtte toe dat de uitkomst van dit debat naar de Europese Raad van regeringsleiders zal worden doorgeleid, als boodschap van de onderwijsministers. Om de verbondenheid met werkgelegenheid te onderstrepen had het Voorzitterschap de Werkgelegenheidsministers van het trio uitgenodigd aanwezig te zijn bij de OJCS-raad.

Centraal stonden tijdens het beleidsdebat de vragen hoe onderwijs bij kan dragen aan banen en groei en wat de economische impact van investeringen in onderwijs is. Net als in andere beleidssectoren gaat het niet slechts om meer geld, maar zeker ook om het verbeteren van de kwaliteit van de uitgaven.

De Europese Commissie stelde dat aangetoond is dat investeren in onderwijs loont en dat de EU2020 hoofddoelen op het terrein van onderwijs haalbaar zijn. Tegelijk staat de werkloosheid op een recordniveau. Drie dingen zijn daarom essentieel: 1) kwaliteitsverbetering en hervormingen: er zijn 12% voortijdig schoolverlaters en er zijn 5 miljoen jongeren zonder basisvaardigheden; 2) investeringen; 3) Efficiëntie moet beter: ET2020 moet worden ingezet als instrument om het leren van elkaar concreet te maken. Tot slot wees de Europese Commissie op de uitnodiging van de WSBVC-raad om nauwer met de onderwijsministers samen te werken.

Nederland wees op het feit dat voor Nederland een groei- en banenstrategie zonder onderwijs ondenkbaar is. Onderwijs vervult echter een bredere maatschappelijke functie dan bijdragen aan groei en banen alleen. Nederland wil vasthouden aan huidige EU2020 doelen, ook op het terrein van onderwijs. Daarnaast zou er meer oog mogen zijn voor de kwaliteit en toegankelijkheid van hoger onderwijs. Landenspecifieke aanbevelingen moeten een link met groei en banen hebben. Op onderwijsterrein is terughoudendheid met het doen van landenspecifieke aanbevelingen op zijn plaats. De meerwaarde van de Europese onderwijssamenwerking zit vooral in elkaar steunen en leren van elkaar.

Naar aanleiding van de interne reorganisatie binnen de Europese Commissie (waarbij de onderwijsafdelingen «beroeps- en volwassenenonderwijs» en «vaardigheden en kwalificaties» zijn overgeheveld naar het directoraat-generaal Werkgelegenheid) benadrukten alle lidstaten dat zij van mening zijn dat ook in de toekomst alle onderwijsdossiers dienen te vallen onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsministers in de OJCS-raad.

Verschillende lidstaten onderstreepten in hun interventie – net als Nederland – dat onderwijs meer is dat alleen het opleiden van mensen voor de arbeidsmarkt. Daarnaast werd door een aantal lidstaten aangegeven dat de nadruk op landenspecifieke aanbevelingen gedoseerd moet zijn. Het belang van beroepsonderwijs voor economische groei werd door diverse lidstaten benadrukt: voorkomen moet worden dat de aandacht volledig uitgaat naar hoger onderwijs.

De Europese Commissie concludeerde dat er consensus bestaat over het belang van onderwijs als investering voor banen en groei. Onderwijs bevindt zich in een goede uitgangspositie om een hoeksteen te blijven van de Europa2020 strategie. Onderwijs vormt ook een kernpunt binnen het door Commissievoorzitter Juncker gepresenteerde Investeringspakket. De Europese Commissie benadrukte dat niemand beroepsonderwijs wil afsplitsen. De interne werkverdeling van de Europese Commissie betekent zeker geen afscheiding, want er is sprake van goede samenwerking.

Lunchdiscussie «mobility windows»

Centraal thema van de lunchdiscussie was het belang van het structureel inbouwen van een buitenlands studieverblijf in de curricula van hoger onderwijs opleidingen («mobility windows»). Tijdens de discussie heeft Nederland aangegeven een voorstander te zijn van het vergroten van de mogelijkheden voor internationale mobiliteit in het hoger onderwijs. Meer studieprogramma’s zouden met internationale partnerinstellingen een gezamenlijk uitwisselingsprogramma kunnen ontwikkelen, waarbij de kwaliteit hoog in het vaandel staat.

De lunchdiscussie is tevens aangegrepen om kenbaar te maken dat Nederland zich geconfronteerd ziet met een toenemende spanning tussen bevordering van de werknemersmobiliteit enerzijds en de studentenmobiliteit anderzijds. Deze spanning wordt manifest bij de meeneembaarheid van studiefinanciering, nu het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat bij het toekennen van meeneembare studiefinanciering de 3 uit 6-woonplaatsvereiste niet toelaatbaar is. Nederland heeft gepleit voor het hebben van de vrijheid om redelijke eisen te kunnen stellen aan ontvangers van meeneembare studiefinanciering, om zodoende daadwerkelijk studentenmobiliteit te kunnen bevorderen. Nederland is zich aan het beraden op die toenemende spanning en de eventuele financiële risico’s die het afschaffen van de woonplaatseis met zich meebrengt. De onderwijsministers van enkele andere lidstaten spraken hun steun uit voor deze probleemstelling.

In de motie Bisschop/Rog (Kamerstuk 33 453, nr. 12), verzocht uw Kamer de regering om in Europees verband te pleiten voor verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011, in die zin dat lidstaten de vrijheid hebben om redelijke eisen te stellen aan kinderen van migrerend werknemers. In bilaterale contacten tijdens recente Raden en in het lunchdebat tijdens deze OJCS-Raad van 12 december ben ik hieraan tegemoet gekomen.

Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie Bisschop (SGP) en Rog (CDA) inzake de verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011.

Prioriteiten Lets Voorzitterschap

Op het gebied van onderwijs geeft het Lets Voorzitterschap aan dat de tussentijdse evaluatie van «Education and Training 2020» (het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding) een belangrijk dossier is. ET2020 moet nauwer verbonden worden met de Europa 2020 strategie, de bredere langetermijnstrategie van de Europese Unie voor een sterke en duurzame economie met veel werkgelegenheid. Daarnaast zal de samenwerking op het terrein van beroepsonderwijs («Kopenhagen proces») een impuls krijgen. Tijdens een ministersconferentie worden hiervoor nieuwe middellange termijn doelstellingen vastgesteld, voortbouwend op het laatste Brugge Communiqué uit 2010. Wat het hoger onderwijs betreft, zal internationalisering centraal staan bij de bijeenkomst van onderwijsministers in het kader van de ASEM-samenwerking. Deze informele tweejaarlijkse Asia-Europe Meeting heeft als doel om de samenwerking tussen Europa en Azië te versterken. Het Letse voorzitterschap voorziet Raadsconclusies over ICT in het primair onderwijs, een beleidsdebat over kwalificaties voor mobiliteit (gerelateerd aan erkenning) en een lunchdebat over toegankelijkheid en effectiviteit van onderwijsinvesteringen.

Informele ministeriële conferentie over burgerschap (17 maart 2015)

De Franse Minister van onderwijs en wetenschap, Najat Vallaud-Belkacem, heeft het initiatief genomen om op 17 maart een informele conferentie van onderwijsministers te organiseren. Deze conferentie staat in het teken van de rol van onderwijs bij het bevorderen van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie. De recente gebeurtenissen in Parijs en Kopenhagen zijn de achtergrond van dit initiatief.

Eén van de doelen van de conferentie is het aannemen van een gemeenschappelijke verklaring. Mijn inzet is erop gericht om goede voorbeelden uit te wisselen en te komen tot een verklaring waarin o.a. het belang van onderwijs bij het bevorderen van burgerschap wordt onderstreept.

In de formele OJCS-Raad in mei zou deze verklaring als vertrekpunt kunnen dienen voor raadsconclusies.

Naar boven