21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

Nr. 150 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 november 2010

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en wetenschap in verband met het overleg in Brussel inzake de Informele Raad cultuur en audiovisueel van 7 en 8 oktober a.s., op basis van de Geannoteerde agenda van 1 oktober 2010 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 148) en het Verslag van de Informele Onderwijs, Jeugd en Cultuur-Raad van 10 en 11 mei jl. (Kamerstuk 21 501-34, nr. 146).

Bij brief van 29 oktober 2010 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Albayrak

Adjunct-griffier van de commissie,

Terpstra

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

0

 

1.

Inleiding

1

 

2.

Verslag van de Informele Onderwijs, Jeugd en Cultuur-Raad van 10 en 11 mei jl.

1

 

3.

Vragen naar aanleiding van de Geannoteerde Agenda Informele Raad cultuur en audiovisueel van 1 oktober jl.

1

II

Reactie van de staatssecretaris

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

1. Inleiding

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA, het CDA en de SP hebben kennisgenomen van de agenda van de Informele Raad cultuur en audiovisueel van 7 en 8 oktober a.s.. In het kader daarvan hebben zij de volgende vragen en opmerkingen. Zij vragen de staatssecretaris die mee te nemen naar de Informele Raad cultuur en audiovisueel.

2. Verslag van de Informele Onderwijs, Jeugd en Cultuur-Raad van 10 en 11 mei jl.

De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van het verslag van de Informele Onderwijs, Jeugd en Cultuur-Raad van 10 en 11 mei jl. welke beleidsconsequenties het kabinet denkt te verbinden aan de voorgestelde holistische benadering en het optimaal gebruik zien te maken van de spillover effects van culturele en creatieve industrieën (CCI’s).

Voorts vragen deze leden welke inzet Nederland heeft getoond om de rol van CCI’s in de EU 2020-strategie te laten erkennen tijdens de Europese Raad van juni 2010.

3. Vragen naar aanleiding van de Geannoteerde Agenda Informele Raad cultuur en audiovisueel van 1 oktober jl.

Groenboek Culturele en creatieve industrie

Naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, d.d. 18 juni jl.2, waarin wordt aangekondigd dat de Kamer de kabinetsreactie op het Groenboek Culturele en creatieve industrie begin september 2010 kan verwachten, hebben de leden nog enkele opmerkingen en vragen over het feit dat deze reactie nog niet bij de Kamer ontvangen is.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het zo lang duurt om een reactie op het Groenboek Culturele en creatieve industrie te geven. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de Nederlandse reactie nog wordt meegewogen door de Europese Commissie, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie constateren met enige bezorgdheid dat het kabinet de beleidsreactie met betrekking tot het Groenboek inzake de creatieve industrie nog steeds niet naar de Kamer heeft gestuurd. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer het kabinet de Kamer wel zal informeren? Kan de staatssecretaris aangeven welke belemmeringen en obstakels een tijdige reactie in de weg staan en stonden? De leden ontvangen graag een toelichting op dit punt. Voorts merken zij op dat de Europese Commissie de reacties van anderen al wel heeft gepubliceerd op haar website. Deze leden vragen of de Europese Commissie nog wel rekening kan houden met de Nederlandse kabinetsreactie, omdat de analyse van alle reacties binnenkort al verschijnt. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze zij er zorg voor gaat dragen dat de Nederlandse reactie betrokken wordt bij de analyse nu de analyse van alle reacties binnenkort al verschijnt? Graag ontvangen deze leden op dit punt een uitgebreide toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het zo lang duurt voordat er een kabinetsstandpunt op het Groenboek Culturele en creatieve industrie is.

De leden van de SP-fractie vinden het jammer dat er geen kabinetsstandpunt is over het Groenboek Culturele en creatieve industrie. Al beseffen de leden dat dit lastig is, gezien de wisseling van de wacht die nu plaats vindt. Juist de culturele sector krijgt, zo menen deze leden, door deze wisseling van de wacht veel te verduren. De leden delen de mening, die in het Groenboek staat, dat de creatieve industrie goed kan zijn voor de economie. De leden vragen echter wat de toegevoegde waarde van de Europese samenwerking kan zijn op dit terrein. Samenwerking en uitwisseling van ideeën lijken deze leden goed, maar zij vragen of daar de structuur van de Europese Unie voor nodig is.

De leden hebben nog een aantal vragen omtrent het Groenboek. Wat gaan de cohesiefondsen precies doen in 2013? Eén van de drie centrale thema in het Groenboek is de toegang tot financiering. Deelt de staatssecretaris het belang van dit thema? Zo ja, hoe rijmt de staatssecretaris dat met de aangekondigde bezuinigingen op cultuur en de afschaffing van de Wet Werk en inkomen kunstenaars (WWIK), zo vragen deze leden.

De link tussen cultuur en innovatie: een uitdaging voor de culturele en creatieve industrie

De leden van de VVD-fractie vragen welke consequenties het zou hebben als de bestaande Europese innovatie-instrumenten worden opengesteld voor projecten die zich richten op niet-technologische innovatie. Gaat dit ten koste van de bestedingen aan andere doeleinden en zo ja, hoe? Is de staatssecretaris niet bang voor versnippering van innovatiemiddelen? Zo neen, hoe kan die vrees voor versnippering weggenomen worden, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het Nederlandse kabinet meent dat veel valt te winnen bij het verbeteren van de randvoorwaarden voor ondernemerschap. Dit kan onder andere door de toegang voor de creatieve industrie tot het bestaande Europese instrumentarium te verbeteren. Op welke manier denkt de staatssecretaris deze toegang te verbeteren? Aan welke maatregelen wordt gedacht? Wordt ook gekeken naar de bijdrage van de creatieve bedrijfstak aan lokale en regionale ontwikkeling, zo vragen de leden.

Het Nederlandse kabinet heeft gepleit voor een gecoördineerde aanpak van vragen omtrent auteursrechten. De leden zijn benieuwd naar de stand van zaken betreffende het rechtskader voor auteursrecht in de digitale omgeving.

Steun aan de Europese film

De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de Nederlandse positie over het filmbeleid of analoog aan landen als België en Luxemburg ook steun aan pre- en postproductie is overwogen. Het kabinet signaleert al dat er een toenemend gebruik is van economische en fiscale regelingen ten aanzien van de audiovisuele industrie. Welke inspanning pleegt het kabinet in Europees verband ten aanzien van het waarborgen dat een level playing field ontstaat op dit gebied?

Voorts vragen deze leden welke modaliteiten van de diverse regelingen in kaart moeten worden gebracht voor een goede beoordeling van dergelijke regelingen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de steun aan de Europese film beperkt wordt tot de productie van films. Het Nederlandse kabinet geeft aan dat de technologische ontwikkelingen het nodig maken om vooral de niet-commerciële partijen weerbaarder te maken en te ondersteunen in de digitalisering. Wat is de stand van zaken op het gebied van digitalisering in deze sector en hoeveel steun is nodig?

De aard van het steunstelsel verandert de laatste jaren naar steunstelsels van meer economische aard, zoals regionale fondsen, belastingkredieten of fiscale maatregelen. Het Nederlandse kabinet wil dat de modaliteiten van de diverse regelingen eerst goed in kaart gebracht worden alvorens de mededeling op deze regelingen aan te passen. Wat betekent een verandering van het steunstelsel voor de regionale fondsen, zo vragen de leden.

II. Reactie van de staatssecretaris

Verslag van de Informele Onderwijs, Jeugd en Cultuur-raad van 10 en 11 mei jl.

De VVD-fractie vraagt welke beleidsconsequenties het kabinet denkt te verbinden aan de voorgestelde holistische benadering en het optimaal gebruik maken van de spillover effecten van de creatieve industrieën.

In reactie op deze vraag geeft de staatssecretaris aan dat de holistische benadering duidt op de aanpak die wordt beschreven in de beleidsbrief Cultuur en Economie 2009 (zie kamerstukken 2009/2010, 27 406, nr. 154). In deze brief wordt gekozen voor een benadering waarin de toegevoegde waarde van de creatieve industrie voor cultuur, economie en maatschappij centraal staat. De actielijnen in deze beleidsbrief liggen in het verlengde van deze van deze benadering.

Actielijn 1 is daarbij in het bijzonder gericht op het optimaal gebruik maken van de spillover effecten van de creatieve industrie. Centraal hierin staat het verbeteren van het zelforganiserend vermogen, de samenwerking en strategische oriëntatie van de creatieve industrie. Het gebrek hieraan is een essentieel knelpunt voor de verdere groei en ontwikkeling van de creatieve industrie en haar innovatiekracht. Vanuit deze actielijn is de creatieve industrie uitgenodigd om een visie en strategische agenda op te stellen, waarvoor zij zelf verantwoordelijkheid neemt en die zij zelf uitvoert. Hiertoe zijn de afgelopen maanden zijn zowel een FES-voorstel als een voorstel voor een innovatieprogramma ingediend door de creatieve industrie. Het FES-voorstel CIRP is op 28 mei 2009 gehonoreerd door de MR met een bedrag van 10,5 mln euro (zie kamerstukken 2009/2010, 27 406 nr. 178). Het ingediende voorstel voor een innovatieprogramma ligt momenteel voor bij de Strategische Advies Commissie onder leiding van Alexander Rinnooy Kan.

Het FES-voorstel CIRP richt zich op het ontwerpen van complexe Product Service Systems (PSS). PSS betekenen een ommekeer van het ontwerpen van een concreet product naar het ontwerpen van een combinatie van fysieke en digitale producten en diensten. De zorgsector zou veel baat kunnen hebben bij PSS-oplossingen. Hoofddoel van CIRP is verder (uit)ontwikkelen van de kennisbasis, methoden en instrumenten voor het ontwerpen van PSS. Dit zal een positieve invloed hebben op zowel de concurrentiekracht van de Nederlandse creatieve industrie, in het bijzonder de ontwerpsector, als de Nederlandse industriële sector.

Naast CIRP is een andere potentieel belangrijke impuls voor de innovatiekracht van de Nederlandse creatieve industrie het momenteel in ontwikkeling zijnde innovatieprogramma, vanuit haar positie als sleutelgebied voor innovatie. De ambitie van deze agenda is om «creative thinking» centraal te stellen in innovatieprocessen en waardeketens van bedrijven. Gezien de financiële uitdaging waar Nederland de komende jaren voor staat, moet echter een financieel voorbehoud bij een eventueel innovatieprogramma worden gemaakt. Het kabinet moet zijn beleid ten aanzien van eventuele innovatieprogramma’s en de beschikbaarheid van de daarvoor benodigde financiering nog vaststellen.

Naast bovengenoemde twee initiatieven, lopen op dit moment ook andere door de overheid ondersteunde initiatieven gericht op het versterken van de innovatiekracht van de creatieve industrie en de bredere dienstensector, waaronder GATE (gericht op gaming), Multimedian (gericht op digitale multimedia) en IOP IPCR (d.i. Integrale Product Creatie en -Realisatie). Ook NWO richt zich middels het RISCC (d.i. Research & Innovation in Smart Creative Contexts) op kennisontwikkeling in de creatieve industrie en de toepassing daarvan.

Tot slot zijn ook de grote projecten die worden uitgevoerd onder de vlag van de Creative Challenge Call een belangrijke experimentele impuls voor de innovatiekracht van de creatieve industrie. Hieronder valt ook het Design Initiatief dat kennisinstellingen en bedrijven bij elkaar brengt om nieuwe producten en diensten te ontwerpen op een aantal thema’s.

Voorts vraagt de VVD-fractie naar de inzet die Nederland heeft getoond om de rol van de CCI’s in de EU-2020-strategie te laten erkennen tijdens de Europese Raad van juni 2010.

De staatssecretaris vermeldt dat het kabinet zich sterk heeft gemaakt om de creatieve industrie een plaats te geven in de 2020-strategie. Dit blijkt onder andere uit kabinetsreactie op de mededeling «Europe 2020», waarin wordt aangegeven dat de creatieve sectoren een belangrijke plek moeten krijgen in deze strategie.

Vragen naar aanleiding van de Geannoteerde Agenda Informele Raad cultuur en audiovisueel van 1 oktober jl.

Groenboek Culturele en creatieve industrie

De fracties van VVD, PvdA, CDA en SP vragen waarom de Nederlandse reactie zo lang op zich heeft laten wachten. De staatssecretaris geeft aan dat de verklaring hiervoor is gelegen in het feit dat het vorige kabinet demissionair raakte. Er is gekozen voor een gedegen reactie, die tevens kon worden onderschreven door het nieuwe kabinet. Met de Europese Commissie is contact onderhouden om ons ervan te verzekeren dat de Nederlandse reactie zal worden meegenomen.

De Nederlandse reactie op het Groenboek is op 25 oktober jl. aan het Parlement gezonden. In deze reactie wordt in hoofdstuk 2 duidelijkheid verschaft over hoe het kabinet aankijkt tegen de toegevoegde waarde van de Europese samenwerking. Kort gezegd ligt een eventuele toegevoegde waarde van Europa volgens het kabinet in het verbeteren van de randvoorwaarden zoals het terugdringen van de administratieve lasten, het verbeteren van de werking van de interne markt in de praktijk en het beter toegankelijk maken van de Europese instrumenten voor creatieve ondernemers.

De fractie van de SP vraagt specifiek naar de betekenis van de cohesiefondsen in 2013. Een antwoord op deze vraag is nog niet te geven. De onderhandelingen over deze fondsen voor de periode na 2013 moeten nog beginnen. Het kabinet meent dat het goed is de vereisten voor gebruikmaking van de structuur- en cohesiefondsen nog eens te toetsen op toegankelijkheid voor de creatieve industrie en deze waar nodig aan te passen. Het kabinet weegt daarbij dat de creatieve bedrijfstakken een bijdrage geven aan de lokale en regionale ontwikkeling, zoals door de CDA-fractie wordt aangegeven.

Opgemerkt wordt daarbij dat een en ander binnen de kaders van de Nederlandse inzet ten aanzien van de instandhouding van de plafonds voor de Financiële Perspectieven moet passen.

Het kabinet deelt de opvatting van de SP dat toegang tot financiering voor creatieve ondernemers van belang is. Onder actielijn 5 in de beleidsbrief Cultuur en Economie 2009 (zie kamerstukken 2009/2010, 27 406, nr. 154) gaat het kabinet in op het belang van de toegankelijkheid van financiering voor creatieve ondernemers. Hiertoe staat het reguliere kapitaalmarktinstrumentarium, waaronder de faciliteit voor microfinanciering en de BMKB, open voor creatieve ondernemers.

Voor culturele instellingen en kunstenaars zal bij de verstrekking van middelen zal de mogelijkheid tot het verwerven van eigen inkomsten een belangrijke toetssteen worden. Vanuit deze visie zal door kabinet ook naar de toekomst van de WWIK worden gekeken.

De link tussen cultuur en innovatie: een uitdaging voor de culturele en creatieve industrie

De VVD fractie vraagt naar de consequenties van het openen van Europese innovatie-instrumenten voor niet-technologische innovatie. De CDA-fractie vraagt aan welke maatregelen wordt gedacht om de toegang tot het bestaande Europese instrumentarium te verbeteren en of daarbij ook wordt gekeken naar de lokale en regionale ontwikkeling.

Het kabinet meent dat het economische en maatschappelijk potentieel van innovatie leidend dient te zijn. Het hoort dus te gaan om het te verwachten resultaat van innovatie en niet om de aard van de innovatie. Dit betekent dat het bestaande instrumentarium ook toegankelijk zal moeten zijn voor niet-technologische innovaties. Tot het bestaande instrumentarium rekent het kabinet ook de structuur- en cohesiefondsen die van grote betekenis zijn voor de lokale en regionale ontwikkeling.

Het kabinet deelt de zorg voor versnippering. Om die reden is Nederland dan ook geen voorstander voor het ontwikkelen van afzonderlijke Europese instrumenten voor niet-technologische innovatie.

Het Nederlandse kabinet heeft gepleit voor een gecoördineerde aanpak van vragen omtrent auteursrechten. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken betreffende het rechtskader voor auteursrecht in de digitale omgeving.

De staatssecretaris geeft in antwoord hierop aan dat de digitale agenda van de Europese Commissie een aantal beleidsplannen bevat die betrekking hebben op het auteursrecht. Voor dit najaar zijn twee voorstellen aangekondigd. Ten eerste, een richtlijn over collectief beheer waarin de organisatie en transparantie van collectieve beheersorganisaties, alsmede pan-Europese licentiering op internet, aan de orde komen. Ten tweede, een richtlijn over verweesde werken die de digitalisering en verspreiding van culturele werken moet bevorderen. Daarnaast wordt nog in 2010 een Groenboek verwacht over de online distributie van culturele werken, in het bijzonder audiovisuele werken. Voor 2012 heeft de Commissie aangekondigd dat er een rapport komt over aanvullende mogelijkheden om de digitale interne markt op het punt van culturele werken te verwezenlijken. Ook zal in 2012 worden bekeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn op het punt van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de digitale omgeving.

Steun aan de Europese film

In de informele Raad op 8 oktober heeft Nederland het punt van een toenemend gebruik van economische en fiscale regelingen in de filmsector aan de orde gesteld. Nederland heeft voorgesteld dat de Europese Commissie de regelingen in de lidstaten eerst in kaart brengt, ook voor wat betreft hun gevolgen. In de interventie vroeg Nederland expliciet aandacht voor de mogelijke marktverstorende effecten van het uiteenlopende beleid in de lidstaten. De Europese Commissie gaf bij monde van Commissaris Kroes aan zich goed bewust te zijn van deze dimensie.

De staatssecretaris geeft aan dat over de gevolgen van een toekomstige herijking van het Europese steunbeleid voor de regionale fondsen niet is gesproken. Het is ook te vroeg om daar een uitspraak over te doen. Maar het ligt niet voor de hand dat de Europese Commissie voor regionale fondsen een andere steunbeleid zal voeren dan voor nationale fondsen.

De CDA fractie heeft gevraagd naar de stand van zaken op het gebied van digitalisering in de filmsector. De staatssecretaris wijst erop dat de sector in 2010 een financieringsmodel heeft ontwikkeld voor een collectieve transitie naar digitale bioscoopvertoning. Aan de Nederlandse overheid is een eenmalige bijdrage gevraagd om de beoogde collectieve transitie mogelijk te maken. Eind dit jaar wordt hierover een besluit genomen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Albayrak, N. (PvdA), Fng voorzitter, Ferrier, K.G. (CDA), Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. Van (CDA), Miltenburg, A. van (VVD), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Bosma, M. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Dijk, J.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Toorenburg, M.M. van (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Harbers, M.G.J. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL), Marcouch, A. (PvdA), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Klaveren, J.J. van (PVV) en Klaver, J.F. (GL).

Plv. leden: Klijnsma, J. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Bijleveld-Schouten, A.T.B. (CDA), Ziengs, E. (VVD), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Dille, W.R. (PVV), Rouvoet, A. (CU), Kooiman, C.J.E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Uitslag, A.S. (CDA), Bommel, H. van (SP), Burg, B.I. van der (VVD), Bosman, A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Gent, W. van (GL), Dam, M.H.P. van (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Gerbrands, K. (PVV) en Peters, M. (GL).

XNoot
2

Kamerstuk 27 406, nr. 180.

Naar boven