21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 968 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 28 september 2022 over de geannoteerde agenda informele Energieraad 11–12 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 967), de antwoorden op vragen commissie over het fiche: Mededeling REPowerEU (Kamerstuk 22 112, nr. 3463), de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Energieraad op 26 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 947), het verslag Energieraad 27 juni 2022 in Luxemburg (Kamerstuk 21 501-33, nr. 943), het verslag extra Energieraad 26 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 943), de stand van zaken Fit for 55-pakket (Kamerstuk 22 112, nr. 3461), de antwoorden op resterende vragen commissie over de geannoteerde agenda Energieraad 9 september 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 964), de antwoorden op vragen commissie over o.a. appreciatie REPowerEU (Kamerstuk 22 112, nr. 3493) en het fiche: Wijziging verordening Europese milieueconomische rekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 3494).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 oktober 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd. Bij brief van 5 oktober 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, A. Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Reinders

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Energieraad (Kamerstuk 21 501-33, nr. 967). Deze leden constateren dat de Europese lidstaten op korte termijn verder spreken over de energietransitie en energiezekerheid. Alle lidstaten zijn gebaat bij goede samenwerking op deze thema’s. Wel hebben deze leden enkele vragen over de inzet van het kabinet.

VVD 1.

De leden van de VVD-fractie zijn vanzelfsprekend tevreden dat er binnen de Europese Unie verder wordt gesproken over kernenergie. Deze leden zien veel kansen om de samenwerking op dit vlak te intensiveren. Zij vinden dat kernenergie een belangrijke rol in de energietransitie kan spelen. Bovendien is kernenergie cruciaal voor een onafhankelijke energievoorziening, iets wat ook bleek uit de recente onderzoeken, uitgevoerd in opdracht van het kabinet. De leden van de VVD-fractie vragen of er binnen het Fit for 55-pakket voldoende ruimte is voor kernenergie. Op welke manier kunnen binnen de kaders van het huidige Fit for 55 voorstellen worden ingezet voor verdere opschaling van kernenergie?

Antwoord

Het is binnen de Europese Unie aan de lidstaten om een keuze te maken over de invulling van de nationale energiemix. Het huidige Fit-for-55 pakket weerhoudt lidstaten niet daarbij een keuze te maken voor kernenergie en opschaling daarvan. Er zijn binnen de kaders van het huidige Fit-for-55 pakket geen expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van kernenergie. De inzet van kernenergie zou een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van het EU-doel van 55% reductie in de uitstoot van broeikasgassen in 2030. In tegenstelling tot kolen en gasgestookte elektriciteitscentrales stoten kerncentrales immers geen broeikasgassen uit. Elektriciteit opgewekt in kerncentrales telt overigens niet mee als hernieuwbaar onder de Renewable Energy Directive (RED) en voor het behalen van de doelstellingen uit die richtlijn.

VVD 2.

Daarnaast zien deze leden veel kansen voor een Europees samenwerkingsprogramma dat zich richt op de bouw van kerncentrales. De Europese waardeketens zijn immers fors verouderd. Landen als Frankrijk, Tsjechië, Polen en Finland werken aan kerncentrales of zijn van plan om ze in de toekomst te bouwen. De leden van de VVD-fractie denken dat het alle lidstaten zou helpen om hierin samen op te trekken, bijvoorbeeld via een samenwerkingsprogramma waar ervaring en expertise kan worden uitgewisseld om elkaar te helpen in bepaalde stappen van het proces. Dit zou bijvoorbeeld kunnen helpen met het verlagen van de kosten van de bouw van kerncentrales. Hoe apprecieert de Minister dit voorstel? Ziet de Minister mogelijkheden om zo’n samenwerkingsprogramma binnen de Europese Unie uit te rollen? Met welke lidstaten zou de Minister hierin kunnen samenwerken? Zal hij deze lidstaten hierover bilateraal benaderen tijdens deze Energieraad?

Antwoord

Bij de voorbereidingen die ik nu tref om te komen tot de bouw van twee nieuwe kerncentrales in Nederland hecht ik grote waarde aan internationale samenwerking. Er zijn reeds diverse gesprekken gevoerd over de rol van de overheid, financieringsbehoeften van ontwikkelaars en financieringsmodellen met overheden in Frankrijk, Finland, Polen, Tsjechië, maar ook het Verenigd Koninkrijk. Zoals ik in mijn vorige brief heb aangegeven verzamel ik hiervoor kennis en ervaringen uit allerlei landen binnen en buiten Europa. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in het rapport van Baringa (Kamerstuk 32 645, nr.99).

Ik zie ook een belangrijke rol voor internationale samenwerking bij de ontwikkeling van kleine modulaire reactoren (SMRs). In samenwerking met de Commissie werken de verschillende landen in het European SMR-Partnership gezamenlijk aan het stroomlijnen van aanleveringsketens, vergunningverleningsprocessen, en onderzoek en innovatie. Ook Nederland is hierbij betrokken.

Het kabinet is alert op het verkennen van bi- en multilaterale mogelijkheden om samenwerkingsverbanden aan te gaan, ook in gesprekken met andere lidstaten tijdens de Energieraad. Ten aanzien van de uitrol van een samenwerkingsprogramma zie ik voor Nederland op dit moment geen voortrekkersrol gezien de fase van ontwikkeling waarin ons kernenergieprogramma zich bevindt. Desalniettemin zal ik tijdens de Energieraad polsen of andere landen open staan voor het verder versterken van de onderlinge samenwerking.

VVD 3.

De leden van de VVD-fractie zien dat er in de toekomst een belangrijke rol is weggelegd voor hernieuwbare gassen als groen gas en waterstof. Deze leden vragen hoe de Nederlandse ambities op het gebied van groene waterstof passen binnen de plannen van de Europese Unie. Wat ontbreekt nog in de Europese kaders om een forse opschaling in Nederland mogelijk te maken?

Antwoord

De Europese Commissie heeft in haar mededeling van 8 juli 2020 als onderdeel van de Europese Green Deal de ambitie geuit om het aandeel hernieuwbare waterstofproductie fors te verhogen en daarbij ten minste 6 GW elektrolysecapaciteit in 2024 tot 40 GW in 2030 te realiseren. In het Fit-for-55-pakket heeft de Commissie op 14 juli 2021 concrete voorstellen gedaan om het aandeel hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, waaronder hernieuwbare waterstof, te vergroten. De Energieraad heeft hierover in juni 2022 een Raadspositie ingenomen en de trilogen met het Europese Parlement zullen in het najaar starten. Op 18 mei jl. presenteerde de Commissie het REPowerEU-plan met daarin ambities voor versnelde waterstofopschaling van naar 10 miljoen ton productie van hernieuwbare waterstof in de EU en 10 miljoen ton import in 2030. De Commissie is gevraagd een Europees inkoopplatform voor waterstof te ontwikkelen.

De ambities die de Nederlandse overheid heeft op het terrein van hernieuwbare waterstof passen daarmee goed in de plannen van de Europese Unie en Nederland zal daaraan een grote bijdrage aan leveren. De Nederlandse regering heeft als eerste lidstaat een concrete opdracht gegeven om te investeren in een landelijk dekkende infrastructuur voor waterstof, wat op termijn ook onderdeel kan worden van een geïntegreerde Noordwest-Europese markt voor waterstof. Ook werkt Nederland samen met andere lidstaten en de Commissie bij het ontwikkelen van projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) en is ruim 1,3 miljard euro gereserveerd voor o.a. het opschalen van elektrolyse capaciteit en infrastructuur rond opslag en importterminals in Nederland. Dit kabinet stimuleert daarnaast een certificeringspilot om te toetsen of toekomstige import kan voldoen aan de eisen die vanuit Europa zullen komen voor hernieuwbare waterstof. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brieven in juli (Kamerstuk 32 813, nrs. 1060 en 1061).

De ontwikkeling van een waterstofmarkt is gebaat bij heldere kaders en stroomlijning van Europees beleid. Daartoe is het nodig dat de Commissie helderheid geeft over de definitie van hernieuwbare waterstof door middel van tijdige publicatie van de twee gedelegeerde handelingen hierover. Verder is het van belang dat de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over de hernieuwbare energierichtlijn (RED) en het decarbonisatiepakket spoedig worden afgerond omdat die voorstellen de toekomstige ordening van de gas-en waterstofmarkt wordt vastgelegd. Hiermee zal een belangrijke basis worden gelegd en een gelijk speelveld worden gecreëerd. Ten aanzien van het importbeleid is het van belang dat de Commissie het voorstel voor een waterstof inkoopplatform concretiseert, zodat lidstaten ook bij inkoop van waterstof buiten de EU kunnen samenwerken. Voor waterstofimport heeft de Commissie voorstellen voor de ontwikkeling van importcorridors o.a. via de Middellandse Zee aangekondigd. Dit kan ertoe bijdragen dat in de toekomst goedkope hernieuwbare waterstof vanuit Noord-Afrika naar Noordwest-Europa geëxporteerd kan worden. Stroomlijning van eisen aan geïmporteerde hernieuwbare waterstof door middel van certificering is daarnaast cruciaal voor de ontwikkeling van de importmarkt. Hiertoe dienen op EU-niveau certificeringseisen te worden vastgesteld. Het kabinet heeft dit nader toegelicht in de Kamerbrief Voortgang ordening en ontwikkeling waterstofmarkt (Kamerstuk 32 813, nr. 1060).

VVD 4.

Daarnaast is er in de toekomst, zeker met de komst van de twee nieuwe kerncentrales, ook een belangrijke rol weggelegd voor paarse waterstof. De leden van de VVD-fractie missen dit punt op de agenda. Hoe appreciëren andere lidstaten de potentie van paarse waterstof? Met welke lidstaten zou Nederland kunnen samenwerken om de inzet van paarse waterstof mogelijk te maken en verder te ontwikkelen?

Antwoord

Het is op dit moment nog onduidelijk op welke termijn en op welke schaal nucleaire (paarse) waterstof toegepast kan worden. Het kabinet volgt de ontwikkelingen voor deze toepassing op de voet. Nederland is bijvoorbeeld aangesloten bij internationale werkgroepen (OECD-NEA) rondom dit thema. Ook bij het internationaal Energieagentschap (IEA) wordt met relevante landen als Frankrijk, in het kader van het waterstoftechnologiesamenwerkingsprogramma, kennis uitgewisseld. Daarnaast zijn er studies die mogelijkheden rond de rol van kernenergie in de productie van waterstof verder verkennen, zoals de studie van Aurora Energy Research. Met name op het gebied van «small modular reactors» zie ik potentie voor de ontwikkeling van paarse waterstof in relatie tot industriële processen.

VVD 5.

De leden van de VVD-fractie hebben wat betreft groen gas kennisgenomen van het feit dat het Europese doel op dit gebied zal worden verdubbeld. Wat zal dit betekenen voor het programma groen gas in Nederland? Is de Minister voornemens om de Nederlandse plannen op dit gebied te gaan versnellen? Welke fondsen en middelen worden hiervoor beschikbaar gesteld vanuit de Europese Unie? Welke knelpunten ziet de Minister en wat moet er beter worden geregeld?

Antwoord

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de doelen uit het REPowerEU voorstel en draagt hier met de bestaande ambitie voor het produceren van twee bcm groen gas in 2030 reeds grootschalig aan bij. Conform mijn toezegging aan het lid Erkens (VVD) tijdens het commissiedebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving d.d. 6 april 2022 (Kamerstuk 30 196, nr. 788) onderzoek ik of er ruimte is om deze ambitie nog verder te verhogen, waarover ik uw Kamer zo spoedig mogelijk zal informeren. Voor het bereiken van de doelstellingen van REPowerEU stelt de Commissie aanvullende financiering voor die lidstaten kunnen aanvragen. Hiertoe dienen lidstaten een gericht REPowerEU-hoofdstuk met investeringen en hervormingen in te dienen als onderdeel van het Herstel- en Veerkrachtplan in het kader van het Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF). De financiering bestaat uit ongebruikte leningen van de RRF, een vrijwillige schuifmogelijkheid tussen een aantal EU-programma’s en REPowerEU en aanvullende subsidies. Het kabinet voorziet de opschaling van groen gas voornamelijk te realiseren middels de prijsprikkel die uitgaat van de aangekondigde bijmengverplichting voor groen gas. Naast het afdekken van de onrendabele top, zijn met name de beschikbaarheid van grondstoffen en de snelheid van ruimtelijke inpassing knelpunten. Het behalen en eventueel ophogen van de ambities voor groen gas vraagt actie op al deze punten gezamenlijk – deze onderdelen neem ik dan ook in samenhang mee in het Programma Groen Gas.

VVD 6.

De leden van de VVD-fractie blijven zich zorgen maken over het vullen van de gasopslagen in Nederland en binnen Europa. Deze leden zien dat het voor de komende winter nu goed geregeld lijkt te zijn. Tegelijkertijd bestaan er bij veel experts al zorgen over de winter van 2023/24. Wanneer zal er meer duidelijkheid volgen over het vulproces van volgend jaar? Hoe wordt voorkomen dat de gasopslagen deze winter helemaal leeglopen, waardoor het volgend jaar nog moeilijker wordt om deze te vullen? Zouden de opslagen niet meer als strategische reserve ingezet moeten worden om dit scenario te voorkomen? Oftewel het gas dat Nederland deze winter importeert wordt direct ingezet om aan de vraag te voldoen en het gas in de opslagen blijft als reserve achter de hand. Wat zou de rol van de overheid hierbij moeten zijn? Zouden de opslagen dan ook niet in handen van de overheid moeten komen, conform een eerder bod op Bergermeer deze zomer?

Antwoord

De opslagen voor deze winter zijn mede door de extra inspanningen van het kabinet tot meer dan 90% gevuld. Voor de volgende winter zijn we op dit moment bezig met het in kaart brengen wat er nodig is om de opslagen weer afdoende gevuld te krijgen. Hierbij worden verschillende opties overwogen. Ik verwacht binnenkort de update van Gasunie Transport Services (GTS) van hun scenario «een jaar zonder Russisch gas» te ontvangen en wil op basis daarvan bepalen welke extra inspanningen nodig zijn om ook volgend jaar de Nederlandse bergingen vol te krijgen. Ik zal uw Kamer binnenkort informeren over de keuzes die het kabinet hierin wil maken.

VVD 7.

Deelt de Minister daarnaast de mening dat het gas van Gazprom, dat zich nog in Bergermeer bevindt, ondertussen in overheidshanden zou moeten komen? Kan de Minister zijn antwoord toelichten?

Antwoord

Het kussengas van Gazprom, en de daarmee samenhangende gebruiksrechten, vormen geen belemmering om gasopslag Bergermeer in het kader van energieleveringszekerheid te vullen. Op dit moment is het niet mogelijk dat de Nederlandse overheid het kussengas in Bergermeer overkoopt. De Europese sanctiewetgeving stelt namelijk dat overheden geen transacties mogen uitvoeren met bedrijven die voor 50% of meer in handen van de Russische overheid zijn om te voorkomen dat bedragen naar Rusland vloeien. De Kamer is door de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat vertrouwelijk geïnformeerd over de juridische mogelijkheden voor het weren van Russische bedrijven uit het energiesysteem en het advies van de landsadvocaat hierover.

VVD 8.

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met de proactieve houding van de Commissie omtrent het verlagen van de energieprijzen. Tegelijkertijd maken de leden zich zorgen over de discussies vanuit flink wat lidstaten over het instellen van een prijsplafond op de import van gas. Elke expert weet immers dat dit tot een fysiek tekort aan gas zal leiden, aangezien de import van liquid natural gas (lng) niet meer naar Europa zal gaan maar naar landen in Azië. Dit zal de problemen op de gasmarkt dus enkel verergeren en tot nog meer schaarste leiden. De Commissie zelf lijkt deze richting dan ook niet te steunen. De leden van de VVD-fractie steunen de kabinetsinzet op dit vraagstuk. Kan de Minister een toelichting geven van het politieke speelveld binnen de Europese Unie op dit vlak? Met welke lidstaten zou Nederland een coalitie kunnen vormen om ervoor te zorgen dat onze leveringszekerheid niet in gevaar komt door dit soort ondoordachte voorstellen? Deelt de Minister de mening dat oplossingen die de crisis verergeren koste wat het kost voorkomen moeten worden, ook als de druk van andere lidstaten op Nederland toeneemt?

Antwoord

Een groep van 15 lidstaten heeft een brief gestuurd naar de Commissie met het verzoek een prijsplafond op groothandelsmarkt voor gas te introduceren. Nederland heeft hierover samen met gelijkgestemde lidstaten, onder andere tijdens de Energieraad van 30 september jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 662), stevige zorgen geuit. Een prijsplafond op de import van alle gas vormt een wezenlijk risico voor leveringszekerheid en vermindert onze mogelijkheden om onze energietoevoer te diversifiëren. Een dergelijk prijsplafond raakt namelijk ook betrouwbare handelspartners als Noorwegen en de Verenigde Staten van waaruit Nederland gas importeert, respectievelijk via pijpleidingen en in de vorm van LNG. Dit heeft Nederland nodig om onze afhankelijkheid van Rusland op de korte termijn te kunnen vermijden. Ik heb reeds tijdens de Energieraad aangegeven dat Nederland daarom de voorkeur geeft aan alternatieven voor meer rust en voorspelbaarheid op de energiemarkt met minder risico voor de leveringszekerheid. Ik zal mij hiervoor blijven inspannen, samen met de landen die dezelfde zorgen delen.

VVD 9.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er in Europa ook afspraken zijn gemaakt over de hoge energieprijzen voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Kan de Minister deze afspraken en kaders verder toelichten? Hoe sluiten deze afspraken aan op het aangekondigde steunpakket voor het energie-intensieve mkb?

Antwoord

De Commissie heeft de Europese staatssteunregels verruimd middels het Tijdelijke Crisiskader. Binnen dat kader werkt het kabinet een regeling uit. Over de invulling van die regeling wordt de Kamer nader geïnformeerd. Het kader loopt in principe af per 31 december2022. Dat zou betekenen dat er slechts steun gegeven zou kunnen worden tot eind dit jaar. De verwachting is echter dat het tijdelijk crisiskader wordt verlengd tot 1 juli 2023.

VVD 10.

Kan de Minister beschrijven wat andere Europese lidstaten doen om het mkb te ondersteunen? Kan hij hierbij specifiek ingaan op de situatie in België en Duitsland?

Antwoord

De Commissie houdt een overzicht bij van haar besluiten in het kader van staatssteun onder het tijdelijk crisiskader (Temporary Crisis Framework, TCF). Ik verwijs u graag naar dit overzicht voor de door lidstaten getroffen maatregelen. België heeft vooralsnog geen directe steun op federaal niveau aangekondigd voor het energie-intensieve MKB. Wel heeft de Vlaamse regering vorige week een steunpakket voor ondernemingen aangekondigd. Voor meer informatie over dit steunpakket verwijs ik u graag naar de website. Deze aangekondigde maatregelen zijn nog niet goedgekeurd door de Commissie onder het TCF. Voor de Duitse maatregelen verwijs ik u graag naar het hierboven aangegeven overzicht en specifiek voor de energie-intensieve bedrijven en/of industrie ook naar de website van de Duitse overheid.

VVD 11.

De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over het afsluiten van langetermijngascontracten met Noorwegen. Is de Minister ervan op de hoogte dat de Noorse Minister-President heeft aangegeven dat Noorwegen bereid is om gas tegen een goedkopere prijs aan te bieden als er langetermijncontracten worden afgesloten met Noorse leveranciers? Wat vindt de Minister hiervan? Is de Minister bereid om hierover in gesprek te gaan met Noorwegen om te onderzoeken wat de mogelijkheden voor Nederland zouden kunnen zijn? De leden van de VVD-fractie zien veel potentie in het afsluiten van lange termijncontracten. Enerzijds omdat de prijzen dan een stuk lager zijn dan dat ze nu zijn en anderzijds omdat dit Nederland verzekerd van de import van gas. Dit zou dan kunnen gelden op een deel van onze gasimport. Deelt de Minister deze taxatie? Is de Minister voornemens om zelf of gezamenlijk met andere Europese lidstaten deze discussie te gaan voeren met Noorwegen?

Antwoord

Ja, ik ben op de hoogte van de uitspraken van de Noorse Minister-President. In het kader van de energiecrisis verkent de Nederlandse de overheid alle opties om de komende jaren voldoende import van gas te kunnen aantrekken. De Nederlandse overheid zal, zoveel mogelijk in EU-verband, binnenkort met Noorwegen in gesprek gaan om te bezien wat de bereidheid van Noorwegen om meer gas tegen een goedkopere prijs en gebaseerd op langetermijncontracten voor Nederland en de EU als geheel kan betekenen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de Europese ontwikkelingen aan de Minister voor Klimaat en Energie.

D66 1.

De leden van de D66-fractie vernemen dat er bij de ingelaste Energieraad van 30 september 2022 goede afspraken zijn gemaakt over onder andere energiebesparing en het afromen van winsten van energieproducenten. Deze leden vragen de Minister om aan te geven hoe hij deze afspraken zo snel mogelijk in Nederland gaat implementeren.

Antwoord

De focus heeft de afgelopen periode vooral gelegen op het creëren van ruimte om de afspraken in Nederland goed te kunnen implementeren omdat nog veel onduidelijkheid bestond over hoe de maatregelen vorm gegeven kunnen worden. Nu er politiek akkoord is bereikt op het pakket met daarin meer flexibiliteit omtrent de implementatie, weet het kabinet binnen welke kaders de maatregelen geïmplementeerd kunnen worden. Het kabinet wil hierbij nog kijken naar de aanwijzingen die de Commissie binnenkort gaat geven over de implementatie en de wijze waarop andere landen de afspraken gaan implementeren. Ik zal besparing op elektriciteit in elk geval meenemen bij de voorziene campagne «zet ook de knop om».

D66 2.

Zij begrijpen dat de gesprekken over een algehele boycot op Russisch gas nog lopen. Zij sporen de Minister aan om zich hiervoor in te blijven zetten om zo de afhankelijkheid van Rusland te verminderen en verduurzaming te versnellen. De leden van de D66-fractie begrijpen ook dat de discussie over een algemeen prijsplafond voor de inkoop van gas loopt en dat vijftien lidstaten hier voorstander van zijn. Deze leden steunen het kabinet in de opstelling dat dit nu niet verstandig lijkt, omdat er risico’s zijn voor de leveringszekerheid. Tegelijkertijd zijn zij van mening dat de huidige situatie een extreme vorm van marktfalen laat zien en dat hervormingen van die markt nodig zijn, waarbij prijsafspraken mogelijk helpen. Zij vragen de Minister hierop te reflecteren. Is de Minister verder van plan om te pleiten voor een Europees crisisplan voor de komende drie winters?

Antwoord

Zoals u uit diverse Kamerbrieven en -debatten reeds heeft mogen vernemen zal ik mij blijven inzetten voor versnelling van de verduurzaming en afbouw van de afhankelijkheid van Russische energie, waaronder gas. Ik ben het ook eens met de leden van de D66-fractie dat een prijsplafond op de gasprijs in de groothandelsmarkt niet verstandig is, omdat het risico’s oplevert voor de gasleveringszekerheid, de prikkel tot investering in groene energie alsmede de prikkel tot energiebesparing wegneemt. Daarbij lopen we het risico dat dergelijke marktinterventies tot tekorten leiden in de hoeveelheid gas, waardoor dit door solidariteit beschermde afnemers mogelijk afgeschakeld moeten worden (met name bedrijven). Tot slot kan een dergelijke interventie op de korte termijn misschien de prijs omlaag brengen, maar op den duur zal de rekening van de financiering van deze maatregel waarschijnlijk alsnog bij burgers terecht komen. De huidige situatie op de gasmarkt wordt veroorzaakt door een aanbodtekort in combinatie met een nog steeds hoge vraag naar gas. Tijdelijke prijsafspraken voor burgers en bedrijven (kleinverbruikers) zijn in de huidige situatie zijn wel verstandig om de financiële nood en onzekerheid bij burgers en ondernemers, te beteugelen. Om ook mogelijke tekortsituaties in de winter van 2023–2024 en verder het hoofd te kunnen bieden, pleeg ik momenteel ter zake overleg met Europese partners om oplossingsrichtingen te identificeren en vast te leggen. Voorts is de Europese Commissie van plan in 2023 een (impact)analyse te presenteren van de werking van de huidige energiemarkt en op welke aspecten verbetering nodig is. Het Kabinet heeft in dit verband meermaals opgeroepen organisaties als ACER actief te betrekken.

D66 3.

De leden van de D66-fractie zijn ontsteld over de sabotage van de Nordstream-pijpleidingen. Naast de geopolitieke spanningen heeft zich een milieuramp van ongekende proporties ontvouwd. Experts noemen het zelfs het grootste emissie-incident ooit. Deze leden verzoeken de Minister om zich in Europees verband in te zetten voor alle mogelijke mitigatie en compensatie voor de milieugevolgen van dit lek.

Antwoord

Het kabinet is eveneens ontsteld over de gesaboteerde Nordstream-pijpleidingen. Alhoewel de precieze omvang van de hierdoor veroorzaakte emissies nog onbekend is, valt wel te stellen dat deze zeer significant is. Temeer daar het methaanemissies betreft, hetgeen een sterk broeikasgas is. Het kabinet zal onderzoeken hoe hiermee in Europees verband kan worden omgegaan.

D66 4.

Zij vragen de Minister ook aan te sturen op een gezamenlijke Europese aanpak voor de beveiliging van kritieke energie-infrastructuur.

Antwoord

Een gemeenschappelijke EU-aanpak voor de beveiliging van vitale energie-infrastructuur bestaat al. De EU onderkent al heel lang het pan-Europese belang van kritieke infrastructuur. Zo heeft de EU in 2006 het Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur (EPCIP) opgezet en in 2008 de richtlijn betreffende Europese kritieke infrastructuur vastgesteld. Die richtlijn betreffende Europese kritieke infrastructuur (European Critical Infrastructure, ECI), die alleen van toepassing is op de sectoren energie en vervoer, voorziet in een procedure voor het identificeren en als kritiek aanmerken van EU infrastructuren, waarvan de ontwrichting of vernietiging voor ten minste twee lidstaten aanzienlijke grensoverschrijdende gevolgen zou hebben. Ook zijn in de richtlijn specifieke beschermingsvereisten opgenomen voor de exploitanten van ECI’s en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De ECI-richtlijn is inmiddels aangepast aan de vereisten van de wereld van vandaag. In juli 2022 hebben de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement akkoord bereikt over de richtlijn betreffende de veerkracht van kritieke entiteiten ofwel CER-richtlijn. Deze richtlijn heeft tot doel de verhoging van de weerbaarheid van aanbieders van vitale processen en stelt hun rechten en plichten vast. De richtlijn betreft de vitale processen in de sectoren: energie, vervoer, bankwezen, infrastructuur voor de financiële markt, gezondheidszorg, drinkwater, afvalwater, digitale infrastructuur, overheidsdiensten en ruimtevaart. De richtlijn vervangt tevens de EPCIP.

D66 5.

De leden van de D66-fractie constateren dat er heel veel gebeurt op Europees niveau wat betreft klimaat en energie. Zij vragen wat de Nederlandse inzet voor een hoger doel voor de opwek van hernieuwbare energie in de Renewable Energie Directive (RED) is, wat de belangrijkste discussiepunten met andere lidstaten zijn, wat de Nederlandse inzet voor een hoger doel voor energiebesparing in de Energy efficiency directive (EED) is, wat daarbij de belangrijkste discussiepunten met andere lidstaten zijn, wat de planning van de trilogen is en wat de Minister hier uit hoopt te halen. Wat betreft Fit for 55 verzoeken de leden van de D66-fractie de Minister in te gaan op de haalbaarheid van een algemene oriëntatie onder het Tsjechisch voorzitterschap van voorstellen die dat nog niet hebben. Verwacht de Minister voor de voorstellen waar dat wel het geval is tijdens het Tsjechisch voorzitterschap een akkoord in de trilogen op deze voorstellen? Deze leden vragen de Minister in te gaan op de verwachte implicaties van de nieuwe Zweedse en Italiaanse regeringen op de voorstellen waar nog een algemene oriëntatie in de Raad moet worden bepaald.

Antwoord

Tijdens de Energieraad in juni jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 943) heeft de Raad voor de RED en de EED een Algemene Oriëntatie (Raadspositie) bereikt. Het Europees Parlement (EP) heeft op 14 september jl. haar standpunt bepaald. Op 18 mei jl. heeft de Commissie het REPowerEU-pakket gepubliceerd om de energieafhankelijkheid van Rusland te verminderen. Dit pakket bevat onder meer voorstellen tot ophoging van de overkoepelende EU-doelen voor de RED (van 40 naar 45%) en EED (van 9 naar 13%). In de Raadspositie zijn deze voorstellen nog niet meegenomen. Het kabinet heeft een positieve grondhouding tegenover het ophogen van de bindende EU-doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing. Het kabinet onderzoekt nog wel de uitvoerbaar- en haalbaarheid van deze EU-doelen en de nationale bijdragen van Nederland.

Het EP is op een aantal vlakken ambitieuzer dan de Raadspositie. Zo heeft het ten opzichte van de RED ingestemd met een hoofddoel van 45% hernieuwbare energie in 2030, zoals voorgesteld door de Commissie in RePowerEU. Het EP stelt ook een ophoging van verschillende sector- en subdoelen in de RED voor. Ten opzichte van de EED heeft het EP ingestemd met een hoofddoel dat nog iets hoger ligt dan 13% reductie in 2030. Het EP heeft daarnaast ingestemd met bindende doelen op nationaal niveau voor zowel primair als finaal verbruik. Ook wil het EP verschillende subdoelen verhogen, zoals de energiebesparingsverplichting en de verplichte energiegebruiksreductie voor de publieke sector.

Naar verwachting wordt op 6 oktober de triloogfase tussen de Raad (vertegenwoordigd door het Tsjechische voorzitterschap), het Europees Parlement en die Europese Commissie gestart. Voor de inzet van de Raad is hier de Algemene Oriëntatie bereikt op de Energieraad van juni jl. het ouitgangspunt voor de onderhandelingen. De verwachting is dat in een volgend stadium van de trilogen ook de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor aanpassing van de RED en de EED in het kader van het REPowerEU-plan betrokken zullen worden bij de onderhandelingen. Het is nog onduidelijk hoe de nieuwe regeringen in Zweden en Italië tegen deze voorstellen aankijken. Het kabinet dringt er op aan dat de onderhandelingen zo snel mogelijk zijn afgerond met behoud van ambitie, zodat het wetgevingspakket zo snel mogelijk in werking kan treden.

D66 6.

De leden van de D66-fractie lezen in de Fit for 55-brief dat voor de maatregelen voor de sectoren lucht- en zeevaart meer nodig is. Deze leden vragen de Minister dit nader te concretiseren. Welke extra stappen zet de Minister op nationaal, Europees en internationaal niveau om dit te realiseren? Ziet de Minister hierin aanleiding om de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan te sporen sneller werk te maken van het CO2-plafond, dat nu vertraagd wordt als gevolg van de krimp op Schiphol? Deze leden vragen de Minister het bericht te duiden dat Easyjet stopt met het compenseren van emissies onder het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) als gevolg van een Science-based Targets initiative (SBTi). Welke implicaties heeft dit voor het verdere functioneren van CORSIA en het Emission Trade System (ETS) in Europa? Zijn er Nederlandse luchtvaartmaatschappijen die vergelijkbare voornemens hebben?

Antwoord

Er gebeurt al veel als het gaat om de verduurzaming van de scheepvaart en luchtvaart. En er is ook nog veel te doen om afspraken uit bijvoorbeeld het Akkoord Duurzame Luchtvaart te realiseren. Daar werken het Ministerie van IenW, andere ministeries en de luchtvaartsector hard aan. Het moet ook goed gebeuren. Zo wil het kabinet dat de effectenstudie over het CO2-plafond inzicht verschaft op basis van de meest actuele inzichten (zijnde: het besluit over 440.000 vliegbewegingen, het Fit for 55-pakket van de EU en de uitkomsten van de ICAO Assembly). Het streven is om het pakket van de effectenstudie, de actualisatie van de effectenstudie en de juridische beoordeling van de effectenstudie kort na de jaarwisseling naar de Kamer te sturen. Vervolgens is de verwachting dat het kabinetsbesluit over de invoering en vormgeving van een CO2-plafond later, in het eerste kwartaal van 2023 aan de Kamer wordt aangeboden.

Wat betreft het bericht van EasyJet. EasyJet heeft op 26 september jl. een gedetailleerd plan gepresenteerd voor hun eigen luchtvaartmaatschappij om in de komende 30 jaar tot netto nul CO2-emissies te komen. Daarbij heeft EasyJet aangekondigd te stoppen met het compenseren van emissies, maar juist te willen focussen op investeringen in nieuwe technologieën. Dit betreft compensatie die EasyJet op eigen initiatief doet, zoals zij aangekondigd hebben in 2019. CORSIA en het ETS staan hier los van en er zijn dan ook geen verdere implicaties voorzien.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor het schriftelijk overleg over de Energieraad van 12 oktober 2022 en hebben daarover op dit moment geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken en hebben geen verdere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda van de Energieraad en heeft daarbij nog enkele vragen.

BBB 1.

Het lid van de BBB-fractie is bezorgd over de impact van de energiecrisis op de agrarische sector. Deze sector is op verschillende wijzen cruciaal en kan een bijdrage leveren aan de energietransitie, terwijl dit gecombineerd wordt met het produceren van energie voor de mens: voedsel. De agrarische sector is de belangrijkste en meest fundamentele economische sector, die op dit moment zwaar onder druk staat door alle maatregelen die worden opgelegd maar ook de gevolgen van de energiecrisis zelf. Het lid van de BBB-fractie is van mening dat de agrarische sector volle steun zou moeten krijgen en we alles uit de kast moeten halen om te voorkomen dat hier grootschalige faillissementen plaatsvinden. Dit zou voedselprijzen verder doen oplopen en de dreigende hyperinflatie bekrachtigen. Er is Europees en nationaal beleid nodig om te zorgen voor een breed pallet aan duurzame energieopties en -technieken. Kan de Minister in de Energieraad verzoeken om een inschatting van de impact van de oplopende energieprijzen op sociaaleconomisch niveau? Wat is de inschatting van de gevolgen die dit in het slechtste geval op de voedselautonomie van Nederland én Europa kan hebben? Is hier voldoende aandacht voor?

Antwoord

Iedereen wordt geraakt door de huidige energiecrisis, maar de impact verschilt per huishouden en sector. Wat huishoudens betreft kan het energielabel van een woning of het soort energiecontract een groot verschil maken. Dit soort verschillen maken het lastig om de impact van deze crisis nauwkeurig te kwantificeren. Het kabinet erkent de ernst van de stijgende energieprijzen op sociaaleconomisch niveau. Hiertoe is tijdens Prinsjesdag een ruim pakket aan maatregelen aangekondigd om de meest kwetsbare huishoudens te ondersteunen ten tijden van de huidige energiecrisis. Zo heeft het kabinet onder andere een prijsplafond aangekondigd. De extreem hoge energieprijzen raken niet alleen huishoudens, maar ook bedrijven waaronder de agrarische sector. Voor het energie-intensieve MKB werkt het kabinet momenteel aan een steunpakket, waarbij ook zal moeten worden gekeken naar de uitwerking van het tijdelijk staatsteunkader. Het kabinet houdt genomen maatregelen in andere lidstaten nauwlettend in de gaten.

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft Wageningen Economic Research (WEcR) sinds het begin van het conflict in Oekraïne gevraagd verschillende onderzoeken uit te voeren naar de gevolgen voor de voedselketen en voedselzekerheid. Op 15 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1454) is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van 2 scenariostudies naar de middellange termijn effecten voor de mondiale voedselzekerheid en Nederlandse agrarische sector. Uit de onderzoeken blijkt dat de Europese en Nederlandse voedselzekerheid op de middellange termijn niet in gevaar komt.

Vanwege onzekerheid over de duur van het conflict en (energie)prijsontwikkelingen houdt het kabinet de ontwikkelingen onverminderd in de gaten. In de loop van oktober is bijvoorbeeld aanvullend onderzoek door WEcR voorzien over de gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de Nederlandse agrarische sector. Bovendien neemt Nederland deel aan het Europees Mechanisme voor Paraatheid en Respons bij Voedselzekerheidscrises (EFSCM), waar risico’s en aandachtspunten van de voedselvoorzieningsketen in de EU in kaart worden gebracht.

BBB 2.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of er aanvullende Europese steun kan komen om de lasten te verminderen. Te denken valt aan een uitbreiding van het borgstellingskrediet, dat kan op de korte termijn ingezet worden om de sector te ondersteunen. Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister hierop in gaat zetten. Als de bedrijven niet financieel gezond zijn is het ook onmogelijk straks nog te investeren of een rol te spelen in de energietransitie. Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister ook mogelijkheden ziet voor financiële garantstelling voor bedrijven die door uitzonderlijke omstandigheden in liquiditeitsproblemen komen.

Antwoord

Het kabinet staat regelmatig in contact met de glastuinbouwsector en haar financiers. Naar aanleiding van dit contact heeft het kabinet besloten bijvoorbeeld de glastuinbouwsector te ondersteunen door de EG-regeling (Energie-efficiëntie Glastuinbouw) te verhogen naar 60 miljoen euro in 2022 om de sector in staat te stellen het energieverbruik zo snel mogelijk te kunnen verminderen. Dit bevordert verduurzaming en structurele verbetering van de concurrentiepositie van de bedrijven. Vooralsnog is niet besloten de agrarische sector aanvullend te steunen door bijvoorbeeld uitbreiding van het borgstellingskrediet of via het tijdelijke crisis-staatssteunkader (zie ook het antwoord op vraag 7 uit mijn brief van 7 september jl., Kamerstuk 21 501-33, nr. 951). Het kabinet onderzoekt momenteel of het MKB-bedrijfsleven dat te maken heeft met hoge energiekosten extra ondersteund kan worden.

BBB 3.

Het lid van de BBB-fractie constateert dat lidstaten van de Europese Unie worden verplicht hun stroomverbruik tijdens piekuren met vijf procent te verlagen. Voedselproductie is echter een doorlopend proces. Door de hoge energieprijzen hebben veel boeren en tuinders hun elektriciteits- en gasconsumptie al drastisch verlaagd. Een eventuele verplichting om het stroomverbruik verder te reduceren kan de voedselketen en energiemarkt, door het niet meer kunnen leveren van noodvermogen, ernstig verstoren. Het lid van de BBB-fractie vraagt daarom of de Minister een uitzondering op deze energiebesparingsplicht kan maken voor land- en tuinbouwbedrijven. De land- en tuinbouw is de meest fundamentele economische sector. Voorziet de Minister de mogelijkheid een energieladder op te stellen van cruciale bedrijvigheid in de Europese Unie om energielevering voor voedselproductie zeker te stellen?

Antwoord

Het voorstel schrijft EU-lidstaten een verplichte reductie van het elektriciteitsgebruik voor met minimaal 5% gemiddeld per uur tijdens piekuren. Echter, er zijn geen voorschriften over specifieke bijdrages van sectoren. Lidstaten kunnen hier zelf invulling aan geven. Op het moment dat kritieke sectoren, zoals ziekenhuizen of voedselindustrieën, tijdens piekuren elektriciteit nodig hebben, zal dit uiteraard mogelijk blijven. De reductie zal dan in andere, minder kritieke sectoren gerealiseerd moeten worden. Lidstaten mogen zelf invulling geven waar de voorgeschreven reductie gerealiseerd wordt, en zullen hierbij kijken naar de meest kosteneffectieve reductie.

BBB 4.

Het lid van de BBB-fractie denkt dat het produceren van decentrale groene waterstof onze afhankelijkheid van (Russisch) aardgas fors kan terugbrengen, de energietransitie kan versnellen en, in gebieden waar netcongestie een probleem is, kan zorgen voor het ontlasten van de elektriciteitsnetten. Is de Minister bereid om onder REPowerEU aanvullende investeringsmogelijkheden voor groene waterstofproductie of het nuttig gebruik van restwarmte, die vrijkomt bij de productie van waterstof, door de agrarische sector te onderzoeken? Vooralsnog richt het waterstofbeleid zich voornamelijk op het voorzien van de grootindustrie. Denkt de Minister dat het mogelijk is om onder REPowerEU (coöperatieve) waterstoflocaties rondom land- en tuinbouw te prioriteren in Europese, nationale en regionale energiestrategieën ten behoeve van de energietransitie in het landelijk gebied? Gaat de Minister dat bepleiten in de energieraad?

Antwoord

Groene waterstofproductie op lokaal niveau kan het best geadresseerd en gestimuleerd worden door nationaal en regionaal beleid, en niet op Europees niveau. Door de RVO is in kaart gebracht wat de mogelijkheden hiervoor zijn en wat er voor nodig is ontwikkelingen in gang te zetten. Met mijn collega van LNV ben ik in overleg over hoe deze ontwikkelingen met meer gericht beleid kunnen worden ondersteund. Innovaties die kunnen bijdragen aan decentrale toepassingen in het algemeen kunnen wel in EU verband worden gestimuleerd via het Clean Hydrogen Partnership (onderdeel van Horizon Europe). In het REPowerEU-plan is er overigens geen specifieke aandacht voor groene waterstofproductie door de agrarische sector. Tijdens de komende informele Energieraad zal ik de kabinetsinzet voor groene waterstof in het algemeen uitdragen.

BBB 5.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat bij verduurzaming van de warmtevraag in de kassen via aard- en restwarmte of waterstof de huidige bron om CO2 in de kas te doseren wegvalt. Oftewel, om de energievraag te verduurzamen is het een randvoorwaarde dat er een andere (duurzame) bron van CO2 komt. Carbon Capture & Usage (CCU) biedt hiervoor kansen. CCU is een reeds toegepaste techniek in de glastuinbouw die CO2 recyclet door CO2-emissies van industrieën af te vangen en vervolgens in de kas te gebruiken. De CO2wordt in de glastuinbouw toegepast om de CO2-concentratie in de kas flink te verhogen en zo de groeisnelheid en opbrengst van gezonde planten, groenten en fruit te stimuleren. Het is nu gangbaar om de CO2 die vrijkomt bij het stoken van gas in een ketel of Warmte-krachtkoppeling (WKK) in te zetten in de kas. Door CO2 van andere (duurzame) bronnen te betrekken kan direct aardgasstook voor CO2-dosering worden voorkomen en wordt het mogelijk gemaakt over te schakelen op andere duurzame energiebronnen zoals aardwarmte, restwarmte en waterstof. Momenteel is het door regelgeving financieel aantrekkelijker om CO2 onder de Noordzee op te slaan in plaats van deze CO2 te recyclen voor de glastuin-bouw. Is de Minister bereid meer ruimte te bieden voor CCU door CO2-recycling (financieel) aantrekkelijker te maken en zo aardgasstook te voorkomen? Op dit moment wordt CO2-afvang via CCU niet als emissiereductie erkend. Bij CCU treedt echter wel een CO2-emissiereductie op door het vermeden gasverbruik in de kas. Deelt de Minister de mening dat deze vermeden CO2-productie en het sluiten van koolstofkringlopen als koolstoflandbouw kan worden aangemerkt?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft dat een correcte en betrouwbare definitie van het begrip «koolstofverwijdering» een noodzakelijke allereerste voorwaarde is voor het opzetten van een dergelijk regelgevingskader. Het kabinet is van mening dat een dergelijke definitie moet zien op daadwerkelijke koolstofverwijdering en geen ruimte mag laten voor vermeden emissies. Het kabinet volgt de definitie van koolstoflandbouw zoals die wordt beschreven door de Commissie in de mededeling Duurzame koolstofcycli. De vermeden CO2-emissies uit deze vraag vallen niet onder deze definitie. Er wordt momenteel aan Europese regelgevende kaders gewerkt over de certificering van koolstofverwijdering en koolstoflandbouw.

BBB 6.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat met het vergisten van mest de land- en tuinbouw lokaal groen gas kan produceren en tegelijkertijd direct ammoniak- en methaanemissies vanuit stalsystemen reduceren. Dit is goed voor klimaat en milieu. Op korte termijn is het voor veehouders al mogelijk om de productie van duurzaam gas op te schalen. Productie van groen gas is niet vanzelfsprekend voor alle veehouderijen in Nederland. Het vraagt veelal forse investeringen in het aanpassen van bestaande (rooster)vloeren en realiseren van een mestvergistingsinstallatie. Mestvergistingsinstallaties kunnen het geproduceerde biogas met een WKK omzetten in elektriciteit en warmte. De elektriciteit kan worden geleverd aan het net. Met de huidige netcongestie in veel gebieden is het wenselijk om het biogas op het bedrijf op te werken tot aardgaskwaliteit en te injecteren in het gasnetwerk. Meer productie van groen gas vermindert afhankelijkheid van buitenlands gas, vermindert de CO2-uitstoot en dempt de prijs voor Nederlandse burgers. Europese boeren kunnen op korte termijn op grote schaal lokaal groen gas en duurzame elektriciteit produceren, zeker lokaal in het landelijk gebied. Daarbij reduceert het hun stikstofemissies. De forse investeringen in bedrijfsaanpassing drukken echter de business case. Kan de Minister, in het verlengde van REPowerEU, aanvullende financiële ruimte te bieden voor de lokale productie van groen gas en elektriciteit op boerenerven?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft de bijdrage van mestvergisting aan het aanpakken van de klimaat- en landbouwopgaven. Mestvergisting wordt reeds gestimuleerd via de SDE++ en zal ook deel uitmaken van de bijmengverplichting voor groen gas waarover ik uw Kamer op 1 juli jl. heb geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr. 1063). Ik blijf bezien hoe groen gas ook op de korte termijn optimaal gestimuleerd kan worden in de SDE++. Ondernemers kun in de consultatie voor de volgende openstelling van de SDE++ bovendien reageren op de voorgenomen parameters en de mate waarin deze passen bij bestaande bedrijfssituaties.

Naar boven