21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 964 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 september 2022

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 2 september 2022 over de geannoteerde agenda van de Energieraad op 9 september 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 951).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 september 2022 aan Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 7 september 2022 zijn de meeste vragen beantwoord (Kamerstuk 21 501-33, nr. 952). De resterende vragen zijn bij brief van 9 september 2022 beantwoord en zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Reinders

Resterende vragen en antwoorden

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

6

De leden van de VVD-fractie zien dat, naast de enorm hoge kosten voor huishoudens, ook een economische ramp ontstaat. Bepaalde sectoren kunnen niet meer produceren met de huidige energieprijzen en schakelen zichzelf af. Daarnaast concurreren veel van deze bedrijven met Chinese en Amerikaanse bedrijven die met fors lage energiekosten te maken hebben. Ziet de Minister ook een risico voor het wegvallen van volledige (industriële) sectoren naar China en de Verenigde Staten door aanhoudende hoge energiekosten? Welke sectoren lopen de grootste risico’s? Wat zouden de effecten zijn van het afschakelen en uiteindelijk wegvallen van deze sectoren? Is de Minister bereid om ook dit vraagstuk in de komend energieraad te agenderen?

Antwoord

De relatief hoge energiekosten in de EU kunnen een concurrentienadeel opleveren. Dit geldt met name voor de grootverbruikers van energie. Als deze bedrijven de hogere prijzen niet meer door kunnen berekenen en niet meer winstgevend kunnen produceren, kunnen deze producenten ervoor kiezen hun productie af te schalen of in zijn geheel te stoppen. Het afschakelen van productie van onder meer aluminium, zink of andere producten die veel energie kosten om te produceren, kan zorgen voor hogere prijzen van deze producten. Het kan ook zijn dat aan de vraag wordt voldaan met producten van producenten uit andere delen van de wereld die goedkoper kunnen produceren. Het is op dit moment niet aan te geven hoe de energieprijzen zich zullen ontwikkelen en wat voor langetermijngevolgen dit heeft voor de bedrijfsactiviteiten van energie-intensieve bedrijven in Nederland. Het kabinet zet in op een snelle verduurzaming van de energievoorziening en van de industrie om zo snel mogelijk voor stabiele en lagere energieprijzen te zorgen en voor lagere productiekosten voor bedrijven, zodat ook deze in Nederland concurrerend kunnen produceren. De economische analyses duiden nog niet op een recessie, alhoewel een milde recessie later dit jaar niet uit te sluiten is. Terwijl in Nederland 25 procent gas is bespaard in de eerste helft van dit jaar, is de productiviteit van de industrie nagenoeg onveranderd. Slechts een beperkt aantal bedrijven heeft hun productie teruggeschroefd. Er is thans geen sprake van het «wegvallen» van gehele sectoren, met de kanttekening dat sectoren zoals de glastuinbouw en kottervisserij in zwaar weer verkeren. Het aantal faillissementen is bovendien nog steeds erg laag en de bedrijfswinsten zijn op peil. Dit suggereert dat bedrijven een redelijk deel van hun kostenstijgingen kunnen doorberekenen, wat ook bevestigd wordt door analyses van banken. Ook kan het zo zijn dat een redelijk aantal bedrijven voordeel ondervindt van vaste contracten en hierdoor beperktere kostenstijgingen zien. Dit is echter lastig vast te stellen, aangezien er geen centraal overzicht is van dergelijke contracten. De meest recente netwerkanalyse (Rabobank, augustus 2022 Gascrisis in Nederland: hoe staan we er voor in aanloop naar de winter? – Rabobank) geeft daarnaast inzicht in de mogelijke gevolgen indien specifieke bedrijfstakken hun productie terugschroeven of «wegvallen». Vooral productiebeperkingen in de chemische industrie en de voedingsmiddelenindustrie binnen Nederland kunnen leiden tot verstoringen in productieketens en (verdere) prijsstijgingen. De chemiesector levert namelijk belangrijke producten aan de rubber- en kunststofproductenindustrie, de aardolie-, papier- en meubelindustrie. De voedingsmiddelenindustrie heeft op haar beurt belangrijke verbindingen met de landbouw, horeca en farmaceutische industrie. Productieverlagingen in andere sectoren hebben slechts een beperkter effect.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

12

De leden van de D66-fractie delen de noodzaak voor lagere tarieven voor bepaalde consumentengroepen. Zij vragen de Minister of hij al een beeld heeft om welke groepen dit in Nederland gaat en of hij bereid is te onderzoeken of deze groepen nog vóór het einde van het jaar ondersteund kunnen worden met de aangekondigde maatregel? Hoe zou dit vorm kunnen krijgen?

Antwoord

Het kabinet heeft de volle aandacht voor de hoge energieprijzen en de impact hiervan op de koopkracht van huishoudens. Het kabinet onderzoekt dan ook welke gerichte maatregelen mogelijk zijn om de gevolgen van de hoge energieprijzen voor kwetsbare huishoudens zoveel mogelijk te mitigeren. Het kabinet kijkt in het kader van de besluitvorming over maatregelen voor 2023 integraal naar de koopkrachtontwikkeling en neemt daarbij de ontwikkeling van de energieprijzen mee. Het kabinet kijkt daarbij in brede zin naar de mogelijkheden om de koopkracht te ondersteunen van kwetsbare huishoudens. Het kabinet informeert u hierover bij Prinsjesdag.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA en GroenLinks-fractie

20

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties maken zich grote zorgen over de energiesituatie komende winter. Deze leden missen de urgentie bij het kabinet, Deze urgentie wordt wel door andere regeringen in Europa worden uitgedragen. Hoe beoordeelt u de huidige situatie? Wat is de worst case scenario voor aankomende winter? Waar moet Nederland zich op voorbereiden? Komt er een steviger besparingsplan? Bent u bereid zich in te zetten voor een gecoördineerd Europees plan voor het afsluiten van bedrijven wanneer er een fysiek tekort aan gas ontstaat? Wie bepaalt wanneer er gas uit de voorraden op de markt wordt gebracht? Hoe wordt voorkomen dat bedrijven niet strategisch gas in de voorraad laten zitten om zo een hogere opbrengst te realiseren?

Antwoord

Het kabinet baseert zich bij het beoordelen van de situatie omtrent de leveringszekerheid op de inzichten van Gasunie Transport Services (GTS). GTS heeft op 14 juli jl., voorafgaand aan de vorige onderhoudsperiode van NS1, haar studie uitgebracht over de gevolgen van een jaar zonder Russisch gas. Daarin schetst GTS een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan wil zich geen tekort aan gas in Nederland voldoen. Op dit moment wordt aan deze voorwaarden van GTS voldaan. Het kabinet spant zich in om te zorgen dat we daaraan blijven voldoen. Voorafgaand aan het debat over de leveringszekerheid zal ik u informeren over de stand van zaken omtrent leveringszekerheid en het verder operationaliseren van het Bescherm en Herstelplan Gas (BHG). Eind september komt GTS met een update van deze studie. Wat betreft de gasopslagen ben ik bezig met de implementatie van de verordening om de gasopslagen ook volgend jaar gevuld te krijgen. Daarover informeer ik u op een later moment. Het uitgangspunt van het kabinet is om de marktwerking zoveel mogelijk in stand te houden bij het borgen van de leveringszekerheid. Dit betekent dat, zo lang er geen fysieke tekorten aan gas zijn, het in beginsel aan marktpartijen is wanneer zij hun gas verkopen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

25

Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Grinwis en Erkens over een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven roepen (Kamerstuk 29 023, nr. 322), en de motie van de leden Grinwis en Erkens over een oplossing voor aardwarmteprojecten die in de knel dreigen te komen door de huidige maximale SDE++-realisatietermijn (Kamerstuk 35 531, nr. 30) en motie van de leden Grinwis en Erkens over maatwerkafspraken voor bestaande geothermieprojecten die de realisatietermijn dreigen te overschrijden (Kamerstuk 31 239, nr. 357).

Antwoord

De motie van de leden Grinwis en Erkens over de SDE++-realisatietermijn heb ik reeds uitgevoerd (zie Kamerstuk 31 239, nr. 343). Over op welke manier ik met de motie Grinwis/Erkens over maatwerkafspraken voor bestaande geothermieprojecten omga, heb ik uw Kamer op 1 juli jl. geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nr. 364). Over de motie van de leden Grinwis en Erkens, over het bezien wat nodig is om te voorkomen dat onnodig extra aardgas wordt verbrand en de warmtetransitie in de glastuinbouw stokt, door bijvoorbeeld een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven te roepen, zal ik uw Kamer op korte termijn informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

26

Een aantal EU-lidstaten benut het Europese Staatssteunkader en de crisisreserve van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) al maximaal en ondersteunen hun telers met passende maatregelen voor de stijgende energieprijzen in de (glas)tuinbouw. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie op de interne markt doordat de kostprijzen voor de Nederlandse teler zijn fors hoger dan die voor hun Europese concurrent. Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet oneerlijke concurrentie te voorkomen en het steunpakket open te stellen voor snellere verduurzaming van de Nederlandse tuinbouw. Graag een onderbouwing van dit antwoord.

29

Tot slot; Is het mogelijk een uitbreiding van het borgstellingskrediet te realiseren zodat dit glastuinbouwbedrijven op korte termijn de benodigde lucht geeft? Het lid van de BBB-fractie heeft grote zorgen over de impact van de gestegen energieprijzen op zowel burgers als bedrijven en wil de Minister oproepen om maximale inspanning te leveren te voorkomen dat we een groot deel van de MKB hierdoor kwijt zullen raken. Het uitbreiden van het borgstellingskrediet geeft glastuinbouwers ook toegang tot financiering om te verduurzamen. Bedrijven moeten immers financieel fit zijn om de energietransitie te maken.

Antwoord 26 en 29

Het kabinet staat regelmatig in contact met de glastuinbouwsector en haar financiers. Naar aanleiding van dit contact heeft het kabinet besloten de sector te ondersteunen door de EG-regeling (Energie-efficiëntie Glastuinbouw) te verhogen naar 60 miljoen euro in 2022 om de sector in staat te stellen het energieverbruik zo snel mogelijk te kunnen verminderen. Dit bevordert verduurzaming en structurele verbetering van de concurrentiepositie van de bedrijven. Vooralsnog is niet besloten de glastuinbouwbedrijven aanvullend te steunen door bijvoorbeeld uitbreiding van het borgstellingskrediet of via het tijdelijke crisis-staatssteunkader (zie ook het antwoord op vraag 7 uit mijn brief van 7 september jl., Kamerstuk 21 501-33, nr. 952).

Naar boven