21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 843 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 december 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de geannoteerde agenda voor de Energieraad 14 december 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 837), het verslag van de informele Energieraad van 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 831), het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda Energieraad van 15 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 818) en het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda Informele Energieraad van 5 en 6 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 827).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 december 2020 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 11 december 2020 zijn de vragen, die betrekking hebben op de Energieraad, alsmede de raadsconclusies waterstof en wind op zee, beantwoord. De vragen over Nord Stream II en biomassa zullen op een later tijdstip worden beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Renkema

Adjunct-griffier van de commissie, Witzke

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Minister

10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat er op 4 december 2020 al besluitvorming heeft plaatsgevonden over de raadsconclusies hernieuwbare energie. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomsten hiervan.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het krachtenveld van de lidstaten voor de uitbreiding van het Emission Trade System (ETS) naar transport en gebouwde omgeving is en hoe de Minister hier tegenaan kijkt. Deze leden vragen wat het krachtenveld rondom CO2-arme waterstof is. Verwacht de Minister dat de adequate formulering in de raadsconclusies voldoende zal aansluiten bij de Nederlandse inzet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad 14 december 2020 en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in de BNC-fiche over de Europese waterstofstrategie aangeeft drie prioriteiten te zien voor de korte termijn, te weten: helderheid over de contouren en werking van de toekomstige markt, inclusief marktordening, certificaten, infrastructuur en overige randvoorwaarden; een significante kostendaling van schone en CO2-arme waterstof door opschaling van de waterstofproductie; en stimulerende prikkels voor toepassing van waterstof in moeilijk te verduurzamen sectoren. Deze leden vragen de Minister om bij elk van deze drie prioriteiten in te gaan op hoe deze naar voren komen in de tekst van de raadsconclusies. In hoeverre is er volgens de Minister in de raadsconclusies voldoende aandacht besteed aan de door Nederland genoemde prioriteiten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland samen met enkele andere lidstaten voorstander is van ruimte voor CO2-arme waterstof. De Minister heeft daarom aangegeven dat Nederland ervoor zal waken dat er een adequate formulering in de raadsconclusies wordt gebruikt voor waterstof die ook ruimte laat voor CO2-arme waterstof. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of en in hoeverre de in de raadsconclusies gekozen formulering naar zijn mening voldoende ruimte laat voor CO2-arme waterstof.

De leden van de CDA-fractie hebben tevens enkele vragen over de import van waterstof. Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de inzet van Nederland in Europees verband is op dit gebied, ook in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Kan de Minister daarbij tevens toelichten hoe er op korte termijn in Europees verband tot een ondersteund wet- en regelgevingskader gekomen kan worden om de import van waterstof te faciliteren en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn? In hoeverre wordt er in Europees verband aan afweging gemaakt bij de import van waterstof over de mate waarin Europa ook zelfvoorzienend wil zijn qua waterstofproductie? Deze leden constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat de noodzaak om grensoverschrijdend transport van blauwe en groene waterstof op te nemen in de TEN-E verordening nog wordt onderzocht. Kan de Minister aangeven op welke termijn hierover meer bekend zal worden?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in juni heeft aangegeven dat het kabinet voornemens is om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren om te inventariseren welke Nederlandse waterstofprojecten substantieel kunnen bijdragen aan een schaalsprong en de «green recovery» in Europees verband. Eind september meldt de Minister dat vele Nederlandse partijen concrete voorstellen hebben ingediend en dat hij bezig is deze te inventariseren. Kan de Minister hierover inmiddels meer vertellen? Welke concrete voorstellen zijn er geïnventariseerd die substantieel kunnen bijdragen aan een schaalsprong en wat zal er worden gedaan met de voorstellen die zijn ingediend? Kan de Minister schetsen welke vervolgstappen er zullen worden gezet naar aanleiding van de «open call» en de daarbij ingediende voorstellen?

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland in het kader van de raadsconclusies «hernieuwbare energie op zee» ook aandacht wil voor eventuele grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar al op de planning staan. Kan de Minister verduidelijken welke projecten hier concreet mee worden bedoeld? Kan hij daarbij tevens aangeven welke potentie hij ziet voor verdere grensoverschrijdende samenwerking?

De leden van de CDA-fractie lezen dat bij energiesysteemintegratie het «energie-efficiëntie eerst»-principe wordt gesteund door een aantal lidstaten, maar dat Nederland en een aantal andere lidstaten vinden dat CO2-reductie het uitgangspunt moet zijn en dat energiebesparing alleen prioriteit moet krijgen als dit de meest kosteneffectieve optie is voor CO2-reductie vanuit systeemperspectief. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt van de Minister, maar vragen hem wel om te verduidelijken waarom een aantal lidstaten, in tegenstelling tot Nederland, kennelijk toch een groter belang hecht aan energie-efficiëntie ten opzichte van kosteneffectieve CO2-reductie. Welke argumenten hebben deze lidstaten voor dit standpunt? De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens te schetsen hoe het krachtenveld eruitziet in deze discussies tussen energie-efficiëntie of kosteneffectieve CO2-reductie als uitgangspunt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 14 december 2020 aanstaande en hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben eerder om aandacht gevraagd voor de kansen van zon op water en vragen de Minister of hij bereid is om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en eventuele ondersteuning te verkennen binnen de Routekaart Energie uit Water.

De leden van de D66-fractie constateren dat de wet- en regelgeving op het gebied van hernieuwbare energie in grote mate wordt bepaald door Europees beleid. Met de motie van het lid Sienot c.s.1 is de regering opgeroepen de kansen te benutten van geïmporteerd groen waterstof. Deze leden vragen in navolging hierop of de Minister kan toelichten wat de Nederlandse inzet in de Europese Unie is op het gebied van de import van groene waterstof in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Deze leden vragen tevens of de Minister kan toelichten of de Europese Unie op korte termijn tot een ondersteund wet- regelgevingskader gaat komen om de import van groene waterstof te faciliteren, en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn.

De leden van de D66-fractie verwachten dat tijdens de Europese Raad op 10 en 11 december 2020 een besluit zal worden genomen over de ophoging van het Europese Klimaatdoel in 2030. Deze leden hebben zich in de Kamer ingezet voor een verhoging van dit doel naar 55%. Deze leden vragen de Minister of de Nederlandse regering in Europees verband erop aan zal sturen dat het 55% doel in 2030 een nettodoel betreft, waarin de zogenoemde «carbon sink» niet wordt opgenomen, aangezien de afspraak in het regeerakkoord een streven is naar 55% CO2-reductiedoel in Europa. Om iedereen mee te kunnen laten komen in deze energietransitie is het van groot belang dat er Europese solidariteit is, zeker in die gebieden met grote fossiele afhankelijkheid. Deze leden vragen daarom of de Minister zich inzet voor een snel besluit over het vrijkomen en besteding van de gelden uit het Just Transition Fund. Deze leden vragen tevens aan de Minister wanneer het besluit over het klimaatdoel genomen is. Hoe snel wordt verwacht dat het ETS bijgesteld zal worden zodat heel Europa snel op koers zal liggen voor het nieuwe doel? Deze leden vragen de Minister welke vervolgstappen ondernomen zullen worden door de Nederlandse overheid om te voldoen aan een hoger klimaatdoel. Deze leden vragen tevens wanneer de resultaten worden verwacht van de ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat de Minister niet van plan is de Energieraad bij te wonen. Deze leden wijzen er op dat het Europese energiebeleid van groot belang is en vragen waarom de Minister afwezig is.

Waterstof

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de moeilijkheden rondom de voorwaarden voor het subsidiëren van waterstof ook onderwerp van gesprek zal zijn tijdens de Energieraad. Deze leden lezen dat de Minister ruimte wil bieden aan CO2-arme waterstof. Deze leden vragen of bij het beoordelen van CO2-arme waterstofprojecten volgens de Minister gerekend moet worden met de broeikasgasuitstoot van de hele keten.

Hernieuwbare energie op zee

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de North Sea Wind Power Hub geconcretiseerd is. Is dit onderdeel van de raadsconclusies? Wil de Minister zich hiervoor inzetten? In hoeverre is de Brexit hierbij een obstakel? Zijn er andere concrete grensoverschrijdende projecten waar de Minister zich op wil richten? Is de Minister bereid om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en aan te leveren en hiervoor ondersteuning te vragen binnen de Routekaart Energie uit Water?

Overig (Nord Stream 2 en Gasrichtlijn)

De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over de naderende voltooiing van gaspijpleiding Nord Stream 2. Deze leden vragen of de Minister kennis heeft genomen van het feit dat de aanleg van deze gaspijpleiding – die enkele tijd is stopgezet – verder wordt hervat.2 Deze leden vragen de Minister hoe eventuele operationalisering van deze gaspijpleiding zich verhoudt tot enkele lopende rechtszaken over een mogelijke nietigverklaring of afwijking van (aspecten van) de nieuwe Gasrichtlijn.3 Worden deze eerst afgerond voordat deze gaspijpleiding daadwerkelijk in gebruik kan worden genomen? Tevens vragen deze leden op welke wijze de toepassing van de Gasrichtlijn getoetst zal worden op Nord Stream 2. Is de Minister bereid om na voltooiing van Nord Stream 2 te pleiten voor het strikt toepassen van de Gasrichtlijn, conform de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s.?4 Is de Minister het met deze leden eens dat deze toetsing moet plaatsvinden vóórdat de pijpleiding operationeel wordt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister daarbij toelichten wat het precieze verschil is tussen een ontheffing en een afwijking van de Gasrichtlijn, waar gaspijpleidingen uit derde landen aanspraak op kunnen maken?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren in het antwoord op eerdere vragen dat de Minister geen input heeft geleverd voor het verzoek van Nord Stream 2 voor een afwijking aan de Bundesnetzagentur.5 Deze leden vragen de Minister of deze raadpleging, waarvan wordt gesteld dat reacties openbaar worden gemaakt, inmiddels openbaar te vinden zijn. Zo ja, waar? Indien dit niet het geval is, vragen zij of de Minister bereid is de Bundesnetzagentur te verzoeken alsnog de reacties hierover openbaar te maken en te delen met de Kamer. Kan de Minister ook toelichten welke appreciatie het kabinet toekent aan de oproep van de Verenigde Staten van Amerika (VS) om te komen tot een moratorium voor de gaspijpleiding Nord Stream 2?6 Wat is de mening van de Minister over het eventueel aanvragen van een ontheffing voor Nord Stream 2? Deelt de Minister de mening van deze leden dat dit niet in lijn is met de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s. en dat dit vervolgens veroordeeld moet worden door het kabinet? Zo nee, waarom niet? Tot slot vragen deze leden een inschatting van de Minister wat betreft de effecten van nog zwaardere VS-sancties inzake Nord Stream 2.7

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de – beperkte – geannoteerde agenda van de Energieraad van 14 december 2020. Het Duits voorzitterschap was voornemens om raadsconclusies over waterstof en hernieuwbare energie op zee aan te nemen. Echter, doordat de Energieraad is omgezet in een virtuele informele videoconferentie, is besluitvorming tijdens de Raad niet mogelijk. Wel willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken om nogmaals aan te geven wat zij belangrijk vinden bij de toekomst van waterstof.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister in gaat zetten op gebruik van vooral groene waterstof. Welke maatregelen zijn er precies nodig? Welke maatregelen worden daar al voor getroffen? Hoe worden bijvoorbeeld (oude) huizen gereed gemaakt om over te stappen op waterstof? Hoe ziet de Minister zijn eigen rol? Is het niet belangrijk voor de rijksoverheid om de regie in handen te nemen? Zo nee, waarom niet? En de industrie? Wat doen de gas- en oliebedrijven zelf om over te stappen naar groene waterstof? Hoeveel investeren zij? Welke maatregelen treffen zij al om over te stappen op groene waterstof?

De leden van de SP-fractie realiseren zich dat grijze waterstof veel goedkoper is voor fossiele industrie dan blauwe of groene waterstof. Is de Minister bereid alleen subsidies te verstrekken wanneer bedrijven alleen groene waterstof gaan produceren? Deze leden vinden het zeer ongepast om Shell een subsidie van 1,6 miljoen euro te geven. Dit soort grote bedrijven zijn prima in staat de kosten te dragen die er voor moeten zorgen dat energie duurzamer wordt. Gaan dit soort subsidies ook naar de Duitse en Noorse energiereuzen die zich nu aansluiten bij het waterstofproject in het Noorden van het land? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die subsidies? En hoe groen is het waterstof waar zij op inzetten? Deze leden vragen wat de stand van zaken is bij het waterstofproject in het noorden van het land. Hoeveel subsidie gaat er naar het Noord-Nederland? Welk deel is Europese subsidie, welk deel komt van het kabinet? Waar komen deze subsidies terecht? Kan de rijksoverheid garanderen dat die 12.000 banen die beloofd worden, aan inwoners van de noordelijke provincies toekomen? Wat voor soort banen zijn dit? Welke stappen gaat de Minister nemen om mensen naar die banen toe te geleiden?

De leden van de SP-fractie zijn het oneens met het verlenen van subsidies aan de bouw van waterstoffabrieken. De CO2-uitstoot lijkt juist toe te nemen door de manier van opwekken van benodigde elektriciteit voor de elektrolyse. Kan de Minister uitleggen hoe klimaatsubsidies uit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een CO2-reductiesubsidie, hier gerechtvaardigd zijn? Hoe bestaat het dat geld, dat mede is opgebracht door huishoudens, geïnvesteerd kan worden in toename van CO2-uitstoot?

De leden van de SP-fractie vragen verder welke rol de fossiele industrie heeft in Europa. Kan inzichtelijk gemaakt worden welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven hebben op de Green Deal? Waarom is deze lobby zo onzichtbaar? Welke ambitie heeft de Europese Unie wanneer het om groene waterstof gaat? Wat is het Europese idee over grijze en blauwe waterstof? Welke voorwaarden zijn er aan het verkrijgen van Europese subsidies? Is de Minister bereid te pleiten voor het subsidiëren binnen Europa van groene waterstof en het verlagen en/of stoppen van subsidies van grijze en blauwe waterstof?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Biomassa

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister graag pronkt met het feit dat Nederland het meest verregaande biomassabeleid, met de striktste duurzaamheidseisen, ter wereld heeft. Deze leden trekken de striktheid van de duurzaamheidseisen in twijfel. Uit allerlei onderzoek blijkt dat de subsidies voor houtige biomassa houtkap elders aanwakkeren en stimuleren. Onderzoek, gedaan door Argos8, concludeert dat de houtkap in Estland tussen 2014 en 2019 is verdubbeld en dat in Natura 2000-gebieden de houtkap ruim drie keer zo groot is. Bovendien meldt Argos dat de Estse overheid de regels voor houtkap in 2015 heeft versoepeld en dat er veel onrust onder de bevolking van Estland is met betrekking tot het bosbeleid en de geobserveerde kaalkap. De Minister zegt dat de toename in houtkap hoort bij een land dat de houtproductie verhoogt, en dat bomenkap op het niet-beschermde deel toeneemt. De Minister zegt dat op het beschermde deel van Estland niet wordt gekapt. Ook refereert de Minister aan het feit dat al het hout, dat naar Nederland komt, gecertificeerd is. Onderzoekers van Argos melden echter dat de certificatie niet transparant is en dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd als ze willen weten wie de certificatie controleert en hoe. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zou een protocol hebben voor wie wat moet doen om biomassa een certificaat te geven, maar meldt daarbij dat RVO niet zelf in de bossen controleert. Deze leden merken op dat het op papier beschermen van bos niet hetzelfde is als in de werkelijkheid, zeker niet wanneer er niet gecontroleerd of gehandhaafd wordt. Kan de Minister aangeven hoe de regels met betrekking tot bosbeleid en houtkap zijn versoepeld in Estland? Is bekend hoe in Estland toezicht, controle en handhaving van de regels worden uitgevoerd? Is het de Minister bekend hoeveel, en hoe vaak, er gecontroleerd wordt? Kan de Minister het protocol van RVO met de Kamer delen?

De leden van de PvdD-fractie lezen ook dat de onderzoekers melden dat er kaalkap plaatsvindt in gebieden waar bomen groeien die door de bosbeheerder als hout van lage kwaliteit worden gezien. Dit betekent dus dat het hout niet geschikt is om er meubels van te maken. Dit betekent echter niet dat het bos geen ecologische kwaliteit heeft of dat het bos geen CO2 opslaat. Maar omdat het als hout van lage kwaliteit wordt bestempeld, kan dit hout onder de noemer van resthout in de Nederlandse ovens verdwijnen, gecertificeerd en al. Deze leden merken op dat de kwestie of er sprake is van duurzame biomassa inderdaad afhangt van definities en regels. Wat is de definitie van resthout? Klopt het dat hele grote, zeventig jaar oude bomen ook als resthout worden gezien, wanneer zij niet in de zaagmachines passen of wanneer zij economisch gezien geen waarde hebben? Beaamt de Minister dat het opbranden van hele grote oude bomen niet wenselijk is vanwege de rol die zulke bomen hebben in het opvangen van koolstof en voor de biodiversiteit? Onderzoek9 heeft aangetoond dat juist oude en grote bomen een hele belangrijke rol spelen in de bosecologie. Additioneel aan de rol die oude bomen spelen in CO2-opslag en biodiversiteit, is hun essentiële rol ondergronds. Daar vormen bomen en schimmels partnerschappen, die bekend staan als mycorrhiza's, waarin water en voedingsstoffen, zoals fosfor en stikstof, onderling en met andere bomen in het bos worden uitgewisseld. Jonge bomen krijgen hulp van oude bomen. Dit betekent dat de bomen een bos maken. Zonder de aanwezigheid van andere bomen, zijn op zichzelf staande bomen gevoeliger voor weersveranderingen en ziektes. Kortom, het weghalen van oude bomen, die misschien vanuit een economisch perspectief weinig te bieden hebben, past in een zeer beperkt korte termijn denken, dat de biodiversiteits- en klimaatcrisis verergert.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat de vraag of wat er in Estland gebeurt juridisch mag, afhankelijk is van welke regels worden gehanteerd en welke definities worden gebruikt met betrekking tot bostype. Bomenkap en kaalkap is bijvoorbeeld niet verboden in Natura 2000-gebieden, maar misschien wel onwenselijk. Kan de Minister aangeven wat de definitie van oerbos en oude bossen volgens de Europese Unie is, hoeveel oerbos en oud bos er nog in Europa is en waar deze zich bevinden? Beaamt de Minister dat oude bossen en oerbossen beschermd zullen worden onder de nieuwe bossenstrategie van de Europese Unie? Hoe zal dit gecontroleerd worden? Zoals eerder genoemd door deze leden, is bomenkap en kaalkap inderdaad niet verboden in Natura 2000-gebieden, maar de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen verbieden wel dat biodiversiteit achteruitgaat. Omdat de biodiversiteit in Europa achteruit holt en omdat volgend jaar een nieuw mondiaal biodiversiteitsverdrag wordt vastgelegd, is het essentieel dat Europa haar eigen biodiversiteitsafspraken naleeft. Ook wanneer de Minister het niet eens is met de onderzoeksresultaten, zou het hem sieren om de claims dat er mogelijk beschermd bos wordt gekapt en dat mogelijk de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen worden overschreden, ordentelijk te laten onderzoeken. Is de Minister bereid een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar het naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen aan te vragen bij de Europese Commissie, aangezien de Minister aangeeft dat het aan de Europese Commissie is om op regels van de Europese Unie toe te zien? Zo nee, waarom niet? Hierbij willen deze leden melden dat onlangs de Poolse regering op het matje is geroepen voor de afwezigheid van de juiste regels met betrekking tot naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen10. In dit geval ontbrak in Polen de mogelijkheid voor het volk om een gang naar de rechter in werking te stellen met betrekking tot Habitat- en Vogelrichtlijnen. Is de Minister, met deze kennis, bereid om voor alle Europese landen dit onderzoek aan te vragen?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat er de komende tijd debatten plaatsvinden in Europa over onder andere het herzien van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).11 In deze richtlijn is opgenomen dat biomassa CO2-neutraal is vanuit de gedachte dat nieuwe bomen worden terug geplant. Wetenschappers toonden al eerder aan dat biomassa van hele oude bomen niet CO2-neutraal is, omdat het zeventig jaar duurt voor een nieuwe boom is terug gegroeid, nadat een zeventig jaar oude boom is verbrand. Is de Minister bereid om de CO2-neutraliteit van houtige biomassa aan de orde te stellen en op te roepen tot het meenemen van de reële CO2-uitstoot van biomassacentrales? Zo nee, waarom niet?

Waterstof

De leden van de PvdD-fractie hebben ook kennisgenomen van de Europese waterstofstrategie en de ambities van het kabinet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Uit de reactie van de Minister op de Europese waterstofstrategie blijkt dat het kabinet een positieve houding aanneemt ten aanzien van de strategie om waterstof op te schalen naar zes gigawatt in 2024. De Minister heeft de ambitie om in te zetten op opschaling van de productiecapaciteit voor groene waterstof tot circa 500 megawatt in 2025 en 3–4 gigawatt in 2030, zo lezen deze leden. Voor de opschaling van waterstof benoemt de Europese Commissie vijf opties, zoals een aanscherping van het ETS bij de mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2-reductie in 2030. De Minister meent dat deze aanscherping cruciaal is. Deze leden willen weten of de Minister erkent dat het zo voorzichtig introduceren van de Nederlandse CO2-heffing, waarbij bedrijven pas in 2024 hiervan gevolgen zullen ondervinden, haaks staat op de reactie van het kabinet dat een aanscherping van het ETS cruciaal is voor zowel het borgen van kosteneffectieve CO2-reductie, alsook het behalen van een mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2 reductie in 2030 en het behalen van waterstofproductie? De tweede optie, zo lezen deze leden, is het herzien van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED II), zodat waterstof hierin kan worden opgenomen. De Minister laat weten tevreden te zijn over het voorstel om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire economie en het gebruik van Carbon capture and utilization (CCU)-processen bevorderd wordt. Deze leden willen weten of de Minister het traceren van CO2 ook nastreeft voor biomassa. Deze leden menen dat het voor de atmosfeer niet uitmaakt of de Minister blijft vasthouden aan de gedachte dat biomassa vanuit de Europese Unie als CO2-neutraal wordt gezien. Daarom willen deze leden weten of de Minister het traceren van CO2 van biomassa wil bevorderen in Europa, aangezien dit tot een transparante en eerlijke boekhouding zou leiden. Zo nee, wat heeft de Minister hier op tegen? Als derde optie noemt de Europese Commissie dat de financiële taxonomie ervoor moet zorgen dat schone waterstofprojecten als zodanig in beeld komen bij financiers. De Minister vindt het van belang dat de taxonomie daarnaast bij waterstofprojecten ruimte laat voor transitionele activiteiten, zoals blauwe waterstof in de transitie van grijs naar groen. Hierbij moet door deze leden opgemerkt worden dat de Europese Commissie onlangs heeft laten weten dat ze geen toestemming geeft voor het subsidiëren van de productie van groene waterstof, omdat er niet genoeg duurzame elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd. De Europese Commissie is bezorgd dat, door het tekort aan hernieuwbare energie, de productie van groene waterstof zal leiden tot extra elektriciteitsproductie van fossiele centrales. Daarom komt in 2023 groene waterstof voor het eerst in aanmerking voor subsidie via de SDE++. Hierbij moet door deze leden worden opgemerkt dat blauwe waterstof wel een SDE++ subsidie kan ontvangen voor afvang en opslag van de vrijkomende CO2.

De leden van de PvdD-fractie zijn positief ten aanzien van groene waterstof en zien belangrijke mogelijkheden voor deze vorm van energie weggelegd. Deze leden zijn echter geen voorstander van grijze of blauwe waterstof waarbij fossiele energie wordt gebruikt. Deze leden zien dit als een inefficiënte voorzetting van het gebruik van fossiele brandstoffen, aangezien het produceren van waterstof veel energie vergt. Kan de Minister aangeven hoeveel energie er nodig is en hoeveel er verloren gaat bij de productie van blauwe waterstof? Wat is de energie-efficiëntie? Erkent de Minister dat de productie van blauwe waterstof minder efficiënt is dan wanneer de fossiele brandstoffen direct in energie waren omgezet? Erkent de Minister dat doorgaan met energieopwekking uit fossiele bronnen betekent dat onder andere de industrie gewoon door kan gaan met het gebruik van energie en grondstoffen? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleert en inefficiënt is? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof haaks staat op de klimaatdoelstellingen alsook de wens om in te zetten op groene waterstof? Welke andere manieren of subsidieregelingen heeft de Minister in gedachten om groene waterstof te stimuleren? Kan de Minister concrete voorbeelden geven van de manier waarop hij hier invulling aan gaat geven? Welke rol speelt CO2-heffing volgens de Minister in het stimuleren van groene waterstof? Onderschrijft de Minister dat, naast green taxonomy, juist ook alle investeringen, subsidies, belastingvoordelen en risicoafdekkingen die fossiele brandstoffen stimuleren in kaart gebracht moeten worden? En dat deze moeten worden afgebouwd, juist om groene waterstof een betere kans te geven?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister geen steun biedt aan het voorstel van de Europese Commissie dat oproept tot een energiesysteem met het «energie-efficiëntie eerst» principe. De Minister vindt dat dit principe niet ten koste moet gaan van een kostenefficiënte route richting CO2-reductie. Naast een kostenefficiënte route moet er volgens de Minister rekening gehouden worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit en merkt de Minister op dat de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving grotendeels positief lijkt. Deze leden vragen of de Minister van plan is om sociaal-maatschappelijke kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging. Tevens vragen deze leden hoe de Minister in kan blijven zetten op een kostenefficiënte route, terwijl er jaarlijks miljarden gaan naar CO2-uitstoot door stimuleren van fossiele brandstoffen en houtige biomassa. Welke rol heeft het versnellen van CO2-reductie gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Raan c.s. over het versnellen van CO2-reductie als criterium hanteren?12 Bovendien vragen deze leden of de Minister bij de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heeft meegenomen. Kan de Minister aangeven hoe kosteneffectiviteit volgens hem ten gunste kan komen van toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te voorkomen.

II Antwoord / reactie van de Minister

Inleiding

Uw Kamer heeft mij een groot aantal vragen gesteld. Het is mij gezien de hoeveelheid en de benodigde interdepartementale afstemming niet mogelijk om alle vragen op zo’n korte termijn te beantwoorden. Ik heb daarom voorrang gegeven aan het beantwoorden van de die vragen die rechtstreeks betrekking hebben op de Energieraad, alsmede de raadsconclusies waterstof en wind op zee. De vragen over Nord Stream II en biomassa zal ik zo spoedig mogelijk na het reces toesturen. Dit zal samen met het verslag van de Energieraad zijn.

Ten slotte kan ik u melden dat het Duitse voorzitterschap de definitieve agenda voor de Energieraad heeft gepubliceerd. Op de agenda staat inderdaad een beleidsdebat over systeemintegratie. Daarnaast zal de Europese Commissie de lidstaten informeren over externe energierelaties, zal de Litouwse delegatie de lidstaten informeren over de Wit-Russische Astravets kerncentrale en zal het inkomende Portugese voorzitterschap een presentatie geven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

1

De leden van de VVD-fractie lezen dat er op 4 december 2020 al besluitvorming heeft plaatsgevonden over de raadsconclusies hernieuwbare energie. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomsten hiervan.

Antwoord

De lidstaten hebben op 4 december jl. unaniem ingestemd met de door het Duitse voorzitterschap voorgelegde concept raadsconclusies. Er is een schriftelijke procedure gestart die nog tot en met vrijdag 11 december loopt. Mijn verwachting is dat er geen reacties meer komen en deze raadsconclusies dus vrijdag 11 december definitief worden vastgesteld. Daarna worden ze gepubliceerd op de website van de Europese Raad.

2

De leden van de VVD-fractie vragen wat het krachtenveld van de lidstaten voor de uitbreiding van het Emission Trade System (ETS) naar transport en gebouwde omgeving is en hoe de Minister hier tegenaan kijkt.

Antwoord

Het krachtenveld omtrent uitbreiding van het ETS naar transport en de gebouwde omgeving is nog grotendeels onbekend. Slechts enkele lidstaten hebben zich al expliciet uitgesproken als voor- of tegenstander. Het gros van de lidstaten heeft echter nog geen uitgesproken positie, en wacht de effectbeoordeling van de Commissie af, welke naar verwachting samen met het wetsvoorstel in Q2 2021 zal komen, voordat er een positie over wordt ingenomen. Ik schaar me bij deze laatste groep lidstaten en zal proberen te voorkomen dat er al eerder een beslissing wordt genomen op dit dossier. De positie van het kabinet op dit dossier kunt u lezen in het BNC-fiche over het Climate Target Plan (Kamerstuk 22 112, nr. 2954).

3

Deze leden vragen wat het krachtenveld rondom CO2-arme waterstof is. Verwacht de Minister dat de adequate formulering in de raadsconclusies voldoende zal aansluiten bij de Nederlandse inzet?

Antwoord

Deze Raadsconclusies bevatten een adequate en evenwichtige formulering die uitgaat van de ontwikkeling van zowel hernieuwbare als CO2-arme waterstof. In de visie van het kabinet moet er in de eerste fase van de opschaling van waterstof ruimte worden gecreëerd voor alle typen CO2-arme waterstof. Deze benadering is ook onderdeel van de Raadsconclusies en heeft daarmee steun van de lidstaten. Binnen de EU is er evenwel een aantal lidstaten dat pleit voor het enkel bevorderen van de ontwikkeling van groene waterstof. Deze groep lidstaten staat het vrij om in eigen land hiervoor te kiezen. Dit is echter een benadering die het kabinet niet voorstaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad 14 december 2020 en hebben nog enkele vragen.

4

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in de BNC-fiche over de Europese waterstofstrategie aangeeft drie prioriteiten te zien voor de korte termijn, te weten: helderheid over de contouren en werking van de toekomstige markt, inclusief marktordening, certificaten, infrastructuur en overige randvoorwaarden; een significante kostendaling van schone en CO2-arme waterstof door opschaling van de waterstofproductie; en stimulerende prikkels voor toepassing van waterstof in moeilijk te verduurzamen sectoren. Deze leden vragen de Minister om bij elk van deze drie prioriteiten in te gaan op hoe deze naar voren komen in de tekst van de raadsconclusies. In hoeverre is er volgens de Minister in de raadsconclusies voldoende aandacht besteed aan de door Nederland genoemde prioriteiten?

Antwoord

De Raadsconclusies geven de Nederlandse prioriteiten goed weer. In de conclusies wordt de Europese Commissie opgeroepen om te werken aan onder andere duidelijke methodologieën en criteria voor de productie van waterstof, een heldere ordening van de markt, de ontwikkeling van een certificeringsysteem en innovatieve financieringsinstrumenten om kostenreductie te bereiken en moeilijk te verduurzamen sectoren CO2-vrij te maken.

5

De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland samen met enkele andere lidstaten voorstander is van ruimte voor CO2-arme waterstof. De Minister heeft daarom aangegeven dat Nederland ervoor zal waken dat er een adequate formulering in de raadsconclusies wordt gebruikt voor waterstof die ook ruimte laat voor CO2-arme waterstof. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of en in hoeverre de in de raadsconclusies gekozen formulering naar zijn mening voldoende ruimte laat voor CO2-arme waterstof.

Antwoord

De Raadsconclusies geven expliciet aan dat er verschillende veilige en duurzame CO2-arme technologieën zijn om waterstof te produceren die zullen bijdragen aan een snelle CO2-reductie binnen de EU. Hiermee wordt in voldoende mate tegemoet getreden aan de wensen van onder andere Nederland om ruimte te laten voor de ontwikkeling van meerdere vormen van CO2-arme waterstof.

6

De leden van de CDA-fractie hebben tevens enkele vragen over de import van waterstof. Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de inzet van Nederland in Europees verband is op dit gebied, ook in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Kan de Minister daarbij tevens toelichten hoe er op korte termijn in Europees verband tot een ondersteund wet- en regelgevingskader gekomen kan worden om de import van waterstof te faciliteren en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn?

Antwoord

In de Kabinetsvisie waterstof is aangegeven dat importen van waterstof in toenemende mate een belangrijke rol zullen gaan spelen, naargelang de wereldmarkt zich zal ontwikkelen. In relatie tot het opzetten van een liquide (mondiale) markt voor CO2-vrije waterstof zal in Europees verband worden gewerkt aan de ontwikkeling van een classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong. De uitwerking hiervan zal onder andere in het kader van de voorgenomen herziening van de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie (2018/2001/EU) plaatsvinden.

7

In hoeverre wordt er in Europees verband een afweging gemaakt bij de import van waterstof over de mate waarin Europa ook zelfvoorzienend wil zijn qua waterstofproductie?

Antwoord

Naast de optimale benutting van het productiepotentieel van waterstof binnen de Europese Unie, zal in verband met de grote vraag en onze voorzieningszekerheid de import van waterstof ook nodig zijn. Hierbij is in Europees verband de diversificatie van bronnen en aanvoerroutes voor de import van waterstof een belangrijk uitgangspunt. Hierdoor wordt een eventuele afhankelijkheid van een beperkt aantal aanbieders voorkomen. Daarvoor is nodig dat er een liquide markt ontstaat met meerder aanbieders en heldere marktregels, zie ook het antwoord op vraag 3 van de CDA-leden.

8

Deze leden constateren dat de Minister eerder heeft aangegeven dat de noodzaak om grensoverschrijdend transport van blauwe en groene waterstof op te nemen in de TEN-E verordening nog wordt onderzocht. Kan de Minister aangeven op welke termijn hierover meer bekend zal worden?

Antwoord

Op 15 december wordt de publicatie van het wetsvoorstel van de Europese Commissie ten aanzien van de herziening van de Trans-Europese Energie Netwerken (TEN-E) verwacht. Op dit moment is dus nog niet bekend hoe waterstof in dit wetsvoorstel wordt opgenomen in de herziene TEN-E. Afhankelijk van de inhoud van het voorstel van de Commissie, zullen we bekijken hoe de grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur het best in dit voorstel opgenomen kan worden.

9

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister in juni heeft aangegeven dat het kabinet voornemens is om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren om te inventariseren welke Nederlandse waterstofprojecten substantieel kunnen bijdragen aan een schaalsprong en de «green recovery» in Europees verband. Eind september meldt de Minister dat vele Nederlandse partijen concrete voorstellen hebben ingediend en dat hij bezig is deze te inventariseren. Kan de Minister hierover inmiddels meer vertellen? Welke concrete voorstellen zijn er geïnventariseerd die substantieel kunnen bijdragen aan een schaalsprong en wat zal er worden gedaan met de voorstellen die zijn ingediend? Kan de Minister schetsen welke vervolgstappen er zullen worden gezet naar aanleiding van de «open call» en de daarbij ingediende voorstellen?

Antwoord

Voor de interessepeiling zijn er 83 projecten ingediend, na een analyse is gebleken dat er 18 projecten onvoldoende zijn uitgewerkt. De resterende projecten worden opgenomen in een projectenportfolio. Met deze portfolio wordt in eerste instantie op bilateraal en later multilateraal niveau gekeken naar inpassing in Europese waardeketens. Ik kan hier niet ingaan op individuele projecten, maar wel aangeven dat er een aantal projecten is ingediend waarvan de omvang op significante wijze kan bijdragen aan de schaalsprong.

De vervolgstappen bestaan nu uit het in Europees verband creëren van waardeketens. Lidstaten zullen door middel van matchmakingsessies toetsen of er meerdere landen/projecten kunnen deelnemen aan een IPCEI-waardeketen. Indien deze is vastgesteld zal na het opstellen van de benodigde documenten het notificatieproces worden gestart bij de Europese Commissie. Gedurende dit notificatieproces zal de noodzaak worden onderzocht of er extra steun bovenop de bestaande regelingen moet worden verstrekt aan deze IPCEI-projecten. Dit notificatieproces zal naar verwachting in Q4 2021 starten. De mate waarin Nederland hiervoor extra steunmiddelen beschikbaar wil en kan stellen, zal dan ook door het nieuwe kabinet bepaald worden.

10

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland in het kader van de raadsconclusies «hernieuwbare energie op zee» ook aandacht wil voor eventuele grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar al op de planning staan. Kan de Minister verduidelijken welke projecten hier concreet mee worden bedoeld?

Antwoord

Hiermee bedoelde ik concreet het project «WindConnector». Op dit moment verkent TenneT de mogelijkheden voor een eventueel grensoverschrijdend project «WindConnector» met het VK vanaf het geplande windpark IJmuiden Ver. Aangezien IJmuiden Ver binnen de komende tien jaar gerealiseerd wordt, valt dit in de categorie «eventuele grensoverschrijdende projecten die de komende tien jaar op de planning staan».

11

Kan hij daarbij tevens aangeven welke potentie hij ziet voor verdere grensoverschrijdende samenwerking?

Antwoord

Voor grensoverschrijdende samenwerking op zee zie ik veel potentie. Het kan voordelen bieden zoals kostenreductie door efficiënte aanleg van infrastructuur, beperking van ruimtelijke impact van infrastructuur en het vergroten van de leveringszekerheid. Hierbij ligt het voor de hand om in eerste instantie te kijken naar samenwerking met buurlanden (Duitsland, Denemarken en België) en naar landen met een duidelijk andere elektriciteitsmix of andere windomstandigheden (bijvoorbeeld het VK en Noorwegen). Ik vermoed dat dergelijke grensoverschrijdende samenwerking met name na 2030 een grotere rol gaat spelen. Ook in de Noordzee Energie Outlook (NEO), die ik afgelopen week met de Tweede Kamer deelde,worden «meshed grids» (een vermaasd infrastructuurnetwerk) en energiehubs op zee als de twee belangrijkste technische oplossingen genoemd voor het verbeteren van de integratie in de internationale energiemarkt van de productie van windenergie op de Noordzee. Hoewel de toepassing van beide niet voor 2030 verwacht wordt, is het belangrijk om voorbereidingen te treffen om dit na 2030 mogelijk te maken.

12

De leden van de CDA-fractie lezen dat bij energiesysteemintegratie het «energie-efficiëntie eerst»-principe wordt gesteund door een aantal lidstaten, maar dat Nederland en een aantal andere lidstaten vinden dat CO2-reductie het uitgangspunt moet zijn en dat energiebesparing alleen prioriteit moet krijgen als dit de meest kosteneffectieve optie is voor CO2-reductie vanuit systeemperspectief. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt van de Minister, maar vragen hem wel om te verduidelijken waarom een aantal lidstaten, in tegenstelling tot Nederland, kennelijk toch een groter belang hecht aan energie-efficiëntie ten opzichte van kosteneffectieve CO2-reductie. Welke argumenten hebben deze lidstaten voor dit standpunt?

Antwoord

Het «energie-efficiëntie eerst» principe betekent dat lidstaten bij het vormgeven en implementeren van maatregelen in alle relevante energiesectoren eerst bezien of investeringen in energie-efficiëntie mogelijk zijn voordat er naar andere opties wordt gekeken. Het betekent evenwel niet dat lidstaten verplicht zijn om eerst energie-efficiëntie maatregelen daadwerkelijk te implementeren. Voor Nederland is het van belang dat lidstaten de ruimte houden om alle opties voor CO2-reductie te kunnen bezien en hieruit de meest kostenefficiënte maatregelen te kunnen selecteren. Enkele lidstaten die wel het «energie -efficiëntie eerst» principe kunnen steunen, zijn er ook voorstander van dat lidstaten deze ruimte kunnen behouden. Zo beschouwd is er voor lidstaten dus ook geen harde tegenstelling in het beginsel «sturen op CO2 reductie» en het «energie-efficiëntie eerst » beginsel. De argumenten van lidstaten om eerst te kijken naar efficiëntie opties liggen ook vaak in de zoektocht naar de laagst mogelijke kosten. Sommige lidstaten noemen daarnaast ook aanvullende voordelen van energie-efficiëntie naast CO2-reductie als argumenten voor het toepassen van het beginsel, bijvoorbeeld bij maatregelen in de gebouwde omgeving lagere woonlasten voor de consumenten of verhoging van het woongenot.

13

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens te schetsen hoe het krachtenveld eruitziet in deze discussies tussen energie-efficiëntie of kosteneffectieve CO2-reductie als uitgangspunt.

Antwoord

Zoals in het vorige antwoord beschreven is er geen harde tegenstelling tussen deze uitgangspunten. Bij beide beginselen kan kostenefficiëntie het uitgangspunt zijn voor de uiteindelijke keuze voor maatregelen. Nederland heeft ook altijd gepleit om flexibiliteit te houden voor nationale invulling van maatregelen in de energiesectoren. Wat opvalt in de recente discussies is dat steeds meer lidstaten het beginsel sturen op CO2-reductie en kosteneffectiviteit als leidend beschouwen bij de nationale aanpak van de energietransitie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 14 december 2020 aanstaande en hebben nog enkele vragen.

14

De leden van de D66-fractie hebben eerder om aandacht gevraagd voor de kansen van zon op water en vragen de Minister of hij bereid is om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en eventuele ondersteuning te verkennen binnen de Routekaart Energie uit Water.

Antwoord

Er wordt in de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie niet gevraagd naar showcases, die zullen wij niet aandragen. Begin 2021 zal ik uw Kamer de eerder aangekondigde verkenning sturen over Energie uit Water.

15

De leden van de D66-fractie constateren dat de wet- en regelgeving op het gebied van hernieuwbare energie in grote mate wordt bepaald door Europees beleid. Met de motie van het lid Sienot c.s.13 is de regering opgeroepen de kansen te benutten van geïmporteerd groen waterstof. Deze leden vragen in navolging hierop of de Minister kan toelichten wat de Nederlandse inzet in de Europese Unie is op het gebied van de import van groene waterstof in het licht van de Nederlandse ambities als waterstofhub voor Europa. Deze leden vragen tevens of de Minister kan toelichten of de Europese Unie op korte termijn tot een ondersteund wet- regelgevingskader gaat komen om de import van groene waterstof te faciliteren, en wat daarbij de inzet van Nederland zal zijn.

Antwoord

In de Kabinetsvisie waterstof is aangegeven dat importen van waterstof in toenemende mate een belangrijke rol zullen gaan spelen, naargelang de wereldmarkt zich zal ontwikkelen. In relatie tot het opzetten van een liquide (mondiale) markt voor CO2-vrije waterstof zal in Europees verband worden gewerkt aan de ontwikkeling van een classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong. De uitwerking hiervan zal onder andere in het kader van de voorgenomen herziening van de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie (2018/2001/EU) plaatsvinden. Daarnaast zal Nederland bilaterale contacten aangaan met relevante lidstaten om concrete afspraken te maken over het opzetten van importketens. De Memorandum of Understanding die onlangs met Portugal is afgesloten en gesprekken met buurlanden zijn hiervan voorbeelden. Naar aanleiding van de motie Sienot c.s. (35 570 XIII nr.39) heb ik toegezegd in het kader van het nationale waterstofprogramma dit onderwerp nader uit te werken.

16

De leden van de D66-fractie verwachten dat tijdens de Europese Raad op 10 en 11 december 2020 een besluit zal worden genomen over de ophoging van het Europese Klimaatdoel in 2030. Deze leden hebben zich in de Kamer ingezet voor een verhoging van dit doel naar 55%. Deze leden vragen de Minister of de Nederlandse regering in Europees verband erop aan zal sturen dat het 55% doel in 2030 een nettodoel betreft, waarin de zogenoemde «carbon sink» niet wordt opgenomen, aangezien de afspraak in het regeerakkoord een streven is naar 55% CO2-reductiedoel in Europa.

Antwoord

De Europese Commissie heeft in september een netto-doel van 55% voorgesteld, waarbij «carbon sinks» meegewogen worden. Het Kabinet heeft zich tot nu toe ingezet voor een emissiereductiedoel van 55%. Gezien het krachtenveld is dit echter mogelijk niet haalbaar. Er lijkt veel steun te bestaan voor het voorstel van de Commissie. Te hoog inzetten en vasthouden aan dit specifieke onderdeel kan een besluit over een hoger 2030-doel erg compliceren. Indien nodig voor consensus, kan het Kabinet zich ook scharen achter het voorstel van de Commissie voor een nettodoel. Dit is namelijk ook in lijn met hoe het 2050 doel van klimaatneutraliteit wordt vormgegeven (ook een nettodoel). Daarnaast zal mogelijk ook de scope van het 2030-doel worden aangepast. De Commissie stelt voor om in het nieuwe 2030-doel ook intra-EU scheepvaart mee te nemen en afhankelijk van de mondiale ontwikkelingen ook de mondiale lucht- en scheepvaart. In de toekomst gaat het dan mogelijk om een hoger absoluut aantal emissies dat meegenomen wordt in de ten minste 55% netto reductie. Dit beoordeelt het kabinet als positief.

17

Om iedereen mee te kunnen laten komen in deze energietransitie is het van groot belang dat er Europese solidariteit is, zeker in die gebieden met grote fossiele afhankelijkheid. Deze leden vragen daarom of de Minister zich inzet voor een snel besluit over het vrijkomen en besteding van de gelden uit het Just Transition Fund.

Antwoord

De middelen uit het Just Transition Fund (JTF) voor het jaar 2021 zijn op Europees niveau beschikbaar wanneer onder andere de onderhandelingen met het Europees Parlement over het JTF zijn afgerond. Het kabinet zet zich in voor een uitkomst in de onderhandelingen voor het JTF, waarin de belangen van Nederland voldoende zijn geborgd. De gelden kunnen pas in de lidstaten door de geselecteerde regio’s worden besteed als de nationale/regionale transitieplannen zijn goedgekeurd door de Europese Commissie. Daarnaast dient de definitieve besluitvorming over het Eigen Middelen Besluit (EMB) en de verordening voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) te zijn afgerond. Op dit moment blokkeren Polen en Hongarije besluitvorming over het EMB en de verordening voor het MFK vanwege zorgen over de rechtsstatelijkheidsconditionaliteit. Voor het kabinet heeft een uitweg uit de impasse met Hongarije en Polen prioriteit, mits dat niet afdoet aan de rechtsstatelijkheidsconditionaliteit zoals die is overeengekomen met het EP.

18

Deze leden vragen tevens aan de Minister wanneer het besluit over het klimaatdoel genomen is. Hoe snel wordt verwacht dat het ETS bijgesteld zal worden zodat heel Europa snel op koers zal liggen voor het nieuwe doel?

Antwoord

De Europese Commissie heeft aangekondigd er naar te streven in juni 2021 te komen met een wetsvoorstel voor de nieuwe ETS-richtlijn. Hierin zal het nieuwe klimaatdoel verwerkt zijn. Vervolgens zal over de invulling van de nieuwe ETS-richtlijn nog onderhandeld moeten worden en de richtlijn zal nog moeten worden omgezet naar nationale wetgeving, waardoor het nog enige tijd zal duren voordat hij in werking zal treden. Een logisch moment voor de nieuwe richtlijn om in werking te treden lijkt de overgang naar de tweede fase van de vierde handelsperiode, dat wil zeggen vanaf 2026.

19

Deze leden vragen de Minister welke vervolgstappen ondernomen zullen worden door de Nederlandse overheid om te voldoen aan een hoger klimaatdoel. Deze leden vragen tevens wanneer de resultaten worden verwacht van de ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest.

Antwoord

De leden van de D66-fractie vragen mij welke vervolgstappen ondernomen zullen worden door de Nederlandse overheid om te voldoen aan een hoger Klimaatdoel. Het kabinet heeft de afgelopen jaren actief gepleit voor het ophogen van het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel naar 55% ten opzichte van 1990. Om hierop voorbereid te zijn, is eerder dit jaar een ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest gestart om maatregelen in kaart te brengen om nationaal invulling aan een aanvullende opgave te geven. Hierover heb ik uw Kamer op 19 juni jl. per brief geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr. 534). Tevens vragen de leden wanneer de resultaten worden verwacht van de ambtelijke studiegroep. Het streven van de studiegroep was om het rapport eind 2020 af te ronden, inmiddels heb ik begrepen dat dit begin 2021 wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

20

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat de Minister niet van plan is de Energieraad bij te wonen. Deze leden wijzen er op dat het Europese energiebeleid van groot belang is en vragen waarom de Minister afwezig is.

Antwoord

Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda is deze Energieraad omgezet in een virtuele videoconferentie, waardoor er geen besluitvorming tijdens deze raad mogelijk is.

Aangezien er geen politieke besluitvorming voorligt en er een gering aantal discussiepunten op de agenda staan, zal ik mij hoogambtelijk laten vervangen. Dit laat onverlet dat ik het volledig met de leden van de GroenLinks-fractie eens ben dat het Europees energiebeleid van groot belang is.

Waterstof

21

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de moeilijkheden rondom de voorwaarden voor het subsidiëren van waterstof ook onderwerp van gesprek zal zijn tijdens de Energieraad.

Antwoord

De voorwaarden voor subsidiëren van waterstof staan niet specifiek op de agenda. Lidstaten hebben natuurlijk wel de mogelijkheid om in hun inbreng hier aandacht voor te vragen en ik beoog dat bij onze inbreng dan ook te doen.

22

Deze leden lezen dat de Minister ruimte wil bieden aan CO2-arme waterstof. Deze leden vragen of bij het beoordelen van CO2-arme waterstofprojecten volgens de Minister gerekend moet worden met de broeikasgasuitstoot van de hele keten.

Antwoord

Het kabinet ziet een belangrijke rol voor CO2-arme waterstof (zowel blauwe waterstof op basis van aardgas met CO2-afvang als waterstof op basis van CO2-arme elektriciteit) bij het realiseren van kosteneffectieve CO2-reductie in Nederland. Bij de SDE++, waar projecten subsidie kunnen aanvragen voor elektrolyse of de CO2-afvang voor productie van blauwe waterstof, kijk ik alleen naar de verwachte CO2-reductie in Nederland. Dat betekent dat ik de keten alleen betrek zoverre deze zich in Nederland bevindt. Bij toekomstige subsidieregelingen zal ik daarvoor altijd weer een nieuwe afweging moeten maken.

Hernieuwbare energie op zee

23

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de North Sea Wind Power Hub geconcretiseerd is. Is dit onderdeel van de raadsconclusies? Wil de Minister zich hiervoor inzetten? In hoeverre is de Brexit hierbij een obstakel?

Antwoord

North Sea Wind Power Hub is een concept van geïntegreerde «hubs» en infrastructuur (voor elektronen en (waterstof)moleculen) op de Noordzee. Het NSWPH-consortium bestaat uit TenneT (Nederland en Duitsland), Gasunie, Energinet (de Deense netbeheerder) en Havenbedrijf Rotterdam. Het consortium werkt aan verschillende analyses en heeft ook al meerdere studies uitgevoerd. Het project is opgenomen op de Europese Project of Common Interest (PCI) lijst. Deze PCI-status toont de waarde aan die door de Europese Commissie (en door de ondersteunende lidstaten Nederland, Duitsland en Denemarken) aan dit project wordt toegekend. Ook heeft NSWPH recent een significante Europese subsidie voor trans-Europese infrastructuurprojecten toegekend gekregen om verdere analyses uit te voeren.

North Sea Wind Power Hub is geen concreet onderdeel van de raadsconclusies. Wel hebben de (betreffende) lidstaten onder andere concepten zoals NSWPH in gedachten als er in de raadsconclusies gesproken wordt over grensoverschrijdende projecten. Ik ben zeer geïnteresseerd in de ontwikkelingen en onderzoeksresultaten van NSWPH. Voor NSWPH vormt Brexit op dit moment geen obstakel, omdat het project in eerste instantie opties verkend tussen Nederland, Duitsland en Denemarken.

24

Zijn er andere concrete grensoverschrijdende projecten waar de Minister zich op wil richten?

Antwoord

TenneT verkent de mogelijkheden voor een grensoverschrijdend project «WindConnector» met het VK vanaf windpark IJmuiden Ver. Er liggen verschillende opties op tafel waarvoor onder andere kosten-batenanalyses zijn of worden uitgevoerd. Ik volg de resultaten van deze analyses van TenneT en de Britse partners met interesse.

Ook ben ik momenteel in gesprek met Denemarken over een mogelijke aanvulling op het MoU dat we dit jaar in juni hebben ondertekend (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 614). In dat MoU spraken we onder andere af samenwerkingsmogelijkheden te verkennen op het gebied van grensoverschrijdende projecten. Momenteel verkennen we een mogelijke samenwerking rondom de Deense plannen voor een energie-hub in de Noordzee. Zodra ik hierover meer duidelijkheid heb, zal ik de Tweede Kamer uiteraard informeren.

25

Is de Minister bereid om Nederlandse showcases voor de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie te identificeren en aan te leveren en hiervoor ondersteuning te vragen binnen de Routekaart Energie uit Water?

Antwoord

Er wordt in de Europese Strategie voor hernieuwbare offshore-energie niet gevraagd naar showcases, die zullen wij niet aandragen. Begin 2021 zal ik uw Kamer de eerder aangekondigde verkenning sturen over Energie uit Water.

Overig (Nord Stream 2 en Gasrichtlijn)

26

De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over de naderende voltooiing van gaspijpleiding Nord Stream 2.

Deze leden vragen of de Minister kennis heeft genomen van het feit dat de aanleg van deze gaspijpleiding – die enkele tijd is stopgezet – verder wordt hervat.14 Deze leden vragen de Minister hoe eventuele operationalisering van deze gaspijpleiding zich verhoudt tot enkele lopende rechtszaken over een mogelijke nietigverklaring of afwijking van (aspecten van) de nieuwe Gasrichtlijn.15 Worden deze eerst afgerond voordat deze gaspijpleiding daadwerkelijk in gebruik kan worden genomen? Tevens vragen deze leden op welke wijze de toepassing van de Gasrichtlijn getoetst zal worden op Nord Stream 2. Is de Minister bereid om na voltooiing van Nord Stream 2 te pleiten voor het strikt toepassen van de Gasrichtlijn, conform de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s.?16 Is de Minister het met deze leden eens dat deze toetsing moet plaatsvinden vóórdat de pijpleiding operationeel wordt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister daarbij toelichten wat het precieze verschil is tussen een ontheffing en een afwijking van de Gasrichtlijn, waar gaspijpleidingen uit derde landen aanspraak op kunnen maken?

Antwoord

Ik zal deze vragen op een later moment beantwoorden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de – beperkte – geannoteerde agenda van de Energieraad van 14 december 2020. Het Duits voorzitterschap was voornemens om raadsconclusies over waterstof en hernieuwbare energie op zee aan te nemen. Echter, doordat de Energieraad is omgezet in een virtuele informele videoconferentie, is besluitvorming tijdens de Raad niet mogelijk. Wel willen deze leden van de mogelijkheid gebruik maken om nogmaals aan te geven wat zij belangrijk vinden bij de toekomst van waterstof.

27

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister in gaat zetten op gebruik van vooral groene waterstof. Welke maatregelen zijn er precies nodig? Welke maatregelen worden daar al voor getroffen?

Antwoord

Voor het mogelijk maken van grootschalige productie en toepassing van groene waterstof is eerst kostenreductie en opschaling nodig. Om dit te bevorderen wordt er gewerkt aan passend financieel instrumentarium voor onderzoek, opschaling en uitrol. De financiële ondersteuning van deze nog niet marktrijpe technologie zal deels ook uit Europese middelen komen. Daarnaast wordt onderzocht hoe opschaling en kostendaling kan worden versneld door de koppeling aan opschaling van hernieuwbare energie, met name wind op zee. Met het onderzoek Hyway27 wordt de infrastructuurbehoefte voor waterstof in kaart gebracht. Ook in de op te richten industrieclusters (CES) zal de infrastructuurbehoefte voor onder meer waterstof geïnventariseerd worden. In Europees verband zal de Europese Commissie volgend jaar met voorstellen komen voor de herziening van de Europese gaswetgeving. Hierin zal ook aandacht zijn voor het marktordeningskader voor waterstof en de eventuele rol hier in voor netbeheerders. Daarnaast wordt in het kader van de aanstaande implementatie van de Richtlijn voor Hernieuwbare Energie (RED II) gewerkt aan de ontwikkeling van een classificatie- en certificeringsysteem en een systeem van garanties van oorsprong. Dit draagt bij aan het stimuleren van productie en gebruik van groene waterstof. Met de herziening van het milieusteunkader zal de Europese Commissie ook de vraag meenemen hoe CO2-vrije waterstof in voldoende mate ondersteund kan worden, zonder dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. In de Kabinetsvisie waterstof is meer uitgebreid weergegeven welke maatregelen nodig zijn en al worden getroffen (zie ook antwoord op vraag drie van de leden van de SP). Dit jaar zal de Kamer hierover een voortgangsrapportage ontvangen.

28

Hoe worden bijvoorbeeld (oude) huizen gereed gemaakt om over te stappen op waterstof?

Antwoord

Waterstof heeft potentie om op langere termijn een belangrijke bijdrage te leveren aan de verwarming van de gebouwde omgeving. Voor dit kan gebeuren moeten nog belangrijke vragen worden beantwoord rond toepasbaarheid, veiligheid, beschikbaarheid, duurzaamheid en betaalbaarheid. De komende jaren wordt, onder andere in het nationaal waterstofprogramma, hieraan gewerkt. Doel is om de randvoorwaarden voor het veilig toepassen van waterstof in de gebouwde omgeving op orde te krijgen. Om al wel zoveel mogelijk kennis op te doen, zal er een aantal gerichte pilots in de gebouwde omgeving in de periode 2020–2025 gerealiseerd worden.

Er zijn diverse manieren waarop waterstof een rol kan spelen bij de invulling van de warmtevraag in de bestaande bouw. Het kan worden ingezet op woningniveau, bijvoorbeeld in hoogrendementsketels (HR-ketel), in hybride warmtepompen en in kleine warmtekrachtkoppelingen (micro-WKK met brandstofcellen). Maar het kan ook worden ingezet via collectieve warmtesystemen, zoals blokverwarming en centrale stadsverwarmingsnetten, als primaire brandstof of als hulpmiddel om de piekvraag te voldoen. Verschillende manieren van gebruik van waterstof vragen om verschillende aanpakken. Er zal worden onderzocht hoe waterstof optimaal kan worden ingezet, bijvoorbeeld door het te gebruiken in combinatie met een hybride warmtepomp zodat waterstof alleen nodig is voor de piekvraag. Omdat de beschikbaarheid van groene waterstof naar verwachting nog beperkt zal zijn, zal waterstof in de gebouwde omgeving daarom in eerste instantie worden gebruikt voor gebouwen en wijken die moeilijk op andere wijze te verduurzamen zijn. Gezien de onzekerheid in de beschikbaarheid van waterstof kunnen (buiten de pilots) nog geen concrete wijken of woningen aangewezen worden die zullen overstappen op waterstof. Wel kan alvast ingezet worden op isolatie en energiebesparende maatregelen in deze woningen.

29

Hoe ziet de Minister zijn eigen rol? Is het niet belangrijk voor de rijksoverheid om de regie in handen te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals aangegeven in de Kabinetsvisie waterstof neemt het kabinet de regie. Met name als het gaat om het vervullen van de noodzakelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de markt voor duurzame waterstof. Hiervoor is een beleidsagenda opgesteld die aangeeft langs welke lijnen de overheid werkt aan wet- en regelgeving, infrastructuur, financiële instrumenten voor onderzoek en opschaling, stimulering van vraag, en ondersteunend regionaal en internationaal beleid. De ontwikkeling van een markt is uiteraard een gezamenlijke publiek-private inspanning, waarbij bedrijven en kennisinstellingen gaan investeren in toepassingen en innovatie.

30

En de industrie? Wat doen de gas- en oliebedrijven zelf om over te stappen naar groene waterstof? Hoeveel investeren zij? Welke maatregelen treffen zij al om over te stappen op groene waterstof?

Antwoord

Met het klimaatakkoord heeft de industrie de ambitie uitgesproken 14,3 Mton extra CO2-emissie te reduceren in 2030. Groene waterstof is daarbij een van de mogelijkheden om de transitie vorm te geven.

Het kabinet is bekend met meerdere voorstellen vanuit de industrie om te investeren in groene waterstofproductie. Deze bevinden zich nog niet in de fase dat er al daadwerkelijk geïnvesteerd wordt, maar in de fase van haalbaarheid en «Front-end engineering design» (FEED) studies. Daarnaast geven de plannen van verschillende industrieclusters een prominente rol aan groene waterstof voor het energiesysteem in de toekomst. Nu zijn er nog geen definitieve investeringsbeslissingen genomen voor projecten. Er zijn echter wel gevorderde plannen voor elektrolyse verbonden aan wind op zee, zie bijvoorbeeld de plannen voor het conversiepark voor groene waterstof in de haven van Rotterdam. Er is een aantal partijen (waaronder olie en gasbedrijven) dat hiervoor interesse heeft getoond. Ik ben in gesprek met de betreffende partijen omtrent hun plannen.

Uit studies komt naar voren dat investeringen in elektrolysers samen moeten gaan met investeringen in infrastructuur, de opschaling van hernieuwbare energie om de elektrolysers te voeden en ten slotte mogelijke aanpassingen aan installaties aan de vraagkant om de groene waterstof te benutten. Hiermee is er een wederzijdse afhankelijkheid en dit vraagt om een gecoördineerde aanpak. Het rijk neemt hier regie in. Via de regionale industrieclusters (CES) wordt gekeken naar de investeringen die op clusterniveau nodig zijn om de transitie naar een duurzame productie te maken. De werkgroep Power to Industry (P2I) als onderdeel van de industrietafel, met vertegenwoordigers van elektriciteitssector, industrie, netbeheerders en het Rijk, werkt daarnaast aan een routekaart elektriciteit. Deze routekaart zal inzicht geven in de elektrificatiemogelijkheden van de industrie en de daarvoor benodigde randvoorwaarden.

31

De leden van de SP-fractie realiseren zich dat grijze waterstof veel goedkoper is voor fossiele industrie dan blauwe of groene waterstof. Is de Minister bereid alleen subsidies te verstrekken wanneer bedrijven alleen groene waterstof gaan produceren?

Antwoord

Nee, binnen het klimaatbeleid streef ik naar het stimuleren van kosteneffectieve CO2-reductie. Waar de inzet van blauwe waterstof leidt tot kosteneffectieve CO2-reductie en past binnen de gestelde voorwaarden voor CO2-afvang voor de SDE++ kunnen bedrijven met dergelijke projecten in aanmerking komen voor een subsidie.

32

Deze leden vinden het zeer ongepast om Shell een subsidie van 1,6 miljoen euro te geven. Dit soort grote bedrijven zijn prima in staat de kosten te dragen die er voor moeten zorgen dat energie duurzamer wordt. Gaan dit soort subsidies ook naar de Duitse en Noorse energiereuzen die zich nu aansluiten bij het waterstofproject in het Noorden van het land? Welke voorwaarden zijn er verbonden aan die subsidies? En hoe groen is het waterstof waar zij op inzetten?

Antwoord

De leden van de SP-fractie verwijzen waarschijnlijk in deze vraag eerst naar het project in Emmen en vervolgens naar het waterstofproject North2. Er zijn op dit moment veel bedrijven actief met het ontwikkelen van projectvoorstellen en het uitvoeren van haalbaarheidsstudies. Om grootschalige toepassing van duurzame waterstof mogelijk te maken is innovatie, demonstratie, kostenreductie en opschaling nodig. Hiervoor zijn verschillende subsidies beschikbaar, met per regeling specifieke voorwaarden. Deze voorwaarden worden mede bepaald door Europese staatssteunkaders. Op dit moment is er nog geen sprake van een subsidie die verleend is aan het project NortH2. Dit project richt zich op waterstof gemaakt uit elektriciteit afkomstig van een windpark. Daarbij zou er dus sprake zijn van groene waterstof.

33

Deze leden vragen wat de stand van zaken is bij het waterstofproject in het noorden van het land. Hoeveel subsidie gaat er naar het Noord-Nederland? Welk deel is Europese subsidie, welk deel komt van het kabinet? Waar komen deze subsidies terecht?

Antwoord

Ik ga er van uit dat in deze vraag wederom wordt verwezen naar het NortH2 project. De betrokken bedrijven voeren haalbaarheidsstudies uit naar de mogelijkheden van een waterstofproject. Op maandag 7 december heeft het consortium aangegeven dat er extra bedrijven zijn toegetreden. Op dit moment is er geen sprake van subsidieverlening aan het project NortH2.

34

Kan de rijksoverheid garanderen dat die 12.000 banen die beloofd worden, aan inwoners van de noordelijke provincies toekomen? Wat voor soort banen zijn dit? Welke stappen gaat de Minister nemen om mensen naar die banen toe te geleiden?

Antwoord

De SP-leden refereren naar 12.000 banen die genoemd worden in het persbericht over NortH2. Ik heb geen directe betrokkenheid bij dit bericht, noch bij het NortH2-project en kan dus niet verder ingaan op deze vraag.

35

De leden van de SP-fractie zijn het oneens met het verlenen van subsidies aan de bouw van waterstoffabrieken. De CO2-uitstoot lijkt juist toe te nemen door de manier van opwekken van benodigde elektriciteit voor de elektrolyse. Kan de Minister uitleggen hoe klimaatsubsidies uit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), een CO2-reductiesubsidie, hier gerechtvaardigd zijn? Hoe bestaat het dat geld, dat mede is opgebracht door huishoudens, geïnvesteerd kan worden in toename van CO2-uitstoot?

Antwoord

De SDE++ houdt bij alle technieken rekening met de CO2-uitstoot die vrij kan komen bij het opwekken van de benodigde elektriciteit. De SDE++ geeft daarom alleen subsidie aan waterstoffabrieken voor het aantal uren in het jaar dat er voldoende elektriciteit uit hernieuwbare bronnen beschikbaar is, die anders mogelijk onbenut blijft. Op deze manier verleen ik alleen subsidie aan waterstofproductie die daadwerkelijk CO2 reduceert.

36

De leden van de SP-fractie vragen verder welke rol de fossiele industrie heeft in Europa. Kan inzichtelijk gemaakt worden welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven hebben op de Green Deal? Waarom is deze lobby zo onzichtbaar?

Antwoord

Ik beschik niet over informatie over welke invloed lobbyisten van fossiele bedrijven hebben op de Green Deal. Voor elk Commissievoorstel, zo ook voor de Green Deal en daaruit voortvloeiende onderliggende voorstellen, geldt dat er publieke consultaties worden uitgeschreven zodat elke Europese burger, maar ook bedrijven, brancheorganisaties en NGO’s hun mening hierop kunnen geven.

37

Welke ambitie heeft de Europese Unie wanneer het om groene waterstof gaat? Wat is het Europese idee over grijze en blauwe waterstof? Welke voorwaarden zijn er aan het verkrijgen van Europese subsidies?

Antwoord

De ambitie van de EU is om zo snel mogelijk tot een opschaling van de productie van groene waterstof te komen. Het streven is om 2026 in de EU een geïnstalleerde capaciteit aan hernieuwbare waterstof van 6 gigawatt te kunnen realiseren om vervolgens in 2030 een totaal van 40 gigawatt aan waterstof elektrolyse capaciteit te bereiken. Binnen deze strategie zullen ook andere vormen van CO2-arme waterstoffen zoals blauwe waterstof nodig zijn om op korte termijn tot een snelle reductie van CO2-emissies te komen. Blauwe waterstof helpt daarnaast met de opbouw van de infrastructuur die nodig is voor een brede inzet van groene waterstof na 2030. In de periode van 2030 tot 2050 moeten hernieuwbare waterstoftechnologieën tot volle ontwikkeling komen en op grote schaal worden ingezet in met name sectoren die moeilijk op andere wijze koolstofarm/vrij te maken zijn.

38

Is de Minister bereid te pleiten voor het subsidiëren binnen Europa van groene waterstof en het verlagen en/of stoppen van subsidies van grijze en blauwe waterstof?

Antwoord

Het kabinet zal in EU-verband pleiten voor ruimte voor het subsidiëren van zowel groene als andere vormen van CO2-arme waterstof, maar tegen het subsidiëren van CO2-intensieve, grijze waterstof.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Biomassa

39

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister graag pronkt met het feit dat Nederland het meest verregaande biomassabeleid, met de striktste duurzaamheidseisen, ter wereld heeft. Deze leden trekken de striktheid van de duurzaamheidseisen in twijfel. Uit allerlei onderzoek blijkt dat de subsidies voor houtige biomassa houtkap elders aanwakkeren en stimuleren. Onderzoek, gedaan door Argos17, concludeert dat de houtkap in Estland tussen 2014 en 2019 is verdubbeld en dat in Natura 2000-gebieden de houtkap ruim drie keer zo groot is. Bovendien meldt Argos dat de Estse overheid de regels voor houtkap in 2015 heeft versoepeld en dat er veel onrust onder de bevolking van Estland is met betrekking tot het bosbeleid en de geobserveerde kaalkap. De Minister zegt dat de toename in houtkap hoort bij een land dat de houtproductie verhoogt, en dat bomenkap op het niet-beschermde deel toeneemt. De Minister zegt dat op het beschermde deel van Estland niet wordt gekapt. Ook refereert de Minister aan het feit dat al het hout, dat naar Nederland komt, gecertificeerd is. Onderzoekers van Argos melden echter dat de certificatie niet transparant is en dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd als ze willen weten wie de certificatie controleert en hoe. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zou een protocol hebben voor wie wat moet doen om biomassa een certificaat te geven, maar meldt daarbij dat RVO niet zelf in de bossen controleert. Deze leden merken op dat het op papier beschermen van bos niet hetzelfde is als in de werkelijkheid, zeker niet wanneer er niet gecontroleerd of gehandhaafd wordt.

Kan de Minister aangeven hoe de regels met betrekking tot bosbeleid en houtkap zijn versoepeld in Estland? Is bekend hoe in Estland toezicht, controle en handhaving van de regels worden uitgevoerd? Is het de Minister bekend hoeveel, en hoe vaak, er gecontroleerd wordt? Kan de Minister het protocol van RVO met de Kamer delen?

De leden van de PvdD-fractie lezen ook dat de onderzoekers melden dat er kaalkap plaatsvindt in gebieden waar bomen groeien die door de bosbeheerder als hout van lage kwaliteit worden gezien. Dit betekent dus dat het hout niet geschikt is om er meubels van te maken. Dit betekent echter niet dat het bos geen ecologische kwaliteit heeft of dat het bos geen CO2 opslaat. Maar omdat het als hout van lage kwaliteit wordt bestempeld, kan dit hout onder de noemer van resthout in de Nederlandse ovens verdwijnen, gecertificeerd en al. Deze leden merken op dat de kwestie of er sprake is van duurzame biomassa inderdaad afhangt van definities en regels.

Wat is de definitie van resthout? Klopt het dat hele grote, zeventig jaar oude bomen ook als resthout worden gezien, wanneer zij niet in de zaagmachines passen of wanneer zij economisch gezien geen waarde hebben?

Beaamt de Minister dat het opbranden van hele grote oude bomen niet wenselijk is vanwege de rol die zulke bomen hebben in het opvangen van koolstof en voor de biodiversiteit?

Onderzoek18 heeft aangetoond dat juist oude en grote bomen een hele belangrijke rol spelen in de bosecologie. Additioneel aan de rol die oude bomen spelen in CO2-opslag en biodiversiteit, is hun essentiële rol ondergronds. Daar vormen bomen en schimmels partnerschappen, die bekend staan als mycorrhiza's, waarin water en voedingsstoffen, zoals fosfor en stikstof, onderling en met andere bomen in het bos worden uitgewisseld. Jonge bomen krijgen hulp van oude bomen. Dit betekent dat de bomen een bos maken. Zonder de aanwezigheid van andere bomen, zijn op zichzelf staande bomen gevoeliger voor weersveranderingen en ziektes. Kortom, het weghalen van oude bomen, die misschien vanuit een economisch perspectief weinig te bieden hebben, past in een zeer beperkt korte termijn denken, dat de biodiversiteits- en klimaatcrisis verergert.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat de vraag of wat er in Estland gebeurt juridisch mag, afhankelijk is van welke regels worden gehanteerd en welke definities worden gebruikt met betrekking tot bostype. Bomenkap en kaalkap is bijvoorbeeld niet verboden in Natura 2000-gebieden, maar misschien wel onwenselijk.

Kan de Minister aangeven wat de definitie van oerbos en oude bossen volgens de Europese Unie is, hoeveel oerbos en oud bos er nog in Europa is en waar deze zich bevinden? Beaamt de Minister dat oude bossen en oerbossen beschermd zullen worden onder de nieuwe bossenstrategie van de Europese Unie? Hoe zal dit gecontroleerd worden?

Zoals eerder genoemd door deze leden, is bomenkap en kaalkap inderdaad niet verboden in Natura 2000-gebieden, maar de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen verbieden wel dat biodiversiteit achteruitgaat. Omdat de biodiversiteit in Europa achteruit holt en omdat volgend jaar een nieuw mondiaal biodiversiteitsverdrag wordt vastgelegd, is het essentieel dat Europa haar eigen biodiversiteitsafspraken naleeft. Ook wanneer de Minister het niet eens is met de onderzoeksresultaten, zou het hem sieren om de claims dat er mogelijk beschermd bos wordt gekapt en dat mogelijk de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen worden overschreden, ordentelijk te laten onderzoeken.

Is de Minister bereid een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar het naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen aan te vragen bij de Europese Commissie, aangezien de Minister aangeeft dat het aan de Europese Commissie is om op regels van de Europese Unie toe te zien? Zo nee, waarom niet? Hierbij willen deze leden melden dat onlangs de Poolse regering op het matje is geroepen voor de afwezigheid van de juiste regels met betrekking tot naleven van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen19. In dit geval ontbrak in Polen de mogelijkheid voor het volk om een gang naar de rechter in werking te stellen met betrekking tot Habitat- en Vogelrichtlijnen. Is de Minister, met deze kennis, bereid om voor alle Europese landen dit onderzoek aan te vragen?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat er de komende tijd debatten plaatsvinden in Europa over onder andere het herzien van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).20 In deze richtlijn is opgenomen dat biomassa CO2-neutraal is vanuit de gedachte dat nieuwe bomen worden terug geplant. Wetenschappers toonden al eerder aan dat biomassa van hele oude bomen niet CO2-neutraal is, omdat het zeventig jaar duurt voor een nieuwe boom is terug gegroeid, nadat een zeventig jaar oude boom is verbrand. Is de Minister bereid om de CO2-neutraliteit van houtige biomassa aan de orde te stellen en op te roepen tot het meenemen van de reële CO2-uitstoot van biomassacentrales? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik zal deze vragen op een later moment beantwoorden.

Waterstof

De leden van de PvdD-fractie hebben ook kennisgenomen van de Europese waterstofstrategie en de ambities van het kabinet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Uit de reactie van de Minister op de Europese waterstofstrategie blijkt dat het kabinet een positieve houding aanneemt ten aanzien van de strategie om waterstof op te schalen naar zes gigawatt in 2024. De Minister heeft de ambitie om in te zetten op opschaling van de productiecapaciteit voor groene waterstof tot circa 500 megawatt in 2025 en 3–4 gigawatt in 2030, zo lezen deze leden. Voor de opschaling van waterstof benoemt de Europese Commissie vijf opties, zoals een aanscherping van het ETS bij de mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2-reductie in 2030. De Minister meent dat deze aanscherping cruciaal is.

40

Deze leden willen weten of de Minister erkent dat het zo voorzichtig introduceren van de Nederlandse CO2-heffing, waarbij bedrijven pas in 2024 hiervan gevolgen zullen ondervinden, haaks staat op de reactie van het kabinet dat een aanscherping van het ETS cruciaal is voor zowel het borgen van kosteneffectieve CO2-reductie, alsook het behalen van een mogelijke ophoging van de Europese klimaatambitie tot 55% CO2 reductie in 2030 en het behalen van waterstofproductie?

Antwoord

Ten tijde van het Klimaatakkoord was er nog geen sprake van de Green Deal. Het Kabinet heeft toen gekozen voor een ambitieus klimaatdoel en nationale borging. De voorzichtige start van de heffing geeft bedrijven hierbij de kans om maatregelen te nemen en verkleint het risico op weglek, terwijl het reductiedoel in 2030 geborgd blijft. Ondanks de voorzichtige start is de heffing wel in 2021 al effectief. Alleen bedrijven die nu op de EU-ETS benchmark presteren, en dus tot de 10% meest efficiënte bedrijven horen, voelen de heffing pas na 2024. Bedrijven die nu minder efficiënt produceren, zullen dus al voor 2024 met de heffing te maken krijgen. De Europese Commissie heeft nu voorgesteld om het Europese reductiedoel voor 2030 te verhogen tot 55%. Het kabinet is blij met deze ambitie en heeft hier ook voor gepleit. Zowel vanuit het perspectief van het mondiale klimaatprobleem als voor onze concurrentiepositie. De heffing is ook zo vormgegeven dat deze met het ETS mee-ademt. Wordt ETS strenger, dan neemt het additionele effect van de heffing af. Hoe de verhoging van de Europese reductiedoelstelling doorwerkt in concrete maatregelen en hoe dit doorwerkt op de nationale reductiedoelstellingen is echter nog niet duidelijk. De studiegroep onder leiding van Laura van Geest denkt op dit moment na wat dit betekent voor Nederland.

41

De tweede optie, zo lezen deze leden, is het herzien van de Hernieuwbare Energierichtlijn (RED II), zodat waterstof hierin kan worden opgenomen. De Minister laat weten tevreden te zijn over het voorstel om CO2 te traceren bij emissie, opvang, gebruik en hergebruik, omdat hiermee de circulaire economie en het gebruik van Carbon capture and utilization (CCU)-processen bevorderd wordt. Deze leden willen weten of de Minister het traceren van CO2 ook nastreeft voor biomassa. Deze leden menen dat het voor de atmosfeer niet uitmaakt of de Minister blijft vasthouden aan de gedachte dat biomassa vanuit de Europese Unie als CO2-neutraal wordt gezien. Daarom willen deze leden weten of de Minister het traceren van CO2 van biomassa wil bevorderen in Europa, aangezien dit tot een transparante en eerlijke boekhouding zou leiden. Zo nee, wat heeft de Minister hier op tegen?

Antwoord

de leden van de PvdD vragen mij of ik voornemens ben CO2 ook te traceren bij biomassa en dat wil bevorderen in Europa. Binnen het bestaande systeem gebeurt dit al, aan de productiekant (het bos). Het is derhalve overbodig om dit ook aan de verbruikskant (de elektriciteitscentrale) te bepalen, te meer omdat de uitstoot in de internationale afspraak op nul gesteld is.

Als derde optie noemt de Europese Commissie dat de financiële taxonomie ervoor moet zorgen dat schone waterstofprojecten als zodanig in beeld komen bij financiers. De Minister vindt het van belang dat de taxonomie daarnaast bij waterstofprojecten ruimte laat voor transitionele activiteiten, zoals blauwe waterstof in de transitie van grijs naar groen. Hierbij moet door deze leden opgemerkt worden dat de Europese Commissie onlangs heeft laten weten dat ze geen toestemming geeft voor het subsidiëren van de productie van groene waterstof, omdat er niet genoeg duurzame elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd. De Europese Commissie is bezorgd dat, door het tekort aan hernieuwbare energie, de productie van groene waterstof zal leiden tot extra elektriciteitsproductie van fossiele centrales. Daarom komt in 2023 groene waterstof voor het eerst in aanmerking voor subsidie via de SDE++. Hierbij moet door deze leden worden opgemerkt dat blauwe waterstof wel een SDE++ subsidie kan ontvangen voor afvang en opslag van de vrijkomende CO2.

De leden van de PvdD-fractie zijn positief ten aanzien van groene waterstof en zien belangrijke mogelijkheden voor deze vorm van energie weggelegd. Deze leden zijn echter geen voorstander van grijze of blauwe waterstof waarbij fossiele energie wordt gebruikt. Deze leden zien dit als een inefficiënte voorzetting van het gebruik van fossiele brandstoffen, aangezien het produceren van waterstof veel energie vergt.

42

Kan de Minister aangeven hoeveel energie er nodig is en hoeveel er verloren gaat bij de productie van blauwe waterstof? Wat is de energie-efficiëntie? Erkent de Minister dat de productie van blauwe waterstof minder efficiënt is dan wanneer de fossiele brandstoffen direct in energie waren omgezet?

Antwoord

Bij de productie van blauwe waterstof wordt de CO2, die vrijkomt bij het omzetten van aardgas in waterstof, afgevangen en opgeslagen. Dit proces van CO2-afvang en opslag vergt energie, waardoor de opslag van CO2 leidt tot additionele CO2-emissies als gevolg van de benodigde energie voor de afvang, zuivering, compressie, transport en injectie. Deze hoeveelheid additionele CO2 bedraagt circa 10–15% van de hoeveelheid afgevangen en opgeslagen CO2.

Blauwe waterstof draagt in tegenstelling tot grijze waterstof bij aan de reductie van CO2-emmissies en is daarmee niet inefficiënt, maar helpt de industrie om op korte termijn meters te maken met CO2 reductie en de transitie te maken van aardgas naar schone en uiteindelijk groene waterstof als energiebron en grondstof.

43

Erkent de Minister dat doorgaan met energieopwekking uit fossiele bronnen betekent dat onder andere de industrie gewoon door kan gaan met het gebruik van energie en grondstoffen? Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleert en inefficiënt is?

Antwoord

De industrie kan pas volledig overgaan op het gebruik van niet-fossiele energie en grondstoffen als die voldoende beschikbaar zijn en productietechnieken daarvoor voldoende volwassen. Dat is nog niet het geval. Dat neemt niet weg dat bedrijven door onder meer de CO2-heffing van het kabinet worden gedwongen om hun productieprocessen aan te passen om efficiënter en schoner te gaan produceren. De inzet van blauwe waterstof en afvang van CO2 is niet inefficiënt, maar met name voor een aantal grote bedrijven een belangrijke tussenstap om tot aanzienlijke CO2-reductie te komen, op weg naar uiteindelijk volledig duurzame productie op basis van hernieuwbare energie, inzet van groene waterstof en circulaire grondstoffen.

44

Erkent de Minister dat het stimuleren van blauwe waterstof haaks staat op de klimaatdoelstellingen alsook de wens om in te zetten op groene waterstof?

Antwoord

Nee. Zoals het kabinet uiteen heeft gezet in haar waterstofvisie – en ook de Europese Commissie in haar waterstofstrategie is onderschreven – kan blauwe waterstof een belangrijke rol vervullen om op termijn te komen tot een volledig duurzame energie- en materiaalvoorziening op basis van groene waterstof én tijdige reductie van CO2-emissies op kortere termijn. Op dit moment is nog onvoldoende groene waterstof voorhanden om grijze waterstof te vervangen en voldoende CO2-reductie te realiseren. Daarnaast is het nu nog te duur voor bedrijven om grootschalig te worden toegepast. Inzet van blauwe waterstof maakt een snellere CO2-reductie op korte termijn mogelijk en helpt met de opbouw van de infrastructuur die nodig is voor een brede inzet van groene waterstof na 2030. Om te zorgen dat groene waterstof breed inzetbaar en concurrerend wordt, wil het kabinet inzetten op de ondersteuning van de opschaling van de groene waterstofproductie en stimulering van het gebruik.

45

Welke andere manieren of subsidieregelingen heeft de Minister in gedachten om groene waterstof te stimuleren? Kan de Minister concrete voorbeelden geven van de manier waarop hij hier invulling aan gaat geven?

Antwoord

De afgelopen maanden stonden in het teken van het verkennen van de mogelijkheden om binnen de bestaande kaders voor staatssteun voldoende ruimte te creëren voor het ondersteunen van de opschaling van groene waterstof in Nederland. Inmiddels bezie ik de mogelijkheden voor verruimde ondersteuning van pilots en demonstratieprojecten met groene waterstof, om zo de slagkracht van de DEI+ en de verbrede HER+ te vergroten. Voor het nieuwe instrument voor de tijdelijke exploitatiesteun ben ik inmiddels verschillende varianten aan het uitwerken die ik binnenkort via een openbare consultatie bij marktpartijen zal toetsen. Daarnaast onderzoek ik tendermodellen voor de combinatie van windenergie op zee en elektrolyse op land en de mogelijkheid voor een administratieve bijmengverplichting. Voor het einde van het jaar stuur ik nog een brief naar Uw Kamer waarin ik de voortgang sinds het uitkomen van de kabinetsvisie waterstof beschrijf en ook specifiek in ga op de mogelijkheden voor het verder stimuleren van groene waterstof.

46

Welke rol speelt CO2-heffing volgens de Minister in het stimuleren van groene waterstof?

Antwoord

De CO2-heffing speelt een belangrijke rol in het stimuleren van schone technologieontwikkeling, waaronder groene waterstof, doordat het een prijs zet op de uitstoot van industriële CO2-emissies. De heffing draagt bij doordat het gaat lonen te investeren in CO2-arme waterstof in plaats van grijze waterstof. Bijvoorbeeld in het afvangen van CO2 of elektrificatie van de waterstofproductie. Groene waterstof vergt duurzaam opgewekte elektriciteit en daar draagt de heffing indirect aan bij. De elektriciteitssector valt immers niet onder de heffing, maar gebruik van groene waterstof kan wel helpen de CO2 uitstoot te verminderen, zodat de markt voor CO2-arme en dus ook groene waterstof van de grond komt. Een grotere vraag naar waterstof vanuit de industrie verbetert het verdienmodel voor de benodigde elektrolyseprojecten voor de opschaling van groene waterstof.

47

Onderschrijft de Minister dat, naast green taxonomy, juist ook alle investeringen, subsidies, belastingvoordelen en risicoafdekkingen die fossiele brandstoffen stimuleren in kaart gebracht moeten worden? En dat deze moeten worden afgebouwd, juist om groene waterstof een betere kans te geven?

Antwoord

In de Kamerbrief van 14 september 2020 over financiële prikkels voor fossiele brandstoffen in Nederland (Kamerstuk 32 813, nr. 566) heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën deze fiscale prikkels in kaart gebracht. In deze brief staat ook dat het Kabinet inzet op het afbouwen van deze prikkels. De reden van deze inzet is dat het geven van prikkels voor fossiele brandstoffen niet past bij de energietransitie en het realiseren van klimaatneutraliteit van de EU in 2050. De afbouw is heeft dus betrekking op de gehele energietransitie. Deze is daarom niet exclusief gericht op groene waterstof, maar draagt natuurlijk wel bij aan het stimuleren ervan.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Minister geen steun biedt aan het voorstel van de Europese Commissie dat oproept tot een energiesysteem met het «energie-efficiëntie eerst» principe. De Minister vindt dat dit principe niet ten koste moet gaan van een kostenefficiënte route richting CO2-reductie. Naast een kostenefficiënte route moet er volgens de Minister rekening gehouden worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit en merkt de Minister op dat de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen in de samenleving grotendeels positief lijkt.

48

Deze leden vragen of de Minister van plan is om sociaal-maatschappelijke kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging.

Antwoord

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen weten of ik van plan ben om sociaal maatschappelijke kosten en baten ook mee te laten nemen in een afweging. Als bekend stuurt het kabinet op één hoofddoel, het reduceren van broeikasgasreductie. Dat neemt niet weg dat ik ook oog heb voor de eerlijkheid, haalbaarheid en betaalbaarheid van de transitie. Immers, iedereen moet kunnen deelnemen. Dit is ook zo opgenomen in de Klimaatwet.

49

Tevens vragen deze leden hoe de Minister in kan blijven zetten op een kostenefficiënte route, terwijl er jaarlijks miljarden gaan naar CO2-uitstoot door stimuleren van fossiele brandstoffen en houtige biomassa.

Antwoord

De leden van de PvdD vragen mij hoe ik kan blijven inzetten op een kostenefficiënte route, gegeven de stimulering van fossiele brandstoffen en houtige biomassa. Inzetten op een kostenefficiënte route is een bouwsteen onder het klimaatbeleid van dit kabinet. Over de financiële prikkels voor fossiele brandstoffen heb ik uw Kamer op 14 september jl. geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr.566). De rol van biogrondstoffen in de energietransitie is toegelicht in Kamerbrief over het duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr.617). Zoals toegezegd zal ik u voor het eind van het jaar nog informeren over een eindjaartal voor de beëindiging van de subsidies voor houtige biomassa voor lage temperatuurwarmte.

50

Welke rol heeft het versnellen van CO2-reductie gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Van Raan over het versnellen van CO2-reductie als criterium hanteren?21

Antwoord

De leden vragen ook welke rol het versnellen van CO2-reductie heeft gekregen in de kostenefficiënte route naar aanleiding van de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren. Versnelling van het terugdringen van CO2-emissies is het uitgangspunt geweest voor de strategie voor een geïntegreerd energiesysteem. Dat speelt dus een centrale rol. Het is voor het kabinet belangrijk dat de transitie op een kosteneffectieve manier wordt ingezet. Daarnaast dient bij de kostenefficiënte route steeds rekening gehouden te worden met de ruimtelijke inpasbaarheid en leefomgevingskwaliteit. Er moet ruimte zijn om te kiezen voor een lagere energie-efficiëntie, met meer duurzame opwekkingscapaciteit, indien dit leidt tot lagere systeemkosten.

51

Bovendien vragen deze leden of de Minister bij de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heeft meegenomen. Kan de Minister aangeven hoe kosteneffectiviteit volgens hem ten gunste kan komen van toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te voorkomen.

Antwoord

Bovendien vragen deze leden of ik bij de verdeling van kosten en baten over verschillende groepen ook jongeren en toekomstige generaties heb meegenomen en of ik kan aangeven hoe kosteneffectiviteit ten gunste kan komen van toekomstige generaties, aangezien volgens alle scenario’s het tempo van broeikasgasreductie nog steeds te laag ligt om een verdere opwarming van de aarde zo veel mogelijk te voorkomen. In haar Climate Target Plan komt de Commissie met een voorstel om het Europese 2030-doel op te hogen naar 55%. Als bekend heeft het kabinet hier de afgelopen jaren intensief voor gelobbyd. Met een 2030-doel van 55% broeikasgasreductie ten opzichte van 1990 blijft de EU op de goede weg om te kunnen voldoen aan de afspraken onder de Overeenkomst van Parijs, specifiek het binnen bereik houden van de 1,5 graden, en is een kosteneffectief pad naar klimaatneutraliteit in 2050 realistisch. Dit is in het belang van alle generaties, inclusief de jongeren.


X Noot
1

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 39

X Noot
2

Het Financieele Dagblad, 29 november 2020 «Initiatiefnemers: «Aanleg Nord Stream 2 komende week hervat'» (https://fd.nl/economie-politiek/1365804/initiatiefnemers-aanleg-nord-stream-2-komende-week-hervat)

X Noot
3

Kamerstuk 35 373, nr. 25

X Noot
4

Kamerstuk 35 373, nr. 4

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2960.

X Noot
6

The Moscow Times, 5 december 2020 «U.S. Calls for «Moratorium» on Nord Stream 2 Pipeline – Report» (https://www.themoscowtimes.com/2020/12/05/us-calls-for-moratorium-on-nord-stream-2-pipeline-report-a72249)

X Noot
7

Deutsche Welle, 4 december 2020 «Nord Stream 2: US lawmakers agree to widen sanctions on Russian-German pipeline» (https://www.dw.com/en/nord-stream-2-us-lawmakers-agree-to-widen-sanctions-on-russian-german-pipeline/a-55821737)

X Noot
8

Argos, 5 december 2020 «Beschermd bos belandt in energiecentrales» (https://www.vpro.nl/argos/lees/onderwerpen/money-to-burn/2020/beschermd-bos-belandt-in-energiecentrales.html#)

X Noot
9

The New York Times, 2 december 2020 «The Social Life of Forests» (https://www.nytimes.com/interactive/2020/12/02/magazine/tree-communication-mycorrhiza.html)

X Noot
12

Kamerstuk 32 813, nr. 545

X Noot
13

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 39

X Noot
14

Het Financieele Dagblad, 29 november 2020 «Initiatiefnemers: «Aanleg Nord Stream 2 komende week hervat'» (https://fd.nl/economie-politiek/1365804/initiatiefnemers-aanleg-nord-stream-2-komende-week-hervat)

X Noot
15

Kamerstuk 35 373, nr. 25

X Noot
16

Kamerstuk 35 373, nr. 4

X Noot
17

Argos, 5 december 2020 «Beschermd bos belandt in energiecentrales» (https://www.vpro.nl/argos/lees/onderwerpen/money-to-burn/2020/beschermd-bos-belandt-in-energiecentrales.html#)

X Noot
18

The New York Times, 2 december 2020 «The Social Life of Forests» (https://www.nytimes.com/interactive/2020/12/02/magazine/tree-communication-mycorrhiza.html)

X Noot
21

Kamerstuk 32 813, nr. 545

Naar boven