21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 639 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2017

Hierbij stuur ik uw Kamer de geannoteerde agenda van de Telecomraad die op 9 juni a.s. plaatsvindt.

De Raad begint met een beleidsdebat over de herziening van het regelgevend kader voor elektronische communicatie en het voorstel voor een verordening die de positie en taken van de organisatie van Europese nationale toezichthouders (BEREC) vastlegt. De Raad zal hierover een voortgangsrapportage vaststellen.

De Raad zal een algemene oriëntatie vaststellen over de verordening voor grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten.

Daarnaast presenteert het Maltees voorzitterschap een voortgangsrapportage over de herziening van de regels over e-privacy. Ook zal het Maltese voorzitterschap een terugkoppeling geven van de onderhandelingen met het Europees Parlement over de verordening Wifi4EU, en van de afgeronde onderhandelingen over de verordening wholesale roaming-markten.

Verder informeert de Commissie de Raad over de mid-term review van de Digitale Interne Markt Strategie en het European Digital Progress Report 2017. Ook informeert de Commissie de Raad over de voorgenomen activiteiten op gebied van cybersecurity, naar aanleiding van de recente cyberaanvallen in de EU met gijzelsoftware. Tot slot licht het inkomende Ests voorzitterschap het werkprogramma voor de tweede helft van 2017 toe.

Tot slot, per brief van 25 januari 2017 heeft uw Kamer mij verzocht een concept te sturen van mijn reactie op de openbare raadpleging van de Europese Commissie «Opbouw van een Europese data-economie». Ik heb besloten om niet op deze consultatie te reageren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

GEANNOTEERDE AGENDA TELECOMRAAD 9 juni 2017

Herziening regelgevend kader voor elektronische communicatie

Beleidsdebat

Tijdens de Raad vindt een beleidsdebat plaats over de richtlijn ter vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (COM/2016/590) en de verordening die de positie en taken van de organisatie van Europese nationale toezichthouders (BEREC) vastlegt (COM/2016/591). De Europese Commissie presenteerde hiervoor op 14 september 2016 voorstellen, waarover uw Kamer in een BNC-fiche is geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2235). De Raad zal een voortgangsrapportage aannemen, die zich richt op de regulering van toegang tot vaste netwerken en regulering van aanbieders van communicatiediensten.

Het voorstel voor het Europees wetboek voor elektronische communicatie wijzigt vier richtlijnen uit het huidig regelgevend kader voor elektronische communicatie (de kader-, machtigings-, toegangs- en universele dienstrichtlijn) en brengt ze samen in één richtlijn. Het belangrijkste doel is het verbeteren van de randvoorwaarden voor het realiseren van snelle digitale communicatieverbindingen in de EU. De Commissie wil daarnaast de regelgeving in lidstaten verder harmoniseren en geschikt maken voor nieuwe commerciële en technologische ontwikkelingen. Het voorstel kan worden onderverdeeld in vier thema’s: wijziging van de institutionele verhoudingen tussen nationale overheden en onafhankelijke nationale regelgevende instanties, regulering van toegang tot vaste netwerken, het beheer van radiospectrum voor mobiele netwerken en regulering van aanbieders van communicatiediensten.

In het voorstel worden nieuwe taken exclusief bij een van de politiek onafhankelijke nationale regelgevende instantie (hierna: nri) belegd. In Nederland is dit de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM). Het gaat met name om taken ten aanzien van het spectrumbeleid en het beheer van telefoonnummerplannen. Momenteel zijn alleen toegangsregulering op basis van aanmerkelijke marktmacht en geschilbeslechting verplichte taken van de onafhankelijke nri en zijn lidstaten vrij om te bepalen waar ze andere taken beleggen. In het verlengde van deze voorstellen krijgt de organisatie van Europese nationale toezichthouders (BEREC) meer taken en bevoegdheden met als doel het kader met meer consistentie toe te passen. De verordening over BEREC formaliseert deze rol van BEREC.

De richtlijn handhaaft het principe dat eigenaren van netwerken met aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) toegang tot hun netwerk moeten bieden aan derden, zodat die ook communicatiediensten kunnen aanbieden. De Commissie stelt wel aanpassingen voor die de ruimte van nri’s inperkt om toegangsverplichtingen op te leggen. Zo kan aan een netwerkpartij geen toegangsverplichting worden opgelegd als deze anderen in staat stelt om mee te investeren in het netwerk. Dit moet de uitrol van netwerken stimuleren. Een nri moet bovendien een voorgenomen reguleringsbesluit wijzigen of intrekken, indien de Commissie en de Europese organisatie van toezichthouders (BEREC) hierover dezelfde (afwijzende) mening hebben.

De richtlijn harmoniseert het beheer van radiospectrum voor mobiele communicatie verder. De ruimte voor lidstaten om hun spectrumbeleid te bepalen wordt ingeperkt door overdracht van bevoegdheden aan de EU. Bovendien worden maatregelen die invloed hebben op de marktstructuur overgeheveld naar de onafhankelijke nri. Zo wordt de onafhankelijke nri verantwoordelijk voor de verdelingsprocedure voor spectrumvergunningen voor mobiele communicatie. Nri’s moeten elkaar, de Commissie en BEREC informeren over spectrumverdelingen en in sterke mate rekening houden met de mening van BEREC.

De bescherming van eindgebruikers wordt aangepast aan nieuwe marktontwikkelingen. Door gelijke eisen te stellen aan traditionele communicatiediensten (telefonie, SMS) en communicatiediensten die over het internet worden aangeboden (zoals Skype en Whatsapp) wordt de bescherming van eindgebruikers versterkt en een gelijker speelveld gecreëerd tussen aanbieders. Het voorstel handhaaft de huidige situatie waarin de universele dienst slechts voorziet in «functionele internettoegang». Lidstaten kunnen die zelf invullen en een aanbieder aanwijzen, waarbij het uitgangspunt blijft dat een verstoring van de markt zoveel mogelijk wordt voorkomen. Wel definieert het voorstel nader wat functionele internettoegang is aan de hand van een basislijst van diensten die burgers moeten kunnen gebruiken om te participeren in een digitale samenleving.

Nederland steunt de doelstellingen van de Europese Commissie om de randvoorwaarden voor investeringen in snelle vaste en mobiele communicatieverbindingen te verbeteren, de bescherming van gebruikers van consumentendiensten te versterken en regelgeving aan te passen aan moderne technologische en commerciële ontwikkelingen. In de onderhandelingen pleit Nederland wel voor een betere balans tussen harmonisering en flexibiliteit. Het voorstel stelt lidstaten onvoldoende in staat om met maatwerk de juiste oplossing te vinden voor nationale omstandigheden en uitdagingen. Nederland pleit voor het toevoegen van meer opties voor de onafhankelijke nri op het gebied van toegangsregulering. Die opties moeten het ook mogelijk maken om twee vergelijkbare netwerken (duopolie) zoals in Nederland beide open te stellen voor alternatieve aanbieders zodat die hun diensten kunnen aanbieden. Dit vergroot de mogelijkheden om de mededinging in de telecommarkt te waarborgen. Nederland pleit daarnaast voor behoud van nationale (politieke) beleidsruimte bij spectrumbeleid. Dit is van belang om in te kunnen spelen op nationale omstandigheden en doelen en een politieke afweging te kunnen maken van diverse belangen. Nederland steunt wel voorstellen die bijdragen aan een grotere voorspelbaarheid van spectrumbeleid en een betere coördinatie tussen lidstaten. Nederland verzet zich ten algemene tegen het verplicht overhevelen van diverse nieuwe taken naar de onafhankelijke nri. Nederland is ook tegen voorstellen die BEREC dwingende invloed geven op taken die goed zijn belegd bij de nationale overheid of de onafhankelijke nri.

Sinds de presentatie van het voorstel door de Europese Commissie in september 2016 hebben er intensieve besprekingen plaatsgevonden in Raadsverband. Lidstaten willen het huidige basisprincipe dat geldt bij toegangsregulering in stand houden. Dit basisprincipe is reguleren bij bewezen aanmerkelijke marktmacht. Nederland pleit voor mogelijkheden om toegang tot netwerkonderdelen op te leggen zonder aangetoonde aanmerkelijke marktmacht maar op grond van niet-repliceerbaarheid; netwerkonderdelen zijn dan te duur of praktisch ongeschikt om opnieuw aangelegd te worden door een alternatieve aanbieder. Nederland krijgt steun van sommige lidstaten, zoals België, maar stuit ook op weerstand van onder andere de Europese Commissie tegen een oplossing buiten de gebruikelijke kaders.

Er heeft daarnaast tussen lidstaten discussie plaatsgevonden over de vraag in hoeverre regels voor eindgebruikersbescherming ook moeten gelden voor communicatiediensten die over het internet worden aangeboden (Over-The-Top-spelers). Voor- en tegenstanders hielden elkaar daarbij in evenwicht. Het Commissievoorstel is terughoudend in het opleggen van verplichtingen aan OTT-spelers die géén telefoonnummers gebruiken om met elkaar contact te leggen (zoals Whatsapp en Facebook Messenger) maar legt meer verplichtingen op aan OTT-spelers die wel telefoonnummers gebruiken (zoals SkypeIn). Om de regels neutraler en toekomstbestendiger te maken heeft het voorzitterschap dit onderscheid tussen nummer- en niet-nummer-gebruikend minder leidend gemaakt. Daarbij wordt duidelijk gemaakt dat veel regels in de praktijk niet van toepassing zijn op OTT-spelers omdat ze geen tarief vragen, geen gegarandeerde kwaliteit leveren of geen vaste contractduur kennen. Nederland kan instemmen met deze benadering, die zorgt voor een gelijk speelveld tussen traditionele spelers en nieuwe aanbieders, maar tegelijkertijd nieuwe spelers niet onnodig belast met regels. Er is door lidstaten ook veel gesproken over het Commissievoorstel om maximum harmonisatie van eindgebruikersbescherming voor te schrijven. De meeste lidstaten zijn hier tegen, omdat het ze de vrijheid ontneemt om nationaal een hoger beschermingsniveau te kiezen. Nederland steunt maximumharmonisatie wel, met oog op de werking van de interne markt, met beperkte uitzonderingen om bestaande nationale beschermingsniveaus te kunnen behouden.

Alle lidstaten zijn eensgezind tegen de inperking van bevoegdheden van lidstaten op spectrumbeheer en zijn positief over de werking van de huidige regelgeving. Lidstaten steunen wel een betere coördinatie van spectrumbeleid tussen lidstaten. Nederland heeft met andere lidstaten een alternatief voorgesteld voor de onderlinge beoordeling van spectrumveilingen waarbij lidstaten het initiatief behouden in plaats van de Commissie en BEREC. De lidstaten zijn kritisch over de verplichte overdracht van spectrumtaken naar de onafhankelijke nri. Die kritiek betreft ook de overdracht van andere taken, zoals het beheer van telefoonnummerplannen, naar de onafhankelijke nri.

Het Europees Parlement moet zijn positie nog bepalen. In het algemeen hecht het Europees Parlement groot belang aan connectiviteit voor Europese burgers en steunt het voorstellen die het investeringsklimaat voor vaste en mobiele netwerken verbeteren. Het Europees Parlement stemt in juli over zijn positie.

De besprekingen in Raadsverband zullen na de Telecomraad worden vervolgd. Naar verwachting zal de Raad haar positie eind 2017 afronden onder Ests voorzitterschap. Zodra de Raad en Europees Parlement beide hun positie hebben vastgesteld, zullen de onderhandelingen tussen beide instellingen van start gaan. Naar verwachting kunnen die in 2018 worden afgerond.

Verordening voor regulering van grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten

Algemene oriëntatie

De Raad zal een algemene oriëntatie vaststellen over de verordening voor grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten.

Op 25 mei 2016 heeft de Commissie, als onderdeel van het e-commerce pakket, een voorstel hiervoor ingediend (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2176). Doel van het voorstel is grensoverschrijdende pakketbezorging betaalbaarder en efficiënter te maken. De verordening legt aan aanbieders van pakketbezorgdiensten met meer dan vijftig werknemers en aan aanbieders die in meer dan één lidstaat zijn gevestigd een informatieverstrekkingsverplichting op. Daarnaast verplicht de verordening aanbieders van pakketbezorgdiensten jaarlijks hun openbare tarieven voor een specifieke reeks diensten bij de nationale toezichthouder in te dienen. Het voorstel bevat ook maatregelen ten aanzien van de beoordeling van de betaalbaarheid van deze tarieven en de non-discriminatoire toegang voor derden tot het grensoverschrijdende netwerk van de aanbieders van de universele postdienst.

De bespreking van het voorstel door de lidstaten is medio vorig jaar van start gegaan. Nederland heeft zich positief opgesteld tegenover de maatregelen voor meer prijstransparantie ter bevordering van e-commerce. De grensoverschrijdende markt voor pakketbezorgdiensten wordt door Nederland beschouwd als een markt die volop in ontwikkeling is. Vergaand overheidsingrijpen in deze grotendeels ongereguleerde markt kan de dynamiek en innovatie op deze markt verstoren, hetgeen uiteindelijk niet ten goede komt aan e-commerce en de consument. De Nederlandse inzet is daarom kritisch ten aanzien van de voorgestelde beoordeling van de betaalbaarheid van de tarieven en de noodzaak voor non-discriminatoire toegang tot het grensoverschrijdende netwerk van de universele postdienstverlener.

Meerdere lidstaten hebben zich net als Nederland kritisch uitgelaten over de keuzes die in het voorstel zijn gemaakt. Dit heeft er toe geleid dat onder druk van Nederland en andere lidstaten het voorstel is aangepast. Zo is in het voorstel nu een gelijk speelveld opgenomen ten aanzien van de informatieverstrekkingsplicht, waarbij alle aanbieders van pakketbezorgdiensten met meer dan vijftig werknemers hun openbare tarieven jaarlijks aan de nationale toezichthouder moeten verstrekken. In het oorspronkelijke voorstel was dit beperkt tot de aanbieders van de universele postdienst. Deze uitbreiding van de reikwijdte draagt bij aan het vergroten van prijstransparantie. Dit wordt door Nederland gesteund. Daarnaast ondersteunt een meerderheid van de Raad het schrappen van de verplichte non-discriminatoire toegang voor derden tot het grensoverschrijdende netwerk van de aanbieders van de universele postdienst. Wat betreft de beoordeling van de betaalbaarheid van de tarieven van de aanbieders van de universele postdienst blijft Nederland kritisch, omdat nog altijd niet de noodzaak van deze maatregel wordt ingezien voor het verwezenlijken van het doel van de verordening. Binnen de Raad is discussie geweest over het eveneens uitbreiden van de reikwijdte van deze maatregel naar alle aanbieders van pakketbezorgdiensten. Nederland staat hier afwijzend tegenover omdat dit een eerste stap van regulering is in een tot nu toe grotendeels ongereguleerde markt, waartoe gezien de ontwikkelingen in de markt ook geen noodzaak toe is. Nederland heeft dit binnen de Raad ook uitgedragen.

Nederland kan een algemene oriëntatie dan ook steunen, maar plaatst een kanttekening bij de maatregel inzake de beoordeling van de betaalbaarheid. De algemene oriëntatie zal dienen als mandaat voor de onderhandelingen van het voorzitterschap met het Europees Parlement. Bij deze onderhandelingen zal Nederland kritische kanttekeningen blijven plaatsen bij de bepaling over beoordeling van betaalbaarheid door toezichthouders.

Herziening regels met betrekking tot e-privacy

Voortgangsrapportage

Tijdens de Raad wordt er een voortgangsrapportage gepresenteerd over het voorstel voor een verordening met betrekking tot de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens in elektronische communicatie, en tot intrekking van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Over dit voorstel van de Europese Commissie van 11 januari 2017 en over de Nederlandse positie is uw Kamer in een BNC-fiche geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2306).

Het voorstel vervangt de huidige e-privacy richtlijn door een verordening. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij nieuwe marktontwikkelingen en bij de afgeronde Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die vanaf 25 mei 2018 van kracht wordt. Een belangrijk onderdeel van het voorstel is dat de regels voor het verwerken van gegevens in het kader van het verzorgen van elektronische communicatie ook gaan gelden voor interpersoonlijke communicatiediensten die over het internet worden aangeboden (Over-The-Top-spelers zoals Skype, Whatsapp en Facebook voor dat deel van die dienst waarin communicatie wordt verzorgd). Nederland steunt dit voorstel aangezien het bijdraagt aan een betere eindgebruikersbescherming en een gelijk speelveld tussen klassieke telecommunicatie-aanbieders en Over-The-Top-aanbieders. Het sluit bovendien aan bij de benadering in het voorstel voor een Europees wetboek voor elektronische communicatie.

Van belang is verder dat het regime voor het gebruik van communicatiegegevens enigszins wordt verruimd. Zo mogen, op grond van het voorstel, communicatiegegevens zonder voorafgaande toestemming worden gebruikt indien dit noodzakelijk is voor de veiligheid van het netwerk of de dienstverlening. Ook wordt in het voorstel de reikwijdte van het communicatiegeheim uitgebreid. Voorheen was alleen de aanbieder van elektronische communicatienetwerken en -diensten verplicht de (inhoud van) de communicatie geheim te houden. Op grond van het voorstel zou een ieder de vertrouwelijkheid van de communicatie moeten respecteren.

Verder wordt in het voorstel de zogenoemde cookiebepaling aangepast. De Commissie wil het geven van toestemming voor het plaatsen en lezen van cookies gebruiksvriendelijker maken door dit voortaan ook via browserinstellingen mogelijk te maken. Nederland steunt deze doelstelling. Voorts wordt er een apart regime geïntroduceerd voor WiFi-tracking. Kern van dat systeem is dat WiFi-tracking is toegestaan op voorwaarde dat de eindgebruiker (door middel van duidelijke signalering) geïnformeerd wordt over het feit dat dit gebeurt.

Sinds de presentatie van het voorstel in september zijn de discussies in Raadsverband gestart. Hierbij heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven op onderdelen van het voorstel en hebben de lidstaten op een deel van de artikelen een eerste reactie gegeven. Uit deze reacties blijkt dat er brede steun is voor een apart regime voor privacy in de elektronische communicatie, naast generieke regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Ook Nederland steunt een apart regime omdat dit bijdraagt aan continuïteit en duidelijkheid in regelgeving en ervoor zorgt dat ook niet-persoonsgegevens en gegevens van rechtspersonen moeten voldoen aan privacy-regels.

Met betrekking tot het regime voor het gebruik van communicatiegegevens werd door een beperkt aantal lidstaten, waaronder Nederland, gepleit voor het verruimen van de gronden voor het gebruik van dergelijke gegevens. Deze lidstaten vroegen met name om het toestaan van gebruik in het geval van een gerechtvaardigd belang. De Commissie gaf aan dit bezwaarlijk te vinden. Een belangrijk argument daarbij was dat een gerechtvaardigd belang als grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet is toegestaan bij zogenoemde bijzondere persoonsgegevens (bijvoorbeeld medische gegevens). Aangezien bij elektronische communicatiegegevens niet op voorhand kan worden uitgesloten dat dergelijke gegevens worden verwerkt is deze grondslag in het kader van de elektronische communicatie niet toepasbaar, tenzij in de sfeer van de elektronische communicatie voor een lager beschermingsniveau zou worden gekozen dan in de AVG. Dit is, ook in de ogen van Nederland, onwenselijk.

Ten aanzien van WiFi-tracking heeft de Commissie haar voorstel nader toegelicht. Kern van deze toelichting is dat er nu in Europa geen duidelijkheid bestaat over de juridische status van WiFi-tracking. Bij WiFi-tracking wordt gebruikt gemaakt van het signaal dat mobiele apparatuur uitzendt om contact te maken met een WiFi-netwerk. De ontvangst van deze signalen behoort tot het domein van de vrije ether en is derhalve toegestaan. De vraag is wat de ontvanger vervolgens met de gegevens kan en mag doen. De Commissie stelt voor dit toe te staan zolang de gegevens alleen maar worden gebruikt om het aantal bezoekers van een bepaalde locatie te tellen en (anoniem) bewegingen van die bezoekers in kaart te brengen. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat de bezoeker hiervan op de hoogte is gesteld. Zodra er meer gebeurt met de uit de ether ontvangen gegevens, zoals bijvoorbeeld het koppelen van de gegevens aan een klantenbestand, is volgens de Commissie de AVG van toepassing. Nederland steunt deze benadering. Wel is het wenselijk deze benadering nog beter in de tekst van het voorgestelde artikel tot uiting te brengen.

De besprekingen in Raadsverband zullen na de Telecomraad worden vervolgd. Naar verwachting zal onder het huidige voorzitterschap slechts een eerste voorlopige bespreking van het voorstel worden afgerond.

Advies commissie Meijers

In het Algemeen Overleg van 21 februari 2017 (Kamerstuk 22 112, nr. 2328) met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heb ik toegezegd in te gaan op de brief van de commissie Meijers1 van 5 januari 2017 aan Eurocommissaris Ansip over het voorstel voor de herziening van de e-privacy richtlijn, dat toen nog in voorbereiding was.2

In de brief wijst de commissie Meijers op het grote belang van het communicatiegeheim voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van gedachten. Volgens de commissie Meijers wordt dit recht onvoldoende beschermd door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en door de huidige e-privacy richtlijn. Dat komt met name doordat de reikwijdte van het communicatiegeheim in de e-privacy richtlijn niet eenduidig genoeg zou zijn. De commissie Meijers geeft aan dat het communicatiegeheim door iedereen zou moeten worden gerespecteerd. Zoals ik in het BNC-fiche heb aangegeven, vind ik het communicatiegeheim erg belangrijk en deel ik de conclusie dat aanvullende wetgeving op Europees niveau nodig is, omdat dit fundamentele recht op grond van de AVG niet voldoende beschermd is. Ook deel ik de opvatting dat de reikwijdte van het communicatiegeheim breed moet zijn. Gelukkig is dit in het voorstel van de Europese Commissie – zoals hiervoor aangegeven – ook het geval.

Verder stelt de commissie Meijers dat een inbreuk op het communicatiegeheim alleen zou moeten zijn toegestaan als dat voor een specifiek en legitiem doel is en na de instemming van alle bij de communicatie betrokkenen. Bij de laatste voorwaarde plaats ik een kanttekening. Uiteraard moet het communicatiegeheim goed beschermd worden. Dat betekent dat in de regel inbreuken slechts mogelijk moeten zijn met toestemming van de betrokkenen. Dit neemt niet weg dat het mogelijk moet zijn om in het kader van de opsporing van strafbare feiten en de nationale veiligheid onder voorwaarden kennis te nemen van communicatie ook al stemmen niet alle betrokkenen daarmee in. De huidige e-privacy richtlijn en het voorstel voor de e-privacy verordening voorzien ook in deze mogelijkheid.

Tot slot geeft de commissie Meijers aan dat naar haar opvatting ook WiFi-tracking alleen toegestaan zou moeten zijn op basis van voorafgaande toestemming van de gebruiker. Voor mijn standpunt ten aanzien van WiFi-tracking verwijs ik graag naar hetgeen ik hierover bovenstaand heb opgemerkt.

Diversen

Verordening wholesale roaming-markten

Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal terugblikken op de onderhandelingen over de verordening wholesale roaming-markten, die op 21 januari jl. werden afgerond met een akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement. De verordening verlaagt de maximale tarieven die telecombedrijven elkaar mogen rekenen wanneer hun klanten roamen, de zogenaamde wholesale roaming-tarieven. Dit moet telecombedrijven in staat stellen om hun klanten vanaf 15 juni 2017 roaming aan te bieden tegen hun binnenlands tarief (Roam Like At Home). Dit principe werd vastgelegd in de verordening voor de Europese interne markt voor telecommunicatie (EU 2015/2120) die op 30 april 2016 in werking trad (Kamerstuk 24 095, nr. 393).

De discussie tussen lidstaten concentreerde zich op de tarieven voor mobiel internet (datagebruik), omdat een sterke groei van data-roaming wordt verwacht. De tariefplafonds in de wholesale markt moeten laag genoeg zijn om te voorkomen dat thuisaanbieders hun binnenlandse tarieven verhogen of alsnog een roaming-toeslag rekenen (de wetgeving voorziet in een uitzonderingsgrond) omdat ze niet uit de kosten komen. De plafonds moeten hoog genoeg zijn om bezochte netwerken in staat te stellen de kosten voor het leveren van de wholesale roaming-diensten terug te verdienen.

Nederland heeft zich ingezet voor een significante verlaging van de maximale wholesale roaming-tarieven. Binnen de Raad stonden lidstaten uit Noord- en Oost-Europa die lagere tarieven wilden tegenover lidstaten uit Zuid-Europa en enkele grote lidstaten. Hierdoor was de verlaging van wholesale roaming-tarieven in de Raadspositie gematigd. Onder druk van het Europees Parlement zijn de tariefplafonds uiteindelijk verder verlaagd. Vooral de wholesale roaming-tarieven voor datagebruik zullen in de loop der jaren steeds verder dalen. Nederland is tevreden over deze uitkomst.

Het risico van binnenlandse prijsstijgingen als gevolg van Roam Like At Home wordt -naast de verlaging van wholesale roaming-tarieven – verder beperkt door nadere regelgeving die vastlegt wat telecombedrijven moeten beschouwen als redelijk gebruik van Roam Like At Home. Over de besprekingen over deze regelgeving (een uitvoeringshandeling) werd uw Kamer geïnformeerd per brief van 14 november 2016 (Kamerstuk 24 095, nr. 408). De Europese Commissie stelde de uitvoeringshandeling na verdere discussie met lidstaten definitief vast op 15 december 2016. Daarin is – conform de eerdere berichtgeving aan uw Kamer – vastgelegd dat telecombedrijven Roam Like At Home moeten aanbieden aan klanten die inwoner zijn van, of stabiele banden hebben met het land van vestiging van het telecombedrijf. Het is aan telecombedrijven om aan te tonen dat klanten misbruik of afwijkend gebruik maken van roaming voor andere doelen dan periodiek reizen in de EU. Een voorbeeld van misbruik is permanent gebruik van een SIM-kaart in het buitenland. Nieuw is de mogelijkheid voor telecombedrijven om de hoeveelheid gratis dataroaming te beperken voor abonnees met oneindige en zeer ruime databundels, op basis van een afgesproken formule. Dit moet telecombedrijven in staat stellen om hoge kosten als gevolg van langdurig data-streamende klanten in het buitenland te voorkomen, en scherp geprijsde (vaak ruime) binnenlandse bundels rendabel aan te blijven bieden. Nederland vindt dit een acceptabel compromis tussen de wens om enerzijds consumenten gratis te laten roamen en anderzijds binnenlandse prijzen daar niet door te laten stijgen.

Verordening WiFi4EU

Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van de triloog met het Europees Parlement over de verordening WiFi4EU, die zal plaatsvinden op 29 mei. De verordening beoogt het ondersteunen van gratis WiFi in de openbare ruimte door het opzetten van een systeem van vouchers voor overheidsinstanties. Voor dit systeem wil de Commissie 120 miljoen euro ter beschikking stellen (2017–2020). Nederland is niet enthousiast over de voorgenomen verordening, omdat het telecombedrijven niet zal aanmoedigen te investeren in hun netwerken en lokale overheden beter dan de Europese Unie kunnen inschatten of het wenselijk is om publieke middelen te besteden aan gratis WiFi.

Tijdens het beleidsdebat over dit voorstel in december is in de Raad een gedeeltelijke algemene oriëntatie vastgesteld. Daarbij werden door enkele lidstaten twijfels geuit over de subsidiariteit van het voorstel. Ook Nederland heeft toen haar kritiek op dit voorstel geuit conform de motie van de leden Bosma en Mulder van 1 december 2016 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 623). Nederland heeft deze kritiek op 10 mei jl. herhaald bij het vaststellen van het mandaat voor de triloog van 29 mei. Aangezien het merendeel van de lidstaten en het Europees Parlement positief zijn over het voorstel, is de verwachting dat voor de zomer een akkoord zal worden bereikt. Mogelijk gebeurt dit al in de triloog van 29 mei.

Overige onderwerpen

De Commissie zal verder de mededeling betreffende de mid-term review van de Digitale Interne Markt Strategie (COM 2017, 228) en European Digital Progress Report 2017 presenteren. De mededeling inzake de mid-term review is op 10 mei jl. gepresenteerd. Uw Kamer is hierover door middel van een afzonderlijke kabinetsappreciatie geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2346).

Naar aanleiding van de recente cyberaanvallen met gijzelsoftware zal de Commissie de voorgenomen activiteiten op gebied van cyber security toelichten. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is eerstverantwoordelijk voor dit onderwerp en heeft op 16 mei jl. vragen over de cyberaanvallen van uw Kamer mondeling beantwoord (Handelingen II 2016/17, nr. 75, mondelinge vragen van het lid Van Toorenburg over het bericht «Massale wereldwijde cyberaanval»). Naar verwachting zal de Commissie verwijzen naar activiteiten die in de mid-term review van de Digitale Interne Markt Strategie al werden aangekondigd; de Commissie wil onder meer de Cyber Security Strategie uit 2013 herzien en maatregelen nemen om de betrouwbaarheid en veiligheid van ICT-systemen te vergroten. Hierbij kan het gaan om acties op het gebied van certificering, labelvoorschriften en veiligheidsvoorschriften. Het kabinet ziet in de aanvallen met gijzelsoftware een bevestiging van het belang van voortdurende aandacht voor de digitale veiligheid van netwerken en informatie. Nederland steunt het voornemen van de Commissie om de Europese Cyber Security Strategie te herzien. Het netwerk van Computer Security Incident Response Teams (CSIRT’s) dat onlangs is gestart op basis van de Richtlijn voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (NIB-Richtlijn) heeft zijn meerwaarde voor Europese samenwerking al laten zien. Het is belangrijk te blijven inzetten op het versterken van deze CSIRT-samenwerking. Het Nationaal Cyber Security Centre draagt hieraan bij.

Tenslotte zal het inkomende Ests voorzitterschap haar werkprogramma voor de tweede helft van 2017 presenteren. In het verslag van de Telecomraad zal ik uw Kamer hierover informeren.


X Noot
1

De commissie Meijers is een onafhankelijke groep van experts die adviseert over Europees straf-, asiel-, migratie-, privacy, non-discriminatie en institutioneel recht.

Naar boven