21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 544 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 mei 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 20 mei 2015 over de Geannoteerde agenda van de energieraad op 8 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 542), over het verslag van een schriftelijk overleg van 10 april 2015 over de informele Energieraad op 15 en 16 april 2015 en over het verslag van de energieraad van 5 maart 2015 te Brussel (Kamerstuk 21 501-33, nr. 539) en over de brief van 29 april 2015 over het verslag van de informele Energieraad op 15 en 16 april 2015 te Riga (Kamerstuk 21 501-33, nr. 540).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 28 mei 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de brieven ten aanzien van formele energieraad op 8 juni 2015. Deze leden hebben ten aanzien van de volgende onderwerpen vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het van gedachten wisselen over energievoorzieningszekerheid een belangrijk punt is. Zoals de stresstesten hebben uitgewezen zijn niet alle landen in staat de leveringszekerheid op hetzelfde niveau te krijgen als in Nederland. Een goed functionerende energiemarkt moet ervoor zorgen dat energie makkelijk uitgewisseld kan worden wat de energievoorzieningszekerheid ten goede zal komen. De leden van de VVD-fractie zijn echter van mening dat dit nooit de leveringszekerheid in Nederland in het geding mag brengen.

De investeringen die gemaakt moeten worden om de connectiviteit tussen lidstaten te verbeteren zorgen voor flinke investeringen. Volgens deze leden moet dat gebeuren met private middelen waarbij de overheden zorg moeten dragen voor weinig belemmeringen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister dit punt te benoemen tijdens de gesprekken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de formele Energieraad van 8 juni a.s.

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen en verzoeken de Minister daarop in te gaan.

Energievoorzieningszekerheidsstrategie

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of inmiddels duidelijk is of de Commissie voorafgaand aan de Raad met een overzicht van de stand van zaken komt over de Europese energievoorzieningszekerheidsstrategie.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de visie van de Minister op de verordening voorzieningszekerheid gas die naar verwachting eind 2015 wordt herzien.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister in te gaan op de stand van zaken m.b.t. de twee punten (vraagbundeling en de rol van de Commissie bij intergouvernementele overeenkomsten) waarop de regering kritisch was voor wat betreft de commissiemededeling leveringszekerheid.

Energie unie

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of de Minister inmiddels inzichtelijk heeft wanneer de Europese Commissie (EC) de landenfiches met daarin de stand van zaken ten aanzien van onder meer de interne energiemarkt, energie-infrastructuur, transport, energie- en klimaatdoelen, voorzieningszekerheid en regionale samenwerking presenteert.

De leden van de PvdA-fractie vinden het primair van belang dat de EU toeziet op het behalen van de Europese klimaatdoelen en zijn van mening dat daarvoor enige sturing op de lidstaten vanuit Brussel noodzakelijk is. Deze leden vragen de Minister of er al duidelijkheid is hoe de EC en de Energieraad tegen de exacte invulling van de governancestructuur aankijken.

De leden van de PvdA-fractie zijn net als het kabinet en de EC van mening dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun eigen energiemix. De leden van de PvdA-fractie vinden echter ook dat er op Europees niveau bepaalde eisen aan vormen van energieopwekking moeten worden gesteld, zoals Nederland bijvoorbeeld heeft gedaan met de rendementseisen aan inefficiënte kolencentrales en de criteria die zijn gesteld aan bijgestookte biomassa. Deze leden zijn benieuwd wat de inbreng van de Minister op dit punt zal zijn in de formele Energieraad.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister in te gaan op de wijze waarop Nederland wil dat de governance van de Energie unie wordt ingericht. De leden van de voornoemde fractie zijn met name benieuwd hoe de Minister met een nieuwe governancestructuur de (regionale) samenwerking tussen lidstaten wil ondersteunen.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het EU Emissions Trading System (ETS) momenteel niet optimaal werkt. Deze leden verzoeken de Minister om in te gaan op de mogelijkheden om ETS in Europees verband effectiever te maken.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wanneer er in Europees verband afspraken over reductie van het energieverbruik worden gemaakt met de sectoren die zijn uitgezonderd van ETS (o.a. staal en cement).

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister in de Energieraad nogmaals te benadrukken dat de EU haar klimaat- en energiedoelen voor 2030, net als Nederland met het energieakkoord heeft gedaan, explicieter moet koppelen aan een concreet programma om de energietransitie te stimuleren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de energieraad en het verslag van de informele energieraad en hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister meer onderzoek en innovatie nodig acht om de impact van de opwekking van hernieuwbare energie op de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Kan de Minister concrete wensen voor onderzoeken specificeren? Wat voor innovaties heeft de Minister in gedachten? Welke maatregelen is de Minister van plan te nemen om daad bij woord te voegen?

De leden van de D66-fractie lezen dat een one size fits all aanpak om te investeren in energie-efficiëntie onder sommige landen niet gedragen wordt. Deze leden steunen het streven om energie-efficiënter te worden, de goedkoopste energie is immers de energie die men niet gebruikt. Echter, de leden van de D66-fractie kunnen de zorgen omtrent een mogelijke one size fits all aanpak begrijpen. Een voorstel is om per land te kijken naar welke investeringen nodig zijn en daarvoor EU-fondsen in te zetten, zoals bijvoorbeeld het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Hoe kijkt de Minister daar tegen aan? Voorts vragen de leden zich af, gezien het grote verschil in het aandeel collectieve warmte tussen bijvoorbeeld Estland en Denemarken enerzijds en Ierland en Duitsland anderzijds, of er sprake is van het uitwisselen van best practices in energie-efficiëntie?

De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat Nederland regionale samenwerking ziet als een prioriteit tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Is hij al bezig met voorstellen voor te bereiden om stappen te zetten ten behoeve van de integratie van de Europese energiemarkt? Hoe is de Minister van plan om dit de aankomende tijd te agenderen? Voorts merken de leden op dat Commissaris Cañete de bottom up benadering als uitgangspunt neemt. Hij merkt echter op dat dit niet altijd afdoende is om regionale samenwerking van de grond te krijgen. Welke maatregelen met een top down approach stelt de Commissaris als alternatief en waaruit worden die gefinancierd? Is Nederland één van de landen die haar voorkeur uitspreekt voor een bottom up benadering bij het bereiken van de integratie van de Europese energiemarkt? Zo niet, wat stelt de Minister dan voor? Deze leden constateren dat Commissaris Cañete opmerkt dat er een tekort aan effectieve governancestructuren bij bestaande samenwerkingsinitiatieven is. Kan de Minister een inschatting maken van wat de Commissie gaat doen om dit tekort weg te werken, en wat voor gevolgen dit heeft voor Nederland?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Vraag van de leden van de VVD-fractie

Energievoorzieningszekerheid

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om tijdens de gesprekken te benoemen dat investeringen om de connectiviteit tussen lidstaten te verbeteren moeten gebeuren met private middelen waarbij de overheden zorg moeten dragen voor weinig belemmeringen.

Nederland is van mening dat een integrale aanpak van een goed functionerende interne energiemarkt met een goede Europese infrastructuur en connectiviteit tussen lidstaten en een ambitieus klimaat- en energiebeleid de beste verzekering tegen aanvoerverstoringen is. Om dit te bereiken zal er in de EU fors geïnvesteerd moeten worden. Dit zal grotendeels met private middelen moeten gebeuren. Nederland vindt het belangrijk te benadrukken dat marktpartijen primair verantwoordelijk zijn voor investeringen in infrastructuur en de financiering daarvan. Deze investeringen kunnen worden terugverdiend via de gereguleerde tarieven. Publieke middelen moeten alleen aan infrastructuur projecten kunnen worden toegewezen die niet op marktconforme wijze rendabel te krijgen zijn.

Om investeerders aan te trekken moet een aantal zaken verbeterd worden en zullen lidstaten belemmeringen moeten wegnemen door bijvoorbeeld zo snel mogelijk over te gaan tot volledige implementatie van het derde energiepakket. Nederland zal dit tijdens de Raad benadrukken.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Energievoorzieningszekerheid

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of inmiddels duidelijk is of de Commissie voorafgaand aan de Raad met een overzicht van de stand van zaken komt over de Europese energievoorzieningszekerheidsstrategie.

De Commissie zal voorafgaand aan de Raad niet met een overzicht van de stand van zaken over de Europese energievoorzieningszekerheidsstrategie komen. Wel zal de Commissie aan de Raad een mondelinge toelichting op de stand van zaken geven. Hierover zal uw Kamer worden geïnformeerd middels het verslag dat na afloop van de Energieraad aan uw Kamer zal worden toegezonden.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de visie van de Minister op de verordening voorzieningszekerheid gas die naar verwachting eind 2015 wordt herzien.

Nederland hecht belang aan een verdere versterking van de werking van de interne Europese gasmarkt. De afgelopen jaren heeft de huidige verordening leveringszekerheid gas ertoe bijgedragen dat het gas op de interne Europese gasmarkt beter verhandelbaar is, de samenwerking tussen lidstaten is verbeterd en de kwetsbaarheden voor de voorzieningszekerheid beter in kaart zijn gebracht en worden geadresseerd.

Het voorstel voor een herziening van de verordening leveringszekerheid gas zou evenals de bestaande wetgeving zoveel mogelijk moeten zijn gebaseerd op vrije marktwerking.

Nederland onderkent dat de huidige verordening kan worden verduidelijkt en aangescherpt. Nederland is daarbij van mening dat de voorgenomen herziening er niet toe mag leiden dat het functioneren van de markt onnodig wordt belemmerd, of private partijen onnodig worden ingeperkt. Nederland vindt het verder van belang dat regionale samenwerking meer nadruk krijgt.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister in te gaan op de stand van zaken m.b.t. de twee punten (vraagbundeling en de rol van de Commissie bij intergouvernementele overeenkomsten) waarop de regering kritisch was voor wat betreft de commissiemededeling leveringszekerheid.

Voor wat betreft de vraagbundeling geeft de Commissie in haar mededeling over de Energie Unie aan dat zij de opties zal onderzoeken voor vrijwillige vraagbundeling met het oog op de collectieve aankoop van aardgas in crisissituaties waarbij lidstaten sterk afhankelijk zijn van één leverancier. De Commissie geeft hierbij aan dat de WTO-regels en de concurrentieregels van de EU volledig in acht moeten worden genomen.

Met het oog op intergouvernementele overeenkomsten heeft de Commissie aangekondigd met een herziening te komen van het besluit over een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele akkoorden (IGA’s). Deze herziening wordt verwacht in de tweede helft van 2016.

Voor de Nederlandse inzet op deze onderwerpen verwijs ik u naar het BNC-fiche Energie Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1952) dat op 8 april jl. aan uw Kamer is toegezonden.

Energie Unie

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Commissie de landenfiches met daarin de stand van zaken ten aanzien van onder meer de interne energiemarkt, energie-infrastructuur, transport, energie- en klimaatdoelen, voorzieningszekerheid en regionale samenwerking presenteert.

De Commissie wil door middel van de landenfiches een analyse maken hoe de lidstaten en de EU er als geheel voorstaan voor het halen van de doelen van de Energie Unie. De Commissie heeft aangekondigd dit najaar met een State of the Energy Union te komen waarin de uitkomsten worden gepresenteerd, inclusief de publicatie van de landenfiches. Deze uitkomsten zullen vervolgens in de Europese Raad van december 2015 worden besproken.

De leden van de PvdA-fractie vinden het primair van belang dat de EU toeziet op het behalen van de Europese klimaatdoelen en zijn van mening dat daarvoor enige sturing op de lidstaten vanuit Brussel noodzakelijk is. Deze leden vragen of er al duidelijkheid is hoe de Commissie en de Energieraad tegen de exacte invulling van de governancestructuur aankijken.

Zoals in de beantwoording op de bovenstaande vraag is aangegeven, zal de Commissie door middel van de landenfiches en een State of the Energy Union analyseren hoe de lidstaten kunnen bijdragen aan de doelen van de Energie Unie. Vervolgens zullen de lidstaten deze uitdagingen in een nationaal energieplan moeten adresseren. De exacte uitwerking, timing en reikwijdte van deze nationale energieplannen is vooralsnog niet bekend.

Het door de Commissie voorgestelde governancesysteem gaat niet uit van door de Commissie opgelegde maatregelen en sturing van bovenaf, maar is juist gebaseerd op vertrouwen en wederzijds begrip. Deze aanpak kan op brede steun rekenen in de Energieraad.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd wat de inbreng van de Minister in de Energieraad zal zijn op het punt van het stellen van bepaalde eisen aan vormen van energieopwekking, zoals Nederland bijvoorbeeld heeft gedaan met de rendementseisen aan inefficiënte kolencentrales en de criteria die zijn gesteld aan bijgestookte biomassa.

Het stellen van eisen aan vormen van energieopwekking is, op initiatief van het Letse voorzitterschap, aan de orde gekomen tijdens de informele Energieraad van 15 en 16 april in Riga. Tijdens de Energieraad van 8 juni is hierover geen discussie voorzien.

Het kabinet heeft in het Energieakkoord afspraken gemaakt over het stellen van rendementseisen aan kolencentrales. Deze afspraken zijn echter niet direct te vertalen naar andere lidstaten. Daarnaast streeft het kabinet naar de ontwikkeling van een Europees geharmoniseerd duurzaamheidssysteem, inclusief duurzaamheidscriteria voor bij- of meegestookt hout. Zoals afgesproken in het Energieakkoord, is het duurzaamheidssysteem dat Nederland heeft ontwikkeld tevens de Nederlandse inzet in Europees verband.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister in te gaan op de wijze waarop Nederland wil dat de governance van de Energie Unie wordt ingericht. De leden van de voornoemde fractie zijn met name benieuwd hoe de Minister met een nieuwe governancestructuur de (regionale) samenwerking tussen lidstaten wil ondersteunen.

Nederland steunt de inzet van de Commissie om te komen tot een integraal governance systeem waarin de landenfiches, de State of the Energy Union en de nationale energieplannen een centrale rol spelen. Nederland is positief dat een gezamenlijke aanpak het uitgangspunt is. Wel wil Nederland meer duidelijkheid van de Commissie over de nationale energieplannen. Het ingezette governanceproces voorziet verder in een aanzienlijke stroomlijning van bestaande rapportageverplichtingen. Dit sluit goed aan bij de Nederlandse wens om bestaande rapportageverplichtingen en administratieve lasten te beperken.

Tijdens een gesprek met Vicevoorzitter Šefčoviĉ op 20 mei jl. heb ik het belang van regionale samenwerking opnieuw onder de aandacht gebracht. Daarbij heb ik opgemerkt dat in de landenfiches ook regionale uitdagingen kunnen worden opgenomen bijvoorbeeld op het gebied van interconnectie of de harmonisatie van subsidiesystemen. In de nationale energieplannen kunnen de lidstaten vervolgens aangeven wat er op het gebied van regionale samenwerking gebeurt, in hoeverre buurlanden zijn betrokken bij beleidskeuzes en welke gezamenlijke oplossingen mogelijk zijn voor regionale uitdagingen.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister om in te gaan op de mogelijkheden om ETS in Europees verband effectiever te maken.

In december 2014 heb ik samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een brief over de inzet van het kabinet op het ETS-dossier toegezonden aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-08, nr. 543). Nederland zet in op het effectiever maken van het ETS via de herziening van de ETS-richtlijn. In dit traject volgt Nederland de lijnen zoals uitgezet in de Kamerbrief ETS en het Energieakkoord. De voornaamste versterking waar Nederland zich voor inzet is het beter afstemmen van het verstrekken van gratis emissierechten aan koolstoflekkage-gevoelige bedrijven op de werkelijke productie en risico’s op koolstoflekkage bij deze bedrijven.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer er in Europees verband afspraken over reductie van het energieverbruik worden gemaakt met de sectoren die zijn uitgezonderd van het ETS (o.a. staal en cement).

Sectoren die uitgezonderd zijn van het ETS (de zogenoemde non-ETS sectoren) zijn bijvoorbeeld transport, landbouw en gebouwde omgeving. De Europese Raad heeft in oktober 2014 afgesproken dat op EU-niveau in 2030 30% CO2-emissiereductie moet worden gerealiseerd in deze sectoren. De Commissie zal in 2016 een voorstel doen voor doorvertaling van dit Europese doel naar nationale non-ETS doelen.

De genoemde sectoren staal en cement zijn niet uitgezonderd van het ETS. De staal- en cementsector komen onder het ETS in aanmerking voor compensatie omdat zij worden aangemerkt als koolstoflekkage-gevoelige bedrijven. Zij ondervinden mogelijk nadeel van het ETS ten opzichte van concurrenten buiten de EU. Wel kunnen deze bedrijven meedoen met de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en kunnen 1-op-1 afspraken worden gemaakt. Voor bedrijven die hier niet vrijwillig aan meedoen zullen in het kader van de richtlijn energie-efficiëntie energie-audits verplicht zijn. De regelgeving voor energie-audits is momenteel in voorbereiding.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister in de Energieraad nogmaals te benadrukken dat de EU haar klimaat- en energiedoelen voor 2030, net als Nederland met het Energieakkoord heeft gedaan, explicieter moet koppelen aan een concreet programma om de energietransitie te stimuleren.

De klimaat- en energiedoelen voor 2030 zijn belangrijke prioriteiten binnen de Energie Unie. Momenteel werkt de Commissie de governance van de Energie Unie uit waarbij ook gekeken wordt hoe de lidstaten kunnen bijdragen aan de 2030 doelen. De Commissie heeft aangekondigd dit najaar met een State of the Energy Union te komen die voor de lidstaten leidend zal zijn voor de energietransitie op weg naar 2030. Vervolgens zullen lidstaten nationale energieplannen opstellen. Ik zal hierbij het Nederlandse Energieakkoord onder de aandacht brengen. Zoals eerder aangegeven is de exacte uitwerking, timing en reikwijdte van deze nationale energieplannen vooralsnog niet bekend.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Hernieuwbare energie

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister meer onderzoek en innovatie nodig acht om de impact van de opwekking van hernieuwbare energie op de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Kan de Minister concrete wensen voor onderzoeken specificeren? Wat voor innovaties heeft de Minister in gedachten? Welke maatregelen is de Minister van plan om de daad bij woord te voegen?

Nederland heeft tijdens de informele Energieraad van 15 en 16 april jl. aangegeven dat onderzoek en innovatie nodig is om de impact van de opwekking van hernieuwbare energie op de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Zo vindt Nederland het belangrijk om de effecten van wind op zee op de omgeving beter te begrijpen. Om innovaties te stimuleren die de impact van windenergie op zee op de omgeving beperken of voorkomen, zet Nederland in Europees verband in op de harmonisatie van de voorschriften die opgelegd worden voor het bouwen op exploiteren van windparken op zee. Een voorbeeld zijn maatregelen om het hei-geluid te beperken.

Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Energie Unie van 16 april jl. zal ik uw Kamer nog nader informeren over de afstemming van het onderzoeksbeleid tussen de lidstaten waarbij ik in het bijzonder zal ingaan op de rol van thorium en energieopslag.

Energie-efficiëntie

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de Minister aankijkt tegen het per land bekijken welke investeringen nodig zijn en daarvoor EU-fondsen in te zetten, zoals bijvoorbeeld het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI).

Nederland staat positief tegenover het voorstel om per land te bekijken welke investeringen nodig zijn en daarvoor, binnen de geldende criteria, EU-fondsen in te zetten zoals bijvoorbeeld het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Over het EFSI zult u, zoals toegezegd door de Minister van Financiën tijdens het AO Ecofin van 5 maart jl., nader per brief geïnformeerd worden zodra de onderhandelingen in Brussel zijn afgerond.

De leden van de D66-fractie vragen zich af, gezien het grote verschil in het aandeel collectieve warmte tussen bijvoorbeeld Estland en Denemarken enerzijds en Ierland en Duitsland anderzijds, of er sprake is van het uitwisselen van best practices in energie-efficiëntie?

Het verschil in het aandeel collectieve warmte tussen de lidstaten is zeer groot. Er vindt al uitwisseling van best practices plaats. Nederland is actief betrokken bij de uitwisseling van ervaringen tussen lidstaten op het gebied van energie-efficiëntie; de kennisdeling over collectieve warmte is daar onderdeel van. Daarnaast zijn er Europese onderzoeksprogramma’s, zoals Horizon 2020, waarin ook Nederlandse partijen deelnemen. De verwachting is dat de kennisuitwisseling in de komende jaren zal worden geïntensiveerd.

Regionale samenwerking

De leden van de D66-fractie vagen of de Minister al bezig is om voorstellen voor te bereiden om stappen te zetten ten behoeve van de integratie van de Europese energiemarkt en hoe de Minister van plan is om dit de aankomende tijd te agenderen.

Nederland hecht groot belang aan initiatieven die leiden tot versterking van de interne energiemarkt. De Commissie heeft in haar mededeling over de Energie Unie de interne markt ook als prioriteit aangemerkt. Het is nu aan de Commissie om voortvarend met de aangekondigde voorstellen te komen. Wat Nederland betreft geldt dit in het bijzonder voor de voorstellen voor een nieuw marktontwerp voor elektriciteit en de verwachte richtsnoeren voor regionale samenwerking. De recente ontwikkelingen in het Pentalateraal Forum en laat zien dat Nederland actief stappen zet om regionale samenwerking te intensiveren, onder meer op het terrein van leveringszekerheid, verdere flexibilisering van de markt en de integratie van hernieuwbare energie.

Nederland is van mening dat regionale samenwerking een belangrijke bijdrage kan leveren aan een nog beter geïntegreerde Europese energiemarkt. Ook tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 zal hier actief op worden ingezet. Dit wordt de komende maanden verder uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Commissie, het inkomende voorzitterschap Luxemburg, en met triopartners Slowakije en Malta.

De leden van de D66-fractie merken op dat Commissaris Cañete de bottom up benadering als uitgangspunt neemt voor regionale samenwerking, maar dat de Commissaris opmerkt dat dit niet altijd afdoende is om regionale samenwerking van de grond te krijgen. De leden van de D66-fractie vragen welke maatregelen Commissaris Cañete als alternatief stelt en waaruit die worden gefinancierd.

De Commissie heeft aangegeven om bij het verschijnen van het voorstel voor governance van de Energie Unie de regionale samenwerking mee te nemen en mede te onderzoeken of financiering beschikbaar kan worden gesteld. Dit voorstel wordt eind 2015 verwacht.

Nederland ziet graag dat de voorstellen van de Commissie de mogelijkheden voor regionale samenwerking versterken, bijvoorbeeld door lidstaten te stimuleren om regionale samenwerking op te nemen in de nationale energieplannen. Deze aanpak maakt het mogelijk sneller praktische oplossingen te vinden en rekening te houden met specificiteit in de verschillende regio’s. De Commissie heeft hier wat Nederland betreft een faciliterende rol en kan door het hebben van een overzicht de uitwisseling van best practices tussen lidstaten stimuleren en daar waar de leemten zitten verdere samenwerking stimuleren.

De leden van de D66-fractie vragen of Nederland één van de landen is die haar voorkeur uitspreekt voor een bottom up benadering bij het bereiken van de integratie van de Europese energiemarkt.

Nederland is, net als het merendeel van de lidstaten, voorstander van een bottom up benadering voor regionale samenwerking. Op die wijze kunnen de lidstaten effectief en snel concrete stappen zetten om de interne markt te versterken, rekening houdend met specifieke regionale kenmerken. Een goed voorbeeld hiervan is de pentalaterale samenwerkingen waarbij de deelnemende landen bijvoorbeeld inzetten op een verdere integratie van de groothandelsmarkten en een regionale aanpak van leveringszekerheid.

Ten slotte constateren de leden van de D66-fractie dat Commissaris Cañete opmerkt dat er een tekort is aan effectieve governancestructuren bij bestaande samenwerkingsinitiatieven en vragen de leden van D66-fractie of de Minister een inschatting kan maken van wat de Commissie gaat doen om dit tekort weg te werken, en wat voor gevolgen dit heeft voor Nederland.

Het is nog niet helder wat de Commissie gaat doen om de door haar geconstateerde tekorten aan effectieve governancestructuren bij bestaande samenwerkingsinitiatieven weg te nemen en of dit gevolgen heeft voor Nederland. Verdere uitwerking wordt verwacht in het te verschijnen voorstel voor de governance van de Energie Unie.

Naar boven