21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 539 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 april 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 2 april 2015 over de geannoteerde agenda van de informele Energieraad die op 15 en 16 april 2015 plaatsvindt in Riga, Letland (Kamerstuk 21 501-33, nr. 538) en over de brief van 19 maart 2015 over het verslag van de energieraad van 5 maart 2015 te Brussel (Kamerstuk 21 501-33, nr. 535).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2015 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 10 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

 
     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

     

II.

Antwoord / Reactie van de Minister

4

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met kennis genomen van de geannoteerde agenda van de informele Energieraad die op 15 en 16 april plaatsvindt in Riga, Letland. Deze leden lezen dat er in een gezamenlijke sessie met de informele Milieuraad een discussie zal plaatsvinden over het behoud van biodiversiteit in relatie tot de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Deze leden vragen waarom deze discussie nodig is en zouden graag van de Minister weten welke insteek het voorzitterschap voor deze discussie in gedachten heeft. Want met een dergelijk breed thema kan de discussie iedere kant opgaan en dat is wat deze leden betreft zonde van de tijd van alle aanwezigen. Wat de leden van de VVD-fractie betreft zou het beter zijn dat de Energieraad zich gewoon met energie bezighoudt en dan vooral met de zaken die nu aandacht verdienen, zoals de leveringszekerheid, het bouwen van interconnectiecapaciteit en het integreren van de Europese energiemarkt. De Milieuraad kan in haar eigen samenstelling bezighouden met brede studeerkamerdiscussies over biodiversiteit. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat er tijdens de Raad ervaringen zullen worden uitgewisseld op het gebied van regionale samenwerking. Deze leden onderschrijven de opvatting van de Commissie en de Minister in dezen, dat regionale samenwerking een belangrijke bijdrage levert aan de vervolmaking van de interne energiemarkt. Uit de geannoteerde agenda blijkt helaas niet duidelijk wat de concrete bijdrage van de Minister tijdens de Raad zal zijn. Kan de Minister zijn concrete doelen toelichten? Welke zaken wil hij hoe geregeld zien? Hoe snel zijn die te realiseren? Welke obstakels moeten daarbij worden overwonnen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de informele Energieraad van 15 en 16 april. De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen waarop ze de Minister verzoeken in te gaan.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of de Minister al op de hoogte is van de visie van het Letse voorzitterschap over hoe de EU haar leiderschapspositie op het gebied van hernieuwbare energie kan behouden, zonder dat dit leidt tot verlies aan biodiversiteit in de wereld.

De leden van de PvdA-fractie hopen dat de Minister wil voorstellen om in Europees verband – net als in Nederland – afspraken te maken over de duurzaamheidscriteria aan bij – of mee gestookt hout?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister om in de informele energieraad de noodzaak voor vermindering van de Europese warmtevraag van urgentie te voorzien door te refereren aan de energieafhankelijkheid die de EU heeft ten opzichte van landen buiten de EU. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd wat de EU kan doen om het Nederlandse streven om de warmtevraag te verminderen en verduurzamen te vergemakkelijken?

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister om nadrukkelijk de urgentie te benadrukken van regionale samenwerking op energiegebied en daarbij aan te bieden dat Nederland de opgedane kennis en ervaring met betrekking tot energiesamenwerking graag deelt met andere landen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het de brief van de Minister over het verslag van de energieraad en hebben daarover nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie merken op dat dat de Europese Commissie eind 2015 met een «State of the Energy Union» zal komen. Gedetailleerde landenfiches spelen in dit proces een rol waarin onder andere aandacht zal zijn voor de interne energiemarkt, energie-infrastructuur, transport, energie- en klimaatdoelen, voorzieningszekerheid en regionale samenwerking. De leden constateren aan de hand van de woorden «onder andere» dat dit niet de gehele lijst van aandachtspunten zijn, en zouden graag een nader gespecifieerde lijst van zaken die de aandacht zullen ontvangen bij een dergelijke landenfiche. Voorts willen deze leden graag weten wat het tijdspad zal zijn van het opstellen van de landenfiches. Wanneer zal de Commissie een dergelijk document gereed hebben en wanneer zullen de gesprekken met lidstaten plaatsvinden? Voorziet de Minister hierin mogelijke obstakels?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Commissie de komende EU-voorzitterschappen waarschuwt voor een vol werkprogramma. Dit hoeft geen teken te zijn; er moet immers hard worden gewerkt aan een stabiele, goed functionerende Energie Unie. Echter, een overvol programma kan er toe leiden dat er uiteindelijk slecht beleid wordt gevoerd vanwege tijdgebrek. Hoe is de Minister van plan om ervoor te zorgen dat het takenpakket van het naderende voorzitterschap helder en efficiënt blijft? Deze leden constateren dat Luxemburg en Slowakije ook naderende voorzitters zijn en zijn benieuwd naar hun posities betreffende de Energie Unie. Het zou voor de continuïteit van het beleid goed zijn als, zoals gebruikelijk met dit soort roulerende voorzitterschappen, het een en het ander wordt afgestemd met elkaar. Is de Minister al bezig met dit soort gesprekken? Zo ja, vorderen ze naar behoren en zo nee, wanneer is de Minister van plan dergelijke gesprekken te starten.

De leden van de D66-fractie lezen dat het streefdoel van de Commissie voor interconnectie voor elektriciteit 10% zal zijn. De leden zijn benieuwd wat het streefdoel van de Minister zelf is? Is de Minister van gedachte dat dit streefdoel voor Nederland wellicht hoger moet? Om de plannen voor de energie-infrastructuur te kunnen bewerkstelligen wijst de Commissie op financieringsbronnen die kunnen worden aangewend zoals Connecting Europe Facility (CEF) en het European Fund for Strategic Investments (EFSI). In hoeverre is de Minister voornemens om hier in de toekomst gebruik van te maken? De leden lezen in de laatste paragraaf dat het Letse voorzitterschap denkt dat de cofinanciering van energie-infrastructuur een belangrijke bijdrage kan leveren aan de stappen richting regionale marktintegratie en één interne energiemarkt. Zij meldt echter dat de financiële bijdrage enkel zou gaan om aanvulling en ondersteuning van lopende projecten, zodat wordt voorkomen dat concurrentie met de markt ontstaat. De leden willen graag weten of en hoe hierop is gereageerd? Is een dergelijke clausulering voor- of nadelig voor Nederland?

De leden van de D66 fractie begrijpen dat een volgende pentalaterale energieforum in juni zal plaatsvinden. Deze bijeenkomst zal in het teken staan van het tienjarig bestaan van de samenwerking en biedt Ministers de mogelijkheid om vervolgstappen in het samenwerkingsproces te formuleren. Wat zullen de vervolgstappen van de Minister zijn in de aanloop naar deze bijeenkomst?

De leden van de D66-fractie constateren in de geannoteerde agenda van de informele Energieraad d.d. 15-16 april dat de Minister zich heeft uitgesproken voor de toenemende inzet van hernieuwbare energie in relatie tot behoud van biodiversiteit. De leden van deze fractie zijn een groot voorstander van hernieuwbare energie, maar delen de zorg dat dit niet ten koste mag gaan van de biodiversiteit. In de Rijksnatuurvisie Natuurlijk Verder worden er maatregelen genoemd die Nederland neemt om tegemoet te komen aan internationale en Europese afspraken over instandhouding van biodiversiteit. De leden zouden graag willen weten hoe het staat met de progressie van deze maatregelen? Is dit hoe ver de Minister zal gaan om de biodiversiteit te behouden, of is de Minister nog voornemens om hogere eisen te stellen? Zo ja, wat voor eisen zijn dat en zijn dit ook eisen die de Minister mee wil nemen naar het Nederlands Voorzitterschap? Deze leden horen graag hoe de Minister, in gezamenlijkheid met de Minister van Infrastructuur en Milieu, het behoud van biodiversiteit namens Nederland inderdaad gaat benadrukken.

II. Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Hernieuwbare energie in relatie tot biodiversiteit

De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom een discussie nodig is over het behoud van biodiversiteit in relatie tot de ontwikkeling van hernieuwbare energie en zouden graag van de Minister weten welke insteek het voorzitterschap voor deze discussie in gedachten heeft.

Het Letse voorzitterschap heeft gekozen voor een gezamenlijke sessie van de milieu en Energieraad over hernieuwbare energie in relatie tot het behoud van biodiversiteit. De insteek van het Letse voorzitterschap is gericht op het realiseren van de Europese doelen voor hernieuwbare energie zonder dat dit ten koste gaat van de biodiversiteit. Het Letse voorzitterschap is daarbij op zoek naar het vinden synergiën en trade-offs tussen de verschillende beleidsterreinen, en vraagt lidstaten om tijdens de Raad voorbeelden te geven hoe zij hiermee omgaan.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het agenderen van een dergelijk breed thema.

De informele Energieraad zal spreken over energie-efficiëntie van de warmte- en koudevoorziening en regionale samenwerking. Het Letse voorzitterschap heeft daarnaast gekozen voor een gezamenlijke sessie van de milieu en Energieraad over hernieuwbare energie in relatie tot het behoud van biodiversiteit. Het is aan het voorzitterschap om de agenda voor de informele milieu en Energieraden te bepalen en op deze manier de beleidsdiscussie te sturen. Het thema is relevant in het kader van het Europese klimaat- en energiepakket 2030 waarin een Europees doel van 27% hernieuwbare energie in 2030 is opgenomen.

Regionale samenwerking

De leden van de VVD-fractie vragen wat de concrete bijdrage en doelen van de Minister tijdens de Raad zullen zijn op het gebied van regionale samenwerking, welke zaken hij geregeld wil zien, hoe snel die te realiseren zijn en welke obstakels daarbij overwonnen moeten worden.

Tijdens de discussie in de informele Energieraad zal Nederland wijzen op het belang van regionale samenwerking voor de voltooiing van de interne energiemarkt, het behalen van de Europese energie- en klimaatdoelstellingen en het verkleinen van afhankelijkheid van energie uit landen buiten de EU. Daarnaast zal Nederland toelichten welke voordelen de samenwerking in het pentalaterale energieforum ons gedurende de afgelopen tien jaar heeft gebracht met de introductie van marktkoppeling, de ontwikkeling van de intraday markt en de recente afronding van een pentalaterale TSO analyse van de leveringszekerheid in de Noordwest-Europese regio. Obstakels die Nederland ziet op het gebied van regionale samenwerking zijn met name de bestaande verschillen tussen de lidstaten waar het gaat om nationale beleidsmaatregelen met betrekking tot de stimulering van hernieuwbare energie en het waarborgen van de leveringszekerheid.

De Commissie heeft aangekondigd voor het einde van dit jaar met een voorstel te komen over regionale samenwerking, waarna mogelijk in de loop van 2016 wetgevende voorstellen volgen op dit terrein. Nederland zal zich er samen met de Commissie en andere lidstaten voor inzetten dat dit thema de komende periode in EU-verband voldoende aandacht krijgt en dat hierin concrete stappen worden gezet. Ook tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 zal dit één van de prioriteiten zijn.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Hernieuwbare energie in relatie tot biodiversiteit

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of de Minister al op de hoogte is van de visie van het Letse voorzitterschap over hoe de EU haar leiderschapspositie op het gebied van hernieuwbare energie kan behouden, zonder dat dit leidt tot verlies aan biodiversiteit in de wereld

Het Letse voorzitterschap heeft gekozen voor een gezamenlijke sessie van de milieu en Energieraad over hernieuwbare energie in relatie tot het behoud van biodiversiteit. De insteek van het Letse voorzitterschap is gericht op het realiseren van de Europese doelen voor hernieuwbare energie zonder dat dit ten koste gaat van de biodiversiteit. Het Letse voorzitterschap is daarbij op zoek naar het vinden synergiën en trade-offs tussen de verschillende beleidsterreinen, en vraagt lidstaten om tijdens de Raad voorbeelden te geven hoe zij hiermee omgaan.

Nederland zal als voorbeeld de nationale duurzaamheidscriteria voor bij- of meegestookt hout aandragen.

De leden van de PvdA-fractie hopen dat de Minister wil voorstellen om in Europees verband – net als in Nederland – afspraken te maken over de duurzaamheidscriteria aan bij- of meegestookt hout?

Het streven van het kabinet blijft de ontwikkeling van een Europees geharmoniseerd duurzaamheidssysteem inclusief duurzaamheidscriteria voor bij- of meegestookt hout. Zoals afgesproken in het Energieakkoord zal het duurzaamheidssysteem dat Nederland heeft ontwikkeld, tevens de inzet zijn van Nederland in EU-verband.

Energie-efficiëntie: warmte- en koudevoorziening

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd wat de EU kan doen om het Nederlandse streven om de warmtevraag te verminderen en verduurzamen te vergemakkelijken?

Doel van de bespreking in de informele Energieraad is het ontwikkelen van een beeld over de Europese warmte- en koudevoorziening en de acties die nodig zijn om investeringen en innovatie te bevorderen. De Commissie is voornemens om dit najaar te komen met een strategie voor het faciliteren van investeringen in de warmte- en koudevoorziening. Nederland steunt dit initiatief van de Commissie.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Energie Unie

De leden van de D66-fractie willen weten wat het tijdspad zal zijn van het opstellen van de landenfiches voor het proces naar een «State of the Energy Union». Wanneer zal de Commissie een dergelijk document gereed hebben en wanneer zullen de gesprekken met lidstaten plaatsvinden? Voorziet de Minister hierin mogelijke obstakels?

Zoals de leden van de D66-fractie reeds opmerkten zal de Commissie eind 2015 een «State of the Energy Union» presenteren. De Commissie is momenteel bezig met de eerste voorbereidingen. De verwachting is dat zij voor de zomer met vervolgstappen zal komen, inclusief het opstellen van de landenfiches en gesprekken met de lidstaten.

EU-voorzitterschap

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de Minister van plan is om ervoor te zorgen dat het takenpakket van het naderende voorzitterschap helder en efficiënt blijft?

Nederland zet zich in voor een EU die zich richt op hoofdzaken en meerwaarde heeft voor Europese burgers en bedrijven. Het kabinet wil tijdens het Nederlandse voorzitterschap concrete resultaten bereiken en stelt de strategische agenda van de Europese Raad (2014) daarbij centraal. Dit geldt ook voor de Energieraad. Zie ook de brief over het Nederlands EU-voorzitterschap die het kabinet op 28 januari jl. aan uw Kamer heeft toegezonden (Kamerstuk 34 139, nr. 1).

Nederland is reeds in gesprek met de Europese instellingen, Luxemburg (voorzitterschap tweede helft 2015) en triopartners Slowakije en Malta om een helder en efficiënt voorzitterschap in de eerste helft van 2016 te realiseren. In het derde kwartaal van 2015 zal de Minister van Buitenlandse Zaken uw Kamer nader informeren over de invulling van het Nederlandse EU-voorzitterschap.

De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister al bezig is met gesprekken met de naderende voorzitters Luxemburg en Slowakije. Zo ja, vorderen ze naar behoren en zo nee, wanneer is de Minister van plan dergelijke gesprekken te starten.

Nederland heeft al een aantal gesprekken gevoerd met zowel naderend voorzitter Luxemburg (tweede helft 2015) als met de triopartners Slowakije en Malta. De komende tijd zal Nederland dit blijven doen. Inzet daarbij is om het thema regionale samenwerking voor een langere periode op de kaart te zetten.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wat het streefdoel aan interconnectiecapaciteit van de Minister is? Is de Minister van gedachte dat dit streefdoel voor Nederland wellicht hoger moet?

Het hebben van een adequate grensoverschrijdende infrastructuur in Europa is van groot belang voor het waarborgen van de voorzieningszekerheid en de voltooiing van de interne energiemarkt. Nederland kent momenteel een interconnectiecapaciteit van 17% en voldoet daarmee al aan het Europese streefdoelstelling van 10% in 2020. Hierover is uw Kamer per brief van 2 april jl. nader geïnformeerd.

Nederland investeert aanvullend in de uitbreiding van interconnectiecapaciteit waaronder in de grensoverschrijdende verbindingen met Duitsland zoals Doetinchem-Wesel en de COBRA interconnector naar Denemarken. Het aanleggen van extra interconnecties is echter geen doel op zich, maar een middel om te komen tot verdere marktintegratie en om prijsverschillen tussen landen te verkleinen. Naast de aanleg van nieuwe infrastructuur kan verdere marktintegratie ook op andere manieren bereikt worden, bijvoorbeeld door de koppeling van groothandelsmarkten. Nederland heeft dan ook geen specifieke doelstelling met betrekking tot interconnectiecapaciteit.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre Nederland in de toekomst van de Connecting Europe Facility (CEF) en het European Fund for Strategic Investments (EFSI) financiering gebruik wil maken.

Infrastructuurprojecten met een Europese, grensoverschrijdende dimensie, kunnen aangemerkt worden als project van gemeenschappelijk belang (PCI). Projecten met deze PCI-status komen in aanmerking voor een versneld vergunningverleningstraject, grensoverschrijdende kostenallocatie en mogelijke directe of indirecte financiële steun vanuit Europa. Alleen projecten met PCI-status komen mogelijk in aanmerking voor directe of indirecte financiële steun vanuit de Connecting Europe Facility (CEF). Middelen uit het CEF-fonds kunnen worden ingezet wanneer PCI’s niet commercieel rendabel te maken zijn maar wel bijdragen aan de gestelde doelen van marktintegratie, inpassing van hernieuwbare energie en het versterken van de voorzieningszekerheid in de Europese Unie. Nederland heeft drie projecten die inmiddels als PCI zijn aangemerkt (Doetinchem-Wesel en Cobra van TenneT en een gascompressorenproject van Gasunie). De huidige Nederlandse PCI projecten zijn in beginsel reeds rendabel waardoor ze niet aanmerking komen voor steun uit CEF-financiering. Het is mogelijk dat Nederland bij toekomstige projecten wel in aanmerking kan komen voor aanvullende financiering vanuit het CEF. Dit moet dan worden bezien.

Bij het Europese Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) gaat het om het aantrekken van meer private investeringen in risicovolle projecten en het verlagen van het risico door middel van garantiestelling door het EFSI. Bij het EFSI gaat het dus niet om subsidies, maar om garanties. Het EFSI zal worden ingebed in de Europese Investeringsbank (EIB) en draagt daarmee bij aan de risicocapaciteit van het EIB. De exacte criteria en beoordeling door de EIB zijn nog onderwerp van de onderhandelingen in Brussel en zullen voor een groot deel nader ingevuld worden in de overeenkomst tussen de EIB en Commissie.

Eerste uitgangspunt is dat partijen zelf naar de EIB kunnen stappen met hun financieringsbehoefte. Het kabinet bekijkt momenteel hoe Nederland goed aan kan sluiten op de mogelijkheden die het EFSI biedt voor financiering. Hierover zult u, zoals toegezegd door de Minister van Financiën tijdens het AO Ecofin van 5 maart jl., per brief geïnformeerd worden zodra de onderhandelingen in Brussel zijn afgerond.

De leden van de D66-fractie willen graag weten of en hoe gereageerd is op de conclusie van het Letse voorzitterschap in de Energieraad van 5 maart jl. dat de financiële bijdrage voor interconnectie van elektriciteit enkel zou gaan om aanvulling en ondersteuning van lopende projecten, zodat wordt voorkomen dat concurrentie met de markt ontstaat? Is een dergelijke clausulering voor- of nadelig voor Nederland?

Er is in de Energieraad van 5 maart jl. niet gereageerd op de conclusie van het Letse voorzitterschap dat de financiële bijdrage voor interconnectie van elektriciteit enkel zou gaan om aanvulling en ondersteuning van lopende projecten, zodat wordt voorkomen dat concurrentie met de markt ontstaat.

Net als Letland is Nederland van mening dat concurrentieverstoring door een financiële bijdrage ongewenst is. Nederland vindt het belangrijk te benadrukken dat marktpartijen primair verantwoordelijk zijn voor investeringen in infrastructuur en de financiering daarvan. Nederland zet er op in dat bij de toedeling van publieke middelen geen marktverstoring optreedt. Voor Nederland is met name van belang dat dit proces zorgvuldig verloopt en dat de overeengekomen voorwaarden voor toekenning van financiële ondersteuning in de energie-infrastructuur worden gerespecteerd. Zo wordt voorkomen dat gelden worden toegekend aan projecten die niet (voldoende) bijdragen aan de gestelde doelen van marktintegratie, inpassing van hernieuwbare energie en voorzieningszekerheid, dan wel gelden worden toegekend aan projecten die ook zonder toekenning van publieke middelen rendabel zijn.

Pentalateraal Forum

De leden van de D66-fractie vragen welke vervolgstappen de Minister voorziet in de aanloop naar de ministeriële bijeenkomst van het pentalaterale forum in juni 2015.

In aanloop naar de ministeriële bijeenkomst zullen de penta-landen verkennen op welke terreinen de energiesamenwerking binnen het pentalaterale energieforum de komende jaren verder versterkt moet worden. De recente leveringszekerheidsrapportage van de gezamenlijke TSO’s in de penta-regio heeft laten zien dat interconnecties op dit moment een belangrijke functie hebben bij het voorkomen van leveringszekerheidsproblemen in onze regio.

Nederland zal zich er daarom voor inzetten om in Noordwest-Europa werk te maken van een gezamenlijke kostenefficiënte aanpak van leveringszekerheid en het voorkomen van marktverstorende nationale beleidsmaatregelen. In dat verband zal Nederland blijven pleiten voor een betere benutting van grensoverschrijdende verbindingen, verdere marktintegratie, een verbeterd functioneren van de markt, in het bijzonder de korte termijn markten (intraday marktkoppeling en balanceringsmarkten) en een flexibeler energiesysteem. Dit zijn de belangrijkste uitdagingen voor het pentalaterale energieforum in de komende jaren waarover ik in juni met mijn collega Ministers nadere afspraken wil maken.

Hernieuwbare energie in relatie tot biodiversiteit

De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten hoe het staat met de progressie van de maatregelen van de Rijksnatuurvisie Natuurlijk Verder? Is dit hoe ver de Minister zal gaan om de biodiversiteit te behouden, of is de Minister nog voornemens om hogere eisen te stellen? Zo ja, wat voor eisen zijn dat en zijn dit ook eisen die de Minister mee wil nemen naar het Nederlands Voorzitterschap? Deze leden horen graag hoe de Minister, in gezamenlijkheid met de Minister van Infrastructuur en Milieu, het behoud van biodiversiteit namens Nederland inderdaad gaat benadrukken

De huidige internationale en Europese afspraken zijn ambitieus en voor een belangrijk deel leidend voor de nationale ambities. Internationale en EU-afspraken komen immers in wisselwerking met nationale ambities tot stand. De Rijksnatuurvisie wil een vernieuwing realiseren in de manieren waarop die afspraken kunnen worden gerealiseerd. Naast Europese afspraken over de te nemen maatregelen, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn en Natura 2000, gaat de Rijksnatuurvisie ook in op nieuwe manieren om natuur te behouden en te versterken. Het gaat daarbij om versterking van de relatie van natuur met de maatschappij en de economie door meer aandacht en ruimte te geven aan maatschappelijke initiatieven die de natuur ten goede komen en innovatieve combinaties tussen natuur en sociaaleconomische ontwikkelingen (natuurcombinaties). Tijdens de gezamenlijke sessie van de informele Energieraad en de informele Milieuraad zal Nederland benadrukken dat behoud van biodiversiteit van belang is voor een duurzame toekomst.

Naar boven