21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 540 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2015

Bijgaand ontvangt u het verslag van de informele Energieraad die op 15 en

16 april jl. plaatsvond in Riga, Letland.

Onder voorzitterschap van Letland wisselde de Raad van gedachten over de volgende drie onderwerpen: het gebruik hernieuwbare energie in relatie tot het behoud van biodiversiteit; energie-efficiëntie in de warmte- en koudevoorziening; en regionale samenwerking. Het eerste agendapunt werd besproken in een gezamenlijke sessie met de informele Milieuraad.

De eerstvolgende Energieraad vindt op 8 juni 2015 plaats in Luxemburg.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE

Hernieuwbare energie in relatie tot biodiversiteit

In een gezamenlijke sessie met de informele Milieuraad spraken de energie- en milieuministers over de relatie tussen het toenemende gebruik van hernieuwbare energiebronnen in relatie tot het behoud van biodiversiteit. Het Letse voorzitterschap gaf aan dat met de leiderschapspositie die de EU nastreeft op het gebied van hernieuwbare energie en het Europese doel van 27% hernieuwbare energie in 2030, stappen nodig zullen zijn om deze ambities te realiseren. Dit kan volgens het Letse voorzitterschap echter ten koste gaan van de veerkracht van ecosystemen en het concurrentievermogen van de EU. Het Letse voorzitterschap wilde met het agenderen van dit onderwerp vooral op zoek naar voorbeelden van lidstaten van win-win situaties met een brede betrokkenheid van stakeholders.

Commissaris Vella voor milieu, Maritiem en Visserijbeleid gaf ten eerste aan dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen een centraal element in de Energie Unie inneemt en belangrijk is voor het tegengaan van klimaatverandering. Ten tweede leidt een groter gebruik van hernieuwbare energiebronnen tot afname van de energie import. Ten derde is de hernieuwbare energiesector goed voor meer dan een miljoen banen in de EU met een omzet van circa 130 miljard euro. Deze grote belangen nopen volgens de Commissie tot een ambitieus EU-beleid op het gebied van hernieuwbare energie. In de mededeling over de Energie Unie zijn een aantal initiatieven op dit vlak aangekondigd, zoals de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (Kamerstuk 22 112, nr. 1952).

Alle lidstaten onderkenden het belang van het behoud van biodiversiteit in de EU en in de wereld. Wel waren er verschillende opvattingen te horen over de relatie tussen hernieuwbare energie en biodiversiteit. Een aantal lidstaten, zoals Polen en Litouwen benadrukte dat meer gebruik van hernieuwbare energie een positieve bijdrage levert aan de biodiversiteit. Dit vanwege de positieve bijdrage die hernieuwbare energiebronnen leveren aan de mitigatie van klimaatverandering. Andere landen, zoals Luxemburg en Ierland, zagen naast voordelen ook risico’s voor de biodiversiteit, bijvoorbeeld het landgebruik voor het produceren van biomassa, het ingrijpen op de ecosystemen bij windparken zowel op land als in zee en de negatieve consequenties van hydro-elektrische dammen.

Een meerderheid van de lidstaten gaf aan dat in de planning, het besluitvormingsproces en de vergunningverlening bij projecten op het gebied van hernieuwbare energie de biodiversiteit wordt meegewogen. Hierbij gaf een aantal lidstaten zoals Oostenrijk aan dat het tijdig betrekken van belanghebbenden een succesfactor is. Wel gaven sommige lidstaten, waaronder Portugal, aan dat hier nog wel verbeteringen in mogelijk zijn.

Nederland benadrukte dat het behoud van biodiversiteit van belang is voor een duurzame toekomst. Hierbij heeft Nederland aangegeven voorstander te zijn van Europese duurzaamheidscriteria voor bij- of meegestookt hout als onderdeel van een geharmoniseerd duurzaamheidssysteem, conform Nederlands model. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat onderzoek en innovatie nodig is om de impact van de opwekking van hernieuwbare energie op de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Het Letse voorzitterschap concludeerde dat alle lidstaten het belang van het behoud van biodiversiteit onderkennen. Een gebalanceerde afweging is nodig om de toenemende druk op de leefomgeving van flora en fauna door het gebruik van hernieuwbare energiebronnen het hoofd te bieden. De Commissie gaf hierbij aan het uitwisselen van best practices te willen ondersteunen.

Energie-efficiëntie: warmte- en koudevoorziening

Het tweede onderwerp waar de Raad over sprak was energie-efficiëntie in de warmte- en koudevoorziening. In de Europese Raad van oktober 2014 zijn in het kader van het klimaat- en energiepakket 2030 conclusies aangenomen over een indicatief energie-efficiëntie doel van 27% voor de EU. Omdat de warmte- en koudevoorziening de grootste energieverbruiker in de EU is, wilde het Letse voorzitterschap in de Raad van gedachten wisselen over de acties die op dit gebied nodig zijn.

Commissaris Vella die Cañete, commissaris voor Klimaat en Energie verving, wees erop dat energie-efficiëntie één van de vijf dimensies is van de Energie Unie. Het Europees beleid bestaat volgens de Commissie uit twee onderdelen. Enerzijds het implementeren van de bestaande regelgeving met het oog op de doelstelling voor 2020 en anderzijds het versnellen en bewerkstelligen van veranderingen voor de langere termijn, in het bijzonder in de gebouwde omgeving en transportsector. Voor dit tweede onderdeel gaf de Commissie aan naar een herziening van het regelgevend kader te kijken. De warmte- en koudevoorziening biedt grote mogelijkheden voor energiebesparing. De Commissie zal voor eind 2015 een warmte- en koudestrategie presenteren als onderdeel van de Energie Unie.

Vrijwel alle lidstaten wezen op bestaande verschillen, zowel tussen lidstaten als binnen lidstaten, vanwege het lokale karakter van warmte- en koudevoorziening. Verschillen tussen lidstaten zitten bijvoorbeeld in het aandeel dat collectieve warmte nu inneemt. Koplopers daarbij zijn Estland met een aandeel van 70% en Denemarken met 50% terwijl in veel andere lidstaten, zoals Ierland, het VK en Duitsland collectieve warmte nog slechts een bescheiden rol speelt. Binnen lidstaten wordt vooral gewezen op verschillen tussen landelijke en stedelijke gebieden en tussen bestaande en nieuwe bouw. Voor bestaande bouw zien lidstaten vooral kansen in renovatie en het verbeteren van de informatievoorziening en verhogen van de publieke acceptatie voor energiebesparing. In de nieuwbouw worden mogelijkheden gezien voor aanpassing van normen. Vanwege het bestaan van deze verschillen wordt meermaals gewaarschuwd voor een one size fits all aanpak. Volgens veel lidstaten, zoals Zweden, Tsjechië en Spanje, is vooral een verbetering van de inzet van financiële instrumenten voor investeringen in warmte- en koudevoorziening belangrijk.

Er werd hierbij gepleit voor het inzetten van EU-fondsen, zoals het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Verschillende lidstaten, waaronder Frankrijk, wezen op het belang van het stimuleren van innovatie en van een integrale benadering waarin een link wordt gelegd tussen woningen en industrie.

Nederland beaamde het grote besparingspotentieel van de warmte- en koudevoorziening en wees op de onlangs gepresenteerde Nederlandse Warmtevisie (Kamerstuk 30 196, nr. 305). In dit verband gaf Nederland aan versneld te gaan inzetten op een verdere verduurzaming van de warmtevoorziening door verdere besparing, meer gebruik te maken van restwarmte en de productie van meer duurzame warmte.

Het Letse voorzitterschap gaf aan op basis van de gevoerde discussie de Commissie inbreng mee te geven voor de te ontwikkelingen strategie op dit terrein. Zij gaf daarbij aan dat het belangrijk is rekening te houden met de nationale en lokale kenmerken.

Regionale samenwerking

Het derde onderwerp waar de Raad over sprak was regionale samenwerking tussen de lidstaten. Het voorzitterschap gaf aan dat regionale samenwerking belangrijk is voor het slagen van de Energie Unie. Daarbij vroeg zij de lidstaten om ervaringen te delen over huidige regionale samenwerking, en hierbij ook potentiële risico’s en obstakels te identificeren.

Commissaris Cañete voor Klimaat en Energie benadrukte het belang dat in de Energie Unie wordt gegeven aan het coördineren van energie beleid in de EU en te komen tot een volledig geïntegreerde energiemarkt. Daarnaast is regionale samenwerking een belangrijke stap richting het versterken van de energievoorzieningszekerheid. Ook voor de andere dimensies van de Energie Unie ziet de Commissie potentie voor meer samenwerking op regionaal niveau. Bij de bestaande samenwerkingsinitiatieven constateerde de Commissie een tekort aan effectieve governancestructuren.

Alle lidstaten gaven aan dat zij regionale samenwerking als een belangrijk onderdeel van het energiebeleid zien. Hierbij benadrukte een aantal lidstaten waaronder Tsjechië, Zweden en Nederland het belang van regionale samenwerking voor voltooiing van de interne energiemarkt. Voor andere lidstaten, zoals Spanje, Hongarije en Malta, is het primair belang het versterken van de energievoorzieningszekerheid. Ook gaf een enkele lidstaat, zoals Duitsland, aan dat regionale samenwerking belangrijk is voor alle dimensies van de Energie Unie.

In de gedachtewisseling gingen lidstaten verder in op de bestaande samenwerkingsverbanden, succesfactoren en obstakels. Wat betreft de huidige samenwerkingsverbanden werden best practices benoemd waaronder het initiatief voor interconnectie op de elektriciteitsmarkt tussen de Baltische Staten en Scandinavië (BEMIP), het Pentalateraal forum van de Benelux landen, Frankrijk en Duitsland op het gebied van marktintegratie en leveringszekerheid, de samenwerking van de Noordzeelanden op het gebied van een elektriciteitsnetwerk in de Noordzee (NSCOGI), samenwerking van Mediterrane landen onder meer op het gebied van energie (EUROMED) en de plannen voor koppeling van de elektriciteitsmarkt tussen Tsjechië, Slowakije, Roemenië en Hongarije (4M MC). Succesfactoren in deze samenwerking kenden een aantal gelijkenissen. Veelgenoemde elementen waren: politieke steun, samenwerking op vrijwillige basis, het betrekken van toezichthouders, TSO’s en de sector, het monitoren van afspraken en een faciliterende rol van de Commissie. Daarnaast werden er belemmeringen genoemd in de huidige samenwerking waaronder: verschillen in nationaal beleid, gebrek aan financiering voor onderzoek en ondersteuning, en het lage tempo waarmee de samenwerking wordt uitgevoerd.

Ten slotte bestonden er verschillende opvattingen over de rol van de Europese Commissie. Een aantal lidstaten, waaronder Spanje, pleitte voor een sterke en soms ook initiërende rol voor de Commissie. Andere lidstaten, zoals Frankrijk, gaven te kennen dat de bestaande initiatieven van de lidstaten leidend zijn en de Commissie een faciliterende rol heeft. Daarnaast pleitten Luxemburg en Duitsland voor het beschikbaar stellen van financiering door de Commissie voor het verder brengen van regionale samenwerkingsverbanden.

Nederland gaf aan regionale samenwerking te zien als stap richting de volledige integratie van de Europese energiemarkt. Daarbij heeft Nederland het Pentalateraal Forum als best practice gepresenteerd. Daarnaast kan regionale samenwerking bijdragen aan het wegnemen van huidige obstakels waaronder verschillen in marktregulering, subsidiesystemen voor hernieuwbare energie en het waarborgen van de leveringszekerheid. Nederland heeft verder aangegeven dat regionale samenwerking een prioriteit zal zijn tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016.

Commissaris Cañete gaf in zijn reactie aan dat het doel van regionale samenwerking een geïntegreerde interne energiemarkt is, maar ook de andere dimensies van de Energie Unie zoals hernieuwbare energie en voorzieningszekerheid van belang zijn. Verder gaf de Commissie aan een bottom up benadering als uitgangspunt te nemen, maar dat dit niet altijd afdoende is om regionale samenwerking van de grond te krijgen. Ook gaf de Commissie aan dat het te verschijnen voorstel voor governance van de Energie Unie regionale samenwerking zal meenemen, waarbij wordt gestreefd naar een efficiënt en gestroomlijnd systeem. Verder zal de Commissie onderzoeken of financiering beschikbaar kan worden gesteld.

Als vervolgstap kwam naar voren dat regionale samenwerking zich niet moet beperken tot een enkel onderdeel zoals interconnectie, maar uiteindelijk een breder spectrum van marktkoppeling, integratie van hernieuwbare energie en voorzieningszekerheidsmaatregelen moet beslaan. Het merendeel van de lidstaten sprak een voorkeur uit voor een bottom up benadering die uiteindelijk moet leiden tot integratie van de Europese energiemarkt.

Het Letse voorzitterschap concludeerde dat regionale samenwerking de sleutel is tot succesvolle uitvoering van de Energie Unie en zal namens de Raad de Commissie van inbreng voorzien voor de te ontwikkelen initiatieven op dit vlak, waaronder het te verschijnen voorstel over governance van de Energie Unie.

Naar boven