21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 992 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2017

In het VAO Landbouw- en Visserijraad van 23 februari jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 57, VAO Landbouw- en Visserijraad) is een aantal moties ingediend dat betrekking heeft op het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017, in het bijzonder de Regeling fosfaatreductieplan 2017 waarin het fosfaatreductieplan van de zuivelsector is geborgd. In deze brief informeer ik u over de uitvoering van de aangenomen moties en de toezegging die ik heb gedaan over het onderzoeken van de knelpunten van deze regeling voor de vleesveehouderij.

Grondgebondenheid

De aangenomen moties van het lid Van Gerven (SP) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 974), de leden Van der Velde en Leenders (beiden PvdA) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 981) en het lid Dik-Faber (CU) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 984) verzoeken de regering om de in de Regeling fosfaatreductieplan 2017 (verder: fosfaatreductieregeling) opgenomen definitie van grondgebondenheid in overeenstemming te brengen met de definitie van grondgebondenheid die wordt gehanteerd in het wetsvoorstel tot invoering van het stelsel van fosfaatrechten (verder: fosfaatwetsvoorstel (Kamerstuk 34 532)) en om alle grondgebonden melkveebedrijven bij het bepalen van de referentie uit te zonderen van de korting van 4% op het aantal door hen gehouden dieren op 2 juli 2015. De achtergrond van de moties is dat door het hanteren van een gemiddelde forfaitaire fosfaatexcretienorm (41,3 kg fosfaat per GVE) bedrijven met laagproductieve melkkoeien in de fosfaatreductieregeling soms niet worden gezien als grondgebonden bedrijven, terwijl dat in het fosfaatwetsvoorstel wel het geval zou zijn. In het fosfaatwetsvoorstel wordt bij de bepaling of sprake is van grondgebondenheid gerekend met fosfaatexcretienormen die gerelateerd zijn aan de gemiddelde melkproductie van de melkkoeien op het melkveebedrijf. Bedrijven met relatief laagproductieve koeien zijn daardoor vaker grondgebonden.

Bij de bespreking van de moties heb ik aangegeven dat ik bereid ben naar oplossingen te zoeken onder de voorwaarden dat ze uitvoerbaar zijn en dat ze geen grote invloed mogen hebben op de effectiviteit van de fosfaatreductieregeling. Uit gegevens van RVO.nl blijkt dat er circa 750 melkveebedrijven zijn die volgens de systematiek van de fosfaatreductieregeling niet en volgens de systematiek van het fosfaatwetsvoorstel wel grondgebonden zijn. Wanneer de korting van 4% voor deze groep bedrijven niet wordt doorgevoerd, wordt de beoogde fosfaatreductie door deze regeling verminderd met circa 0,1 miljoen kilogram.

Na bestuurlijk overleg met de sector heb ik besloten om in de fosfaatreductieregeling een tweede definitie van grondgebondenheid op te nemen die is gebaseerd op het fosfaatwetsvoorstel. Uiterlijk 1 april a.s. zal de desbetreffende groep melkveebedrijven via de zuivelondernemingen en RVO.nl worden geïnformeerd over de grondgebondenheidstatus en het achterwege blijven van de 4% korting op het aantal GVE's op 2 juli 2015. Voor deze bedrijven geldt, net als voor de andere grondgebonden bedrijven, dat zij bij groei sinds 2 juli 2015 moeten voldoen aan de reductiepercentages in de fosfaatreductieregeling.

De relatief beperkte afname van de fosfaatreductie bij het doorvoeren van deze voorziening van 0,1 miljoen kilogram moet worden gecompenseerd bij de vaststelling van het kortingspercentage van de fosfaatreductieregeling in de derde periode (juli/augustus).

Grondgebondenheid en bedrijfsoverdrachten

In de motie van de leden Visser en Lodders (beiden VVD) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 973) wordt de regering verzocht om bedrijven tegemoet te komen die in het kader van het fosfaatwetsvoorstel na een bedrijfsoverdracht in onzekerheid verkeren over de fosfaatreferentie en de grondgebondenheid bij een bedrijfsoverdracht. Hierover zal ik uw Kamer op korte termijn nader informeren.

In de fosfaatreductieregeling is deze problematiek niet aan de orde. In deze regeling bepaalt artikel 12, eerste lid, voor melkproducerende bedrijven, die na 2 juli 2015 zijn overgedragen en waarbij deze overdracht wordt gemeld en aangetoond bij RVO.nl, dat de referentieaantallen bij elkaar kunnen worden opgeteld tot een gecombineerd referentieaantal. Bij de vaststelling van het referentieaantal, gebaseerd op het aantal GVE op 2 juli 2015 volgens het I&R-systeem, is al gekort met 4% tenzij het bedrijf grondgebonden is. Hierbij is derhalve bij de vaststelling van het referentieaantal er al rekening mee gehouden of een bedrijf grondgebonden is. In de situatie van een gehele bedrijfsovername (bijvoorbeeld een overdracht van vader op zoon of een rechtsvormwijziging) gaat het referentieaantal van het overgenomen bedrijf dan ook in zijn geheel over. In artikel 12, derde lid, is een vergelijkbare bepaling opgenomen voor bedrijfsoverdrachten van niet-melkproducerende bedrijven.

Verzoeken voor bedrijfsoverdrachten moeten uiterlijk 1 april 2017 worden ingediend bij RVO.nl. Bij bedrijfsoverdrachten na 1 maart 2017 moet een verzoek uiterlijk 1 maand na de overdracht worden ingediend.

Knelpunten niet-melkproducerende bedrijven (vleesveebedrijven)

In reactie op de ingediende motie van het lid Geurts (CDA) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 976) heb ik uw Kamer toegezegd te onderzoeken welke knelpunten zich voordoen met de uitvoering van het fosfaatreductieplan van de zuivelsector in de fosfaatreductieregeling bij bedrijven met vleesvee en uw Kamer hierover voor 1 april a.s. te informeren.

Uit het overleg met LTO Nederland en LandschappenNL in de afgelopen weken is bij mij de overtuiging ontstaan dat de peildatum van 15 december 2016 in de fosfaatreductieregeling voor een deel van de vleesveebedrijven onbedoeld zwaar uitpakt en dat deze peildatum aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering en de economische levensvatbaarheid van deze bedrijven in 2017. De peildatum van 15 december 2016 heeft vooral gevolgen voor een deel van de vleesveebedrijven zoals vetweiderijen, mesterijen, zoogkoeienhouderijen, jongvee-opfokbedrijven, en het inscharen en verplaatsen van dieren naar andere bedrijven (bijvoorbeeld naar terreinbeherende organisaties), omdat de peildatum voor die bedrijven geen reëel beeld geeft van het aantal dieren dat gedurende het jaar wordt gehouden.

Na overleg met genoemde organisaties heb ik besloten voor de niet-melkproducerende bedrijven een alternatief peilmoment in de fosfaatreductieregeling op te nemen. Het gemiddelde aantal GVE waarboven de niet-melkproducerende bedrijven een geldsom opgelegd kunnen krijgen in de maand april, juni, augustus, oktober en december 2017, mag ten hoogste gelijk zijn aan het aantal GVE's op 15 december 2016 of het gemiddeld aantal GVE's in de desbetreffende maand in 2016 (maandreferentie). RVO.nl zal bij het berekenen van de op te leggen geldsom uitgaan van de voor de ondernemer meest gunstige situatie. Met deze voorziening wordt meer rekening gehouden met het normale jaarlijkse productieverloop op vleesveebedrijven. Hiermee blijft voorkomen worden dat vee van melkproducerende bedrijven buiten de werking van de fosfaatreductieregeling wordt gebracht door verplaatsing naar vleesveebedrijven, en niet leidt tot een afname van de fosfaatproductie. Voor de genoemde categorieën vleesveebedrijven worden hiermee de grootste knelpunten opgelost zonder dat dit ten koste gaat van de effectiviteit van de regeling.

Vee en Logistiek Nederland (VenL) heeft aangegeven dat de export van hoogwaardig fokvee wordt belemmerd door de fosfaatreductieregeling. Voordat fokvee kan worden geëxporteerd, wordt het in zogenoemde quarantainestallen gehouden. Deze bedrijven zijn door de NVWA erkend en het fokvee staat gedurende de quarantaineperiode onder toezicht van de NVWA. Na overleg met VenL heb ik besloten om de bedrijven met quarantainestallen uit te zonderen van de fosfaatreductieregeling. Het betreft een groep van circa 37 stallen met een capaciteit van circa 12.000 dieren. Hierbij wordt aangesloten bij artikel 21 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten, zoönosen en TSE’s, waarin de erkenning van quarantainestallen is geregeld. Hierin wordt als voorwaarde gesteld dat dieren alleen mogen worden geëxporteerd of, indien dit niet mogelijk is, ter slachting worden aangeboden. Hiermee wordt voorkomen dat dieren weer als melkvee in Nederland worden gebruikt.

Een wijziging van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 zal ik op korte termijn publiceren in de Staatscourant. Hierin zal ook een aantal technische wijzigingen worden opgenomen.

In mijn brief van 3 maart 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 192) heb ik u geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Geurts (Kamerstuk 21 501-32, nr. 977) over de Subsidieregeling beëindiging melkveehouderij.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven