33 037 Mestbeleid

Nr. 192 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2017

Met deze brief wil ik u informeren over de uitkomst van het overleg dat ik de afgelopen week gevoerd heb met het bedrijfsleven over de overtekening van de eerste tranche van de Subsidieregeling beëindiging melkveehouderij.

In het overleg is de wenselijkheid en de noodzaak besproken om een groter budget beschikbaar te stellen voor de eerste tranche, tegen de achtergrond van de overtekening van de eerste openstelling. Omdat uit alle signalen blijkt dat de kans op afhakende ondernemers groot is als zij zouden worden uitgeloot en dit ten koste zou gaan van de effectiviteit van de maatregel, heb ik besloten alle 497 aanvragen uit de eerste tranche in behandeling te nemen. Het budget van de eerste subsidieopenstelling zal hiervoor verhoogd moeten worden van € 12 miljoen naar € 38 miljoen. Dit komt overeen met circa 31.500 GVE (grootvee-eenheden) en een fosfaatreductie van circa 1,30 miljoen kg fosfaat, dat wil zeggen 52% van de voor dit spoor gestelde reductiedoelstelling. Een belangrijke overweging daarbij is tevens dat het bedrijfsleven heeft aangegeven bereid te zijn tot € 10 miljoen aan extra middelen in te zetten, mocht dat noodzakelijk zijn voor het behalen van de uiteindelijke doelstelling van 60.000 GVE ofwel 2,5 miljoen kg fosfaat. De totale bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken blijft beperkt tot de reeds toegezegde € 6 miljoen.

Het gevolg van deze keuze is dat ik afzie van de oorspronkelijk beoogde tweede openstelling over enkele weken. Dit mede om uitvoeringstechnische redenen, omdat RVO de periode maart–april nodig zal hebben om deze grotere hoeveelheid aanvragen te beoordelen. Deze langere periode leidt tot een betere spreiding van de afvoer van melkvee.

Ik ben in overleg met het bedrijfsleven om een laatste tranche in mei open te stellen. De Europese Commissie moet vanwege staatssteunaspecten instemmen met de inzet van deze, grotendeels door de sector ingebrachte, nationale middelen en de uitgangspunten voor deze laatste tranche. Over deze openstelling zal ik uw Kamer te zijner tijd nader informeren.

Met het bovenstaande heb ik tevens uitvoering gegeven aan de motie van het lid Geurts c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 977), waarin de regering wordt verzocht om in overleg met sectorpartijen binnen de juridische en financiële mogelijkheden te bezien hoe de gehele groep kan worden geaccommodeerd.

Tot slot deel ik u mede dat ik op korte termijn uw Kamer zal informeren over de ter zake van grondgebondenheid ingediende moties, en over het overleg dat met de vleesveesector plaatsvindt om in kaart te brengen welke impact de fosfaatrechten hebben op vleesveehouders en natuurbeheer.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven