21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 920 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 5 april 2016 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 april 2016 inzake de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 april 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 902);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 22 maart 2016 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad 14 maart 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 900);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 januari 2016 inzake de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het vierde kwartaal van 2015 (Kamerstuk 21 109, nr. 222);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 maart 2016 inzake de toezegging inzake de Green Deal «Insecten voor feed, food en farma» (Kamerstuk 33 043, nr. 64);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 maart 2016 met het afschrift van de Nederlandse inbreng in het kader van de consultatie over de vergroening (Kamerstuk 28 625, nr. 234);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 31 maart 2016 inzake de voortgang directe betalingen en de vaststelling betalingsrechten van het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 235).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Visser

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Geurts, Grashoff, Leenders, Visser en Wassenberg,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 18.35 uur.

De voorzitter:

Welkom bij dit algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad. We zijn met z'n vijven en ik mag tijdelijk voorzitter zijn in deze commissie. Laten we vijf minuten spreektijd per persoon afspreken en twee interrupties in tweeën.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. In het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad staat te lezen dat er nogal lang is gesproken over de marktsituatie van de landbouw. Dat snap ik, want het gaat natuurlijk niet zo goed. Vervolgens lees ik dat er een nieuw steunpakket komt. Daarin is sprake van een dertiental maatregelen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke van deze maatregelen nu eigenlijk zinvol zijn, welke niet zinvol zijn en welke ronduit contraproductief zijn? Ik zal ze niet allemaal noemen want daar heb ik geen tijd voor, maar als ik de dertien maatregelen doorlees, lijkt het erop dat er maar één maatregel bij staat die er echt toe doet. Dat is productiebeperking. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er uiteindelijk ook maar één structurele oplossing is, namelijk productiebeperking. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Kan hij er bij het maatregelenpakket van de Europese Commissie maximaal op inzetten dat er op een fatsoenlijke wijze – dat bedoel ik in de richting van ondernemers in de sector – tot productiebeperking gekomen kan worden? Kan de Staatssecretaris ook reageren op de suggestie om gelden in te zetten om bijvoorbeeld varkensrechten of straks melkveerechten en fosfaatrechten in te kopen of terug te kopen, en daarvoor de bijbehorende vergoeding te betalen? Zou hij er op die manier voor willen zorgen dat de productie afneemt en zou hij dat structureel willen doen?

De stemming over toelating van glyfosaat is uitgesteld. Dat is heel fijn. De Staatssecretaris heeft in die zin keurig de motie-Grashoff/Leenders uitgevoerd. Maar het voorstel dat nu voorligt, geeft mij een dubbel gevoel omdat het nog steeds uitgaat van een toelating. De Staatssecretaris zegt daarbij: als het ECHA-rapport (European Chemicals Agency) daartoe aanleiding geeft, kunnen we dat intrekken. Mij lijkt het gezien de aard van de motie en van de hele problematiek logischer om te zeggen: alleen als het ECHA-rapport er aanleiding toe geeft, gaan we opnieuw het toelaten van glyfosaat bespreken. Dat lijkt me logischer; dat is het voorzorgsprincipe. Er is heel veel mis met dat spul, niet alleen op het punt van de volksgezondheid, dus de carcinogeniteit, maar ook wat betreft de schade en de risico's voor het milieu en onze waterbodems. Is de Staatssecretaris dus bereid om het voorstel aan te passen in die zin dat er wordt gezegd: nee, dan maar even niet; we gaan het gebruik van glyfosaat heroverwegen als rapporten als dit daartoe aanleiding geven?

Ik kom op de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ik ben benieuwd waar de Staatssecretaris zelf op zou willen inzetten. Hij zegt dat vergroeningsmaatregelen daadwerkelijk moeten bijdragen aan verduurzaming. Daar ben ik het van harte mee eens, maar dat is in al zijn eenvoud een uitspraak die nogal wat consequenties heeft. Zou de Staatssecretaris concreter kunnen maken waaraan hij denkt, op welke manier hij de Kamer daarbij wil betrekken en op welke manier we daarover een goede discussie kunnen voeren? Misschien is er nog te putten uit de vorige GLB-ronde, want toen hebben we er best goede discussies over gevoerd. Alleen zijn die in Europees verband allemaal terzijde geschoven en is er qua vergroening een slecht GLB uit gekomen. Ik denk dat dat de algemene conclusie is. Dat kan veel beter. Het kan ook met minder bureaucratie. De combinatie van die twee zou misschien nog wel het sterkst zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was goed binnen de tijd. Ik geef het woord aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. De crisis in met name de varkenshouderij en de melkveehouderij duurt voort. Collega Grashoff van GroenLinks heeft dat ook genoemd. Het overgrote deel van de families in de varkenshouderij vraagt zich elke dag af hoe ze de rekeningen moeten betalen. De vorige keer heb ik ook geconstateerd dat diverse van deze families onder het bestaansminimum zitten. In de melkveehouderij zit volgens de berichtgeving van afgelopen week een op de drie boeren in de financiële problemen. Dan vraag ik me af: wat voor positiefs brengt het Nederlandse voorzitterschap onze land- en tuinbouw? Ik ben me de afgelopen week ook gaan afvragen welke taak de Staatssecretaris nu eigenlijk voor zichzelf ziet als ik deze zaken rond de varkenshouderij en de melkveehouderij aanroer. Graag hoor ik van de Staatssecretaris wat hij concreet voor onze boeren binnengehaald heeft bij de laatste Landbouwraad.

De Fransen willen € 15.000 per boer meer uitgeven in uitzondering op de Europese regels en krijgen daarvoor toestemming. In het vorige AO voorspelde ik dat de Fransen zouden acteren op «eigen boer eerst», en helaas heb ik meer dan gelijk gekregen. De voorstellen van het Nederlandse voorzitterschap zetten onze boeren en de Nederlandse concurrentiepositie op achterstand, zo constateer ik. Hoe gaat de Staatssecretaris de verdere uitholling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorkomen? Zal de Staatssecretaris bijvoorbeeld zelf met voorstellen komen om de taskforce agrarische markten te ondersteunen en met toepassing van artikel 2.22 te zoeken naar oplossingen voor de versterking van samenwerking tussen producenten in de keten? Legt de Staatssecretaris bijvoorbeeld de problemen rondom de duurzaamheidsafspraken, zoals de Kip van Morgen, voor aan deze taskforce om ervoor te zorgen dat boeren hun investering kunnen terugverdienen? Kortom: is de Staatssecretaris bereid om meer Nederlands overheidsgeld in de landbouw te investeren, zoals de Fransen ook doen?

Mijn tweede punt is de equivalente maatregel voor het aanwenden van mest in de akkerbouw. Het is volstrekt onacceptabel hoe op dit dossier door het VVD/PvdA-kabinet wordt geacteerd. Het actieprogramma Nitraatrichtlijn dateert van begin 2014 en nu, twee jaar later, zegt de Staatssecretaris: in dit groeiseizoen – 2016 dus – ga ik het nog niet toestaan. Ik constateer bureaucratisch geneuzel en onnodige Europese notificatie. Die Europese notificatie is onnodig, want er is geen lidstaat in de Europese Unie die zaken notificeert. Ik vraag de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de equivalente maatregelen dit groeiseizoen worden toegestaan, door niet te notificeren of deze maatregelen in te voeren tijdens de notificatie. De hoofdvraag is: is hij daartoe bereid? Anders zie ik geen andere mogelijkheid dan hierom te verzoeken in een motie.

Ten derde ga ik in op de uitbetaling door de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Het is heel belangrijk dat boeren in april voor de gecombineerde opgave weten wat ze in 2015 definitief toegekend hebben gekregen. Nu weten boeren niet zeker wat ze nodig hebben en wat ze eventueel kunnen verhuren, nog daargelaten dat duidelijkheid over wanneer je je geld krijgt zeer op prijs wordt gesteld. Alleen excuses zijn niet genoeg, Staatssecretaris. Graag krijg ik de toezegging dat de definitieve uitbetaling over 2016 in december wordt uitgekeerd. In het vorige AO zei de Staatssecretaris dat op 1 februari 90% was uitbetaald. Nu stelt hij dat er twee maanden later 91,3% is uitbetaald. In die twee maanden is dus 1,3% extra verwerkt. Wat is er in die tijd gebeurd? Was er op 1 februari wel 90% uitgekeerd? En zo ja, hoe verklaart de Staatssecretaris dan deze summiere vooruitgang in de uitbetalingen in de afgelopen twee maanden? Wat zijn de oorzaken en hoe kan hier nog iets aan gedaan worden?

Mijn vierde punt is de Jonge Landbouwersregeling. Ik zag zonet een aantal brieven binnenkomen. Ik heb ze kruislings gelezen, dus mogelijk zal de Staatssecretaris zo meteen verwijzen naar antwoorden op schriftelijke vragen van collega's. In december gaf de Staatssecretaris niet zonder trots aan dat hij ervoor zou zorgen dat de regeling er zou komen. En wat constateren wij nu samen met partijen als SGP en VVD? Er ligt een uitgeklede regeling waarvan de voorwaarden niet duidelijk zijn. Klopt het dat het NAJK (Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt) is weggehouden bij de afspraken met provincies over de uitvoering?

Ik heb nog een vraag over het ploegverbod in Natura 2000-gebieden. Ik vernam dat in Denemarken frezen op 3 centimeter diepte is toegestaan. Zou de Staatssecretaris willen bekijken of deze bewerking ook in Nederland toegelaten kan worden?

Ik sluit positief af. Het CDA is positief over de inzet voor de vergroening, in tegenstelling tot mijn collega van GroenLinks. Wij vinden dat er wel knap werk geleverd is in Europees verband. Het is te hopen dat de Commissie hiermee aan de slag gaat. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de Commissie komt met vereenvoudigingsvoorstellen?

Mijn laatste zin gaat over de verordening technische maatregelen visserij. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om interim-oplossingen, met name voor de puls, in te voeren, aangezien de besluitvorming rond de Commissievoorstellen drie à vier jaar op zich laat wachten?

Nu echt mijn laatste zin: ik heb ook namens de SGP-fractie gesproken. Dat heb ik vergeten te melden aan het begin.

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Eerst wil ik iets zeggen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Staatssecretaris schrijft dat hij een meer fundamentele review van de vergroening noodzakelijk vindt. Lidstaat Nederland, zo schrijft hij, is van mening dat de vergroeningsmaatregelen daadwerkelijk moeten bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw. Op welke meer fundamentele review van de vergroening doelt hij daarmee? Is die review nu al gaande? De Staatssecretaris heeft het namelijk over een ander type review in zijn brief. Op welke wijze wordt in die fundamentele review de invloed van de vergroeningsmaatregelen op de ontwikkeling van de biodiversiteit gemeten? Ik hoop dat de Staatssecretaris dit allemaal gehoord heeft, want hij was druk in gesprek met de heer Hoogeveen, naast hem, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het is overgekomen.

Ik wil het nu wat uitgebreider hebben over de moeilijke marktsituatie in de zuivel-, varkens- groente- en fruitsector. Er is een gedachtewisseling geweest in de Raad, waarna dertien marktmaatregelen zijn toegezegd om de sector te ondersteunen. Die dertien marktmaatregelen komen boven op het pakket van 500 miljoen van september vorig jaar. Het eerdere pakket van 500 miljoen heeft nog niet geleid tot voldoende herstel van de markt. Welke concrete verwachtingen heeft de Staatssecretaris van dit pakket? En waarom wordt dit pakket niet optimaal benut, zoals ik las? Wat maakt dat de Staatssecretaris denkt dat dit aanvullende pakket van dertien maatregelen wel zal helpen om de marktsituatie te herstellen?

Ik heb een specifieke vraag over de maatregel vrijwillige productiebeperking. Wat houdt die maatregel precies in? Was het niet mogelijk om buiten artikel 2.22 van de integrale gemeenschappelijke marktverordening tijdelijk en vrijwillig de melkproductie te beperken? Waarom zouden melkveehouders ervoor kiezen om dat vrijwillig te doen? En is het geen maatregel die eerder door de markt zelf zou moeten worden genomen, zoals FrieslandCampina volgens mij op dit moment ook al doet door meer te betalen voor minder melk?

Ik kom op de maatregel plattelandsontwikkeling. In welke richting moeten we denken als gesproken wordt over «bekijken hoe de Plattelandsontwikkelingsprogramma's aangepast kunnen worden om deze meer te laten inspelen op de huidige slechte marktsituatie»? Gaat dit mogelijk leiden tot inkomensondersteuning? Is het Plattelandsontwikkelingsprogramma daarvoor bedoeld? Wat is de kans dat dit ten koste gaat van maatregelen om te verduurzamen? Wat vindt de Staatssecretaris sowieso van die maatregel?

In de voorzitterschapsconclusies heeft de Staatssecretaris de Europese Commissie opgeroepen om te onderzoeken welke aanvullende financieringsmogelijkheden gevonden kunnen worden indien de marktsituatie onvoldoende verbetert. Het aanspreken van de crisisreserve zou daarin als uiterste middel meegenomen moeten worden. Daarover heb ik nog een vraag: betekent dit dat er nog een aanvullend pakket, met de eventuele inzet van die crisisreserve, ingezet zou kunnen gaan worden? Dat betekent dan toch een aanvulling op de aanvulling? Een zoveelste ondersteuningspakket? Wanneer houdt dat dan een keer op? Zijn we op die manier goed bezig? Wat is de formele opvatting van de lidstaat Nederland in deze kwestie?

Aan de huidige marktsituatie liggen behalve acute problemen ook structurele problemen ten grondslag, schrijft de Staatssecretaris zelf. De Raad was van mening dat ook de structurele problemen aangepakt moeten worden. Dat zal in juni in de Raad besproken worden. Wat bedoelt de Raad dan met «structurele problemen»? Wordt daarmee bedoeld dat buiten de structurele problemen op de wereldmarkt die op dit moment spelen, ook de problemen van de productiewijzen in de landbouw een rol spelen? Wat is dan de inzet van Nederland in de Raad over de aard van de structurele problemen en de aanpak daarvan? Wat vindt de Staatssecretaris van dit soort ondersteuningspakketten in relatie tot verduurzaming van de agrarische sector? Wat als we de Europese inzet meer zouden richten op verduurzaming en de in te zetten middelen veel meer daarvoor zouden gebruiken?

Volgens mij ben ik bijna door mijn tijd heen. Ik heb nog één kort puntje.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut.

De heer Leenders (PvdA):

O, toch nog één minuut. Mijn punt is de brief van de Staatssecretaris naar aanleiding van de moties over gewasbeschermingsmiddelen. Ik neem aan dat wij over deze kwestie nog kunnen debatteren in het debat over gewasbeschermingsmiddelen dat wij binnenkort hebben. Dat is het zogenaamde verzameldebat. Ik neem aan dat de Staatssecretaris op dit moment in Europa geen dingen gaat doen die onomkeerbaar zijn. Ik ga ervan uit dat we dat nog kunnen bespreken voordat er in Europa echt iets over gezegd gaat worden. Want als dat zo is, zou ik er in tweede termijn nog wel iets meer over willen zeggen.

Ik dacht dat ik hiermee mijn vijf minuten gevuld zou hebben, dus ik laat het hierbij.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb de heer Leenders gehoord over de maatregelen rond de marktsituatie in de landbouw. Is de heer Leenders het met mij eens dat niet tijdelijke maar structurele productiebeperking een sleutelrol zou moeten spelen in het oplossen van deze problemen?

De heer Leenders (PvdA):

Dat ben ik volledig met u eens.

De heer Geurts (CDA):

Ik schrik toch wel even van dit antwoord. Daarom plaats ik nu een interruptie. Kijk, van GroenLinks weet ik al jaren dat zij dat als enige weg ziet om de veehouderij in Nederland de nek om te draaien, maar dit had ik echt niet van de PvdA verwacht. Ik hoop dat de PvdA ook oog heeft voor alle werkzaamheden, werknemers en werkgevers in de periferie rondom de land- en tuinbouwsector. Daar wordt heel veel werk gegenereerd. Ik doel dus niet alleen op sec de veehouders en land- en tuinbouwers, maar ook op de werkgelegenheid daaromheen. Ik vind dat de heer Leenders wel heel kort door de bocht gaat als hij zegt: we gaan reguleren. Noem dan ook eens wat getallen.

De heer Leenders (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Geurts die vraag stelt, want ik ben het met hem eens dat ik wat te kort door de bocht ging. Ik had dit moeten toelichten en daar geeft hij me nu de gelegenheid voor. Dank daarvoor. Toen de heer Geurts sprak over de toekomst van jonge boeren en hun gezinnen had ik de neiging om hem te interrumperen. Het feit dat het niet zo goed gaat met de jonge boeren en hun gezinnen heeft ook te maken met de structurele problemen in de landbouw. We hebben het in eerdere debatten, onder andere bij de behandeling van de begroting voor 2015, gehad over de export. We zijn de tweede exporteur van de wereld en moeten vooral proberen om dat zo te houden, maar wat mij betreft letten we daarbij vooral op kwaliteit en niet op kwantiteit. Als de heer Grashoff mij vraagt of we de productie moeten beperken, dan denk ik aan de kwantiteit en niet aan de kwaliteit. Ik denk dat we het moeten hebben over de structurele problemen in de landbouw en veeteelt. Ik gun jonge boeren en hun gezinnen een gouden toekomst. Ik denk echter dat we die niet bereiken als we op deze manier op deze voor een gedeelte doodlopende weg doorgaan.

De heer Geurts (CDA):

Ik ben blij dat het standpunt een stuk genuanceerder ligt. Zo ken ik de heer Leenders en de PvdA-fractie ook. Daar ben ik op zichzelf dus wel blij mee. Ik vroeg echter ook welke gevolgen dit heeft voor de werkgelegenheid in de periferie. Die zijn erg groot. Daar zijn onderzoeken naar gedaan. Ik hoop dat de heer Leenders en de PvdA-fractie toch heel goed nadenken voordat ze dit hobbelpad of deze zandweg van GroenLinks gaan volgen.

De heer Leenders (PvdA):

Als de heer Geurts mij goed heeft gehoord, heeft hij me horen zeggen dat ik jonge boeren en boerengezinnen een gouden toekomst gun. Daar hoort werkgelegenheid bij. Wat mij betreft mag in de gehele agrarische sector de werkgelegenheid toenemen, maar dan wel op een manier die duurzaam en toekomstbestendig is.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is een klassiek geval van uitlokking van de heer Geurts. In een interruptie op de PvdA geeft hij een sneer naar GroenLinks. Ik voel me aangesproken en wil graag reageren. Het is verre van het standpunt van GroenLinks om de veehouderij of de landbouw in het algemeen om zeep te willen helpen. Het gaat ons juist om een duurzame toekomst; dat weet de heer Geurts ook. Hij moet hier geen karikatuur van willen maken. Juist de omvang van de productie betekent op dit moment dat mensen in de sector geen droog brood meer kunnen verdienen. Het zou de heer Geurts sieren als juist het CDA zou meebewegen in een verstandige beperking van de productie. Dat zou voor de sector zelf een zegen zijn.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Uit een vijfjarig onderzoek van Eyes on Animals blijkt dat de Europese transportverordening systematisch wordt overtreden bij veetransporten naar Turkije. In antwoord op Kamervragen van mijn collega Thieme antwoordt de Staatssecretaris dat de problemen voortvloeien uit gebrekkige voorzieningen bij de Turkse grensovergang en uit administratieve rompslomp bij de Turkse grens. Dat zijn dus geen incidenten maar structurele problemen. Die problemen zijn echt heel ernstig. Tienduizenden dieren zitten te lang opgepropt in veewagens waarin ze niet eens rechtop kunnen staan. Ze zitten urenlang zonder water en voedsel, vaak in extreme hitte. Bij maar liefst 70% van de geïnspecteerde transporten zijn zeer ernstige misstanden geconstateerd. Sommige van die beelden staan op YouTube: je doet geen oog dicht als je daarnaar gekeken hebt. Is de Staatssecretaris bereid om dit rapport van Eyes on Animals en een aantal andere organisaties te bespreken met Commissaris Andriukaitis? Is de Staatssecretaris bereid om bij de Europese Commissie te pleiten voor een stop op transporten richting Turkije, nu blijkt dat veetransporteurs zich niet houden aan Europese wetgeving? Dit probleem is groter dan Nederland; dit is een Europees probleem.

Ondanks de grote risico's van glyfosaat voor de menselijke gezondheid en het milieu, dringt de Europese Commissie aan op het opnieuw toelaten van het gif van Monsanto voor vijftien jaar. De Staatssecretaris zegt nu dat tien jaar lang genoeg is, maar het hele voorzorgbeginsel gaat hiermee van de baan. Het voorzorgbeginsel zegt: bij twijfel niet inhalen. En er zijn heel serieuze twijfels. In het ambtelijk overleg is niet alleen gesproken over het opnieuw toelaten van glyfosaat, maar ook over een voorstel van EU-instanties om het blootstellingsniveau met 66% te verhogen; dat is twee derde. Klopt die informatie? Is hier al een besluit over gevallen? Wat was de inzet van Nederland daarbij? Wat de Partij voor de Dieren betreft gaat de hele toelating van glyfosaat van de baan.

Sinds 2010 onderhandelt de Europese Commissie met de Mercosurlanden in Zuid-Amerika over een vrijhandelsverdrag. Net als de vrijhandelsverdragen met Canada, de VS en Oekraïne, bedreigt ook dit verdrag de landbouw in Europa en daarmee alle doelen voor voedselverduurzaming. Het gebeurt niet vaak, maar ik haal nu met instemming een aangenomen motie van CDA en VVD uit 2011 aan, waarin de regering wordt opgedragen om geen Europese concessies toe te staan die onevenredig negatief uitpakken voor de Europese landbouw, en in het bijzonder voor de Nederlandse gezinsbedrijven. Nu lezen we in de media dat de Europese Commissie een aanbod aan het voorbereiden is om de onderhandelingen over dit vrijhandelsverdrag vlot te trekken, en dat er in dat aanbod landbouwproducten worden opgenomen die straks vanuit Zuid-Amerika tariefvrij naar de EU geëxporteerd mogen worden. Daaronder vallen plofkippen en kiloknallers. De Europese Commissie trekt zich kennelijk niets aan van het brede protest dat een groot aantal lidstaten, waaronder Frankrijk en Ierland, heeft geuit tegen het toevoegen van landbouwproducten in deze onderhandelingen. Ik zie Nederland niet tussen de landen staan die ertegen geprotesteerd hebben. Waarom is dat niet gebeurd? Wil de Staatssecretaris naast Oekraïense plofkippen en legbatterijeieren ook nog Argentijns dierenleed importeren? Hoe legt hij dat uit aan de Nederlandse boeren? We zien in studies over TTIP dat de Europese landbouw geen schijn van kans heeft wanneer dit soort vrijhandelsverdragen wordt afgesloten. Wat de Partij voor de Dieren betreft stoppen we alle onderhandelingen over die vrijhandelsverdragen. Ik wil graag dat de Staatssecretaris, voordat hij akkoord gaat met de onderhandelingsinzet van de Europese Commissie, ons een brief stuurt waarin hij de consequenties van de vrijhandelsdeal met de Zuid-Amerikaanse Mercosur-landen op de Nederlandse en Europese landbouwsector uiteenzet. Graag krijg ik de toezegging dat hij zich in de onderhandelingen aansluit bij het protest van Frankrijk, Ierland en Oostenrijk tegen deze landbouwdeal. Graag krijg ik hierop een reactie.

Op de agenda staat ook het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe verordening technische maatregelen visserij. Deze dient de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen. Maar waarom wordt de boomkor toegestaan? Vindt de Staatssecretaris een vistechniek die de zeebodem omploegt en de leefomgeving van veel dieren vernietigt wenselijk? Ook wordt flexibel beheer voorgesteld. Dat is heel onverstandig zolang visbestanden onvoldoende gezond zijn. Wel vinden we het positief dat in het voorstel van de EU concrete streefdoelen zijn verwerkt, zoals het bereiken van een maximaal bijvangstpercentage van 5% ondermaatse vis. De Staatssecretaris zegt echter dit niet te zullen halen. Met welk streefdoel neemt hij dan wel genoegen? Deelt hij de mening dat de streefdoelen niet naar beneden moeten worden bijgesteld, maar dat Nederland grotere stappen richting duurzaamheid moet zetten? Ik zie u kijken, voorzitter, maar dit was mijn laatste zin.

De voorzitter:

Ik wilde u inderdaad vragen om af te ronden. Dank. Ik vraag de heer Geurts om het voorzitterschap over te nemen zodat ik namens de VVD-fractie kan spreken.

Voorzitter: Geurts

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Er staan tal van onderwerpen op de agenda. Enkele collega's hebben de discussie over de marktsituatie in de veehouderij al gememoreerd. Mijn collega Lodders heeft hierover ook schriftelijke vragen aan de Staatssecretaris gesteld, omdat we enigszins verbaasd waren over de brief, vooral over de uitkomsten van de onderhandelingen. We zien dat er een aantal maatregelen zijn genomen die een enorme impact kunnen hebben op de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij en daarmee een ongelijk speelveld creëren. De vraag is wat de lijn van de Staatssecretaris was en gaat worden op dit dossier. De mogelijkheden voor directe staatssteunmaatregelen zijn nu wel aangekondigd, maar waren niet opgenomen in de brief. Wij maken ons zorgen om de positie van de Nederlandse veehouderij.

In de geannoteerde agenda wordt een overzicht gegeven van het pakket van maatregelen en van de voortgang. Wij willen graag weten wanneer welke maatregel door Nederland ingevoerd gaat worden. Wat is daar het tijdpad voor? Voor de promotie op de interne markt van zuivel en varkensvlees is 33,5 miljoen beschikbaar gesteld. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de Nederlandse veehouderij gebruik kan maken van deze programma's? Wat is de procedure? Welke contacten zijn er de afgelopen periode geweest met de verschillende sectoren om dit programma te promoten? 28 april nadert al snel, en dan moeten alle aanvragen zijn ingediend. Wil de Staatssecretaris de Kamer zo snel mogelijk na 28 april informeren over wat precies is toegezegd, welke programma's worden ingezet en hoe dat over de verschillende lidstaten verdeeld is? Een andere maatregel is die voor plattelandsontwikkeling. Wat is op dat punt de inzet van de Staatssecretaris? Er gaat met de Europese Commissie bekeken worden hoe de lidstaten de programma's meer kunnen aanpassen, zodat deze handvatten kunnen bieden voor de huidige slechte marktsituatie. Wat wordt de inzet van Nederland? Op welke wijze kunnen wij hiervan profiteren?

Nederland doet een aantal voorstellen voor vergroeningsmaatregelen. Dat vinden wij positief, want het is belangrijk dat het werkbaarder wordt. We vragen de Staatssecretaris echter ook om te kijken naar de voorstellen van andere lidstaten. Uitgangspunt moet net nastreven van een gelijk speelveld zijn en blijven. Voor de VVD is van belang dat uitbreiding van de vergroening niet aan de orde is. Juist in een tijd waarin de vraag naar voedsel toeneemt, kunnen we geen kostbare landbouwgrond onttrekken aan de voedselproductie.

Over de regeling voor jonge landbouwers zijn al wat vragen gesteld. De schriftelijke beantwoording is net binnengekomen. Die heb ik nog niet goed kunnen bestuderen, maar de kernvraag blijft: hoe zorgen we ervoor dat er tot een juiste besteding wordt gekomen? De Staatssecretaris verwijst naar de rol van de provincies. Desalniettemin zit er ook een rijksbijdrage in en is het van belang om te bekijken welke effecten deze regeling heeft gehad, of het geld op de juiste plekken terechtkomt en hoe de Staatssecretaris dit monitort.

Italië wil speciale EU-regelgeving voor etikettering. Dat is wat ons betreft niet aan de orde. Welk standpunt heeft Nederland hierover ingenomen? Wij kunnen dat niet opmaken uit de brief. Wij vragen de Staatssecretaris om afstand te nemen van eventuele EU-regelgeving op dit punt.

Ik wil me aansluiten bij de vragen die het CDA gesteld heeft over de equivalentenregeling. Wat is er nodig om die wel in werking te laten treden? Het kan namelijk veel meer mogelijkheden bieden aan de sector.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wil ingaan op de marktsituatie in de landbouw. Eerder heb ik de VVD zich heel kritisch horen uiten over zo'n steunpakket. Het is immers iets wat op zichzelf niet goed past in het liberale gedachtengoed. Nou is de VVD een tikje dubbel op dit vlak, want vroeger was zij helemaal tegen landbouwsubsidies, maar dat standpunt is heel snel ingetrokken. Hoe zit de VVD er nu in? Steunt zij een steunpakket van de EU of wil zij dat eigenlijk helemaal niet?

Mevrouw Visser (VVD):

Dit is wel bijzonder: de heer Grashoff verweet de heer Geurts een ongenuanceerd standpunt te verkondigden, maar dat doet hij nu zelf ook. Wij hebben altijd gepleit voor een gelijk speelveld. Het kan niet zo zijn dat we afspraken maken in Nederland over wat de inzet wordt en dat vervolgens blijkt dat er geen gelijk speelveld is. Daar hebben we het al vaker over gehad. Toen zijn er ook zorgen uitgesproken over dat gelijke speelveld. Als je dit met elkaar afspreekt, kan het niet zo zijn dat één lidstaat – Frankrijk, geloof ik – besluit om voor 3,6 miljard aan staatssteunmaatregelen te treffen. Daarmee verstoor je de markt. Daar is de VVD absoluut op tegen. Nationale lidstaten mogen niet met protectionistische maatregelen de complete marktsector verstoren en de Nederlandse sector benadelen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Geurts mag zo ongenuanceerd zijn als hij wil, maar dan graag in een interruptie die rechtstreeks aan mij gericht is, zoals ik nu de VVD rechtstreeks interrumpeer. Daar zit voor mij het verschil. Dit antwoord van de VVD is niet het antwoord op de vraag die ik stelde. Natuurlijk zijn wij het er volstrekt over eens dat een individuele lidstaat niets boven op een EU-programma moet leggen. Ik vroeg de VVD echter of zij een EU-steunpakket voor deze sector steunt. Of vindt zij dat dit geen goed model is en de sector zelf zijn zaakjes maar moet opknappen?

Mevrouw Visser (VVD):

Voor ons geldt dat er sprake moet zijn van een gelijk speelveld en daar is nu nog geen sprake van binnen Europa, juist door de staatssteunmaatregelen van onder andere Frankrijk. Zolang dat zo is, zullen wij daartegen blijven ageren. Ik hoop GroenLinks aan mijn zijde te vinden als het gaat om het meer mogelijkheden bieden aan de Nederlandse sector door deregulering en door te kijken naar wat wél kan. Wij willen niet denken vanuit wat er niet kan. Ik hoop dus dat de heer Grashoff mij daarin steunt. Wie weet komen we dan binnen Europa ook verder. Ik heb in mijn bijdrage immers een paar maatregelen genoemd waarmee je de sector ontzettend zou kunnen helpen. Die hebben niets te maken met staatssteun, maar alles met een gelijk speelveld. Ik vind dat we met gezond boerenverstand naar de vergroeningsmaatregelen moeten blijven kijken, waardoor we de sector niet buitenspel zetten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ga nu in op de visserij. De aanlandplicht is daarbij een terugkerend item. De Staatssecretaris kan er niets aan doen, maar de vraag blijft wat de stand van zaken nu is. Dat is mijn standaardvraag. Hoe loopt het overleg?

Over het bedwelmen van aquatische dieren hebben wij een brief gekregen van de Stichting Vissenbescherming. In een reactie daarop geeft de Staatssecretaris aan dat Nederland hierin vooroploopt binnen de EU en vooral middelen wil inzetten vanuit de EZ-begroting. Wij voorzien hierin een nieuwe aanlandplicht, een terugkerend item dat wij hier bespreken. Het is namelijk een maatregel die moeilijk uitvoerbaar, naleefbaar en handhaafbaar is. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het bedwelmen van aquatische dieren past binnen het uitgangspunt? Wordt de sector betrokken bij de uitvoerbaarheid van deze maatregel? Waarom kiest Nederland ervoor om bij dit onderwerp voor de troepen uit te lopen en te kijken naar aanvullende financiële middelen binnen de begroting?

Dan kom ik op de technische maatregelen voor de visserij. Daarin zitten een aantal heel goede punten, zoals het geven van meer mogelijkheden aan de visserij. Ook zitten er een aantal vraagpunten in. Hoe gaat dit uitpakken voor een aantal aanpalende terreinen, zoals de Mariene Strategie en de Kaderrichtlijn Water? In de beoordeling van Nederland staat dat daar enkele vragen over zijn. Voor ons is dit zeer relevant, omdat dit niet alleen de visserij, maar ook een aantal andere sectoren op slot kan zetten. Wat gaat het daarvoor betekenen? Hebben wij daarmee wel voldoende flexibiliteit? Zetten we Nederland daarmee niet op slot? Hetzelfde geldt voor de 5%-regeling waarover Nederland vragen heeft. Wat gaat dat betekenen voor de aanlandplicht? Daar zijn nog wel wat vragen over.

Mijn laatste punt is het principeakkoord voor de Baltische Zee. Wij zijn blij dat dat er nu ligt. Het geeft zekerheid en volgens ons is het een opmaat voor een nieuw akkoord voor de Noordzee. Wij hopen dat het principeakkoord voor de Oostzee vooral overeind blijft en wensen de Staatssecretaris daar succes mee.

De voorzitter:

De Kamerleden zijn gemiddeld binnen de spreektijd gebleven. Ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Visser.

Voorzitter: Visser

De voorzitter:

De Staatssecretaris vraagt om vijf minuten schorsing.

De vergadering wordt van 19.07 uur tot 19.19 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Laat ik net zoals de vorige keer beginnen met de zaken die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad van aanstaande maandag. Daarna ga ik in op de overige vragen, want dit is altijd een beetje een verzamel-AO waarbij meer vragen gesteld worden.

Op de agenda van de Raad van komende maandag, die dit keer in Luxemburg zal plaatsvinden, staan eigenlijk twee hoofdpunten. Het eerste punt behelst de stand van zaken van de marktsituatie en de implementatie van de afspraken van de vorige keer. Het tweede punt zijn de technische maatregelen voor de visserij. Als ik op deze punten ben ingegaan, behandel ik de vragen over de equivalente maatregelen en glyfosaat en de overige vragen.

Ik begin met de marktsituatie. Vorige keer hebben wij met elkaar gesproken over wat toen op de agenda van de Raad stond. Twee vergaderingen geleden hebben we tijdens de lunchbijeenkomst verkend hoe de marktsituatie zich ontwikkelt. Daar is eigenlijk weinig verbetering in zichtbaar. Het pakket dat vorig najaar is afgesproken, is in veel landen nog niet geëffectueerd. In Nederland zijn we nog bezig met de uitvoering daarvan, maar het effect daarvan op de marktsituatie is niet direct zichtbaar; laat ik het maar zo formuleren. Dat hebben wij de vorige keer ook met elkaar besproken. Toen hebben wij in de Raad ook de wens geuit om te bekijken of er aanvullende maatregelen gewenst waren.

Daarvoor heeft Nederland vanuit zijn voorzitterschap een proces in gang gezet. Wij wilden na de vorige Raad bekijken of wij op dat vlak tot conclusies zouden kunnen komen. Je moet dan hoofdzakelijk zoeken naar zaken waarover consensus bestaat. Die consensus is tot uiting gekomen in een pakket van dertien maatregelen dat de Europese Commissie op tafel heeft gelegd, gehoord hebbende de inbreng van de verschillende lidstaten. Een week voor de Raad hebben wij eerst alle voorstellen van de lidstaten geïnventariseerd en samengevat. Wij hebben ook bekeken waarvoor een ruime meerderheid zou zijn en dus steun. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het voorstel van de Commissie.

Mevrouw Visser stelde een vraag die mevrouw Lodders ook al schriftelijk had ingediend. Zij zei dat ik de vorige keer in de brief niet vermeld had dat er sprake zou kunnen zijn van de verhoging van staatssteun. Dat is een misvatting van de kant van de VVD, want als mevrouw Visser de geannoteerde agenda van de vorige keer bekijkt, ziet zij dat ik verwijs naar een document dat Kamerleden kunnen raadplegen. Dat is het document waarin alle voorstellen van de lidstaten zijn opgenomen. Op een drietal plaatsen waren er voorstellen van lidstaten om het staatssteunplafond op te hogen. Daarbij gingen de lidstaten ervan uit dat de zogeheten de-minimis zou kunnen worden opgehoogd. Dat is het algemene staatssteunplafond. EU-Commissaris Hogan heeft in de Raad aangegeven dat hij voorstander is van een alternatief omdat het ophogen van de-minimis een doorlooptijd heeft van zeven maanden. Hij is daarom gekomen met het voorstel om tijdelijke staatssteunmaatregelen van € 15.000 per ondernemer per jaar mogelijk te maken, zonder een nationaal plafond. Het is natuurlijk de vraag in hoeverre dit specifieke plafond ingezet zal worden door de lidstaten. De heer Geurts refereerde hier al aan. Hij zei dat Frankrijk € 15.000 per ondernemer per jaar gaat uitgeven, maar ik heb nog geen signalen gezien dat de Fransen dat zullen doen. Het financiële beslag dat dit zou leggen op de begroting van de Franse overheid is dusdanig dat ik niet weet of zij de middelen daarvoor beschikbaar heeft.

Vanuit verschillende hoeken werd gevraagd hoe ik het pakket dat er ligt, beoordeel. Wat gaat er helpen en wat niet? De vraag van de heer Grashoff was welke maatregelen ik goed vind. Nederland heeft in het kader van het voorzitterschap het hele proces van het komen tot afspraken gecoördineerd. Ik denk dat alle dertien maatregelen uiteindelijk behulpzaam zijn, maar sommige zullen in de ene lidstaat meer behulpzaam zijn dan in de andere. Het is belangrijk dat de Raad ook heeft onderkend dat een deel van de problematiek inderdaad te maken heeft met overproductie. De heer Grashoff noemde dit ook al. Er zou dus een oplossing gevonden kunnen worden in het verlagen van het productieniveau. Daarvoor moet je ook de mogelijkheid zien om op basis van artikel 222 tijdelijk en vrijwillig de melkproductie te verlagen. Dat geeft producenten de mogelijkheid om in weerwil van het normale mededingingsrecht productieafspraken te maken en dus gezamenlijk af te spreken de productie te verlagen.

Dit heeft nog steeds voeten in de aarde, omdat producenten eigenlijk willen dat in heel Europa dezelfde afspraken worden gemaakt. Het is dus buitengewoon complex om dit daadwerkelijk in te zetten, maar het is natuurlijk ook een belangrijk signaal vanuit de Raad. De Raad heeft gezegd dat er een problematiek is die het eigenlijk noodzakelijk maakt dat de productie nu beperkt wordt, omdat je elkaar anders alleen alsmaar verder in de problemen brengt. Als de prijzen laag zijn en de productie op allerlei plekken wordt verhoogd om maar dezelfde omzet te behouden, is het gevolg daarvan dat het aanbod groter wordt. Dat laatste heeft altijd weer een extra effect op de prijs. De Raad heeft nadrukkelijk gezegd dat wij moeten proberen om de negatieve spiraal te keren.

De heer Geurts wees specifiek op de varkensvleessector. Afgesproken is om weer een private opslagregeling open te stellen. Dat kan ook zorgen voor een tijdelijke verlichting, ook van een pakket als dit. Ik heb al eerder gezegd dat ik denk dat wij met name in de varkensvleesmarkt te maken hebben met een structurele problematiek. Maatregelen als deze kunnen alleen tijdelijke verlichting bieden. Ze kunnen wel helpen om net even door de ergste prijsdip heen te komen. De Commissie heeft aangegeven dat ze een dergelijke maatregel weer wil inzetten zodra de timing daarvoor het meest gunstig is. Dan moet de heer Geurts denken aan later dit voorjaar, want dat is het meest logische moment om weer een dergelijke opslagregeling te openen.

De Commissie heeft ook gezegd zich nog sterker in te willen zetten voor het bevorderen van de internationale handel en de afzet. Ook is er budget toegevoegd aan de promotieregeling. Tegen mevrouw Visser zeg ik dat het nadrukkelijk aan de sectoren is om daarvoor voorstellen in te dienen. Ze zijn zich daarvan bewust, maar om daarvan gebruik te maken, moet wel een voorstel worden ingediend. Een verhoging van het budget met 3,5 miljoen is weliswaar beperkt, maar voor het hele pakket geldt: alle beetjes helpen om door deze moeilijke periode te komen.

Meerdere leden vroegen of er een structurele aanpak van de varkenssector noodzakelijk is. De Nederlandse varkenssector heeft dat natuurlijk allang onderkend. Wij verwachten later, mogelijk nog deze maand maar misschien duurt het ietsje langer, het rapport van de commissie-Rosenthal dat wordt opgesteld op initiatief van onze varkenssector zelf. De sector zegt dat er een aantal structurele verbeteringen doorgevoerd moeten worden in onze markt om structureel een sterkere positie te krijgen. Ik heb vaker in de Kamer aangegeven dat ik de verantwoordelijkheid die onze varkenssector daarin neemt, eigenlijk een voorbeeld vind voor andere Europese landen. Want ja, er is sprake van markttegenvallers. Ik doel bijvoorbeeld op de Russische boycot die tot minder vraag leidt. Als je ziet hoe moeizaam het is om de Russische markt weer open te krijgen, kun je je bovendien afvragen hoe tijdelijk wij dit moeten zien. De inzet van de Europese Commissie is er natuurlijk op gericht om die markt weer open te krijgen. Maar dan nog zie je dat er een structurele afname is van de vraag, terwijl er geen structurele afname van de productie is; integendeel, zou ik bijna zeggen. Het is dus noodzakelijk dat er structureel verbeteringen worden doorgevoerd. Onze sector doet dat. Wij ondersteunen dat proces. Wij hebben er in Nederland voor gekozen om de middelen uit het pakket van 30 miljoen van afgelopen najaar in te zetten ten behoeve van dit structurele traject, terwijl veel andere landen dat geld gewoon hebben uitgedeeld en uitgesmeerd over de hele sector. Die middelen worden dus ook gebruikt ter ondersteuning van het traject dat de commissie-Rosenthal heeft ingezet.

Voorzitter. Ik meen dat ik hiermee gaandeweg de meeste vragen hierover heb beantwoord, maar ik zie dat u interrupties gaat toestaan. Dan kan ik voor de zekerheid checken of ik daadwerkelijk alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de heer Grashoff. Daarna vraag ik aan de heer Geurts om mij een interruptie toe te staan.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De Staatssecretaris zegt een aantal verstandige dingen over de productiebeperking. Ik moet vaststellen dat maar één van de dertien voorgestelde maatregelen gaat over productiebeperking, en dan nog alleen tijdelijk en niet structureel. Als ik dat niet goed vaststel, hoor ik dat natuurlijk zo van de Staatssecretaris, maar het lijkt mij dat het verhaal, de analyse van de Staatssecretaris, niet gelijk opgaat met wat voorligt. Als 90% van de totale hoeveelheid besteedbaar geld naar maatregel één zou gaan en die maatregel ook nog structureel zou kunnen worden ingezet, zouden wij echt bewegen en iets doen met dat geld. Als je eenmalig geld verstandig inzet, kun je namelijk wel zorgen voor productiebeperking, ook structureel. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb geschetst hoe dit proces verloopt. De heer Grashoff moet in de gaten houden dat we hier met 28 lidstaten over spreken. Wij moeten het ook met 28 lidstaten eens worden, terwijl die 28 lidstaten natuurlijk verschillende analyses hebben van de aard van de problematiek en de wenselijkheid van verschillende oplossingsrichtingen. De voorliggende dertien maatregelen zijn de maatregelen waarover de Raad het in grote meerderheid eens is. Dit is waar de besprekingen toe geleid hebben. De mogelijke inzet van staatssteun, zo zeg ik tegen de heer Grashoff, is geclausuleerd door de Commissie. Die mag dus worden ingezet voor productiebeperkingen of productiebevriezing.

De heer Grashoff heeft gelijk als hij zegt dat de inzet van artikel 222 en staatssteun tijdelijke maatregelen zijn. Ook de overige maatregelen leveren voornamelijk een tijdelijke verlichting op. Die betreffen de bevordering van de internationale handel en het versterken en verbeteren van de promotie. Er wordt geprobeerd de binnen-Europese vraag te versterken. Dat zijn natuurlijk wel degelijk wat structurelere maatregelen.

De Raad heeft gesteld dat de inzet van de crisisreserve een soort last resort is. Tijdens de komende Raad zal de stand van zaken worden besproken. In juni zal dieper op de materie worden ingegaan en zal worden besproken of de maatregelen die nu zijn genomen boven op het pakket maatregelen waartoe afgelopen najaar is besloten, voldoende verlichting voor de markt hebben opgeleverd en of de markt zich herstelt. Zo niet, dan zal worden besproken of aanvullende stappen van de Raad en de Commissie nodig zijn.

Uit de formulering kan worden afgeleid dat de lidstaten de inzet van de crisisreserve ook niet helemaal uitsluiten. Dat zou een volgende stap kunnen zijn. Op het moment dat die mogelijkheid op tafel komt, zal ik me ervoor inzetten dat die budgetten worden gebruikt voor structurele versterking van de markt. Die inzet hadden wij ook het afgelopen najaar. Het is immers meer dan zonde dat dergelijke bedragen worden ingezet zonder dat zij werkelijk een bijdrage leveren aan de verbetering van de marktsituatie. Als je dit soort bedragen alleen voor tijdelijke verlichting inzet, heb je er één maand iets aan. Daarna is het op en schiet je nog niets op.

Als in juni de inzet van de crisisreserve op tafel zou komen – dat moeten wij afwachten want ook daarover verschillen de lidstaten van opvatting – zal dus opnieuw mijn inzet zijn dat de reserve moet worden ingezet voor structurele maatregelen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik moest er even over nadenken hoe ik de woorden van de Staatssecretaris moest interpreteren. Komen die er nu op neer dat hij zich heeft ingezet voor een structurele inzet van die middelen, maar dat dit eigenlijk voor 90% is mislukt? Hij zegt met mij dat wat nu voorligt helemaal niet structureel is. Daarvoor zou dan nog weer een nieuw pakket moeten komen. Is er slag geleverd en is die slag verloren, of moet er nog verder slag worden geleverd? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij zich tot het uiterste zal inspannen om tot een structurele inzet te komen?

Over de elementen die hierin zitten om de vraag te bevorderen waren wij het toch met elkaar eens dat in grote delen van Europa te veel vlees wordt gegeten en niet te weinig? Zeker in Nederland is, met instemming van de regering, gezegd dat het verstandig is om geleidelijk over te gaan tot het eten van minder vlees. Maar nu lees ik hier weer opmerkingen over het aanjagen van de vraag. Dat gaat toch volstrekt de andere kant op?

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Grashoff stelt meerdere vragen. Zijn eerste vraag is of Nederland zich in het najaar heeft gericht op de inzet van het budget voor structurele verbeteringen. De afspraak destijds was dat er gebruik zou worden gemaakt van nationale enveloppes. Nederland heeft vanaf het begin gesteld dat het die 30 miljoen van de nationale enveloppe zal inzetten voor structurele maatregelen. Andere landen zaten daar anders in. Het was uitdrukkelijk aan de lidstaten zelf; dat was toen de uitkomst van de onderhandelingen.

Die 500 miljoen is over heel Europa gezien nog lang niet uitgegeven. Ook in Nederland zitten wij nog midden in dat proces, juist doordat wij daaraan nadere voorwaarden hebben gekoppeld en nadere invulling hebben gegeven. Ik vond het te vroeg om meteen te oordelen dat die 500 miljoen te weinig heeft opgeleverd en om tot de conclusie te komen dat er maar weer geld moet worden bijgelegd. Het inzetten van geld voor een tijdelijke verlichting vind ik niet de meest zinvolle maatregel in deze situatie.

Als er in juni opnieuw wordt gesproken over dit onderwerp en de lidstaten van mening zijn dat de crisisreserve moet worden ingezet, zal mijn inzet zijn om die dan Europabreed in te zetten voor structurele verbeteringen en niet alleen voor tijdelijke verlichting. De crisisreserve is immers voor dat doel bedoeld. Zo staan wij er nu voor.

Tijdens de laatstgehouden bijeenkomst van de Raad hebben wij gesproken over de vraag welke maatregelen kunnen worden toegevoegd aan het pakket maatregelen van afgelopen najaar om ons verder te helpen. Dat pakket is natuurlijk niet helemaal van tafel, maar wij hebben gesproken over de vraag wat wij extra kunnen doen. De mogelijkheid om artikel 222 in te zetten is bijvoorbeeld belangrijk. Daarin is bepaald dat marktpartijen met elkaar onderlinge afspraken kunnen maken over het terugbrengen van de productie. Marktpartijen zien dat de prijzen dalen en als zij hun omzet op peil willen houden, zullen zij hun productie moeten uitbreiden. FrieslandCampina is een van de weinige marktpartijen geweest die productiebeperkende maatregelen heeft genomen; er werd een bonus verstrekt als er minder melk werd aangeleverd. Het bedrijf heeft dit overigens om andere redenen gedaan: het kon de melk niet meer verwerken. Dit was een tijdelijke maatregel. FrieslandCampina heeft die maatregel weer stopgezet en laten weten dat dit eens maar nooit weer was, want het heeft een flinke smak geld gekost.

Voorzitter: Geurts

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ben op zoek naar de concrete inzet van Nederland. We hebben de vorige keer nadrukkelijk gesproken over de voorstellen van de verschillende lidstaten. De Staatssecretaris heeft toen gezegd dat hij twee belangrijke zaken onderscheidde: de structurele versterking en de voorwaarde dat een en ander moet passen binnen de marktoriëntatie en de budgettaire en wettelijke kaders. Wat betekenen de maatregelen voor de staatssteun voor de uitgangspunten die hij heeft verwoord, maar vooral ook voor het gelijke speelveld en daarmee ook voor de Nederlandse veehouderijsector? Wij krijgen nog een antwoord op onze vragen, maar dit is een forse maatregel, vooral voor het gelijke speelveld. De Staatssecretaris verwijst naar een bijlage. Die zullen wij nog bekijken, maar ik geef de Staatssecretaris in overweging om dit soort maatregelen volgende keer heel nadrukkelijk te benoemen gelet op het politieke debat dat wij hier voortdurend over voeren. Wij hebben daar vorige keer ook expliciet over gesproken en de Staatssecretaris daarop bevraagd.

Ik ben vooral benieuwd naar een inhoudelijke beoordeling van de voorgenomen maatregelen. Ik hoor nu een aanloop naar de inzet van de crisisreserve. Ik heb de indruk dat wij daar een beetje ingerommeld worden en ik wil graag weten met welke uitgangspunten en welke inzet.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik begin met de vraag over de staatssteun. Laat ik benadrukken dat het voorstel dat nu in het pakket van de Commissie is opgenomen, tijdens de Raad naar voren werd gebracht. Doordat Nederland voorzitter is, hoorde ik het die ochtend iets eerder dan mijn collega's. Die specifieke maatregel werd tijdens de Raad aan de lidstaten voorgelegd en ik kon de Kamer er dus op geen enkel eerder moment over informeren. De Commissie verraste iedereen daarmee, maar het voorstel was wel een gevolg van een verzoek van de lidstaten om deze zogenoemde de-minimissteun op te trekken van € 15.000 naar € 30.000. De Commissie heeft hier twee belangrijke voorwaarden aan verbonden: lidstaten mogen dit alleen inzetten ter beperking van de productie of om een periode van liquiditeitskrapte te overbruggen. Het gaat dus niet om bedrijven die structureel verlies maken, maar om bedrijven die door de marktomstandigheden tijdelijk een liquiditeitsprobleem hebben. De heer Geurts wees erop dat een aantal melkveebedrijven in Nederland liquiditeitsproblemen heeft. Ik ben het met mevrouw Visser eens dat de inzet van nationaal geld zo veel mogelijk moet worden vermeden, omdat wij een Europees level playing field hebben. In het kader van de Europese regelgeving is er echter altijd een mogelijkheid om nationaal geld in te zetten. Dat is zowel voor het mkb als voor de landbouw mogelijk. Voor mij is de vraag belangrijk of deze twee doelen marktverstorend zijn. Als een andere lidstaat besluit om met nationaal geld een productiebeperking te financieren, komt dat eigenlijk ten goede aan alle producenten in de EU. Het leidt tot minder aanbod en een lager aanbod kan leiden tot een verlichting van de huidige negatieve prijsdruk op de markt. De mogelijkheid tot het overbruggen van liquiditeitskrapte is niet gericht op het overeind houden van ongezonde bedrijven door een lidstaat. Dat zou echt marktverstorend zijn. Het gaat om bedrijven die tijdelijk met liquiditeitsproblemen kampen. Lidstaten krijgen de mogelijkheid om dan met nationaal geld uitkomst te bieden, vooral in de vorm van leningen of garanties. Ik zeg erbij dat wij bijvoorbeeld garanties verstrekken aan landbouwbedrijven. Wij zetten een dergelijk instrument dus ook in. Ik ben van mening dat dit niet zo marktverstorend werkt dat ik hiervoor moest gaan liggen, en zeker niet in de rol van voorzitter. Ik zie niet in dat onze sector wordt benadeeld of dat het level playing field in Europa wordt benadeeld als lidstaten gebruikmaken van deze twee mogelijkheden. Sterker nog, de eerste mogelijkheid zou de overproductie in Europa iets kunnen terugdringen. Ik moet overigens nog zien dat lidstaten gebruikmaken van deze mogelijkheid. Er wordt natuurlijk wel gesproken over de vraag of het mogelijk is om de productie terug te dringen, maar ik heb daarvan tot nu toe geen concrete resultaten gezien.

Mevrouw Visser (VVD):

Door dit antwoord worden de context en het verloop van het proces helder. Het feit dat dit voorstel die ochtend werd gepresenteerd, versterkt mijn onbehagelijke gevoel over de mogelijkheden die de Staatssecretaris heeft beschreven voor de inzet van de crisisreserve. Dit is overigens geen verwijt aan zijn adres. De Staatssecretaris zegt dat de gemaakte afspraken in principe niet tot marktverstoring leiden en misschien zelfs kunnen bijdragen aan het beter functioneren van de markt. Hoe kunnen wij dit volgen? Dit wordt nu in een aantal lidstaten uitgewerkt. Is er een soort noodremprocedure afgesproken die in werking kan treden als blijkt dat men bepaalde maatregelen treft die wel in tegenspraak zijn met dit principe? Welke maatregelen zal Nederland inzetten? In antwoord op mijn vraag over de promotieprogramma's heeft de Staatssecretaris gezegd dat daar in samenspraak met sectoren naar wordt gekeken. Welke aanvullende maatregelen zal Nederland inzetten?

Staatssecretaris Van Dam:

Laat ik terugkomen op de opmerking over de crisisreserves. De Raad heeft nadrukkelijk gesteld dat dit nu niet aan de orde is, maar dat dit als een last resort aan de orde kán komen. De Raad heeft verder besloten om hierover in juni verder te praten. Die discussie kan dus op de agenda terugkomen. Ik heb al geschetst welke inzet ik dan zal kiezen. De Commissie heeft twee uitdrukkelijke voorwaarden gesteld aan de inzet van staatssteun. Het is aan de Commissie om dit te monitoren, maar wij houden dit vanzelfsprekend net zo goed in de gaten. Ik verwacht dat veel lidstaten dit doen. Op het moment dat wij vaststellen dat deze mogelijkheid in een lidstaat anders wordt gebruikt dan is bedoeld door de Commissie, zullen wij de Commissie daarop wijzen. Ik verwacht echter dat de Commissie ons dan wel voor zal zijn.

Mevrouw Visser heeft verder gevraagd wat Nederland zal doen. Ik heb al eerder gezegd dat wij ervan overtuigd zijn dat in de varkenssector sprake is van een structurele problematiek, terwijl het langetermijnperspectief voor de zuivelsector best positief is. De verwachting is dat de vraag in die sector zal toenemen en dat de prijzen zich enigszins zullen herstellen. Daar staat Nederland niet alleen in; dit wordt gedeeld door een aantal andere lidstaten. Die markten moeten dus verschillend worden benaderd. Voor de structurele problematiek van de varkenssector is door de sector het traject van de commissie-Rosenthal ingezet. Daarvoor is de helft van het pakket van 30 miljoen van het afgelopen najaar ingezet. Verder spreken wij met de commissie-Rosenthal over de vraag welke ondersteuning wij kunnen bieden. Als er sprake is van een marktprobleem, is het terecht dat de sector die verantwoordelijkheid op zich neemt. In de retail is bijvoorbeeld ook een groot probleem op dit moment, maar dit betekent niet dat de overheid dan maar meteen de buidel trekt. Wij proberen wel de sector te begeleiden om zich zo goed mogelijk aan te passen aan de nieuwe marktomstandigheden. Dat is wat we hier ook doen. Ik zei al dat bij de zuivel duidelijk een andere situatie aan de orde is, maar ook daar zetten we de helft van het pakket van 30 miljoen zo veel mogelijk in voor structurele versterking. Ook zijn we met deze sector continu in gesprek over wat we kunnen doen aan ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van de voor de zuivelsector belangrijke component van de mestverwerking. Zo financiert het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheid om mest door vergisting te benutten als energiebron. In die zin hebben we dus een aantal ondersteuningsmogelijkheden, maar dat vind ik iets anders dan de marktproblematiek oplossen. De overheid denkt mee en begeleidt de inzet van een aantal structurele maatregelen en ondersteunt daarmee de sectoren zo goed mogelijk.

Mevrouw Visser (VVD):

De Staatssecretaris noemt een aantal maatregelen. Zou het niet zinvol zijn om die op een rijtje te zetten, zodat de Kamer daar een overzicht van heeft? Ik noem dit maar even een punt van orde.

Staatssecretaris Van Dam:

Bedoelt u alles wat we al doen op een rijtje zetten?

Mevrouw Visser (VVD):

Wij hebben gevraagd wat de inzet was en wat er nu wordt gedaan. De Staatssecretaris noemde net een aantal suggesties. Ik denk dat het goed is om hier een helder zicht op te krijgen. Het gaat me niet om de zaken achter de komma, maar wel om de hoofdlijnen van de maatregelen in de onderscheiden sectoren. Wij hechten er in ieder geval aan dat die op een rijtje worden gezet.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik zou het goed vinden om over de varkenssector af te spreken dat we het rapport van de commissie-Rosenthal afwachten. Wij schrijven een reactie daarop en gaan erover met de commissie om de tafel zitten. Dat lijkt me het geëigende moment om dat met de Kamer te delen. De discussie is dan volledig gevoerd. Als u dat wenselijk vindt, kunnen we voor u best op een rijtje zetten wat we in samenwerking met de melkveesector allemaal doen.

Voorzitter: Visser

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een poosje geluisterd naar wat de Staatssecretaris zei. Ik hoorde en zag een worstelende Staatssecretaris, die enerzijds als voorzitter van de Europese agroministers wat procedurele antwoorden gaf en anderzijds bezig was als de Nederlandse Staatssecretaris. Maar ik stelde gewoon een heel concrete vraag: wat heeft deze Staatssecretaris bij de laatste Landbouwraad concreet binnengehaald voor onze Nederlandse boeren? Ik heb het antwoord daarop nog niet gehoord. Ik wil dit heel plastisch stellen. Zo meteen loopt de Staatssecretaris naar buiten. Hij komt dan tegenover 5.000 varkenshouders en 5.000 melkveehouders te staan. Wat gaat hij zeggen tegen die mensen, die op dit moment hun rekeningen niet kunnen betalen? De varkenshouders zitten onder het bestaansminimum, een derde van de melkveehouders zit met grote financiële problemen. Wat gaat hij tegen hen zeggen over wat hij heeft bereikt?

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts constateert terecht dat ik op dit moment twee rollen heb. Hij ziet goed dat ik nu zowel het Nederlandse belang als het gezamenlijke Europese belang dien. Dat hoort bij het voorzitterschap. Dat is af en toe best ongemakkelijk, omdat het een zekere terughoudendheid in de nationale rol vergt. Ik snap dat, omdat dat in eerdere debatten met de Kamer ook het geval was. Ik heb het ook eerder in de Kamer gezegd. We hebben in dit proces nu een bredere verantwoordelijkheid dan alleen het Nederlandse belang dienen. We moeten er ook voor zorgen dat er gezamenlijke afspraken worden gemaakt. Ik denk dat deze afspraken een welkome aanvulling kunnen zijn op het pakket van afgelopen najaar. Daarstraks zei ik al dat je hier geen wonderen van kunt verwachten. Volgens mij hebben wij dit in de voorbereiding van deze Landbouwraad ook al besproken. Structurele marktproblemen kan de overheid niet oplossen, de overheid kan de sector alleen middelen en instrumenten bieden om zelf stappen te zetten. Ik gaf al aan dat ik ga inzetten op de mogelijkheid om artikel 222 te hanteren. De Kamer heeft daar de vorige keer om gevraagd en die mogelijkheid wordt nu geboden. Dit is een vrij bijzondere stap. De Raad geeft daarmee ten eerste aan dat het wenselijk zou zijn om de productieniveaus terug te dringen, maar hij geeft de sector ook de mogelijkheid om hier zelf afspraken over te maken. Ik vind het belangrijk dat die mogelijkheid voor de boeren is gerealiseerd. In het pakket zit ook de mogelijkheid om varkensvlees op te slaan. De Nederlandse varkenssector heeft daar de vorige keer stevig gebruik van gemaakt en ik verwacht dat dat deze keer weer het geval zal zijn. Dat biedt een tijdelijke verlichting voor de markt voor varkensvlees. Ook voor Nederlandse boeren is dit dus belangrijk nieuws, maar het lost de structurele problemen niet op. Het is daarom goed dat de sector zelf het traject van de commissie-Rosenthal aflegt. Wij proberen dat zo veel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door het inzetten van ongeveer de helft van het 30 miljoenpakket daarvoor. Op die manier proberen we de sector dus te ondersteunen. Maar nogmaals, een overheid lost geen structurele marktproblemen op en van dit pakket, dus deze dertien maatregelen, moeten ook geen wonderen worden verwacht. Men kan verwachten dat het pakket verzacht en verlicht, en dat het de sector mogelijkheden biedt om zelf verbeteringen door te voeren en bijvoorbeeld afspraken te maken over hoe de productie naar beneden wordt gebracht. Daarbij is men dan verlost van het knellende mededingingskader, wat een heel belangrijke stap is.

De heer Geurts (CDA):

Eigenlijk zou ik zeggen: met zo'n antwoord zou je niet meer weten waar je bij deze Staatssecretaris moest beginnen. Ik gaf net dat plastische voorbeeld. De varkensboeren en melkveehouders op het Plein zijn u allang kwijt. Ik schrok echt toen ik de Staatssecretaris net hoorde zeggen dat hij het belang van Europa moet dienen. In mijn woorden heeft hij in de Landbouw- en Visserijraad maar één belang te dienen als vertegenwoordiger van Nederland en, breder gezegd, van onze samenleving: het belang van de Nederlandse boeren. Ik begrijp dit antwoord dus echt niet en ik schrik er fors van. Hoe gaat dit nog goedkomen? De Staatssecretaris heeft de boeren in Nederland geen enkel perspectief meer te bieden; ze moeten het zelf maar uitzoeken. De varkenshouderij is zo meteen helemaal overgeleverd aan de uitkomsten van de commissie-Rosenthal. De uitkomsten daarvan komen over een maand, maar nu al vallen er elke dag varkenshouders om. Ik schrik daar echt van. De POV moet het maar oplossen, maar het kabinet heeft de avv, de algemeenverbindendverklaring, niet eens geregeld. De Kamer heeft de meerderheid van de productschappen om zeep geholpen. Hoe moeten deze boeren nu gaan samenwerken? Dat wordt hun van alle kanten onmogelijk gemaakt. Ik schrik er echt van dat er geen enkel concreet voorbeeld is van een verlichting voor de sectoren. De vorige keer heb ik gezegd dat er moet worden gekeken naar de NVWA- en andere kosten. Maar meneer Geurts werd toen een beetje meewarig aan de kant gezet door hem te vragen om met een concreet voorstel te komen, waar dan naar zou worden gekeken. In Brussel ligt er geld op de plank. Pak dat geld, Staatssecretaris, en gebruik het voor de Nederlandse boeren.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Geurts zegt dat het hem verbaast dat we ook het belang van de besluitvorming in Europa moeten dienen. Dat verbaast mij dan weer van iemand van een constructieve bestuurderspartij als het CDA. Deze partij heeft altijd veel verantwoordelijkheid genomen voor de werking van de Europese Unie, wat ik altijd zeer heb gewaardeerd. De Europese Unie heeft Nederland altijd veel goeds gebracht, juist ook op het gebied van de landbouw. Die ene Europese interne markt heeft Nederland namelijk een zeer sterke exportpositie bezorgd. Daarvoor moet de besluitvorming in Europa echter wel goed functioneren. Het voorzitterschap wisselt daarom elk halfjaar en de voorzitter heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de besluitvorming goed loopt. Dat is ook in het belang van de Nederlandse landbouwsector. Ik heb al gezegd dat we geen wonderen kunnen verwachten van dit pakket, omdat het gaat om structurele marktproblemen, zekere in de varkenssector waar de heer Geurts over sprak. Het helpt echter wel om die te verlichten en het geeft de mogelijkheid om een aantal afspraken te maken die structureel verlichting zullen brengen. De heer Geurts zei dat er in Brussel geld op de plank ligt. Ik zou graag willen zien waar dat geld ligt. We hebben daar met Eurocommissaris Hogan ernstig naar gezocht, maar het is er niet. Als de heer Geurts mij hier op hoge toon verwijt dat ik te weinig doe, wil ik hem wijzen op het volgende. De vorige keer kwam hij met een aantal suggesties om verlichting te brengen. Ik zei hem toen: als u met een goed en gedekt voorstel komt, ben ik zeer bereid om daarnaar te kijken. Dat was een maand geleden, maar ik heb nog steeds geen voorstel gezien. Het aanbod staat nog steeds overeind: als de heer Geurts met een goed en gedekt, dus goed gefinancierd, voorstel komt, ben ik altijd bereid om daarnaar te kijken.

De heer Geurts (CDA):

Dit is een soort uitlokking. Ik heb dat voorstel bij de begroting gedaan. Het voorstel met betrekking tot de NVWA was gedekt, maar de Staatssecretaris wilde het oordeel erover niet aan de Kamer laten, en dat om politieke redenen, niet omdat de dekking niet zou kloppen. Meerdere partijen hadden een serieus voorstel met een serieuze dekking, maar om politieke redenen is dat niet gehonoreerd.

Staatssecretaris Van Dam:

Het heeft niet zo veel zin om het debat van de begrotingbehandeling over te doen. De dekking was niet zo denderend als de heer Geurts nu beweert. Maar ik blijf zeggen dat ik hier open en constructief in zit, ook jegens de heer Geurts. Ik weet dat hij hier steeds naar voren brengt dat het belang van de Nederlandse varkensboeren moet worden gediend. Hij doet dat met veel passie, en terecht, want de situatie is zeer zorgwekkend. Ik weet niet of we het met elkaar eens zijn over de vraag of het wenselijk is dat de overheid haar portemonnee daarvoor trekt. Zonet wees ik al op andere sectoren, zoals de retail, waarin de problematiek zo groot is dat het water de mensen tot aan de lippen staat. Wij zeggen ook tegen hen dat het uiteindelijk aan de sector zelf is om voor een gezonde marktsituatie te zorgen. Dat geldt ook hiervoor, maar we proberen die sectoren wel zo veel mogelijk te ondersteunen. Dat is ook wat de mensen van de overheid mogen verwachten. Ik vind dat je helder moet zijn over de verwachtingen die men van de overheid kan hebben. De overheid kan niet voor elk gezin de financiële problemen oplossen die het gevolg zijn van een marktsituatie. Ik denk dat de heer Geurts dat ook niet kan. Maar nogmaals, als hij met een goed voorstel komt, sta ik daar altijd voor open.

De voorzitter:

Dus: to be continued.

De heer Wassenberg (PvdD):

De Staatssecretaris noemde het tijdelijk uit de markt halen van vlees als een van de maatregelen. Hij refereerde daarbij aan de vierde maatregel uit het pakket van dertien maatregelen. Is de Staatssecretaris het niet met mij eens dat dat nauwelijks een oplossing is? Inderdaad wordt daardoor nu vlees uit een overvolle markt gehaald, maar vroeger of later komt dat vlees terug. Die markt zal voorlopig wel overvol blijven, dus het probleem wordt later alleen maar vergroot. Dit geeft aan dat de veestapel structureel terugbrengen uiteindelijk het belangrijkst is. Dit gaat zeker op als het wordt gekoppeld aan de actualiteit. We hoorden vanochtend dat er in Nederland 500 biologische boeren te weinig zijn. Nederland moet daardoor heel veel biologische producten uit het buitenland halen, omdat de vraag hier erg is gestegen maar de productie niet. Een van de grote problemen is de overgangsperiode van twee jaar voor boeren die willen overschakelen van intensieve naar biologische landbouw en veeteelt, waardoor zij hun producten gedurende die tijd niet als zodanig kunnen certificeren. Is het niet beter om de steun die nu bijvoorbeeld aan het tijdelijk uit de markt halen van vlees wordt gegeven, in te zetten om boeren te helpen om over te schakelen van intensief naar extensief en biologisch? Die maatregel kom ik niet tegen in het voorgestelde pakket.

Staatssecretaris Van Dam:

De heer Wassenberg heeft gelijk over de private opslag; daarmee wordt tijdelijk vlees uit de markt gehaald, maar dat komt terug. Men hoopt natuurlijk dat dit vlees op een moment van hoge productie uit de markt kan worden gehaald en dat het terugkomt op een moment van lagere productie en minder aanbod op de markt. Daarom probeert de Europese Commissie deze maatregel zo goed mogelijk te timen en dit op een zo geschikt mogelijk moment te doen. De heer Wassenberg heeft ook gelijk dat er in Nederland grote kansen zijn voor de biologische landbouw en dat hier meer vraag is dan aanbod. Zo importeren wij biologische melk, wat in de Nederlandse markt eigenlijk een gotspe is. Er zijn dus mogelijkheden. Ik ben me zeer bewust van de omschakelingsproblematiek en die wachttermijn van twee jaar. We zijn aan het bekijken hoe we boeren die willen overschakelen, zo veel mogelijk kunnen ondersteunen. Natuurlijk heeft die tweejaarswachttermijn wel een reden: de niet-biologische spullen die boeren voorheen hebben gebruikt, bijvoorbeeld voer of gewasbescherming, moeten uit hun hele boerderijsysteem. Er is dus een reden voor, maar we bekijken hoe we de boeren zo veel mogelijk kunnen ondersteunen. Het zou zonde zijn als boeren de kansen, die er dus wel degelijk liggen, niet grepen, bijvoorbeeld omdat ze vrezen dat hun inkomenspositie in die twee jaar onder druk zouden kunnen komen te staan. We bekijken dus in hoeverre we ze hierbij kunnen helpen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank voor dit antwoord, maar nu concreet. We zijn het erover eens dat er meer biologische productie moet komen. Een van de voorgestelde maatregelen is die staatssteun van € 15.000. Die kan alleen bedrijven die toekomst hebben, tijdelijk helpen. Je zou er bijvoorbeeld aan kunnen denken om dat geld te gebruiken om bedrijven te laten omschakelen. Volgens mij is het toegestaan om het daarvoor te gebruiken. Is dat geen optie?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik vind dat je ook hierbij moet kijken naar de rol van de overheid. Het is niet per se aan de overheid om één tak van de landbouw te ondersteunen en een andere niet. Nu krijgt alle verduurzamende landbouw van ons dezelfde ondersteuning. Biologische landbouw verduurzaamt over het algemeen en kan daardoor bijvoorbeeld gebruikmaken van fiscale regelingen of de garantstelling. Om als overheid specifiek in te zetten op de biologische sector terwijl er ook niet-biologische bedrijven zijn die toch heel duurzaam zijn, is dan toch iets anders. Het beleidsdoel is duurzaamheid. Ik vind dan ook dat je het beleidsdoel voor ogen moet houden en dat je niet een keuze moet maken voor het een of het ander. Ik zeg er wel bij dat hier kansen liggen voor Nederlandse boeren. Het zou dus mooi zijn als die kansen gegrepen werden. Waar er belemmeringen zijn, kijken we of we een beetje kunnen helpen om die weg te nemen.

De heer Leenders (PvdA):

Ik ben ervan uitgegaan dat de vragen over de marktsituatie waren beantwoord. Laat ik het wat verfijnen, want ik begrijp nog niet alles even goed. Ik zie een bedrag van 500 miljoen waar het gaat om september 2015. Dat bedrag is nog niet opgesoupeerd. Ik heb ook begrepen dat het nog maar de vraag is of dat wel gebeurt. Vervolgens zijn er dertien maatregelen om de marktsituatie te verbeteren en tijdelijke verlichting te brengen. Verder lees ik dat als dat niet helpt, er ook nog mogelijk van een crisisreserve gebruik zal worden gemaakt. Als mijn buurman dan aan de Staatssecretaris vraagt wat hij allemaal doet, denk ik dat de Staatssecretaris hartstikke veel doet en misschien wel veel te veel of dat het wellicht in een andere richting zou moeten. Kan de Staatssecretaris mij uitleggen hoe het nu precies zit? Waar zit nu het verschil tussen wat ik hoor van de Staatssecretaris en wat mijn buurman van hem hoort?

Staatssecretaris Van Dam:

Beauty is in the eye of the beholder, toch? Dat is het verschil. Ik denk dat u zeer goed in staat bent om met elkaar te bediscussiëren wat uw percepties zijn van wat we doen. Ik kan mij beide goed voorstellen. Vanuit het perspectief van de varkenshouder, met wie de heer Geurts vanwege zijn achtergrond zeer veel heeft, wordt het zo ervaren dat het water tot aan de lippen staat en soms zelfs eroverheen gaat. En daarvoor is het nooit genoeg, want het gaat vaak om een bedrijf dat men met heel hard werken heeft opgebouwd en waar men weinig voor terugkrijgt. Ik denk dat veel varkenshouders zich afvragen of ze hun bedrijf tot aan hun pensioen kunnen voortzetten. Dat is de situatie voor veel varkenshouders. Ik snap dat je dan naar iedereen kijkt, en dat je dan ook zeker naar de overheid kijkt of die daarin kan helpen. Het is lastig als de overheid dan antwoordt: we kunnen wel verlichten en verzachten maar we kunnen het niet oplossen, want dat zal u als sector toch echt zelf moeten doen. Wij realiseren ons ook dat dit pijn doet. Daarom vind ik het traject dat in Nederland loopt zo belangrijk. Ik heb het dan over de commissie-Rosenthal waarin ook de Rabobank zit. Dat is de belangrijkste financier van veel van deze bedrijven en die neemt daarin zijn verantwoordelijkheid, wat echt uniek is. De heer Geurts zei dat ik overgeleverd zou zijn aan de commissie-Rosenthal. Zo zou ik dat zeker niet willen formuleren. Ik vind dat we over wat daar gebeurt met meer waardering behoren te spreken.

De heer Leenders sprak ook over de inzet van de crisisreserve. Zijn formulering ging net iets sneller dan de realiteit. De Raad heeft aangegeven dat dit op dit moment niet aan de orde is, maar dat het slechts als last resort wordt gezien. Tegelijkertijd heeft de Raad aangekondigd in juni verder te praten over de marktsituatie. Daaruit kan men opmaken dat het dan weer ter discussie kan staan. Of de lidstaten het er op dat moment wel met z'n allen over eens kunnen worden om die crisisreserve in te zetten, is maar zeer de vraag omdat de posities zeer uiteenlopend zijn. In de afgelopen Raad was er wel consensus over dat dit in ieder geval niet het moment was. Wanneer er wel overeenstemming over wordt bereikt, durf ik niet te voorspellen.

De heer Leenders (PvdA):

Voor zover ik het begrijp, kan ik niet anders dan concluderen dat er heel veel bedrijfstakken, die in vergelijkbare problemen zitten omdat er crises zijn, ontzettend blij zouden zijn met de inzet van deze Staatssecretaris.

Ik heb verder nog een vraag gesteld over de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, waarop ik nog geen antwoord heb gekregen. Als de Staatssecretaris zegt dat gekeken wordt hoe de Plattelandsontwikkelingsprogramma's aangepast kunnen worden om deze meer te laten inspelen op de huidige marktsituatie, dan vraag ik mij af of dat mogelijk tot inkomenssteun gaat leiden en of dat nou wel de bedoeling is.

Staatssecretaris Van Dam:

Die vraag had ik nog even laten liggen, net als die over de jonge landbouwers. Misschien is dit het goede moment om daarop in te gaan. De Europese Commissie gaat met de lidstaten kijken hoe die Plattelandsontwikkelingsprogramma's ingezet kunnen worden. De Europese Commissie heeft lidstaten ook opgeroepen om meer gebruik te maken van de financiële instrumenten en heeft ook mogelijkheden geboden om programma's aan te passen. Dat is allemaal voor Nederland van toepassing omdat we veel van de instrumenten al in ons POP hebben opgenomen. Het POP wordt ook niet ingezet voor directe inkomenssteun, maar met name bijvoorbeeld voor steun voor gerichte investeringen, vergroening en verduurzaming van de agrarische sector en voor de inzet van agrarisch natuurbeheer en water. We hebben dat ook grotendeels gedecentraliseerd naar de provincies. Het is dan ook niet mijn inzet om weer in te grijpen op die decentralisatie. We hebben goede afspraken gemaakt over hoe dat instrument in Nederland wordt ingezet.

De vragen over de jonge landbouwers heb ik eigenlijk eerder al beantwoord, hoewel ik wel verwachtte dat de leden die antwoorden niet allemaal vandaag zouden hebben kunnen bestuderen. We hebben wel bemoeienis gehad met de opstelling van de desbetreffende regeling, maar ook hiervoor geldt dat dit een regeling is van de provincies; de provincies zouden deze gaan uitvoeren. Echter, omdat die uitvoering stokte en er te weinig vaart in zat, heeft mijn voorganger aangeboden om de provincies daarin te assisteren door een gezamenlijke regeling te ontwerpen en die centraal open te stellen. Dat heb ik overgenomen. Ik heb de Kamer op 21 januari geïnformeerd dat dit gelukt was. Dat was met enige tevredenheid, aangezien het best wel wat voeten in de aarde heeft gehad. Het NAJK is betrokken geweest bij de opstelling van die regeling, maar ook voor het NAJK geldt dat het zelf het gesprek voert met de provincies. Op het moment dat het zich nu onvoldoende gekend voelt in de uiteindelijke regeling, is dat dus echt iets wat tussen het NAJK en de provincies speelt. Wij hebben echt alleen maar ondersteuning geboden aan de provincies. Zoals ook terug te lezen is in de beantwoording, herken ik de klacht niet helemaal. Ik weet dat er discussie is geweest over de vraag of jonge boeren die in een maatschap zitten ook aanspraak zouden moeten kunnen maken op deze regeling voor jonge landbouwers, maar zoals in de beantwoording is terug te lezen, is dat iets wat al in de Europese regelgeving is vastgelegd en waaraan dus geen eigen invulling kan worden gegeven. De regeling staat open voor alle jonge landbouwers, dus zeer nadrukkelijk ook degenen die zelfstandig een bedrijf hebben overgenomen.

Verder zijn er nog vragen gesteld over de vergroeningsmaatregelen. Mevrouw Visser was bezorgd dat we te veel zouden gaan inzetten op vergroening en de heer Grashoff was bezorgd dat we te weinig zouden inzetten op vergroening. Wat dat betreft zijn de posities wel herkenbaar. Er zijn twee momenten in dezen. Het eerste is de discussie over de toekomst van het GLB. Wij starten daarmee tijdens de Informele Landbouwraad in mei. In de geannoteerde agenda daarvoor zullen wij de Kamer daarover informeren. Dat betekent ook dat we dan de gelegenheid hebben om er met elkaar over te debatteren. Het tweede moment is dat de Commissie in 2017 een review zal uitvoeren, waarvoor ze uiterlijk op 31 maart 2017 met een evaluatierapport komt over het percentage ecologisch aandachtsgebied. Dat is nu 5% en de Commissie moet bezien of dat kan worden verhoogd naar 7%. Dat is een goed moment om het met elkaar te hebben over het ambitieniveau voor de vergroening. Dan weet ik bij dezen vast hoe de posities in dat debat zullen zijn.

Mevrouw Visser en de heren Geurts en Leenders hebben gevraagd wanneer de vereenvoudigingsvoorstellen van de Commissie verwacht kunnen worden. We verwachten dat de Commissie in de Landbouwraad van juni deze voorstellen zal presenteren, die mede gebaseerd zijn op de publieke consultatie van eerder dit jaar.

De heer Geurts heeft over de definitieve betalingen gevraagd hoe het kan dat in februari 90% is betaald en een maand later 91,3%. Ik neem er wel wat aanstoot aan dat hij zich afvroeg of het echt wel zo was dat er 90% betaald werd. RVO zet zich enorm hard in om te zorgen dat er op tijd betaald wordt maar heeft dit jaar te maken met het nieuwe GLB, wat een complexe implementatie betreft. RVO doet er alles aan om dit zo snel mogelijk af te wikkelen maar loopt ook daarbij tegen een aantal moeilijkheden aan. Ik heb de Kamer daarover deze week geïnformeerd. RVO heeft nagegaan hoe er zo snel mogelijk betaald kan worden. Dat heeft men gedaan door te betalen wat snel betaald kon worden. Dat was 90% in februari. De resterende 10% betreft dus de moeilijker zaken waarbij meer controle moet worden uitgevoerd. Dat zorgt er dus ook voor dat in de laatste maanden de uitbetaling langzamer gaat. De deadline voor de uitbetaling is 30 juni. RVO heeft dus nog een paar maanden de tijd om de laatste 10% te realiseren. Mede op aandringen van de Kamer heb ik erop aangedrongen om zo snel te betalen als kan. Dat betekent dat RVO eerst heeft betaald wat eenvoudig kon worden betaald. Dat is de verklaring voor de voortgang van slechts 1,3% in een maand, waar in de maanden ervoor veel grotere sprongen zichtbaar waren in de uitbetalingen.

Ik ga nu in op de vragen en opmerkingen over de visserij. De technische maatregelen staan voor het eerst op de agenda van de Raad maar niet voor het laatst, zeg ik erbij. De Commissie zal nu haar voorstellen presenteren. Dat is een belangrijke stap, waar we een tijd op hebben gewacht. Het is onder andere belangrijk voor de Nederlandse visserijsector, omdat het natuurlijk ook gaat over de pulsvisserij. Wat betreft de technische maatregelen gaan we het gehele traject van bespreking nog in, maar als we er nu naar kijken, zien we een goede opening voor een definitieve toekenning van de pulsvisserij. Dat zou echt belangrijk en goed nieuws zijn voor de Nederlandse visserij en eigenlijk ook voor de duurzaamheid ervan. Het klopt dat het de verwachting is dat de behandeling van de verordening nog enige tijd zal gaan duren, maar voor de pulsvisserij is het belangrijk om te weten dat we tot 2019 een brede ontheffing hebben. Er is dus geen noodzaak voor een interim-oplossing, waar mevrouw Visser naar vroeg. De Nederlandse vissers kunnen deze methode ook tijdens deze discussie gewoon blijven gebruiken en hopelijk wordt die methode daarna vastgelegd.

Mevrouw Visser uitte ook zorgen over de doelstelling van 5% bijvangst. Het betreft hier een streefdoel in het pakket van de Commissie. Er zitten geen consequenties aan, maar voor de gemengde visserij – zeker in de bodemvisserij zijn Nederlandse schepen er zeer actief in – is het geen realistisch percentage. Wel moet de selectiviteit van die visserij verhoogd worden, wat ook het doel was van de aanlandplicht. Daar werken we dus ook aan, maar dan wel op basis van realistische stappen. Dit is een van de onderdelen van het pakket waar we de nodige discussie over verwachten in de Raad. Ook voor andere landen zal dit wel een punt zijn. We zullen het zelf ook aankaarten in de Raadswerkgroepen die na de besprekingen in de Raad aan de slag gaan met dit pakket.

De heer Wassenberg heeft gevraagd waarom de boomkorvisserij wordt toegestaan. Eigenlijk is het zo dat die al is toegestaan en toegestaan blijft. We zijn al heel blij dat we het voor elkaar krijgen om de stap van boomkor naar puls te maken en dit nu lijkt te worden geaccommodeerd in dit pakket. Het is voor ons natuurlijk belangrijk dat we dat overeind weten te houden. Ik denk dat de inzet, zoals de heer Wassenberg die suggereert, om de boomkorvisserij eruit te halen, niet een heel realistische is binnen het internationale krachtenveld, omdat het voor veel vissers nog steeds de reguliere manier van vissen is.

Mevrouw Visser zei dat ze haar gebruikelijke vraag stelde over de stand van zaken bij de aanlandplicht. Dan krijgt zij ook mijn gebruikelijke antwoord dat ik de Kamer daarover in de gebruikelijke voortgangsrapportage informeer. Dat had ik de vorige keer ook al toegezegd.

Mevrouw Visser heeft voorts vragen gesteld over het bedwelmen van vis. Dat lijkt moeilijk uitvoerbaar. Er komt binnenkort een AMvB naar de Kamer waarin onder meer de bedwelming van aal wordt geregeld. Bij de uitwerking van de maatregelen wordt zeker ook de sector betrokken. Er wordt bij al deze zaken natuurlijk ook gekeken naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Zeker met het oog op het toezicht dat de NVWA moet uitoefenen, moeten we daar zeer kritisch naar kijken.

Er is gevraagd waarom de doelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de Vogel- en Habitatrichtlijn in het pakket zijn opgenomen. Wat de kaderrichtlijn betreft, is het aan de lidstaten om maatregelen te nemen. Het kan daarbij nodig zijn om technische maatregelen te nemen voor de visserij. Denk aan een verbod op een bepaald tuig of aan een stop op de visserij in een bepaald seizoen. Daarvoor is er al een voorziening aangebracht in de basisverordening van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Wij vinden die toevoeging van de doelen in dit maatregelenpakket onnodig. Dat maakt de regelgeving onnodig ingewikkeld. Dat is dus een punt dat wij zeker in de discussie zullen meenemen.

Ik ga over naar de vragen over de equivalente maatregelen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb nog een vraag gesteld over de geannoteerde agenda. Daarin staat op pagina 6: «Het streefdoel in het voorstel van niet meer dan 5% ondermaatse bijvangst acht ik, met name voor de gemengde visserij in de Noordzee, onrealistisch». Ik heb gevraagd welk getal de Staatssecretaris dan wel realistisch acht.

Staatssecretaris Van Dam:

De vraag van de heer Wassenberg is of ik kan aangeven hoeveel procent bijvangst realistisch is. Ik weet niet of we op deze manier de discussie over bijvangst moeten voeren met elkaar. Het gaat er uiteindelijk om dat er in zijn algemeenheid selectiever wordt gevist. In de gerichte visserij gaat het er soms om dat je zo min mogelijk bijvangst hebt, maar ook zo min mogelijk ondermaatse vis, terwijl er in de gemengde visserij weer heel andere kwesties spelen. Op het moment dat je één generiek percentage zou opnemen, doe je niet helemaal recht aan de aard van de discussie. Ik zou de discussie niet op die manier met elkaar willen voeren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik verzin die 5% niet. De Staatssecretaris zegt dat dit percentage een streefdoel is, maar dat dit niet realistisch is. Het zou voor de helderheid van de discussie goed zijn om dan gewoon aan te geven wat wel realistisch is. Ik verzin die 5% niet. Dat is het percentage dat wordt genoemd als streefdoel. Welk doel moeten we dan wel nastreven?

Staatssecretaris Van Dam:

Het is het streefdoel dat de Europese Commissie opneemt in het maatregelenpakket. Wij realiseren met een selectievere visserij 35% reductie van de bijvangst. Dat is ook een generiek percentage, maar daarmee laten we zien dat we serieuze stappen zetten. Ik vind dat we het onszelf nodeloos moeilijk maken, omdat het werken met een streefdoel van één generiek percentage aan bijvangst ook niet zo heel veel zegt. Dat is precies wat we met de Europese Commissie willen bediscussiëren: dat een dergelijk streefdoel niet zo heel zinvol is en dat je veel gerichter moet kijken naar maatregelen die je kunt nemen om de visserij selectiever te maken. Ik wil dus eigenlijk helemaal niet in een discussie terechtkomen over de vraag welke percentages dan wel realistisch zouden zijn. Ik wil die discussie ook niet met de Commissie voeren. We zijn misschien tevreden als sommige visserijsectoren de 5% halen, terwijl dat voor andere sectoren helemaal niet geldt omdat er meer mogelijk is. Bij de heel gerichte visserij is er misschien wel veel meer mogelijk. We moeten ons dus niet laten vangen in een dergelijke discussie. Ik vind dat niet zo zinvol.

Ik kom bij de equivalente maatregelen. De heer Geurts refereerde aan een discussie die we met LTO Nederland hebben gevoerd over de vraag of deze maatregelen genotificeerd moeten worden. In het hele traject met LTO Nederland is steeds duidelijk gemaakt dat die notificatie echt nodig is vanwege de Securitel-richtlijn die voorschrijft dat technische voorschriften genotificeerd moeten worden. Er is hier sprake van technische voorschriften. Het gaat bijvoorbeeld om eisen die het productieproces beïnvloeden. Daarvoor moet dus genotificeerd worden. Dat gaat onherroepelijk gepaard met een standstill van drie maanden. Dat was ook steeds bekend. Wat hier alleen ook heeft gespeeld, is dat de ontwikkeling van deze equivalente maatregelen lang heeft geduurd. De effecten voor het milieu moeten deugdelijk en wetenschappelijk worden onderbouwd. De sector was daarbij aan zet en had tijd nodig om die onderbouwing te leveren. De regelingen liggen nu ter consultatie voor. We verwachten reacties. We hebben ruimte die kan worden onderbouwd en ook kan worden benut voor deze equivalente maatregelen.

Nogmaals, we ontkomen niet aan notificeren. Op het moment dat we zouden beslissen om niet te notificeren – dat is eigenlijk wat de heer Geurts vraagt – nemen we een groot risico, omdat een rechter deze maatregelen dan buiten werking kan stellen. Dat zou betekenen dat boeren ze niet langer kunnen gebruiken. Volgens mij moeten we de sector dat risico niet aandoen. Wij zijn ervan overtuigd dat we gewoon moeten notificeren. De consequentie daarvan is dat er nog een notificatietermijn van drie maanden gaat lopen. Dat is nu eenmaal niet anders. Ik begrijp heel goed dat veel boeren en LTO Nederland zeggen dat het fijn zou zijn geweest als ze deze maatregelen tijdens dit groeiseizoen hadden kunnen inzetten, maar de procedure zoals die nu doorlopen wordt, is de kortst mogelijke procedure om uiteindelijk die equivalente maatregelen te nemen en die ook genotificeerd te krijgen.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb gehoord wat de Staatssecretaris zegt over het notificeren. Ik heb in eerste termijn een tussenvorm ingebracht. Ik heb voorgesteld om de maatregelen gewoon in te voeren tijdens de notificatie. De CDA-fractie heeft gekeken welke landen er notificeren. Dan zijn er blijkbaar weinig of geen landen die technische voorschriften hebben. Daarover verbaas ik mij toch wel. Er wordt immers verrekte weinig genotificeerd. Ik vraag de Staatssecretaris nogmaals om die maatregelen gewoon in te voeren tijdens de notificatie, die volgens hem van belang is en waarvan hij niet kan afwijken.

Staatssecretaris Van Dam:

De moeilijkheid is dat in de notificatieprocedure een standstill van drie maanden geldt. Op het moment dat iemand naar de rechter gaat omdat er een maatregel in werking is gesteld die eerst genotificeerd had moeten worden, kan die rechter de maatregel meteen buiten werking stellen. Gelet op het feit dat we ook wel reacties verwachten en er ook altijd discussie is over dergelijke maatregelen, zal de suggestie van de heer Geurts niet heel veel soelaas bieden. Wij hebben in het verleden meegemaakt dat er niet genotificeerd was en dat naderhand bleek dat dit ten onrechte niet was gedaan. Daardoor zijn maatregelen buiten werking gesteld. Wij kijken daarom zeer kritisch en laten al dit soort zaken beoordelen op de noodzaak tot notificatie. We hebben, ook gelet op het gesprek dat we daarover met LTO hebben gehad, heel goed gekeken naar de vraag of het echt moet. We zijn ervan overtuigd, ook op basis van de artikelen in de richtlijn, dat deze maatregelen echt onder de notificatieplicht vallen. Bij die notificatieplicht hoort een standstill van drie maanden. Nogmaals, ik begrijp de vraag van de heer Geurts goed, maar ik zie geen mogelijkheden om het anders te doen. Alles wat je hiervan afwijkt, maakt dat iemand die naar de rechter stapt die maatregel onmiddellijk buiten werking kan laten stellen. Stel dat we het meest vergaande zouden doen, namelijk bewust niet notificeren. De Europese Commissie volgt over het algemeen ook wel wat wij in het openbaar over dingen zeggen. Zij zal dus ook gealerteerd zijn als we dat niet zouden doen. Dat zou dus helemaal onverstandig zijn. Er is volgens mij dus geen alternatief.

De heer Geurts (CDA):

Ik hoor de Staatssecretaris dat heel helder zeggen. Er is in Nederland heel veel regelgeving en er is soms ook nieuwe regelgeving in voorbereiding. Wij zijn er heel goed in om, voordat die nieuwe regelgeving in werking is getreden, daarop vooruit te lopen en een aantal dingen te gedogen, soms in positieve en soms in negatieve zin. Zou dat hier ook gewoon niet kunnen? Dat is gewoon mijn vraag. Wij doen dat vaker. Nederland is hier al meer dan twee jaar mee bezig. Op het laatste moment blijkt dat er technisch genotificeerd moet worden. Ik vind dat een omissie. Ik vraag dus toch om goed te bekijken of die weg nog te bewandelen is.

Staatssecretaris Van Dam:

We hebben er vanzelfsprekend, ook vanwege het gesprek met LTO, al heel goed naar gekeken. LTO heeft natuurlijk precies dezelfde vragen gesteld. In die notificatieprocedure is de standstillperiode van drie maanden essentieel. De Commissie eist dat er in die drie maanden niets wordt gedaan. Dat is immers inherent aan een standstillperiode. De mogelijkheden om te doen wat de heer Geurts nu vraagt, zijn er juridisch gezien gewoon niet. Nogmaals, ik begrijp die vraag heel goed, maar deze procedure moet nu eenmaal helemaal doorlopen worden. De reden dat we daarmee deze maatregelen niet meer tijdens dit groeiseizoen kunnen inzetten, is natuurlijk ook dat het veel tijd heeft gevergd om die maatregelen uit te werken en deugdelijk wetenschappelijk te onderbouwen. Het gaat om maatregelen die voor het milieu van belang zijn en die in deze wereld ook kritisch gevolgd worden. Ze moeten dus ook goed in elkaar zitten. Je moet ook de procedures goed volgen, want anders ben je echt juridisch veel te kwetsbaar. Het gaat de heer Geurts erom dat de boeren er iets aan hebben. Als maatregelen buiten werking worden gesteld, hebben de boeren er ook niets aan. We zullen hier dus toch gewoon de procedure moeten volgen zoals die er is. Dat betekent dat deze maatregelen vanaf volgend jaar kunnen worden benut. Dat is dan in elk geval goed nieuws.

De heer Geurts heeft ook een vraag gesteld over het toelaten van het frezen op 3 centimeter diepte in Denemarken. Hij zegt terecht dat sommige landen, waaronder Denemarken, kiezen voor de mogelijkheid van lichte grondbewerking in Natura 2000-gebieden, maar het is ongelooflijk lastig om dat te controleren. Het is ook heel kostbaar, omdat je ter plekke moet controleren op welke diepte er gefreesd is. De invulling zoals wij die kiezen, zorgt ervoor dat er permanente begroeiing is. Dat is uit het oogpunt van handhaafbaarheid een stuk gemakkelijker te controleren, want dan kunnen we gewoon via satellietbeelden controleren. Dat maakt de handhaafbaarheid een stuk eenvoudiger. Dat is dus ook een reden voor ons om deze mogelijkheid te kiezen.

Er ligt nog een aantal overige vragen. Ik begin met de vragen over glyfosaat. Ik heb het volgende gedaan. Er lag een motie waarin werd verzocht om in de SCoPAFF niet in te stemmen met de toelating van glyfosaat en de Europese Commissie te vragen om een nieuw voorstel. Dat hebben we ook gedaan. We hebben de motie dus uitgevoerd conform het dictum. Omdat niet alleen Nederland maar ook andere landen die positie innamen, kwam de Europese Commissie tot de conclusie dat er geen gekwalificeerde meerderheid zou zijn en heeft zij het voorstel van tafel gehaald. De Europese Commissie heeft vervolgens aan de lidstaten input gevraagd over hoe dat nieuwe voorstel eruit zou moeten zien om daar alsnog mee in te kunnen stemmen.

Wij hadden eerst gevraagd of de besluitvorming niet zou kunnen worden uitgesteld totdat het ECHA zijn oordeel heeft gegeven, omdat het ECHA in het bijzonder ook kijkt naar de kankerverwekkendheid van glyfosaat. Dat rapport verschijnt echter pas volgend jaar, terwijl de huidige toelating van glyfosaat in juni van dit jaar verloopt. Het is daarom niet mogelijk om het rapport van het ECHA af te wachten. Het intrekken van de toelating en het daarmee van de markt halen van glyfosaat heeft consequenties. Dat betekent dat boeren naar andere middelen moeten uitwijken. Die middelen zijn niet per se beter. Integendeel, die hebben vaak grotere negatieve effecten. Bovendien werd in de motie niet gevraagd om überhaupt niet in te stemmen met de toelating. In de motie werd gevraagd om niet in te stemmen met wat er lag en de Commissie te verzoeken om een nieuw voorstel.

We hebben aan de Commissie laten weten dat we eigenlijk een moment willen hebben om, nadat het ECHA-rapport verschenen is, terug te kunnen komen op de toelating. De toelating wordt daarmee dus wel in gang gezet in juni. Het is mogelijk dat in het ECHA-rapport dat volgend jaar verschijnt, de zorgen die nu bestaan over de kankerverwekkendheid van glyfosaat worden bevestigd. Die zorgen zijn overigens ook al beoordeeld door de EFSA, door Duitsland en door ons Ctgb. Die hebben daarin geen reden gezien om de toelating tegen te houden. Die hebben juist hiernaar gekeken en gezegd: als je dit op een zorgvuldige manier gebruikt, is er geen reden tot bezorgdheid. Desondanks hebben we tegen de Commissie gezegd: er moet een moment zijn om terug te kunnen komen op de toelating als dat rapport daar aanleiding toe geeft.

We hebben het nu dus omgedraaid. We hebben niet gezegd: we beslissen pas als het ECHA-rapport er is. Nee, we accepteren de toelating. Die termijn willen wij wel korter dan vijftien jaar. Als het ECHA-rapport de classificatie voor kankerverwekkendheid wijzigt, moet de Commissie onmiddellijk de toelating intrekken. Wij zijn nu in afwachting van een nieuw voorstel van de Commissie, maar op het moment dat dat nieuwe voorstel voldoet aan de voorwaarden die wij op tafel hebben gelegd, zullen wij daarmee instemmen. Wij wachten af wat de Commissie zal doen. Voor mij is het allerbelangrijkste de zorg, die ook in de Kamer leeft, over de mogelijke kankerverwekkendheid van glyfosaat. Op het moment dat die zorg wordt bevestigd door het ECHA-rapport, moet het middel onmiddellijk van de markt af. Als de Commissie daaraan wil voldoen, hebben wij een belangrijke voorwaarde weten te stellen, dankzij de motie die de Kamer heeft aangenomen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat klinkt leuk, maar het blijft een vreemde aangelegenheid, om verschillende redenen. De discussie over glyfosaat is veel breder. Zij gaat niet alleen over de kankerverwekkendheid. Ik ga er dan ook van uit dat het ECHA-rapport met een bredere beoordeling komt dan alleen op kankerverwekkendheid. Het moet erom gaan dat wij uiteindelijk van dat spul af willen. Daarvoor moet je een goede route bedenken. Het voorstel van de Staatssecretaris behelst een soort verwachtingspatroon: wij gaan er gewoon mee door en wij moeten nog één misschien wel gunstig rapportje afwachten. Die benadering vind ik ongelukkig. Het is veel beter om het niet te gebruiken of in het uiterste geval voorlopig te verlengen tot en met 2017. Dan kan het opnieuw beoordeeld worden. Het voorstel geeft onduidelijkheid, want over de vraag of het rapport aanleiding geeft tot ingrijpen zullen de opvattingen geheid verschillen. Ik heb liever ten principale een nieuwe beoordeling, als wij er niet gelijk vanaf kunnen. Er moet voorkomen worden dat er op een gegeven moment een rapport ligt waarover de een zegt dat het geen aanleiding is voor een verbod, terwijl een ander dat wel noodzakelijk vindt. Ik vind dat Nederland hierin scherper moet opereren. Ik prijs de Staatssecretaris ervoor dat hij bezig is geweest met een voorstel. Dat hadden wij ook gevraagd. Wij zeiden niet: er mag coûte que coûte niks. Het voorliggende voorstel gaat mij simpelweg niet ver genoeg. Ik vind het strategisch ook niet zo'n heel handige inzet.

Staatssecretaris Van Dam:

Over strategische inzet gesproken: je moet bekijken of je iets kunt realiseren wat in het verlengde ligt van waar het hier om gaat. De heer Wassenberg vroeg naar het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel is geborgd door alle toetsingen die worden gedaan. Glyfosaat is getoetst door EFSA, door Duitsland, dat de rapporterende lidstaat was – en gelooft u mij dat Duitsland bij dit soort beoordelingen kritisch is – door ons eigen Ctgb, dat ook altijd kritisch is, en door het RIVM. Allemaal komen ze tot dezelfde conclusie, namelijk dat het gebruik van glyfosaat onder bepaalde voorwaarden verantwoord is. Wij moeten ervoor oppassen dat wij in dit soort discussies wantrouwen organiseren tegen de instituties die wij juist in het leven hebben geroepen om dit soort zaken objectief te toetsen. Er is objectief getoetst en de conclusie is dat het verantwoord gebruikt kan worden.

Wat nog openstaat, is de classificatie rond carcinogeniteit. Toetsing en beoordeling van de kankerverwekkendheid is al gedaan door EFSA. Daaruit kwam dat er geen reden is voor de bezorgdheid die ik overal terugzie. Ik snap die bezorgdheid en ik geloof de grootste producent van glyfosaat niet altijd op zijn blauwe ogen – dat doen wij nooit met producenten – en daarom hebben wij dit soort objectieve toetsingen. Dat is cruciaal in dit proces. Als alle instanties zeggen dat er geen reden is om deze toelating te blokkeren, dan vraag ik mij af welk argument wij als politiek dan nog hebben om dat toch te doen. Wij moeten vertrouwen op de wetenschappers die dit soort toetsingen voor ons uitvoeren. Omdat er zo veel bezorgdheid was, ook over de kankerverwekkendheid, hebben wij verwezen naar de classificatie die door ECHA wordt gedaan. Wij hadden de hoop dat dat op korte termijn zou gebeuren, zodat wij het besluit zouden kunnen uitstellen tot het moment van verschijnen van die classificatie. Omdat dat niet lukt, vind ik dat er, gelet op alle al beschikbare adviezen, eigenlijk maar één optie is, namelijk toelaten. Als er door de classificatie van ECHA alsnog een reden ontstaat om de toelating te blokkeren, dan zullen wij de toelating onmiddellijk intrekken. Als de Commissie bereid is om dit in het besluit op te nemen, dan is het geen kwestie van een discussie tussen 28 lidstaten. Nee, dan is het een rechtstreeks gevolg dat in het besluit wordt opgenomen. Dan hoeft er geen nieuwe discussie over plaats te vinden. Dat is een belangrijke voorwaarde die wij bij de Commissie hebben gesteld. Voor onze steun is het nodig dat die een-op-eenkoppeling in het besluit wordt opgenomen.

De voorzitter:

De heer Grashoff wil een tweede vraag stellen. Ik vraag de leden om de interrupties kort te houden.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik doe mijn best. Ik vind dat op dit onderwerp altijd lastig, omdat het een ingewikkeld onderwerp is en blijft. Het wantrouwen zit in het hele systeem ingebakken. Ik ben in de regel niet zo wantrouwend, maar op dit punt ben ik buitengewoon wantrouwend. Dat heeft te maken met het feit dat er in de hele toetsingssystematiek vaak gebruik gemaakt wordt van onderzoeken die door de producenten zelf worden aangeleverd. Dergelijke onderzoeken worden beoordeeld maar vervolgens niet of niet volledig openbaar gemaakt. Dat is de angel in die hele beoordeling. Daar moeten wij sowieso vanaf. Ik smeek de Staatssecretaris om te proberen om daar in Europees verband vanaf te komen. Dit soort onderzoeksresultaten moet altijd transparant zijn. Dan zouden wij op dit vlak een hoop discussies minder hebben. Ik weet niet wat ECHA gaat doen, ik weet niet of ik er dan vertrouwen in heb. Ik hoop dat wel, maar ik weet dat op voorhand niet. Misschien komt ECHA ook met een rapport waarin staat dat men zich baseert op geheime gegevens. In dat geval ben ik er op voorhand niet voor. Is het niet veel beter om te kiezen voor toestaan tot het moment van verschijnen van het ECHA-rapport? Op dat moment moeten wij opnieuw discussiëren over de beoordeling.

Staatssecretaris Van Dam:

De discussie spitst zich nu toe op de termijn. Ik denk dat wij uiteindelijk hetzelfde doel realiseren. De optie van de heer Grashoff is in het kader van dit soort toelatingen niet mogelijk. Een toelating is altijd langerdurend. Dat de Commissie de duur inperkt, is al een belangrijke stap. Waar het ons uiteindelijk beiden om gaat, is het gevolg van een eventuele wijziging van de classificatie van carcinogeniteit door ECHA. Als blijkt dat er reden is om ons ernstig zorgen te maken, dan moet de toelating eigenlijk automatisch worden ingetrokken. Als de classificatie door ECHA anders is dan tot nu toe, moet in het voorgelegde besluit staan dat dan onmiddellijk de toelating wordt ingetrokken. Daarmee bereiken wij hetzelfde. Wij hebben de beoordeling in handen gegeven van diverse gerenommeerde instituties, waar gerenommeerde wetenschappers werken. De heer Grashoff vertrouwt dat niet, maar daar kan ik niet zo veel mee. Ik heb niet de pretentie dat ik het beter dan deze wetenschappers weet. Ik ben politicus. Wij horen te varen op het oordeel van deskundigen. Zij horen dit soort zaken namens ons te toetsen en te beoordelen. Ik vaar op het oordeel van de deskundigen. Ik heb daar vertrouwen in. Dat is het enige wat wij kunnen doen.

De heer Wassenberg (PvdD):

We moeten inderdaad varen op het oordeel van deskundigen, maar bij de Wereldgezondheidsorganisatie zitten ook deskundigen en dat is ook geen kleine club. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft gezegd dat er aanwijzingen zijn dat de stof wel degelijk kankerverwekkend is. Een aantal toetsingsorganisaties vindt dat het wel meevalt, maar de Wereldgezondheidsorganisatie heeft kennelijk toch gerede twijfels. Dan is er het voorzorgsbeginsel dat zegt: bij twijfel niet inhalen. Dat zou inderdaad reden zijn om toch terughoudender te zijn en te kiezen voor een kortere toelating, bijvoorbeeld een jaar. Er is echt reden om te pleiten voor openbaarmaking van alle onderzoeksresultaten. Dan kun je die namelijk zelf ook aan deskundigen laten zien. Uiteindelijk is het een afweging van verschillende onderzoeken. Die kan zowel de ene als de andere kant op vallen. Politici moeten vertrouwen op organisaties, maar als een grote organisatie als de Wereldgezondheidsorganisatie zegt dat er vraagtekens bij te plaatsen zijn, dan moeten wij dat serieus nemen. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

Ons is ter ore gekomen dat de blootstellingsniveaus zijn verhoogd. Is dat inderdaad gebeurd? Is er een besluit over genomen? Hoe heeft Nederland in die discussie gezeten?

Staatssecretaris Van Dam:

De belangrijkste vraag van de heer Wassenberg betrof de WHO, die heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de kankerverwekkendheid. Dat is niet na de beoordeling van EFSA gekomen. EFSA heeft dit meegewogen. Bij dergelijke beoordelingen worden bijna altijd randvoorwaarden gesteld. Bij de toelating van middelen tot de Nederlandse markt worden bijna altijd gebruiksvoorschriften gesteld. Er zijn bij veel van dit soort middelen risico's, ook gezondheidsrisico's. De gebruiksvoorschriften zijn er om die risico's zo ver mogelijk terug te dringen.

Het antwoord op de vraag naar de verhoging van de blootstellingslimiet moet ik schuldig blijven. Als er een tweede termijn komt, zal ik erop terugkomen.

Italië heeft tijdens de vorige Raad een punt gemaakt van het feit dat de Britten op verpakkingen van voedingsmiddelen met het inmiddels beroemde stoplichtsysteem voor voedingswaarde werken. Meerdere lidstaten hebben zich daarbij aangesloten. Mevrouw Visser heeft gelijk als zij niet ziet wat Nederland op dit punt heeft ingebracht. In voorbereidende overleggen hebben wij duidelijk aangegeven dat wij geen enkel probleem hebben met het Britse systeem. Wij vinden dat de Britten de ruimte moeten hebben om dit te doen. In de Raad heb ik mij beperkt tot mijn rol als voorzitter. Ik vond het niet aangelegen om als Nederland een eigen specifieke inbreng op dit punt te hebben, ook omdat het niet de conclusie van de Raad was dat dit de Britten onmogelijk gemaakt moest worden. Daar zouden wij ons tegen verzet hebben.

De heer Wassenberg heeft gevraagd naar de onderhandelingen in het kader van Mercosur. Het gaat daarbij om heel gevoelige onderwerpen. De voorbereiding van de besprekingen daarover start nu. Een volgende keer, bij het verslag of bij de komende geannoteerde agenda, zal ik de Kamer erover informeren als er meer duidelijkheid is ontstaan. De heer Wassenberg zei dat Nederland zich niet heeft verzet. Dat is niet juist. Nederland heeft zich eerder kritisch opgesteld, maar het proces heeft heel erg lang stilgelegen. Mercosur komt de komende weken met een nieuw aanbod. Dat zullen wij kritisch beoordelen. Eerder heb ik al gezegd dat wij er bij handelsakkoorden voor moeten waken dat ze de Europese grenzen openstellen voor producten die geproduceerd worden onder andere dierenwelzijnsstandaarden dan die in Europa gebruikelijk zijn. In het associatieverdrag met Oekraïne – misschien goed om daar nog even aan te refereren – hebben wij bijvoorbeeld opgenomen dat het land zijn wetgeving moet optrekken naar het Europese niveau. Dat garandeert dat er, ook op momenten dat Oekraïne meer ruimte krijgt om vlees naar Europa te exporteren, sprake blijft van een level playing field. Dat is een belangrijk element van het associatieverdrag, zo zeg ik in het bijzonder tegen de heer Wassenberg, gelet op de spotjes die ik af en toe van zijn partij hoor.

De laatste vraag gaat over de transporten naar Turkije. In het rapport van Eyes on Animals werden in dat kader een aantal schrijnende toestanden blootgelegd. Mijn voorganger heeft bij de Europese Commissie al aangedrongen op het verbeteren van de omstandigheden daarbij. De Commissie bekijkt of ook de aspecten van dierenwelzijn van de transportverordening daarbij kunnen gelden. Ik heb zelf tijdens een bijeenkomst bij de Europese Commissie aangedrongen op het gebruik van gps, opdat controle mogelijk is. Ik blijf ertoe oproepen, in EU-verband te stoppen met transporten die langer dan acht uur duren. We hebben dit dus onder de aandacht gebracht en we zullen dit onder de aandacht blijven brengen. Toestanden zoals die worden beschreven in het rapport van Eyes on Animals horen gewoon niet voor te komen.

Ik meen hiermee alle vragen te hebben beantwoord, op die ene vraag na waar ik nog even op terug zal komen.

De voorzitter:

Anders horen we dat wel in de tweede termijn. Wij houden een tweede termijn waarin de leden maximaal een minuut spreken en niet kunnen interrumperen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Mocht de heer Geurts in de verleiding komen om zijn verzoek om een VAO in te trekken, dan neem ik dat verzoek bij dezen over. Maar ik heb zo het vermoeden dat hij niet van plan is zijn verzoek in te trekken.

Laat ik één hartenkreet uiten. Het zal toch niet gaan gebeuren dat we over de band van nieuwe maatregelen ter versterking van onze veehouderij straks spotjes terugkrijgen op de Nederlandse buis als die over Joris Driepinter en «Vlees, mevrouw, u weet wel waarom»? Er staat namelijk wel met zoveel woorden dat we met Europese subsidie weer aan dit soort ongein kunnen gaan doen. Ik vind dit het ergste voorbeeld van hoe slecht er ook in Europees verband soms gereageerd wordt op problemen. Er zitten sommige betere bij. Laat ik het hier voor dit moment bij houden. Ik vraag de Kamer echter graag nog om uitspraken op een aantal punten. Ik vraag haar zeker een uitspraak over het glyfosaatdossier.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de antwoorden op de vragen. We zijn het niet op alle punten eens. Daarom laat ik mijn verzoek om een VAO voorlopig nog maar even staan; ik kom er zo nog even op terug.

Bij het vorige AO heb ik die 100 voorstellen gezien. Dat bracht me tot de uitspraak van de Fransen: eigen boeren eerst. Dat hebben we ook wel gezien. Ik wil even terugkomen op die particuliere opslag. In de komende twee weken worden tonnen uitgeslagen. Je ziet dan gelijk hoe de markt reageert, in negatieve zin. Afgelopen weekend ging het met centen omlaag in de varkenshouderij. Ik hoop dat de Staatssecretaris, als hij volgende week in de Landbouw- en Visserijraad zit, in ieder geval in zijn achterhoofd houdt welke gevolgen de acties en programma's die er vanuit de Europese Unie komen, concreet voor onze boeren zullen hebben.

Ik kan nog twee nachtjes slapen over de equivalente maatregelen. Dat ga ik ook doen.

Ik heb in Europese wandelgangen begrepen dat de Landbouw- en Visserijraad van mei verzet zal worden. Dat gaat een probleempje opleveren met onze Kameragenda. Ik heb dat vanmiddag tijdens de procedurevergadering ook aanhangig gemaakt. Daar zullen we even naar moeten kijken.

De voorzitter:

Dat zijn agendatechnische aspecten; daar komen we vast uit.

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Gelet op de beperkte tijd ga ik alleen iets zeggen over de discussie over glyfosaat. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of de Staatssecretaris nu onomkeerbare stappen zou kunnen gaan zetten. Ik heb nu uit zijn verhaal begrepen dat die stappen eigenlijk al zijn gezet, want de Europese Commissie heeft om input gevraagd en op basis daarvan komt er een nieuw voorstel. Dat hadden we inderdaad gevraagd, maar ik had daar niet in meegerekend dat dit op grond van een voorstel van onszelf zou zijn. De Staatssecretaris heeft in zijn brief verwoord dat wat wij hebben aangegeven, in het voorstel zit. Hij zegt nu: als er zo'n voorstel komt, is het gek om er dan toch op tegen te zijn. Toch wil ik graag dat dit nog in de Kamer wordt besproken en dat wij daar nog invloed op kunnen hebben. De heer Wassenberg noemde ook een aantal dingen. Ik heb gezegd: ik zou graag willen dat dit nog wordt besproken in een wat uitgebreider debat. Er zijn namelijk heel veel elementen die we in dit verband volgens mij niet voldoende kunnen uitdebatteren met elkaar. De heer Wassenberg heeft het over de blootstellingsniveaus, maar er spelen ook nog wat andere dingen. Ik wil graag dat we hierover in dat debat, en ook later, nog steeds een opvatting kunnen hebben die invloed heeft op het besluit dat uiteindelijk wordt genomen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik wil nog even wat zeggen over die blootstellingsniveaus. Die zijn genoemd in een brief van Pesticide Action Network van nota bene 15 maart vorig jaar.

Verder wil ik nog heel even terugkomen op de vrijhandelsverdragen. De Staatssecretaris daagde mij uit, dus daar moet ik toch even op ingaan. Neem het verdrag met Oekraïne. De dierenwelzijnseisen daar zijn nu een stuk lager dan in Europa en dat zal voorlopig ook zo blijven, want in dat verdrag staat niets over dwang om zich aan te passen aan Europa. Sterker nog, er wordt op dit moment 170 miljoen euro geïnvesteerd door Rabobank en ING in een kippenfabriek die nu 330 miljoen kippen heeft. Dat worden er 560 miljoen. Dat gebeurt volgens de huidige, lage Oekraïense dierenwelzijnsstandaard. Deze banken doen die investering niet als zij vrezen of denken dat dat over twee jaar allemaal veranderd moet worden. Ik vrees dat we hier echt de komende twintig jaar aan vastzitten. Ik ben bang dat we ook met die andere vrijhandelsverdragen lagere eisen op het gebied van dierenwelzijn hiernaartoe halen. Ik ben bang dat we daar voorlopig aan vastzitten. Dat is de reden dat ik morgen nee stem.

Voorzitter: Geurts

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik denk dat het goed is dat hij ook de winstpunten voor Nederland benoemt van de technische maatregelen voor de visserij. Die onderschrijven wij ook. Hij benadrukt ook dat er nog flink wat vraagpunten inzitten, zoals de 5%-regeling en wat de eventuele aanvullende maatregelen die de Commissie wil, kunnen betekenen. Die zijn gerelateerd aan de Kaderrichtlijn Water en de marine strategie. We houden die punten nauwlettend in de gaten.

Ik wil terugkomen op de marktsituatie en het proces. Ik heb dat ook in de interrupties aangegeven. De VVD is gewoon bang dat we een proces worden ingerommeld waarbij we straks alleen nog maar ja kunnen zeggen, ja, ja, ja, ja, en de Fransen vervolgens hun hele sector een beetje met de Franse slag hebben geholpen. De ervaring bij andere, vooral transportgerelateerde, maatregelen leert ons dat het vaak zo gaat. We willen dus gewoon concreet weten wat de inzet van Nederland wordt, om welk pakket het gaat en hoe het wordt gefinancierd. We willen voorkomen dat we straks geconfronteerd worden met een besluitvorming waarbij de Raad zegt: het is de crisisreserve, ja of ja of ja?

Voorzitter: Visser

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Ik ben net iets te laat geboren voor Joris Driepinter, maar ik heb het nog meegekregen van mijn opa. Ik vond daar eigenlijk toch niet zo heel veel mis mee. Ik vond dat een mooie figuur. Maar ik begrijp dat de heer Grashoff een motie gaat indienen over Joris Driepinter, dus die wacht ik af. Dan zie ik wel wat daar precies in komt te staan. Hij zei dat hij ook nog een motie zou gaan indienen over glyfosaat.

De heer Geurts vroeg mij om in het achterhoofd te houden wat verschillende maatregelen, bijvoorbeeld de particuliere opslag, betekenen voor varkenshouders. Dat doe ik ook. Ik heb eerder soortgelijke kritische bewoordingen uitgesproken: het kan verlichten, maar wanneer het op het verkeerde moment weer terug op de markt komt, kan het ook juist de prijs weer onder druk zetten.

Ik wil in dat kader nog één ding over, ook tegen mevrouw Visser, die ook vragen stelde over de marktsituatie. Zij vroeg wat de inzet wordt. Ik zei al dat er een structureel probleem in de markt is, zeker in de markt voor varkensvlees. Er wordt meer geproduceerd, terwijl de vraag terugloopt. Er is een tweede element, namelijk dat weliswaar de prijzen op de internationale markt fors zijn teruggelopen, maar de prijzen in de supermarkt niet bepaald. Er wreekt zich hier dus ook een structureel marktprobleem ten koste van de varkensboeren. Ik verwacht daarom het een en ander van het traject dat met de heer Veerman is ingezet in Europa, omdat het hier ook uitdrukkelijk gaat over de versterking van de marktpositie van boeren. Die hebben nu gewoon een veel te zwakke positie in de keten. We hebben het daar eerder met elkaar over gehad. Er moet dus gezocht worden naar hoe die positie verder versterkt kan worden. Het kan niet zo zijn dat ergens in de keten door de lage prijzen meer geld wordt verdiend dan toen de prijzen nog hoger waren. De boer is daar de dupe van. De consument merkt eigenlijk vrij weinig van die lage prijzen. Ergens blijft er geld aan de strijkstok hangen. Het zou beter zijn als dat ten gunste kwam van de boeren. Die doen namelijk het echte werk in die keten. Dat gesprek agenderen we met de commissie-Veerman, ook voor de Raad in juni. Dan komen we daarop terug.

De heer Leenders kwam terug op zijn vraag uit de eerste termijn of ik eerst de Kamer kan informeren alvorens ik instem met de Commissie. Dat vind ik ingewikkeld, want de heer Leenders en de heer Grashoff hebben gezamenlijk een motie ingediend waarin stond dat we toen niet moesten instemmen met het voorstel voor toelating van glyfosaat, maar de Commissie moesten vragen om een nieuw voorstel. Ik heb die motie precies uitgevoerd. Ik heb zelfs aangegeven hoe dat nieuwe voorstel eruit moet zien om tegemoet te komen aan de zorgen die de Kamer heeft neergelegd. Ik heb dat bij de Commissie neergelegd. De Commissie zegt dat zij 100% doet wat ik haar gevraagd heb. Vraagt de heer Leenders nu of ik tegen de Commissie wil zeggen: u kunt niet op mij rekenen? Dat vind ik geen nette manier van met elkaar omgaan. Ik kan dat niet toezeggen, omdat ik juist heb gedaan wat de Kamer gevraagd heeft. De consequentie daarvan is dat als de Commissie nu voldoet aan alles wat wij op tafel hebben gelegd, het voor de hand liggend is dat we instemmen met het voorstellen van de Commissie. Dat betekent dan dat de uitdrukkelijke voorwaarde erin komt te staan dat de toelating onmiddellijk wordt ingetrokken als ECHA volgend jaar komt met een aanpassing van de classificatie. Ik denk dat we daarmee dan ook een belangrijk resultaat hebben geboekt, in lijn met de motie die mede door de heer Leenders zelf is ingediend.

De heer Wassenberg kwam nog terug op Oekraïne. Laten we niet het hele debat hier voeren. Ik meen dat er vanavond op tv andere politici zijn die dat voor ons gaan doen. De afspraak in het associatieakkoord is dat Oekraïne zijn regels moet optrekken naar het Europese niveau. Overigens is de mate waarin het quotum wordt opgetrokken voor met name kippenvlees, waar de heer Wassenberg zorgen over heeft, zeer, zeer beperkt. Het heeft geen grote impact op de Europese markt, maar desondanks vind ik het ten principale van belang dat Oekraïne daadwerkelijk zijn wetgeving optrekt naar het Europese niveau. Dat moet Oekraïne ook. Dat staat in het associatieverdrag en de Oekraïners zijn voortvarend, in elk geval met het maken van het actieplan, want dat moest er binnen drie maanden zijn. Dat staat in het associatieverdrag. Het actieplan is netjes voor 1 april door het Oekraïense parlement vastgesteld.

Laat ik me één opmerking permitteren: het gaat morgen ook om al die mensen die op het Maidanplein hebben gestaan, die daar gevochten hebben voor hun vrijheid en van wie sommigen zelfs gestorven zijn voor hun vrijheid, de vrijheid om zelf te beslissen met wie men handeldrijft. Oekraïners wilden graag handeldrijven met Europa en niet overgeleverd zijn aan de Russen. Ik begrijp heel goed dat de Oekraïners dat wensen, ook gezien hoe we in onze marktsituatie te maken hebben met de Russen. Net zo goed als zij graag zelf willen kunnen bepalen met wie ze handeldrijven, willen wij dat ook. Iedereen heeft morgen de kans om daarover te stemmen. Ik denk dat er grote kansen liggen, ook voor Nederland. Ik zou het zelf zeer aanmoedigen als de Nederlandse bevolking ook vindt dat we die kansen moeten grijpen. Nu heb ik er toch iets over gezegd.

De heer Wassenberg zei dat eenzelfde soort uitgangspunt ook moet gelden voor overige handelsverdragen. Dat ben ik eigenlijk met hem eens. Ik heb gezegd dat ik vind dat handelsverdragen niet onze normen moeten ondermijnen doordat ze onze markt openen voor producten die tegen lagere standaarden worden geproduceerd. Dat ondermijnt het level playing field en onze inspanningen. Het zal dus mijn inzet zijn bij handelsakkoorden, welke dan ook.

Mevrouw Visser kwam terug op een onderdeel van het technischemaatregelenpakket. Daar gaat nu een hele discussie over plaatsvinden. Daar wordt dus niet maandag in de Raad een besluit over genomen. Daar zal de Commissie de maatregelen presenteren en lidstaten zullen aangeven dat er op een aantal punten, waaronder het punt dat mevrouw Visser noemde, nog de nodige discussie te voeren is. Daarna zal dat gedelegeerd worden naar de Raadswerkgroepen, waar die discussie in alle hevigheid terugkomt.

Mevrouw Visser vroeg ook wat de inzet van Nederland is. Ik heb net een aantal zaken over de marktsituatie genoemd. Ik heb gezegd dat ik denk dat die vragen om een structurele oplossing, zowel aan de productiekant als in de keten. Mijn inzet is eigenlijk onveranderd, ook ten opzicht van de Nederlandse inzet van afgelopen najaar. De inzet is om ervoor te zorgen dat als Europa maatregelen neemt, die bijdragen aan de structurele versterking van de markt. Dat neemt niet weg dat er tussen de 28 lidstaten natuurlijk verschillende beoordelingen zijn van de situatie en er dus ook verschillende inzet is. Als de crisisreserve weer op tafel komt, zal mijn inzet zijn dat dat alleen kan en mag gebeuren als die wordt ingezet voor een structurele versterking van de markt, dus niet voor tijdelijke verlichting. Dat zou ik zonde vinden van de inzet van de crisisreserve. Maar goed, in de voorbereiding van de Raad van juni krijgt de Kamer weer gewoon een geannoteerde agenda. Dan zal zij op dat moment zien wat de stand van de discussie dan is. Dan kunnen wij daar weer met elkaar uitgebreid over verder spreken.

De heer Wassenberg (PvdD):

In de eerste termijn had ik een vraag gesteld over de blootstellingsniveaus in relatie tot de glyfosaatresiduen. Ik zei toen dat die brief uit 2015 was. Daar hebben ze een foutje gemaakt: dat moet toch 15 maart 2016 zijn.

Staatssecretaris Van Dam:

Het antwoord op die vraag had de heer Wassenberg inderdaad nog van mij tegoed. Er lijkt een misverstand te zijn, want bij de goedkeuring van een werkzame stof is er geen sprake van blootstellingsniveaus. Blootstellingsniveaus zijn alleen aan de orde bij middelen. Het gaat nu om de toelating van de werkzame stof glyfosaat. Ik vermoed dat de heer Wassenberg verwijst naar een andere toelating dan waarover we nu spreken. Anders kunnen we dat vast buiten deze vergadering ophelderen.

De heer Geurts vroeg naar de Landbouwraad in mei. Die vindt plaats op 17 mei, de dag na Pinksteren en dus de dag na het reces. Ik realiseer me dat het daardoor voor de Kamer de enige optie is om het schriftelijk voor te bereiden in het reces. Maar aangezien wij voorzitter zijn, hebben wij meestal het eerste zicht op wat er op de agenda komt. Laten wij daarom proberen om die zo vroeg als het kan naar de Kamer te sturen, zodat er een ruime mogelijkheid is om deze Raad schriftelijk voor te bereiden. Deze Raad was in eerste instantie als pm-post opgenomen op de agenda, maar gezien de volle agenda hebben we die alsnog ingepland de 17e.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Helder. De heer Wassenberg zal straks vast even de brief laten zien waar hij net naar heeft verwezen, inclusief de goede datum daarop.

Ik heb genoteerd dat de heer Geurts heeft herbevestigd dat hij een VAO aanvraagt, nog deze week te houden en inclusief stemmingen. Dat zal gebeuren op donderdag 7 april.

De volgende toezeggingen zijn genoteerd.

  • Nadat het rapport van de commissie-Rosenthal is gepubliceerd, zal het kabinet de Kamer een kabinetsreactie doen toekomen. Daarin zal worden ingegaan op de marktmaatregelen voor de varkenssector.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer een overzicht sturen van de marktmaatregelen die in Nederland worden genomen voor de melkveesector.

Op welke termijn denkt de Staatssecretaris dat toe te zenden?

Staatssecretaris Van Dam:

Wij zetten dat zo snel als we kunnen even voor de Kamer op een rij.

De voorzitter:

Oké, dan noteren we: «zo snel mogelijk».

De derde toezegging.

  • In de geannoteerde agenda van de volgende Landbouwraad zal de Staatssecretaris ingaan op de onderhandelingen met de Mercosur-landen.

Dat zijn de toezeggingen die ik heb genoteerd. Ik zie de Staatssecretaris knikken.

Staatssecretaris Van Dam:

Mag ik één vraag stellen? Bij het VAO worden dus ook echt moties ingediend over de aanstaande Landbouwraad? Ik ben zelf donderdag namelijk niet in het land. U moet het dan waarschijnlijk met de Minister doen. Als u geen punten hebt die betrekking hebben op de agenda van aanstaande maandag, zou u het daarom op een ander moment kunnen inplannen. Maar dat laat ik vanzelfsprekend aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank voor de mededeling dat u er niet zal zijn. Het zal vast in goede handen zijn bij de Minister, mocht het VAO gewoon doorgaan.

Dank u wel voor uw aanwezigheid.

Sluiting 21.07 uur.

Naar boven