21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 817 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december a.s. in Brussel staan, alsmede over mijn inzet tijdens deze bijeenkomst. Daarnaast informeer ik u over de visserijprotocollen tussen de EU en Kaapverdië, de EU en Madagaskar en het EU-onderhandelingsmandaat voor het visserijprotocol tussen de EU en Kiribati. Tevens informeer ik u over de uitkomsten van de ICCAT-jaarvergadering, die van 10 tot 17 november jl. in Genua heeft plaatsgevonden. Ik informeer u ook over de gevolgen van de Russische boycot voor de zuivelsector. Tevens ga ik in op de toezeggingen aan het lid De Liefde over de pilot gedragscode eerlijke handelspraktijken onder land- en tuinbouwers. Ten slotte informeer ik u met deze brief over de stand van zaken omtrent de voorstellen van de Europese Commissie voor een verordening Teeltmateriaal, verordening Plantgezondheid, verordening Diergezondheid, Controleverordening en Financiële verordening (het plant- en diergezondheidspakket), die ook op de agenda van de Raad staan.

Agenda Landbouw- en Visserijraad 15–16 december

Het voorzitterschap streeft ernaar raadsconclusies aan te nemen over het foutenpercentage in landbouwuitgaven en over de versterking van het EU-beleid voor jonge boeren. Ook zal er van gedachten gewisseld worden over de toekomst van de melksector. Tevens ligt er een raadsbesluit voor met betrekking tot staatssteun voor Cyprus door een belastingvrijstelling voor diesel voor landbouwdoeleinden. Verder zal het voorzitterschap een voortgangsrapport presenteren over het voorstel voor een gewijzigde verordening over maatregelen ter vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten. Het voorzitterschap zal ook een voortgangsrapport presenteren over het voorstel voor een verordening over schoolfruit- en schoolmelk. Het voorzitterschap zal een voortgangsrapportage presenteren en streeft mogelijk naar een gedeeltelijke algemene oriëntatie over het voorstel voor een verordening over biologische productie en etikettering.

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap verder voortgangsrapporten presenteren over voorstellen voor een verordening diergezondheid, een verordening over plantgezondheid, een verordening voor officiële controles (plant en dier) en EU-regelgeving over dierfokkerij.

Op vlak van visserij zal er door het voorzitterschap gestreefd worden naar een politiek akkoord over de vangstmogelijkheden 2015 en de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee in 2015.

Onder diversen zal Nederland informatie geven over de uitkomsten van de conferentie dierenwelzijn die ik samen met Duitsland en Denemarken op 14 december in Vught organiseer. Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang en stand van zaken over het voorstel van een verordening over teeltmateriaal. Ook zal het voorzitterschap informatie geven over de uitkomsten van de 36e Conferentie van directeuren van EU-betaalorganen die in Rome van 10 tot 12 november jl. heeft plaatsgevonden. Op verzoek van Polen zal gesproken worden over de aanvullende maatregelen voor de groente, fruit en zuivelsector als gevolg van de Russische boycot. Ook zal er op verzoek van Polen gesproken worden over de verlenging van de declaratieperiode van de EU-plattelandsontwikkelingsprogramma’s 2007–2013. Denemarken zal tijdens de Raad een verzoek aan de Europese Commissie doen om de particuliere opslag voor varkensvlees open te stellen vanwege het Russische importverbod. Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken inzake de trilogen tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie over de omnibusverordening en aanlandplicht visserij.

Landbouw

Foutenpercentage landbouwuitgaven

(Aanname raadsconclusies)

Het voorzitterschap wil raadsconclusies agenderen over de foutenpercentages in de landbouwfondsen. Deze raadsconclusies zijn nog niet beschikbaar. Volgens de jaarlijkse rapportages van de Europese Rekenkamer (ERK) worden er bij de landbouwfondsen nog te veel onregelmatigheden geconstateerd. Dat is met name het geval in de categorie «plattelandsbeleid, visserij en milieu». Wel laten de cijfers over 2013 een verbetering zien ten opzichte van 2012. In 2012 bedroeg het foutenpercentage in de categorie «plattelandsbeleid, visserij en milieu» nog 7,9%. In 2013 meldde de ERK voor deze categorie een foutenpercentage van 6,7%. In de categorie «directe betalingen en markt- en prijsbeleid» was het foutenpercentage 3,6% in 2013 (in 2012 3,8%). De ERK hanteert als norm een maximaal foutenpercentage van 2%.

Vereenvoudiging van regelgeving is in mijn opvatting noodzakelijk om de te hoge foutenpercentages terug te kunnen dringen. Terugdringing van de foutenpercentages zie ik als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten en de Europese Commissie. Belangrijk daarbij is duidelijke communicatie tussen de Europese Commissie en de lidstaten over de interpretatie van de Europese voorschriften. De Europese Commissie kan daarbij door middel van advisering, heldere richtsnoeren en preventieve controlebezoeken een belangrijke rol vervullen. De raadsconclusies zal ik in dat licht beoordelen. Overigens zijn op het vlak van het plattelandsbeleid alle betrokken lidstaten op verzoek van de Europese Commissie al bezig met de invulling van concrete actieplannen gericht op de terugdringing van het aantal onregelmatigheden.

Versterking van het EU-beleid voor jonge boeren

(Aanname raadsconclusies)

Het voorzitterschap streeft in de Raad naar de aanname van Raadsconclusies ter versterking van het EU-beleid voor jonge boeren om daarmee jonge boeren te ondersteunen. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 10 november jl. heeft het voorzitterschap een notitie met voorstellen gepresenteerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 814). Deze notitie is verder besproken in raadsverband. De voorstellen hebben betrekking op toegang tot krediet, toegang tot land en kennisuitwisseling. De raadsconclusies zijn op dit moment nog niet in definitieve vorm beschikbaar.

Ik heb al vanaf het begin van de onderhandelingen over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gepleit voor voldoende mogelijkheden voor de ondersteuning van jonge boeren. Dit was voor mij een speerpunt bij de invulling van het nieuwe GLB. Naast de drie genoemde problemen ben ik van mening dat er ook gekeken moet worden naar verdere vereenvoudiging van de huidige regelgeving waarbij meer situatie- en landspecifieke problemen die jonge boeren ondervinden kunnen worden aangepakt.

Ik vind het belangrijk dat startende ondernemers, waaronder dus ook jonge boeren, toegang hebben tot krediet. Daarom is er nationaal hiervoor een voorziening getroffen, de Garantieregeling Landbouw. Binnen de tweede pijler van het GLB is er ook een investeringsregeling specifiek voor jonge boeren. Ook Europees is er de mogelijkheid voor kleine bedrijven om via commerciële banken leningen aan te gaan die worden gefinancierd met geld van de Europese Investeringsbank (EIB). Ik zal het voorzitterschap aangeven om bij de beoogde rol van de EIB, rekening te houden met de mogelijkheden die er al zijn. Hierbij moet ook de Memorandum of Understanding voor samenwerking in landbouw en plattelandsontwikkeling betrokken worden, die afgelopen juli ondertekend is door de Europese Commissie en de EIB.

De huidige staatsteunregels zijn dat een percentage van 10% van de kosten voor de aankoop van grond in aanmerking kan komen voor een vergoeding. Ik ben van mening dat dit gehandhaafd moet blijven, evenals de eis dat de aankoop onderdeel is van een groter investeringsproject. Voor jonge boeren hoeft hierop geen uitzondering te worden gemaakt. De concept-raadsconclusies geven verder aan dat het mogelijk moet zijn voor lidstaten om op vrijwillige basis leningen af te geven voor aanschaf van land met 0% rente.

Ik ben geen voorstander van het subsidiëren van productiefactoren waarop niet wordt afgeschreven, zoals landbouwgrond. Ondersteuning aan (jonge) boeren kan beter geboden worden door middel van het stimuleren van zaken als innovatie en duurzaamheid. Hiervoor bieden de steunkaders voldoende ruimte. Ik sta positief tegenover de ondersteuning van jonge boeren, maar ben van mening dat andere maatregelen dan de aanschaf van landbouwgrond hiervoor geschikter zijn.

Nederland onderkent de behoefte aan kennisoverdracht, zeker ook voor jonge boeren. Ik zal vragen waarom het voorzitterschap op dit punt om richtlijnen vraagt, aangezien de mogelijkheid al bestaat.

Toekomst van de melksector

(Gedachtewisseling)

Het voorzitterschap heeft aangegeven tijdens de Raad van gedachten te willen wisselen over de toekomst van de zuivelsector. Nederland zal wederom een zachte landing van de afschaffing van de melkquotering bepleiten en ik blijf in de Raad medestanders zoeken voor het aanpassen van de vetcorrectiefactor voor dit laatste quotumjaar. Ten aanzien van de middellange termijn blijf ik van mening dat de zuivelsector met het Zuivelpakket uit 2008 adequate instrumenten heeft gekregen om prijsfluctuaties te beperken en de marktmacht van de primaire producenten te vergroten. Mogelijke oplossingen voor de uitdagingen in de kwetsbare gebieden zie ik meer in regionaal- en structuurbeleid en niet zozeer in landbouwbeleid. Ik blijf tegen enige vorm van aanbodregulering en zal dit ook tijdens de komende Raad blijven uitdragen. In het geval van crises ben ik nog steeds van mening dat het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voldoende instrumenten biedt die als vangnet kunnen dienen. Nederland is wel bereid om mee te denken over mogelijke aanpassingen van deze crisis instrumenten, zolang deze aanpassingen binnen het huidige GLB-instrumentarium blijven.

Staatssteun Cyprus belastingvrijstelling diesel voor landbouwdoeleinden

(Raadsbesluit)

Cyprus heeft aan de Raad een voorstel voorgelegd om, op basis van artikel 108, tweede lid, van het VWEU, de regeling voor belastingvrije diesel voor landbouwmachines voor Cyprus te continueren voor een half jaar. Het voorstel behelst een continuering van de huidige regeling die niet meer voldoet aan de nieuwe Europese staatssteunrichtsnoeren voor de landbouw die per 1 juli 2014 gelden. Per 1 januari 2015 zou Cyprus dan weer voldoen aan de Europese staatssteunrichtsnoeren.

De Europese Commissie heeft laten weten in te stemmen met het voorstel. De verwachting is dat tijdens de Raad andere lidstaten met het voorstel instemmen of hoogstens zich onthouden van stemming. Gezien het Europese krachtenveld heb ik besloten mij te onthouden van stemming.

Voorstellen inzake de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's

(Voortgangsrapportage)

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap rapporteren over de voortgang van de besprekingen in raadsverband van de twee voorstellen van de Europese Commissie over de herziening van de schoolfruit- en schoolmelkprogramma's. De voortgangsrapportage omvat zowel het voorstel voor een gecombineerde regeling schoolmelk en schoolfruit als de daarmee verband houdende wijziging in de verordening tot vaststelling van steunbedragen en restitutie in het kader van de gemeenschappelijke marktordening.

Het doel van de programma's is de consumptie van groenten, fruit en melk bij kinderen, die een dalende trend vertoont, te bevorderen. Door versterking van de educatieve maatregelen wordt beoogd bij kinderen een basis te leggen voor gezonde eetgewoonten, om daarmee de strijd tegen onder meer obesitas aan te gaan.

In de nieuwe regeling is voor schoolfruit een EU-budget van 150 miljoen euro per jaar beschikbaar, het EU-jaarbudget voor schoolmelk bedraagt 80 miljoen euro. Tijdens de bespreking in raadsverband is gebleken dat de standpunten van de Europese Commissie en lidstaten en tussen lidstaten onderling verschillen over onder meer de rechtsbasis van het voorstel waarin de steunbedragen worden vastgelegd, de producten die in het kader van de nieuwe programma's verstrekt kunnen worden en de te hanteren criteria bij de verdeling van de budgetten over lidstaten. Het voorzitterschap heeft de Commissaris in november jl. per brief verzocht het voorstel voor de nieuwe regeling aan te passen, volledig rekening houdend met het (unanieme) standpunt van de Raad inzake de rechtsbasis.

Het Nederlandse oordeel over het subsidiariteitsbeginsel is negatief, zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld met mijn brief van 7 februari 2014 (Kamerstuk 21501 32, nr. 764). Het kabinet onderschrijft de doelstelling van de regeling maar het kabinet is van mening dat dit niet op Europees niveau geregeld hoeft te worden. Een meerderheid van lidstaten is echter van mening dat dit wel op Europees niveau geregeld moet worden. Zolang er van een meerderheid van andere lidstaten geen steun is voor een negatief subsidiariteitsoordeel op dit voorstel, wil ik een bijdrage aan de discussie in de Raad leveren teneinde de voorstellen inhoudelijk aan te passen in een richting die beter aansluit op het nationaal beleid.

Mijn inzet zal erop gericht zijn om het voorstel met betrekking tot de producten die onder het programma verstrekt kunnen worden zoveel mogelijk te laten

aansluiten op de huidige praktijk van het schoolfruit- en schoolmelkprogramma.

De toewijzing van budgetten aan lidstaten zou volgens Nederland moeten plaatsvinden op basis van objectieve criteria waarbij alle lidstaten gelijke kansen hebben om deel te nemen aan de nieuwe regeling.

Voorstel verordening biologische landbouw en etikettering

(Gedeeltelijke algemene oriëntatie)

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de lopende onderhandelingen over het voorstel tot herziening van de verordening biologische productie en etikettering van biologische producten (EG nr. 834/2007) en zal er mogelijk naar streven te komen tot een gedeeltelijke algemene oriëntatie, dat wil zeggen een deelakkoord op hoofdlijnen. Deze gedeeltelijke algemene oriëntatie zal naar verwachting betrekking hebben op enkele belangrijke kernelementen van het te bereiken compromis. De exacte inhoud van dit voorstel is nog niet bekend.

Ik ben van mening dat de artikelen van de verordening in hun geheel en in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Ik zal daarom geen definitief akkoord geven op een eventueel te bereiken deelakkoord daar ik de einduitkomsten van de onderhandelingen afwacht alvorens mijn finale akkoord te geven.

Bij brief van 3 november 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 813) heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen in dit dossier en over de inzet van Nederland.

Voorstel voor verordening diergezondheid

(Voortgangsrapportage)

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap de stand van zaken presenteren van de besprekingen van het voorstel voor een verordening over diergezondheid. Het voorzitterschap heeft in de Raadswerkgroep grote voortgang geboekt met de bespreking van de verordening diergezondheid. Het voorzitterschap heeft op hoofdlijnen overeenstemming bereikt met de lidstaten over een compromistekst met amendementen op het voorstel van de Europese Commissie, alsook over de aanvaardbaarheid van de amendementen die door het Europees parlement zijn voorgesteld.

Nederland steunt de compromistekst, die op belangrijke punten tegemoet komt aan onze wensen. Zo wordt in deze tekst de lijst met dierziekten conform de nadrukkelijke Nederlandse wens vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling, met uitzondering van enkele belangrijke dierziekten (mond-en-klauwzeer, hoog-pathogene aviaire influenza, klassieke varkenspest, Afrikaanse varkenspest, Afrikaanse paardenpest) die met naam en toenaam in de tekst van de verordening worden opgenomen. Sommige lidstaten waren van mening dat die lijst in een bijlage van de verordening moest komen, die dan later desgewenst zou kunnen worden gewijzigd door middel van een gedelegeerde handeling, dus zonder stemming in het Permanent Comité voor Planten, Dieren, Voedsel en Diervoeder. Nederland heeft zich daar steeds tegen verzet. Belangrijk voor Nederland is ook dat de verordening diergezondheid de mogelijkheid biedt om, in uitzonderlijke gevallen, maatregelen te nemen tegen stammen van micro-organismen met antimicrobiële resistentie (AMR). De verordening Diergezondheid is daar niet primair voor bedoeld, maar moet wel een vangnet bieden om controlemaatregelen tegen AMR te nemen.

Onder het komende Lets Voorzitterschap zal de triloog tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie plaatsvinden.

Voorstel voor verordening plantgezondheid

(Voortgangsrapportage)

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap de stand van zaken presenteren van de besprekingen van het voorstel voor een verordening over plantgezondheid. In raadsverband hebben de lidstaten de wijzigingsvoorstellen van het Griekse voorzitterschap verder artikelsgewijs doorgenomen. Half november 2014 heeft het Italiaanse voorzitterschap een eerste set wijzigingsvoorstellen op het Griekse compromisvoorstel gepresenteerd. Deze wijzigingsvoorstellen zijn eind november en half december 2014 in raadsverband besproken.

Het Italiaanse voorzitterschap heeft het Griekse compromisvoorstel over het importregime voor planten en plantaardig materiaal in essentie niet gewijzigd. Dit betekent een gesloten importregime voor al het teeltmateriaal (zoals stekken, zaden, potplanten, bomen, struiken, bollen) in de Europese Unie. Een aantal zuidelijke lidstaten voert een actieve lobby voor een dergelijk gesloten importregime. Ik kan met dit voorstel van het voorzitterschap niet instemmen. Ik vind het te ver gaan vanwege de verwachte negatieve impact ervan op de Nederlandse en de internationale handel in plantaardige producten). Bovendien is een dergelijk gesloten systeem niet gerechtvaardigd gegeven de feitelijke risico’s.

Er is op dit moment in de Raad geen meerderheid voor een gesloten of een open importregime. Wel neigt een groot aantal lidstaten naar een gesloten systeem voor alleen houtachtige gewassen, zoals bomen en struiken. Ik zal mij blijven inzetten voor een systeem dat meer is gebaseerd op de feitelijke risico’s en met zo min mogelijk impact op de handel. Het Europees parlement heeft in eerste lezing (april 2014) overigens tegen een gesloten systeem gestemd. Het nieuwe Europees parlement heeft dit standpunt overgenomen.

Bij de bespreking van andere essentiële onderdelen van de verordening Plantgezondheid, zoals het EU-plantenpaspoort en transitvervoer door de EU, heb ik mij zeer kritisch opgesteld ten aanzien van de gevolgen van deze artikelen voor de administratieve lasten van overheid en bedrijfsleven. Ook hier pleit ik voor een werkbare regelgeving, die proportioneel is met het fytosanitaire risico.

Voorstel voor verordening officiële controles

(Voortgangsrapportage)

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap de stand van zaken presenteren van de besprekingen van het voorstel voor een verordening over officiële controles. Het voorstel vervangt de huidige regels over officiële controles (onder meer in de voedselketen en bij import). De reikwijdte wordt daarbij uitgebreid naar andere domeinen, met name plantgezondheid.

Het Italiaanse voorzitterschap beoogde om eind 2014 een politiek akkoord te bereiken tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie over de nieuwe verordening. De complexiteit en gevoeligheid van de materie lieten dit echter niet toe, met name in relatie tot de rol van de officiële dierenarts bij de hygiënecontroles en de financiering van de controles in het algemeen. Wel is goede voortgang geboekt met het opstellen van een compromistekst voor de overige delen van de verordening. De besprekingen zullen in raadsverband worden voortgezet onder het komende Letse voorzitterschap. De huidige Verordening 854/2004 over officiële controles op voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (onderdeel van het huidige «hygiënepakket») zal worden opgenomen in de Controleverordening en daaronder hangende lagere wetgeving. Een aantal lidstaten heeft dit aangegrepen om te pleiten voor een verplicht grotere rol van de officiële dierenarts bij vleeskeuring en hygiënetoezicht in slachthuis en uitsnijderijen en bij importcontroles. De Europese Commissie en een aantal lidstaten, waaronder Nederland, is er echter voorstander van om de inhoud van Verordening 854/2004 zoveel mogelijk te behouden en op een aantal punten juist iets flexibeler te maken zodat lidstaten meer vrijheid hebben om zelf te bepalen of ze de officiële dierenarts of een andere deskundige overheidsinspecteur inzetten. De wettelijk vastgelegde rol van de officiële dierenarts bij controles op levende dieren (ook bij import) en bij de vleeskeuring in het slachthuis blijft wat Nederland betreft onveranderd van kracht, maar bijvoorbeeld bij hygiënecontroles in de vleesverwerkende industrie is soms specifieke expertise van ander soort overheidsdeskundige zoals een procestechnoloog nodig.

In de Raadswerkgroep werden verschillende wijzigingsvoorstellen van het voorzitterschap voor het hoofdstuk over financiering van de controles besproken, maar hierover is nog geen compromis tot stand gekomen. De lidstaten hebben uiteenlopende standpunten: er zijn lidstaten die de status quo willen behouden, lidstaten die terug willen naar volledige subsidiariteit en lidstaten die de Europese Commissie steunen in haar voorstel voor uitbreiding van de verplichte retributies naar alle sectoren. Nederland beoordeelt de wijzigingsvoorstellen van het voorzitterschap op basis van het kabinetsstandpunt Maat Houden 2014 en zet hier onverminderd op in. Na kritiek van veel lidstaten, waaronder Nederland, heeft het voorzitterschap de door de Europese Commissie voorgestelde verplichte vrijstelling voor micro-ondernemingen van het betalen van vergoedingen overigens geschrapt.

Voor wat betreft de logistiek van de agrohandel zet Nederland zich in voor het behoud van de mogelijkheid om fytosanitaire inspecties te verplaatsen van de EU-buitengrens naar een andere erkende locatie in het binnenland. De uitbreiding van de verplichte grenscontroles bij overslag en doorvoer van het veterinaire tot ook het fytosanitaire domein wordt door Nederland afgewezen, dit zou leiden tot aanzienlijke meerkosten en Nederland ziet geen meerwaarde. Nederland vindt dat het voorstel ten algemene teveel is gericht op de controlesystematiek bij diergezondheid en levensmiddelen en beter moet aansluiten op de realiteit in de plantaardige sector, die nu ook onder de Verordening zal vallen.

Het pleidooi van Nederland voor koppeling van het Europese elektronische systeem voor het rapporteren en vastleggen van controlegegevens aan nationale systemen vindt inmiddels gehoor, de compromistekst van het voorzitterschap bindt de Commissie om een dergelijke koppeling mogelijk te maken.

Visserij

Vaststelling vangstmogelijkheden visserij 2015 (inclusief Zwarte Zee)1

Het voorzitterschap is voornemens om een politiek akkoord te bereiken over de verordening inzake de vangstmogelijkheden voor 2015. Het voorstel bevat de vangst- en inspanningsbeperkingen voor de EU-visserij voor 2015. Het voorstel vloeit voort uit de toepassing van de meerjarenplannen, het streven naar zo spoedig mogelijke bevissing op het niveau van Maximum Sustainable Yield (MSY, de maximale duurzame opbrengst), de voorzorgbenadering en de richtsnoeren voor gegevensarme bestanden. Deze zijn nodig om de totstandbrenging van een ecologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken, zoals beoogd met het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Voor een groot deel van de bestanden waarover de Europese Commissie overeenkomsten sluit met derde landen wacht het voorstel op de uitkomst van de nog lopende onderhandelingen. Voor Nederland relevant zijn de onderhandelingen met Noorwegen en de kuststaten Noorwegen, IJsland, Faeröer, Groenland en Rusland. Dat betekent dat er in de Raad overgangsvoorzieningen getroffen moeten worden voor de bestanden welke gedeeld worden met derde landen, zodat de visserij per 1 januari 2015 niet stil komt te liggen.

Naast de gezamenlijk met Noorwegen beheerde Noordzeebestanden zoals onder meer haring, schol en kabeljauw stelt de Europese Commissie met betrekking tot een aantal voor Nederland belangrijke vangstmogelijkheden in de Noordzee vangstreducties voor: 20% voor schar en bot en 20% voor roggen. Het gaat hier om gegevensarme bestanden en kwetsbare soorten (roggen). Verder wordt een gelijkblijvende Total Allowable Catch (TAC) voorgesteld voor tarbot en griet in de Noordzee, tongschar en witje. Het voorstel voor de Noordzee tong is een 5% daling. Voor de Noordzee horsmakreel wordt een daling met 20% ten opzichte van de werkelijke vangsten voorgesteld en voor zilversmelt een reductie met 12%. Voor schar en bot stelt de Europese Commissie een reductie van de TAC met twintig procent voor vanwege onderbenutting van de vangstmogelijkheden. Voor zeebaars stelt de Europese Commissie voor recreatieve vissers een bag limit van 1 vis voor. Tevens worden maatregelen in het Westelijk Kanaal gericht op uitfasering van de spanvisserij op zeebaars voorgesteld.

Nederland is van mening dat bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden rekening gehouden moet worden met de uitgangspunten van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Dit houdt onder meer in het volgen van de meerjarenplannen, het bereiken van bevissing op het niveau van het Maximum Sustainable Yield (Maximaal Duurzame opbrengst, MSY) in 2015 waar mogelijk en uiterlijk in 2020 voor overige bestanden, het toepassen van de voorzorgbenadering en het werken op basis van wetenschappelijke adviezen en adviezen van de adviesraden. Voor bestanden waar weinig kennis van is moeten wij het voorzorgprincipe volgen, maar een automatische reductie van de TACs met 20% gaat een stap te ver. Nederland wil hier een van geval tot geval benadering.

Nederland is van mening dat een status quo («roll-over») van de TAC voor Noordzee tong past in de MSY benadering van de tweede fase van het meerjarenplan voor de visserij in de Noordzee op schol en tong. Ik zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat zij met voortvarendheid een voorstel voor een meerjarenplan voor de gemengde visserij in de Noordzee voorlegt aan de Raad en het Europees parlement.

Een verdere reductie van TAC voor roggen in de Noordzee is niet nodig, aangezien deze TAC alleen soorten betreft die duurzaam worden beheerd. Ik zet hier in op een rollover van de TAC. Het bevissen van soorten waar het niet goed mee gaat wordt verboden. Voorts zal ik een rollover voor de TAC van schar en bot in de Noordzee bepleiten. Het niet volledig benutten van de TAC mag geen reden zijn deze te verlagen. Voor de noordzeehorsmakreel ben ik van mening dat de een reductie van 14% gepast is, zoals ook in de pelagische AC is besproken. Ook ten aanzien van de grote zilvervis is mijn inzet een rollover.

Ten aanzien van zeebaars acht ik een bag limit van 1 vis te laag en de beperking van de spanvisserij tot het westelijk Kanaal te beperkt. Ik bepleit een verhoging van de bag limit tot 2 stuks en wil de spanviserij op zeebaars ook buiten het westelijk Kanaal uitfaseren.

Nederland zal erop aandringen dat er een goede balans is tussen zeedagen en quota. In dat kader zal ik inzetten op een bevriezing van de zeedagen en wijs ik dus een reductie van de zeedagen af. Tot slot wil Nederland dat de pilot met CCTV camera’s aan boord (volledig gedocumenteerde visserij) wordt gecontinueerd om hiervan te leren voor de implementatie van de aanlandplicht.

Ten aanzien van de verordening van de vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee voor 2015 heeft de Europese Commissie op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen voorgesteld de toegestane vangstmogelijkheden voor tarbot te reduceren ten opzichte van 2014 en voor sprot op hetzelfde niveau te houden. Nederland heeft geen visserijbelangen in de Zwarte Zee. Met het voorstel van de Europese Commissie voor de vangstmogelijkheden voor de Zwarte Zee kan ik instemmen.

Diversen

Voorstel verordening teeltmateriaal

(Informatie van het voorzitterschap)

Tijdens de Raad zal het voorzitterschap de Raad informeren over de stand van zaken van de besprekingen van het voorstel voor een verordening teeltmateriaal. Zoals ik u in mijn brief van 24 juni jl. over de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 juni 2014 heb gemeld ligt de gewone wetgevingsprocedure voor de verordening teeltmateriaal stil totdat de Europese Commissie met een aangepast voorstel komt, naar verwachting in de eerste helft van 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 792). Onder het Italiaans voorzitterschap heeft er dan ook geen inhoudelijke bespreking van deze concept-verordening plaatsgevonden.

De verordening zou echter kunnen sneuvelen bij de opschoonactie «Better Regulation» van Commissaris Timmermans, waarover op 16 december voorstellen van de Europese Commissie worden verwacht. Recent is er naar aanleiding daarvan een bespreking geweest, waarin de lidstaten – waaronder Nederland – bevestigd hebben dat wat de Raad betreft de behandeling wordt voortgezet op basis van een herschreven voorstel. Dit vanwege de samenhang van deze regelgeving met de verordeningen voor plantgezondheid en voor officiële controles. Nederland vindt nieuwe regelgeving op het gebied van teeltmateriaal daarnaast van belang om nieuwe mogelijkheden te kunnen scheppen om materiaal op de markt te kunnen brengen dat niet aan de bestaande definitie van uniformiteit voldoet. Dergelijk materiaal met een grotere diversiteit is vooral van belang voor de biologische landbouw en voor nichemarkten.

Dierenwelzijnsconferentie

(Informatie van de Nederlandse, Duitse en Deense delegaties)

Nederland heeft samen met Denemarken en Duitsland een diversenpunt aangevraagd tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december a.s. De drie landen willen tijdens deze raadsvergadering de resultaten bekend maken van de conferentie over de aanpak van dierenwelzijn die ik op 14 december in Vught organiseer met de Duitse en Deense Minister van Landbouw. Voor de conferentie worden ook de voormannen van de in dit kader meest relevante non gouvermentele dierenwelzijnsorganisatie en organisatie van veehouders uit elk van de drie landen uitgenodigd.

Met de collega’s van het Duitse en Deense ministerie wordt samengewerkt aan een gezamenlijke verklaring over dierenwelzijn en aan een position paper over het transport van dieren. U zult over de uitkomsten van deze conferentie geïnformeerd worden.

Verlenging declaratieperiode EU-plattelandsontwikkelingsprogramma’s 2007–2013

(Verzoek van de Poolse delegatie en andere delegaties)

Polen vraagt mede namens een groep van 10 lidstaten om een verlenging van de declaratieperiode van de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw (GLB) budget met 6 tot 30 maanden. Een langere periode is volgens Polen en deze lidstaten gewenst om de budgetten voor de plattelandsontwikkelingsprogramma’s (POP) volledig te kunnen benutten. De nieuwe periode zal moeten gelden voor de gehele EU.

Voor de programmaperiode 2007–2013 geldt de N+2 regel, dat wil zeggen dat lidstaten nog 2 jaar na afloop van het programma geld kunnen declareren in Brussel (tot eind 2015). De lidstaten voorzien dat deze periode te kort is om hun toegewezen POP-budget volledig te kunnen uitgeven. De dreigende onderuitputting wordt onder meer veroorzaakt door de economische crisis waardoor projecten vertraging hebben opgelopen. Bij een korte technische bespreking in het plattelandscomité heeft de Europese Commissie verklaard geen juridische basis te hebben om de verlenging te realiseren. Bij de recente herziening van het GLB is besloten om voor de nieuwe POP-programmaperiode (2014–2020) een jaar extra te gunnen (N+3).

Nederland heeft geen reden om het pleidooi van Polen te steunen. Een verlenging van de betaaltermijn vanuit begrotingsoptiek is niet wenselijk en zou een ongewenst precedent kunnen scheppen voor andere fondsen. Gezien de huidige Nederlandse ramingen is er op dit moment ook geen aanleiding tot een verlenging van de declaratieperiode van het EU-plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013.

36e Conferentie van de directeuren van EU-betaalorganen

(Informatie van het voorzitterschap)

Het voorzitterschap zal informatie verstrekken over de uitkomsten van de 36e Conferentie van directeuren van Europese betaalorganen, die van 10 t/m 12 november 2014 in Rome plaatsvond. Deze conferenties worden halfjaarlijks door het voorzitterschap georganiseerd. De uitvoering van het GLB staat hierin centraal.

Belangrijk onderwerp tijdens de conferentie waren wederom de hoge gemiddelden van foutenpercentages bij het uitkeren van bedragen door Europese landbouwfondsen. Hoewel er sprake is van een lichte verbetering spraken de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer hierover hun zorg uit. De betaalorganen werken door middel van actieplannen aan verbetering. Zij werken gezamenlijk aan een betere identificering van de bronnen van de fouten. Tevens hebben de directeuren van de EU-betaalorganen gevraagd om de lidstaten eerder te informeren over relevante bronnen voor fouten die tijdens de verschillende audits naar voren komen, één (meer proportionele) berekeningssystematiek van foutenpercentages te hanteren door de Europese Rekenkamer, de Europese Commissie en de lidstaten. Tevens hebben ze de Europese Commissie verzocht de huidige berekeningsmethode van de Europese Commissie voor het vaststellen van fouten te verduidelijken. Verder werd voorgesteld om samen met de Europese Commissie te zoeken naar mogelijkheden om de controlelasten en controlekosten te beperken in het kader van de vereenvoudiging van het GLB. Daar zal Eurocommissaris Hogan de komende jaren aan werken.

Aanvullende maatregelen voor zuivel, groenten en fruit

(Informatie van de Poolse delegatie)

Polen heeft een voorstel ingebracht voor aanvullende maatregelen voor de zuivel sector alsmede de groente- en fruit sector in verband met het Russische importverbod. Met betrekking tot de zuivelsector stelt Polen het aanpassen van de vetcorrectiefactor en het mogelijk maken van het betalen van de superheffing in rentevrije termijnen voor.

Ook ik zie de aanpassing van de vetcorrectiefactor als mogelijke ondersteunende maatregel om de gevolgen van de Russische boycot voor de zuivelsector te kunnen ondervangen. Ik ben echter geen voorstander van het toestaan van het betalen van de superheffing in termijnen daar dit voor forse administratieve lastenverzwaring zal zorgen. Met betrekking tot de groente- en fruitsector vraagt Polen om extra steun ter compensatie van het inkomstenverlies dat met name Poolse appelproducenten dit jaar hebben geleden als gevolg van het Russisch invoerverbod. Ik ben daar geen voorstander van. De Europese maatregelen zijn bedoeld om de markt te stabiliseren, niet om inkomsten te garanderen. In overleg met de sector bezie ik of en zo ja welke maatregelen wenselijk zouden zijn indien daar noodzaak toe is.

Particuliere opslag varkensvlees

(Informatie van de Deense delegatie)

Denemarken zal tijdens de Raad de Europese Commissie vragen om het instellen van een particuliere opslagregeling voor varkensvlees. Verwacht wordt dat Denemarken zal worden gesteund door enkele andere lidstaten.

De Europese Commissie heeft tot op heden dergelijke verzoeken steeds afgewezen. Dit omdat zij van mening is dat de prijzen voorlopig stabiel zullen blijven en omdat het vlees dat nu via een particuliere opslagregeling uit de markt zal worden genomen, juist op de markt komt in een periode waarin de prijzen traditioneel (seizoensmatig) al wat minder zijn. Verwacht mag worden dat de Europese Commissie eenzelfde reactie geeft.

Nederland zal de Europese Commissie steunen. Mocht de Europese Commissie een particuliere opslagregeling voor varkensvlees openstellen, dan kan Nederland dit gezien de huidige lage marktprijzen steunen. Nederlandse bedrijven zullen naar verwachting bij openstelling van deze regeling gebruik maken. Nederland zal het Deense verzoek voor een particuliere opslagregeling niet actief steunen.

Omnibusverordening en aanlandplicht

(Informatie van het voorzitterschap)

Het voorzitterschap heeft de omnibusverordening onder diversen op de Raadsagenda geplaatst. De visserijcommissie van het Europees parlement heeft op 4 december over de ingediende amendementen op de Omnibusverordening gestemd. Nu kan een begin worden gemaakt met de trilogen tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie. Of in de trilogen snel overeenstemming kan worden bereikt hangt af van de reikwijdte van de aangenomen amendementen. Een akkoord tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie zal in ieder geval moeten worden omgezet in een juridische tekst, die uiteindelijk door de Raad en het Europees parlement formeel moet worden goedgekeurd en gepubliceerd. In ieder geval zal begin 2015 nog geen aanpassing van de bestaande technische- en controle maatregelen gepubliceerd zijn. Dat betekent dat er vanaf begin 2015 bij de start van de aanlandingsverplichting voor de pelagische visserij sectoren tegenstrijdige regels van kracht zijn. Dat is onwenselijk.

In de Landbouw- en Visserijraad van november heb ik uitgesproken dit een onwenselijke situatie te vinden en heb ik de Commissie en het voorzitterschap opgeroepen ervoor te zorgen dat de Omnibusverordening op tijd in werking kan treden. Ik heb u daarover geïnformeerd in mijn brief van 17 november jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 814).

Het is evident dat alle betrokken lidstaten vanaf 1 januari 2015 duidelijkheid moeten geven aan de pelagische visserijsectoren. Dit is van belang voor de visserijsectoren, maar ook voor de diensten die belast zijn met de handhaving, de controle en de inspectie in de lidstaten. Indien er geen akkoord is met het Europees parlement ontstaat er een situatie waarin lidstaten worden geconfronteerd met Europese regelgeving die in tegenspraak met elkaar is. De lidstaten kunnen deze regelgeving dan ook niet implementeren. Indien dit niet voor 1 januari wordt opgelost zal tot uitstel van invoering van de aanlandplicht voor de pelagische sectoren moeten worden overgegaan. Dit zal ik ook in de Visserijraad aangeven, waarbij ik zal benadrukken dat ik door de tegenstrijdigheid in Europese regelgeving niet tot implementatie kan overgaan.

Overige punten die niet op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad 15 en 16 december staan

Visserijprotocol Kaapverdië

In mijn brief van 18 september 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 744) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie voor de vernieuwing van het protocol tussen de EU en Kaapverdië dat op 31 augustus jl. afliep. Ik heb indertijd ingestemd met het onderhandelingsmandaat. De Europese Commissie heeft nu het nieuwe protocol voorgelegd aan de Raad. In de overeenkomst is een mensenrechten-clausule opgenomen, zodat het protocol kan worden opgeschort bij schendingen van mensenrechten of democratische principes. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vier jaar en betreft uitsluitend tonijn. Het protocol voldoet aan de aanbevelingen van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). In de wateren van West Afrika wordt skipjack-, grootoog-, en geelvintonijn gevist. Geelvintonijn en grootoogtonijn worden volgens het wetenschappelijk comité van ICCAT volledig geëxploiteerd. Ter bescherming van deze twee tonijnsoorten heeft ICCAT een geïntegreerd beheerplan aangenomen. Het bestand van de skipjacktonijn wordt volgens het wetenschappelijk comité van ICCAT niet overbevist.

Bij dit protocol betaalt de EU over een periode van vier jaar in totaal 2,1 miljoen euro voor toegang tot de wateren van Kaapverdië, waarvan de helft beschikbaar is voor de versterking van de nationale visserijstrategie en bestrijding van de illegale visserij in Kaapverdië. De bijdrage van de EU sector voor de visserijvergunningen is in vergelijking tot het huidige afgelopen protocol verder verhoogd en bedraagt 1,2 miljoen euro voor de periode van vier jaar.

Naar mijn oordeel voldoet het protocol aan de uitgangspunten inzake de externe dimensie van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Positief vind ik de afspraken om samen te werken op het gebied van onder meer de bestrijding van de illegale visserij en versterking van de visserijsector. Illegale visserij vormt in deze regio een groot probleem. In het nieuwe protocol is tevens rekening gehouden met de Nederlandse zorgen over de problematiek van de haaienvangst in de regio. Door een aantal maatregelen vraagt het protocol speciale aandacht voor kwetsbare haaiensoorten waaronder de monitoring van vangsten gebaseerd op de voorzorgbenadering, het uitbreiden van de lijst van verboden haaiensoorten, de kwartaal vangstrapportages en de maandelijkse vangstrapportages als een bepaald vangstniveau is bereikt. Ook is er een drempel geïntroduceerd van waar additionele maatregelen gaan gelden voor alle vissers. Verder zal de EU samen met Kaapverdië een studie naar de haaienvisserij doen, zodra het protocol in werking is getreden.

Naar mijn mening is het protocol overeenkomstig het door de Raad verstrekte onderhandelingsmandaat. Ik ben voornemens in te stemmen met het aan de Raad voorgelegde protocol tussen de EU en de Kaapverdië.

Mandaat visserijprotocol met Kiribati

Op 15 september 2015 loopt het huidige protocol in het kader van de visserijpartnerschapovereenkomst tussen de Europese Unie en Kiribati af. De Europese Commissie heeft een mandaat voorgelegd aan de Raad voor de onderhandelingen over een nieuw protocol.

Volgens de conclusies in de ex post evaluatie heeft het huidige protocol zijn doelstellingen gehaald en biedt het een goede toegevoegde waarde voor de Europese Unie. Iedere euro geeft een toegevoegde waarde van 5,90 euro. Volgens deze evaluatie zijn de vangstmogelijkheden onder het huidige protocol voor de ringzegenvaartuigen (vier vergunningen) volledig benut, en de beugvaartuigen hebben geen gebruik gemaakt van de onderhandelde vangstmogelijkheden.

Hoewel de bijdrage aan de ontwikkeling van de lokale visserijsector maar 20% van het totale budget bedraagt, wordt de steun voor de sector volgens het betrokken ministerie in Kiribati als positief ervaren. De middelen worden vooral ingezet voor de implementatie van de nationale visserijbeleid in Kiribati. De door Europese vaartuigen gevangen vis wordt niet in Kiribati aangeland en de vergoeding voor de bemanning en de overladingbelastingen draagt bij aan de lokale economie. In de wateren van Kiribati wordt skipjack-, grootoog-, en geelvintonijn gevist. Volgens het wetenschappelijk comité van de regionale visserijbeheer organisatie, de Western and Central Pacific Fisheries Commission (WPCFC), worden de bestanden voor skipjack- en geelvintonijn binnen het biologisch duurzaam niveau geschat. Volgens dit comité is de grootoogtonijn in deze regio volledig geëxploiteerd en de WCPFC heeft ter bescherming van dit bestand een beheerplan aangenomen. Het concept-mandaat zet in op duurzaamheid en economische aantrekkelijkheid. Daarbij zal de Europese Commissie zich baseren op de best beschikbare wetenschappelijke adviezen en de beheermaatregelen van de Regionale Visserij Organisaties zoals WCPFC. De gebruikelijke mensenrechtenclausule is ook opgenomen.

Alle conclusies van de ex-postevaluatie afwegende en gelet op de inzet van het mandaat, ben ik voornemens in te stemmen met het onderhandelingsmandaat.

Protocol met Madagaskar in het kader van het Visserijpartnerschap

De Europese Commissie heeft in november een nieuw protocol in het kader van de partnerschapovereenkomst met Madagaskar voorgelegd aan de Raad. Het protocol geeft tonijnvaartuigen van de EU toegang tot de wateren van Madagaskar. Het huidige protocol loopt in december af. Het nieuwe protocol heeft een geldigheidsduur van vier jaar. De EU betaalt de eerste twee jaar 1,6 miljoen euro per jaar voor het protocol waarvan 0,7 miljoen euro is bedoeld voor de ontwikkeling van de visserijsector en het visserijbeleid in Madagaskar. De overige twee jaar betaalt de EU 1,5 miljoen euro waarvan eveneens 0,7 miljoen euro als sectorale ondersteuning. Beide partijen hebben afgesproken dat het geld voor sectorale ondersteuning met name wordt ingezet voor de bestrijding van illegale visserij in de wateren van Madagaskar.

De tonijnsoorten in de Indische Oceaan worden op dit moment op een duurzaam niveau bevist. Speciaal aandachtspunt in de Indische Oceaan is de bijvangst van haaien en roggen. Zolang hierover in de regionale beheerorganisatie, de Indian Ocean Tuna Commission (IOTC) geen afspraken zijn gemaakt, vind ik het belangrijk dat hiervoor aandacht is in een nieuw afgesloten protocol. Dit is het geval bij deze overeenkomst. De bijvangst van haaien door EU-vaartuigen wordt beperkt. Daarnaast mag een aantal kwetsbare haaiensoorten niet aan boord worden gehouden.

In het protocol zijn afspraken gemaakt over het aan boord nemen van lokale zeelieden en waarnemers. Opvallend is ook dat in de tekst is opgenomen dat de EU-vaartuigen worden aangemoedigd verdachte situaties rond illegale visserij te melden aan de autoriteiten van Madagaskar. Het protocol omvat tevens een clausule die waarborgt dat het kan worden opgeschort bij schendingen van mensenrechten of democratische principes. Ik ben voornemens in te stemmen met het protocol.

Uitkomsten jaarvergadering International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT)

Van 10 tot en met 17 november jl. heeft in Genua de jaarvergadering van de ICCAT plaatsgevonden. Dit jaar stond de discussie over de toegestane vangstniveaus voor zowel de westelijke als oostelijke blauwvintonijn centraal. De Europese Commissie heeft, conform het wetenschappelijk advies en in overeenstemming met het voorstel van het voorzitterschap ingezet op een jaarlijkse TAC verhoging voor de oostelijke Atlantische blauwvintonijn van 20% met een maximum van 23.155 ton in 2017. De verhogingen worden jaarlijks door ICCAT geëvalueerd; waar 2016 de volledige bestandsbeoordeling bij kan worden betrokken. Dit voorstel is aangenomen door de ICCAT-Commissie. Binnen de toegestane 20% stijging heeft een aantal landen, waaronder Algerije, Egypte, Turkije, Mauritanië en Libië, aanvullende quota’s gekregen, gebaseerd op hun historische vangstniveaus of onderzoekbehoeftes. Tevens heeft de Europese Commissie zich ingezet voor het behoud van het huidige vangstniveau voor de westelijke blauwvintonijn, dat binnen het wetenschappelijke advies past. Ondanks de Europese inspanning is de TAC voor dit bestand voor de komende twee jaar verhoogd van 1.750 ton naar 2.000 ton, hetgeen binnen het wetenschappelijk advies valt. Er is opnieuw een beheerplan aangenomen voor tropische tonijnsoorten. Binnen dit plan is een TAC vastgesteld voor de grootoog- en geelvintonijn, maar er is geen TAC afgesproken voor de skipjack, omdat er volgens het wetenschappelijk advies geen sprake is van overbevissing.

De ICCAT-Commissie heeft aangegeven tot eind 2017 nodig te hebben om het wetenschappelijk advies, voortvloeiend uit de volledige bestandbeoordeling van 2016 voor de oostelijke blauwvintonijn, naar een nieuw pakket beheermaatregelen te kunnen vertalen.

Met betrekking tot de instandhoudingsmaatregelen voor specifieke haaienbestanden zijn de drie EU-voorstellen voor de instandhoudingmaatregelen voor de haringhaai, het verbieden van het verwijderen van haaienvinnen aan boord en het vaststellen van een TAC voor de kortvinmako verworpen. Als enige compromis is een aanbeveling aangenomen ten behoeve van een betere datacollectie van de vangsten van de kortvinmako. Daarin wordt de bestandbeoordeling voor deze haai van 2019 naar 2016 verschoven. Ik betreur de uitkomst van deze jaarvergadering, zeker voor wat betreft haaien en de oostelijke blauwvintonijn. Ik zal in de toekomst aandacht blijven vragen voor een betere bescherming van de haaien in het ICCAT-conventiegebied.

De tijdens deze jaarvergadering afgesproken vangsthoeveelheden worden verwerkt in de TAC/quotum verordening.

Gevolgen Russische boycot voor zuivelsector

Met een aanhoudende daling van de zuivelprijzen zijn de gevolgen van de Russische boycot in de zuivelsector blijvend merkbaar. De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij het daarom verstandig vindt om de particuliere opslag regelingen voor magere melkpoeder en boter langer open te houden. Hiertoe heeft zij een voorstel gepresenteerd om de periode voor het indienen van aanvragen voor particuliere opslag te verlengen naar 28 februari 2015. Ook heeft de Europese Commissie aangegeven dat zij het raadzaam vindt om de openbare opslag door te laten lopen in 2015. Publicatie van deze maatregelen wordt voorzien begin december. Tevens is op 27 november jl. de regeling voor tijdelijke buitengewone steun voor melkproducenten in Estland, Letland en Litouwen gepubliceerd. Deze maatregel moet de sector in de Baltische lidstaten tijd geven om nieuwe afzetmarkten te vinden en/of te komen tot (ontwikkeling van) nieuwe afzetproducten.

Bekendheid pilot gedragscode eerlijke handelspraktijken

Tijdens het mondelinge vragenuur van 1 april jl. heeft het lid De Liefde aandacht van mij gevraagd voor de bekendheid van de pilot gedragscode eerlijke handelspraktijken onder land- en tuinbouwers (Handelingen II 2013/14, nr. 69, item 5). Tevens heeft het lid De Liefde tijdens het Algemeen Overleg Marktwerking, Mededinging en Staatssteun op 19 juni jl. vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken over de bekendheid onder land- en tuinbouwers van deze pilot (Kamerstuk 27 879, nr. 49). Zowel de Minister als ik hebben toegezegd ons in te zetten om de bekendheid van de pilot te vergroten. Om de bekendheid en deelname onder land- en tuinbouwers te vergroten, heeft het Ministerie van Economische Zaken op 12 november een bijeenkomst georganiseerd met een groot aantal land- en tuinbouworganisaties. Het was een nuttige bijeenkomst met een brede deelname van branche- en producentenorganisaties uit de land- en tuinbouw. Tijdens de bijeenkomst bleek dat de bekendheid van de pilot nog verbeterd kan worden en dat er vragen zijn over de reikwijdte van de pilot. Daarnaast werd duidelijk dat oneerlijke handelspraktijken vooral voorkomen tussen handel en retail, maar dat de gevolgen hiervan (deels) voor rekening komen van de primaire producent. Tenslotte is er gesproken over het belang van onderling vertrouwen en het borgen van anonimiteit bij klachten.

Ik zal de land- en tuinbouworganisaties nader schriftelijk informeren over de reikwijdte en het doel van de pilot. De aanwezigen bij de bijeenkomst van 12 november hebben aangegeven de pilot nogmaals bij hun leden onder de aandacht te zullen brengen. Daarnaast zijn de verschillende branche- en producentenorganisaties uitgenodigd om deel te nemen aan de stuurgroep van de pilot. Het is uiteindelijk aan de sector zelf om vorm en invulling te geven aan de stuurgroep en deze pilot. Binnen de stuurgroep kan verder worden nagedacht over hoe de betrokkenheid van de verschillende partijen in de pilot kan worden vergroot. Begin 2015 wordt een voortgangsrapportage over de pilots naar uw Kamer gestuurd. De pilots worden in het najaar van 2015 geëvalueerd.

Schoolfruitregeling 2014–2015

Naar aanleiding van de terugtrekking van de zes eerder erkende schoolfruitleveranciers heb ik de schoolfruitregeling opnieuw opengesteld om leveranciers de gelegenheid te geven een erkenning aan te vragen en zo een doorstart van de regeling mogelijk te maken. De voorwaarden in de regeling zijn daarbij niet gewijzigd. Lidl heeft naar aanleiding hiervan een erkenningsaanvraag ingediend.

Met de erkenning van Lidl kunnen de EU-schoolfruitleveringen vanaf 5 januari 2015 alsnog van start gaan bij 500 scholen, waarmee ca. 93.000 kinderen voorzien kunnen worden van EU-schoolfruit. Er hadden zich oorspronkelijk ruim 1.700 scholen voor deelname aangemeld. Via onafhankelijke loting is bepaald welke scholen kunnen meedoen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

De beschrijving en beoordeling van deze voorstellen in deze geannoteerde agenda vervangt de reguliere beoordeling door middel van een BNC-fiche, omdat de behandeling in de Raad binnen 6 weken na publicatie van het voorstel is.

Naar boven