21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 813 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2014

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 10 en 11 november a.s. in Brussel staan, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst. Daarnaast informeer ik u over een door de Raad verzonden brief aan de Europese Commissie over het voorstel voor een verordening over schoolfruit-schoolmelk.

Agenda Landbouw- en Visserijraad 10–11 november

Tijdens de Raad zal getracht worden een politiek akkoord te bereiken over een voorstel voor een Raadsverordening over Europese vangstmogelijkheden diepzeebestanden voor de jaren 2015 en 2016. Verder zal van gedachten gewisseld worden en mogelijk een politiek akkoord bereikt over staatssteunverlening aan Cyprus voor het gebruik van diesel in de landbouwsector. De Raad zal spreken over de zogeheten Wijziging 1 bij de Europese begroting voor het jaar 2015. Onder diversen zal Slowakije informatie verstrekken over het voorstel van de Europese Commissie inzake biologische productie en etikettering van biologische producten.

Voorstel voor Raadsverordening vangstmogelijkheden diepzeebestanden 2015 en 2016

politiek akkoord

Het Italiaanse voorzitterschap streeft in de Raad naar een politiek akkoord over een voorstel voor een verordening over de vangstmogelijkheden voor de visserij door EU-schepen op diepzeevisbestanden voor de komende twee jaar (2015 en 2016). De beschrijving en beoordeling van dit voorstel in deze geannoteerde agenda vervangt de reguliere beoordeling door middel van een BNC-fiche, omdat de behandeling in de Raad binnen 6 weken na publicatie van het voorstel is.

Sinds 2002 worden voor de diepzeebestanden de toegestane vangstmogelijkheden voor een periode van twee jaar vastgesteld. Door de specifieke kenmerken, zoals de trage voortplanting, zijn deze bestanden erg kwetsbaar voor visserijactiviteiten. De verordening betreft de visserij op 22 diepzeebestanden. Nederland heeft geen visserijbelangen bij deze bestanden.

De Europese Commissie stelt voor om de vangstmogelijkheden (TACs, Total Allowable Catches) vast te stellen conform de regels van de raadpleging COM (2014) 388 en de tweejaarlijkse biologische adviezen van de International Organisation for Exploration of the Seas (ICES) voor 2015 en 2016. Hieruit vloeit voort dat ernaar gestreefd wordt om de Maximum Sustainable Yield (MSY, de maximaal duurzame opbrengst) te bereiken. Indien er geen MSY bekend is, omdat er te weinig gegevens voorhanden zijn, wordt de benadering voor gegevensarme bestanden gevolgd.

Voor de meeste bestanden houdt dat een reductie van de TAC in, voor de zwarte haarstaartvis, de rondneusgrenadier en zeebrasem zelfs aanzienlijk (tot 50%). Van veel bestanden is weinig bekend en zij worden beschouwd als «gegevensarme bestanden», waarop de voorzorgsbenadering wordt toegepast. Voor bestanden waarvan de toestand nog steeds zorgelijk is, blijft de nul-TAC gehandhaafd, waaronder die voor de Atlantische slijmkop en diepzeehaaien. Het TAC-gebied voor de diepzeehaaien wordt uitgebreid en omvat nu de wateren rond Madeira. Dat betekent dat vangsten van diepzeehaaien uit dit gebied ook niet meer aangeland mogen worden. Ik hecht er aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik sta positief tegenover dit voorstel, aangezien het op termijn moet leiden tot duurzame visbestanden overeenkomstig de voorgenomen doelstelling van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), dat op 1 januari 2014 in werking is getreden. In dat kader zet ik erop in dat – waar mogelijk – MSY in 2015 bereikt moet worden. Positief is dat het Commissievoorstel rekening houdt met de MSY-benadering (waar bekend) en de handelwijze met betrekking tot gegevensarme bestanden. Voor de gegevensarme bestanden zal de situatie van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Tevens is het gebaseerd op wetenschappelijke adviezen en zijn de regionale adviesraden om advies gevraagd. Het subsidiariteitsoordeel is in deze niet van toepassing omdat het voorstel voor de verordening valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie («VWEU»). Het proportionaliteitsoordeel is positief. De beschreven maatregelen dragen bij aan het doel van het GVB om te zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visbestanden. Volledigheidshalve meld ik u dat het voorstel van de Europese Commissie voor aanpassing van de technische en controlemaatregelen verordening EG 2347 (2002), met daarin onder andere een voorstel voor uitfasering van schadelijke vistuigen, nog in Raadskader in behandeling is. Ik zet mij ervoor in dat de aanpassing van deze maatregelen, en dus de bescherming van kwetsbare diepzeebestanden, zo snel mogelijk gerealiseerd wordt. Ik verwacht dat, na de inwerkingtreding van de aanlandplicht voor deze bestanden per 1 januari 2017, er meer inzicht verkregen wordt van de (samenstelling van de) vangsten, en daarmee een deel van de gegevensarme bestandenproblematiek wordt opgelost.

Staatssteun Cyprus belastingvrijstelling gebruik diesel in de landbouwsector

uitwisseling standpunten, mogelijk politiek akkoord

Cyprus heeft aan de Raad een voorstel voorgelegd om, op basis van artikel 108, tweede lid, van het VWEU, de regeling voor belastingvrije diesel voor landbouwmachines voor Cyprus te continueren per 1 juli 2014. Het verzoek van Cyprus is eerder door de Europese Commissie afgewezen omdat het verzoek niet voldeed aan de met ingang van 1 juli 2014 van kracht zijnde Europese staatssteunrichtsnoeren voor de landbouw. Cyprus tracht nu met behulp van een Raadsbesluit de eerdere afwijzing van de Europese Commissie teniet te doen.

Het voorstel behelst een continuering van de huidige regeling en zou op basis van de nieuwe Europese staatssteunrichtsnoeren voor de landbouw niet meer mogen worden voortgezet. Ik ben geen voorstander van voorzetting van de steunverlening. Staatssteun dient te passen binnen de Europese landbouwstaatssteunkaders en mitsdien een stimulerend effect te hebben.

Wijziging 1 bij de Europese begroting voor het jaar 2015

uitwisseling standpunten

Woensdag 15 oktober jl. heeft de Europese Commissie wijziging 1 van de EU-begroting 2015 gepubliceerd. Aangezien deze wijziging onder andere betrekking heeft op de landbouwbegroting, staat dit onderwerp niet alleen geagendeerd op de Begrotingsraad van 14 november (voorzien als politiek akkoord), maar is ook een gedachtewisseling voorzien in de Landbouw- en Visserijraad van 10 en 11 november a.s.

In de gewijzigde begroting voor 2015 komt de Europese Commissie met voorstellen inzake de financiering van de crisismaatregelen in verband met de Russische boycot. Deze maatregelen tellen op tot een totaal van 344 miljoen euro voor groente/fruit en zuivel. Daarin zijn eventuele zuivelmaatregelen voor de Baltische Staten en Finland nog niet meegenomen. Bij de start van de crisismaatregelen was de Europese Commissie voornemens om deze te financieren via onderuitputting bij het landbouwbudget. Inmiddels is de Europese Commissie echter van mening dat de kosten pas in 2015 vallen en is de Europese Commissie op zoek gegaan naar een andere financieringsvorm. De Europese Commissie stelt voor de genoemde 344 miljoen euro te financieren uit de landbouwcrisisreserve in 2015 (die een omvang heeft van 433 miljoen euro). Deze reserve wordt jaarlijks gevormd door een korting toe te passen op de directe betalingen van 1,3%. Indien de reserve niet wordt gebruikt, worden de middelen na het einde van het jaar weer vrijgegeven voor directe betalingen. Uit het wijzigingsvoorstel voor de EU-begroting blijkt daarnaast dat er sprake is (per saldo) van een meevaller van 448 miljoen euro aan extra bestemmingsontvangsten1.

Deze bestemmingsontvangsten zijn inkomsten voor de landbouwbegroting. Door deze inkomstenmeevaller is er minder EU-begrotingsgeld nodig voor landbouw in 2015. Daardoor ontstaat er een grotere marge tussen het landbouwplafond in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de landbouwbegroting. De marge voor 2015 zou dan 734 miljoen euro bedragen. Voor wat betreft de betalingskredieten wordt de inkomstenmeevaller verdeeld over posten in andere begrotingscategorieën, waar de Europese Commissie een tekort voorziet. Zo wordt er 145 miljoen euro aan extra betalingen verricht aan het European Energy Programme for Recovery (EEPR), 87 miljoen euro aan het Development Cooperation Instrument (DCI), 75 miljoen euro aan Horizon 2020, 50 miljoen euro aan het European Neighbourhood Instrument (ENI) en 35 miljoen euro aan het Life+ programma.

De meningen van lidstaten over dit voorstel zijn verdeeld. Sommige lidstaten vinden dat de meevallende inkomsten moeten worden gebruikt om de begroting voor 2015 te verlagen. Andere lidstaten willen deze gebruiken voor de crisismaatregelen, in plaats van daarvoor de landbouwcrisisreserve aan te wenden.

Nederland stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregelen gefinancierd moeten worden uit de onderuitputting van de gereserveerde middelen voor de uitvoering van de Gemeenschappelijke Marktordening en de landbouwcrisisreserve onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Uitgangspunt is dat uitgaven moeten blijven binnen het GLB-budget, zoals overeengekomen binnen het Meerjarig Financieel Kader.

Diversen

Voorstel voor verordening biologische landbouw

Informatie Slowakije

Slowakije heeft namens de Visegradgroep (bestaande uit Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije) en namens Bulgarije, Roemenië en Slovenië een verklaring opgesteld over de EU-voorstellen voor biologische productie en etikettering. Deze verklaring is op de Raad van 10–11 november a.s. geagendeerd. Tijdens het Algemeen Overleg over het behandelvoorbehoud inzake de EU-voorstellen voor biologische productie en etikettering op 4 juni 2014 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik de Kamer tijdig via de geannoteerde agenda van de Landbouwraad zou informeren over het verloop van de besprekingen over deze voorstellen op Europees niveau. Hieronder ga ik nader in op de ontwikkelingen in dit dossier en geef ik aan wat mijn inzet is.

Inhoud

In de periode juli–oktober 2014 is het voorstel tot herziening van verordening EG nr. 843/2007 diverse malen besproken in bijeenkomsten van Raadswerkgroepen onder Grieks en Italiaans voorzitterschap. Nederland is bij deze besprekingen kritisch geweest conform de lijn zoals neergelegd in het BNC-fiche (Kamerstuk 33 920, nr. 3) en zoals besproken in het Algemeen Overleg op 4 juni jl.

Belangrijke punten voor Nederland waren hierbij:

  • Een goede balans tussen harmonisatie van de regels en de ontwikkeling van de sector, waarbij voldoende ruimte is voor nationale invulling. Ook Nederland ziet verbetermogelijkheden in de huidige regelgeving, maar is gekant tegen een volledige herziening.

  • Nederland is tegen een abrupte beëindiging van de bestaande uitzonderingen gezien de grote gevolgen die dit kan hebben voor de continuïteit van Nederlandse biologische bedrijven. Nederland wil een stapsgewijze benadering door per uitzondering rationeel te bezien of deze geschrapt moet worden en zo ja, op welke termijn.

  • Nederland wil de diversiteit in de biologische landbouw in stand houden, waarbij het gaat om zowel het voortbestaan van gemengde bedrijven (gangbaar naast biologische landbouw) als differentiatie van de genetische basis van de veestapel en de variëteit van uitgangsmaterialen.

  • Ook vindt Nederland het aantal gedetailleerde regels die via gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie worden vastgesteld buiten proportie omdat deze niet in verhouding staan tot het behalen van de doelstellingen. Herzieningen mogen niet ten koste gaan van wat in Nederland al is opgebouwd vanuit eerder gevoerd stimuleringsbeleid (zoals investeringen in stallen of bedrijfsgebouwen).

  • Nederland vreest een verminderde toegang tot de Europese markt voor producenten uit ontwikkelingslanden vanwege de overgang van een importsysteem gebaseerd op overeenkomstigheid («compliance») in plaats van gelijkwaardigheid («equivalence»).

  • Ook wenst Nederland duidelijkheid over de financiële consequenties en de administratieve gevolgen van de voorstellen voor de overheid, het bedrijfsleven en de consumenten.

  • Nederland steunt evenwel de Europese Commissie in haar voorstel om de verplichte jaarlijkse controles te vervangen door controles op basis van risicoprofielen, en voor kleinschalige bedrijven een groepscertificeringssysteem te introduceren.

De eerste besprekingen in de Raadswerkgroep hebben plaatsgevonden. Gebleken is dat er sprake is van forse kritiek die breed wordt gedeeld. De kritiek richt zich op uiteenlopende onderwerpen. Slowakije heeft namens de Visegradgroep (bestaande uit Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije) en namens Bulgarije, Roemenië en Slovenië een verklaring opgesteld. Deze is op de Raad van 10/11 november a.s. geagendeerd. In deze verklaring van Slowakije worden de Europese Commissie, het Europees parlement en de Raad opgeroepen om met de in de verklaring genoemde punten rekening te houden. Op hoofdlijnen is Nederland het eens met een aantal van deze punten die grotendeels overeenkomen met het Nederlandse standpunt.

Op andere punten steunt Nederland evenwel het voorstel van de Europese Commissie, zoals de risicogerichte benadering bij controles en het vervallen van de jaarlijkse verplichte controle.

Veel lidstaten nemen op hoofdlijnen een met Nederland vergelijkbaar standpunt in. Tijdens de informele Landbouwraad in Milaan heb ik mijn Duitse, Franse, Belgische en Oostenrijkse collega’s hierover gesproken. Deze lidstaten delen de zorgen van Nederland over het ontbreken van flexibiliteit in de regelgeving, het grote aantal gedelegeerde handelingen, het schrappen van veel uitzonderingen, en het daarbij ontbreken van een vorm van fasering, en het ernstig beperken van mogelijkheden voor de parallelle landbouw.

Mocht blijken dat het compromisvoorstel niet tegemoet komt aan de Nederlandse wensen en breed gedeelde kritiek, dan zal ik aandringen op intrekking van het Commissievoorstel.

Overig

Tijdens de besprekingen in Raadsverband van het begin 2014 gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe gecombineerde regeling voor schoolmelk-schoolfruit is gebleken dat de Raad en de Europese Commissie van mening verschillen over de juiste rechtsbasis van het voorstel. Volgens de Europese Commissie is artikel 43, tweede lid, van het VWEU de juiste rechtsbasis voor het voorstel, waarbij er sprake is van raadpleging van het Europees parlement. De Raad is echter unaniem van mening dat maatregelen die betrekking hebben op prijsbepaling en steun, conform artikel 43, derde lid, van het VWEU, op voorstel van de Europese Commissie door de Raad moeten worden vastgesteld (geen raadpleging Europees parlement), conform het tijdens de GLB-onderhandelingen bereikte akkoord hierover. Om de impasse te doorbreken hebben de lidstaten in het CSA van 20 oktober jl. ermee ingestemd dat het voorzitterschap een brief aan de Europese Commissie zal verzenden waarin zij wordt opgeroepen de rechtsbasis van het voorstel te herzien. De brief is als A-punt goedgekeurd tijdens de Milieuraad op 28 oktober jl.

Onderhandelingsmandaat jaarvergadering ICCAT

Op 22 oktober 2014 heeft de Europese Commissie een voorstel voorgelegd aan de Raadswerkgroep over de inzet in de jaarlijkse vergadering van ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas), die van 10 tot 17 november 2014 in Genoa plaatsvindt. Dit voorstel is gebaseerd op uitkomsten van de wetenschappelijke adviesraad (https://www.iccat.int/Documents/Meetings/Docs/2014-SCRS-REP_ENG.pdf) en het technisch overleg. Deze informatie kwam pas beschikbaar ná de eerdere behandeling in de Landbouw- en Visserijraad van 13 oktober jl. De huidige beoordeling van het wetenschappelijk comité laat zien dat het blauwvintonijnbestand sterk is gegroeid en de visserijdruk is afgenomen tot onder MSY (Maximaal Duurzame Opbrengst) niveau. Hiermee is voldaan aan de MSY-doelstelling van het herstelplan. Volgens het wetenschappelijk advies zal een geleidelijke en beperkte toename van de TAC de MSY-doelstelling niet in gevaar brengen.

De Europese Commissie oordeelt dat een gematigde en stapsgewijze ophoging van de TAC verantwoord en gerechtvaardigd is. De Europese Commissie kiest daarbij de voorzorgsbenadering, vanwege onzekerheden binnen het wetenschappelijk advies. Waar volgens het wetenschappelijk advies ophoging tot minimaal 23.256 ton (nu 13.400 ton) mogelijk is, kiest de Europese Commissie voor ophoging in drie jaarlijkse stappen van maximaal 12 procent, dus tot in totaal maximaal 18.826 ton. De jaarlijkse ophoging moet wat betreft de Commissie jaarlijks kunnen worden herzien op basis van wetenschappelijk advies.

In de Raadswerkgroep van 29 oktober jl. bleek brede steun voor ophoging van de TAC, gelet op de behaalde resultaten van het herstelplan.

Diverse noordelijke lidstaten, de zogenaamde like-minded lidstaten, sloten zich aan bij het standpunt van de Europese Commissie.

Nederland heeft zich hierover nog niet uitgesproken, gezien het eerder vastgestelde standpunt.

Wel is in Raadsverband nog discussie over de omvang van de ophoging. De zuidelijke lidstaten vinden het voorstel van de Europese Commissie te terughoudend. Een volwaardige nieuwe bestandsbeoordeling (assessment) wordt pas in 2016 uitgevoerd, in plaats van 2015. Nederland heeft aangedrongen op een bestandsbeoordeling in 2015.

Op basis van deze nieuwe inzichten acht het kabinet een beperkte verhoging en stapsgewijze benadering gerechtvaardigd. Ik kan daarom de inzet van de Europese Commissie steunen. Volgens het wetenschappelijk advies en de Europese Commissie zal de MSY-doelstelling niet in het geding komen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Dit betreft extra inkomsten aan niet benutte bestemmingsontvangsten op de begroting 2014, superheffing in verband met overschrijding van het melkquotum en extra financiële correcties op de lidstaten in het kader van de goedkeuring van de rekeningen.

Naar boven