21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 686 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2013

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die op 25 en 26 februari plaatsvindt in Brussel, alsmede over mijn inzet tijdens die bijeenkomst.

In verband met een reces heeft uw Kamer besloten het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 25 en 26 februari bijna twee weken voorafgaand aan de Raad in te plannen. Het Ierse EU-voorzitterschap heeft op dit moment de agenda van de Raad nog slechts gedeeltelijk vastgesteld. Daardoor is het niet mogelijk u in deze geannoteerde agenda op alle punten in enig detail te informeren over de agenda van de Raad en de bijbehorende kabinetsinzet. Niettemin zal ik u naar beste kunnen inzicht geven in de verwachte onderwerpen van bespreking.

Ik informeer u in deze brief tevens over de ontwikkelingen met betrekking tot een visserijprotocol tussen de EU en de Seychellen en over het streefbeeld voor de schieraal in het kader van het aalbeheerplan.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

(Oriënterend debat)

Het voorzitterschap heeft de agenda op dit punt nog niet vastgesteld. Het is daarom niet mogelijk u over de precieze inhoud te informeren. De Raad zal een oriënterend debat voeren over de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie voor de hervorming van het GLB. Op dit moment staan alle vier de verordeningen geagendeerd.

Ik zal interveniëren langs de lijnen van de kabinetsreactie op de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie (Kamerstuk 28 625, nr. 137), de toezeggingen uit het Algemeen Overleg behandelvoorbehoud GLB van 14 december 2011 en overige correspondentie ter zake met uw Kamer.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

(Algemene oriëntatie)

In het kader van de hervorming van het GVB heeft de Raad in 2012 een algemene oriëntatie1 vastgesteld over de voorstellen voor de basisverordening, de gemeenschappelijke marktordening en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). U bent hierover geïnformeerd in de verslagen van de Landbouw- en Visserijraden van 12 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 624) en 22–23 oktober 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 653). Het voorzitterschap wil in de Raad van 25-26 februari een algemene oriëntatie bereiken over een aantal onderdelen van de basisverordening waarvoor in juni 2012 een voorbehoud is gemaakt. Het gaat met name om de aanlandplicht, (een onderdeel van de) regionalisering en verantwoordelijkheden van de lidstaten op milieugebied.

Volledigheidshalve geef ik aan dat het standpunt van het Europees Parlement en de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen geen deel uitmaken van de bespreking in deze Raad. Het Europees Parlement heeft ten aanzien van de basisverordening en de gemeenschappelijke marktordening zijn positie bepaald en zal dit naar verwachting in mei voor het EFMZV doen. De Raad zal de komende tijd een mandaat voorbereiden voor de triloog met het Europees Parlement en de Europese Commissie over de basisverordening en de gemeenschappelijke marktordening.

Aanlandplicht

Het voorzitterschap streeft naar een compromis over de ingangsdatum voor de aanlandplicht voor de verschillende visserijen, over voorschriften voor de quota en over de de-minimusregeling.

De algemene oriëntatie van juni 2012 gaat uit van een gefaseerde invoering van de aanlandplicht, te beginnen met de pelagische visserij op onder meer haring en makreel (per 1 januari 2014), dan de demersale visserij op onder meer kabeljauw, tong en schol in de Noordzee (2015–2018) en tot slot de Middellandse Zee en andere wateren (2016–2019). De algemene oriëntatie biedt een aantal complexe opties die de quota beter moeten afstemmen op de werkelijke vangsten. Dit betreft onder meer de mogelijkheid om te ruilen tussen lidstaten, te schuiven tussen jaren en vangsten van geassocieerde soorten af te trekken van de doelsoortquota. De de-minimusregeling maakt onderdeel uit van bepalingen om een deel van de vis wél terug te kunnen gooien, zonder aftrek van de quota.

In de Raad zal ik aangeven te kunnen instemmen met de gefaseerde invoering van de aanlandplicht, waarbij de data van inwerkingtreding realistisch en uitvoerbaar moeten zijn. Ik wil de relatieve stabiliteit (de vaste procentuele verdeling van quota tussen lidstaten) behouden. Een nieuw vangstquotasysteem mag geen belemmeringen opleveren voor de vangstmogelijkheden voor bovenmaatse vis. Ik streef naar een eenvoudig, werkbaar en handhaafbaar systeem voor quotabeheer.

Regionalisering

Over regionalisering is in de algemene oriëntatie van juni 2012 een aanpak overeengekomen voor de behandeling van dossiers met een regionaal karakter, op basis van aanbevelingen van directe belanghebbende lidstaten. In geval van unanieme aanbevelingen van die lidstaten verloopt vaststelling via een uitvoeringshandeling of gedelegeerde handeling van de Europese Commissie. Is er geen overeenstemming tussen de betrokken lidstaten, dan moet de Europese Commissie een voorstel via de normale wetgevingsprocedure voorleggen aan de Raad en het Europees Parlement. Omdat de eerstgenoemde situatie raakt aan het initiatiefrecht van de Europese Commissie moet de Raad besluiten of de hiervoor beschreven procedure in een «considerans» moet worden geëxpliciteerd.

Ik ben van oordeel dat er geen twijfel moet bestaan over deze procedure en verwelkom elke verduidelijking.

Milieuverantwoordelijkheden

De hervorming van het GVB biedt een goede gelegenheid om het GVB enerzijds en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR, Natura2000) anderzijds beter op elkaar af te stemmen. Het GVB dient een bijdrage te leveren aan het bereiken en behouden van de goede milieutoestand en een gunstige staat van instandhouding. De visserijmaatregelen die hiervoor nodig zijn, kunnen alleen in het kader van het GVB genomen worden. Artikel 12 van de basisverordening moet het mogelijk maken dat lidstaten hun Europese en internationale natuur- en milieuverplichtingen nakomen.

Hoewel de ecosysteembenadering een belangrijk basisprincipe van het GVB is, beperkt de Europese Commissie zich in haar voorstellen tot de bescherming van de natuur in beschermde gebieden. In de visie van het kabinet zou de werkingssfeer verbreed moeten worden, omdat het voor het halen van de doelstellingen en het nakomen van de verplichtingen nodig kan zijn dat maatregelen ook gelden buiten de aangewezen gebieden. De inzet van het kabinet is erop gericht dat het GVB bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van de VHR en KRM, ook buiten de beschermde gebieden. Dat zou ten goede komen aan migrerende soorten zoals de bruinvis.

De Europese Commissie stelt voor dat de Raad en het Europees Parlement de bevoegdheid voor het nemen van beschermingsmaatregelen aan de Europese Commissie delegeren (gedelegeerde handeling). De algemene oriëntatie van juni 2012 verwijst voor de besluitvorming over visserijbeperkende maatregelen in beschermde gebieden naar de procedures uit het artikel over regionalisering.

Ik vind dat de procedures voor het nemen van visserijmaatregelen in beschermde gebieden helder dienen te zijn en zodoende ondersteunend aan tijdige en effectieve bescherming.

Visserijprotocol EU-Marokko

(Informatie van de Europese Commissie)

De Europese Commissie onderhandelt namens de EU met Marokko over een nieuw protocol in het kader van het visserijakkoord tussen beide partijen. De Europese Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken in die onderhandelingen.

Het onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie, waarover u eerder bent geïnformeerd in Kamerstukken 21 501-32, nr. 564 en 32 201, nr. 36) is gestoeld op drie pijlers: duurzame exploitatie, economisch realisme en respect voor het internationaal recht. Ik zal het onderhandelingsresultaat ook op deze punten beoordelen.

Belangrijk punt binnen de laatstgenoemde pijler is dat de EU van Marokko de garantie wil dat de visserij in het kader van het protocol in overeenstemming is met het internationaal recht. Dat betekent onder meer dat het protocol ook ten gunste moet komen van de bevolking van de Westelijke Sahara.

Overig

Visserijprotocol EU-Seychellen

De Europese Commissie heeft een concept-mandaat voor onderhandelingen voor een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst met de Seychellen voorgelegd aan de Raad. Het huidige protocol loopt in januari 2014 af. De overeenkomst met de Seychellen is het belangrijkste tonijnakkoord in de Indische Oceaan. De EU betaalt jaarlijks 5,6 miljoen euro voor de overeenkomst, waarvan 2,2 miljoen is geoormerkt voor versterking van de visserijsector in de Seychellen.

Ondanks een afname van de visserij in de regio door de dreiging van piraten zijn de vangstmogelijkheden onder het lopende protocol volgens de ex-post-evaluatie goed benut. Het evaluatierapport oordeelt positief over de economische waarde van het protocol.

Wel wordt geadviseerd de sectorbijdrage te verhogen; deze is volgens het rapport erg laag. De EU-vaartuigen richten zich in de wateren van de Seychellen met name op skipjack-, geelvin- en grootoogtonijn. Uit wetenschappelijke informatie van de regionale beheerorganisatie komt naar voren dat deze soorten op dit moment worden bevist op een duurzaam niveau. Een aandachtspunt is wel de mogelijke bijvangst van haaien en schildpadden, al geeft het rapport aan dat schildpadden vaak levend worden teruggezet.

De tekst van het concept-mandaat voldoet mijns inziens aan de voorwaarden om te komen tot een duurzame overeenkomst. Ik ben voornemens in te stemmen met het concept-mandaat, maar daarbij ook aan te geven dat ik bij de beoordeling van het eindresultaat meeweeg welke afspraken in het protocol zijn gemaakt op het punt van duurzaam beheer en of inspanningen worden verricht om bijvangsten te beperken.

Nederlands aalbeheerplan: streefbeeld schieraal

In het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 23 januari jl. heb ik toegezegd u te zullen informeren over de uitkomst van het overleg dat met de binnenvisserijsector en Imares is gevoerd over het streefbeeld voor schieraal. Aanleiding voor dit overleg was de vraag van de sector of het Nederlandse streefbeeld voor de uittrek van schieraal niet herijkt zou moeten worden aan de hand van de meest recente inzichten en onderzoeken in Nederland en elders in Europa.

Dit overleg heeft op 4 februari jl. plaatsgehad. Het oorspronkelijke streefbeeld is in 2009 op verzoek van uw Kamer door de Commissie Eijsackers (een groep deskundigen onder leiding van prof. dr. Herman Eijsackers) opnieuw bekeken. Het streefbeeld is 40 procent van de uittrek van schieraal naar de paaigronden, die plaats zou hebben zonder menselijk ingrijpen. Dit getal is niet exact te bepalen. Dit komt doordat er veel factoren zijn die de aanwezigheid van aal beïnvloeden en er vanwege het ontbreken van informatie diverse aannames zijn gedaan. Dit heeft ertoe geleid dat wetenschappers zijn gekomen tot een bandbreedte waarbinnen het streefbeeld ligt.

De Commissie Eijsackers kwam tot een bredere bandbreedte voor het Nederlandse streefbeeld dan oorspronkelijk was aangenomen. Deze bandbreedte is door de Europese Commissie bij het goedkeuren van het Nederlands aalbeheerplan aanvaard. Hoewel nieuwe gegevens beschikbaar zijn, geven de wetenschappers van Imares aan dat het te vroeg is om tot een nauwkeuriger bepaling van het streefbeeld te komen. Zij achten het zeer onwaarschijnlijk dat het streefbeeld met de invoer van nieuwe gegevens wezenlijk zal afwijken van het huidige streefbeeld. Hooguit kan het zijn dat de bandbreedte wat smaller wordt.

Deze bandbreedte wordt op zijn vroegst pas relevant wanneer de aalpopulatie dusdanig hersteld is dat het doel (uit de Aalverordening) van 40 procent uittrek van schieraal wordt benaderd. Dit herstel wordt de eerstkomende jaren niet verwacht, gezien de lange voortplantingscyclus van de aal. Om een breder Europees beeld te krijgen, is met de sector en Imares afgesproken dat Imares een quick scan zal doen naar de uitgangspunten die andere lidstaten gebruikt hebben voor de streefbeelden in hun aalbeheerplannen. Deze quick scan zal eind 2013 klaar zijn.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Een niet-bindende afspraak in de Raad die het Europees Parlement een indicatie geeft van de opstelling van de Raad, met het oog op de verdere behandeling/amendering in eerste lezing.

Naar boven