21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1469 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2022

Op 21 november aanstaande vindt de Landbouw- en Visserijraad (LVR of Raad) plaats te Brussel. Met deze brief informeer ik de Kamer over de agenda van de Raad. Daarnaast informeer ik de Kamer over de vangstmogelijkheden 2023, de motie van het lid Koekkoek c.s. inzake de bijdrage van het NSP aan de klimaatdoelen (Kamerstuk 28 625, nr. 330) en de tweede verkenning van WEcR over de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw.

I. Agenda Landbouw- en Visserijraad 21 november

Voortgang EU Bossenstrategie

In juli 2021 heeft de Europese Commissie haar EU Bossenstrategie gepubliceerd. De strategie loopt tot 2030 en is onderdeel van de Green Deal. De hoofddoelen zijn het aanplanten van 3 miljard bomen, herstel van de bossen waar nodig en het strikter beschermen van oerbossen en primaire bossen. In november van 2021 zijn Raadsconclusies aangenomen waarin de Commissie gevraagd wordt jaarlijks de voortgang van de uitvoering van deze strategie te rapporteren. Hier wordt nu uitvoering aan gegeven. Het gaat hierbij vooralsnog alleen om de zaken waar de Commissie invloed op heeft, en niet om de vrijwillige bijdragen die lidstaten leveren aan de doelen van de strategie. Lidstaten worden wel uitgenodigd om toe te lichten wat hun bijdrage is geweest en zal zijn. Voor Nederland betreft dit de Nederlandse Bossenstrategie uit 2020 (Kamerstuk 33 576, nr. 186), met als belangrijkste doel een uitbreiding van het bosareaal met 37.400 hectare.

In het stuk dat op de agenda staat wordt aangegeven dat er inmiddels door de Commissie voortgang is geboekt op een aantal terreinen. Enkele van de belangrijkste punten zijn de definities voor de te beschermen oerbossen en primaire bossen in de EU, de opzet van een werkgroep die moet werken aan een verordening op het gebied van bossenmonitoring, diverse handreikingen op het gebied van duurzaam bosbeheer en het in kaart brengen van Europese financieringsinstrumenten. Op dit laatste punt gaat het om bestaande budgetten, zoals het GLB of het cohesiebeleid. Nederland ziet weinig mogelijkheden tot herprioritering voor deze instrumenten. Ook zijn er vorderingen op de concept-verordening Natuurherstel, waarbinnen ook een artikel is gericht op het herstel van natuur in bossen. De voortgang op enkele definities en handreikingen is langzaam, met name doordat veel bosrijke lidstaten een minder striktere koers willen varen dan de Commissie en vrezen dat deze vrijwillige handreikingen op termijn opgaan in verplichtende instrumentaria, bijvoorbeeld ten behoeve van biodiversiteitsherstel. Nederland steunt de Commissie in haar voornemen om bossen integraal te benaderen en daarbij alle ecosysteemdiensten te waarderen.

Nederland zal inbrengen dat het van belang is dat lidstaten en Commissie het eens worden over een heldere afbakening van de bevoegdheden. Onenigheid op dit punt werkt nu op veel deelprocessen vertragend.

Diversenpunt Commissie: mededeling meststoffen

De Commissie heeft aangekondigd op 9 november met een mededeling over «het waarborgen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van meststoffen» te komen. De beschikbaarheid van meststoffen staat sinds de inval van Rusland in Oekraïne sterk onder druk, wat leidt tot een fors hogere prijs van kunstmest. Verwacht wordt dat de Commissie tijdens de Landbouw- en Visserijraad het stuk zal presenteren en verder toe zal lichten.

Verwacht wordt dat de Commissie in haar mededeling in zal gaan op het probleem dat is ontstaan, het belang van meststoffen in de landbouw en de huidige situatie op de EU-markt en mondiaal. Ook zal de Commissie naar verwachting met een aantal maatregelen komen om meer inzicht te krijgen in de productie en voorraden van meststoffen in de Unie, stimulering van efficiënter en effectiever gebruik van meststoffen, (financiële) steunmaatregelen voor boeren en kunstmestproducenten, het tijdelijk schrappen van importtarieven voor meststoffen uit derde landen en mogelijkheden om meer gebruik te maken van gerecyclede meststoffen van organische bron. Tenslotte zal naar waarschijnlijkheid het probleem ook in een globale context bezien worden, en bezien zal worden hoe boeren in ontwikkelingslanden geholpen kunnen worden aan voldoende meststoffen. Tijdens de Raad van oktober heeft Nederland, samen met diverse andere lidstaten, de Commissie opgeroepen om verwerkte mestproducten die voldoen aan de RENURE-criteria als kunstmestvervanger op te nemen in deze mededeling.

Echter, omdat er nog geen definitieve mededeling bekend is, kan ik ook nog geen concrete appreciatie geven. Ik zal daarom een studievoorbehoud plaatsen en de Kamer informeren over de kabinetslijn via een BNC-fiche.

Diversenpunt Spanje «the need to ensure fertilization as a basis for food security»

Spanje heeft aangekondigd een stuk in te brengen dat zeer gerelateerd is aan de Commissie mededeling over het waarborgen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van meststoffen. Het stuk moet gezien worden als suggesties waar de Commissie nog meer aan kan denken. Nederland spreekt momenteel bilateraal met Spanje om hier een gezamenlijk stuk van te maken. Op 14/15 november staat er een hoogambtelijk bezoek van LNV aan Madrid gepland, in het kader van het aankomende voorzitterschap van Spanje (2023-2). Tijdens dit bezoek zal ook gesproken worden over samenwerking op het gebied van meststoffen.

Nederland ondersteunt de punten die Spanje inbrengt en ziet ze als een goede aanvulling op de mededeling van de Commissie.

Diversenpunt Commissie: energietransitie EU-vissersvloot en aquacultuur

Onder de «overige» agendapunten (AOB) heeft de Commissie een gedachtewisseling over de energietransitie van de EU-visserij- aquacultuursector geagendeerd. De energietransitie is van groot belang voor het behalen van de klimaatdoelstellingen, en kan daarnaast met het oog op de hoge brandstofprijzen, bijdragen aan een beter toekomstperspectief voor vissers en aquacultuurbedrijven. Ik zal het belang van een snelle energietransitie in de Raad benadrukken en daarbij aandacht vragen voor ondersteuning van deze transitie vanuit het Europees Maritiem Visserij en Aquacultuurfonds (EMFAF), ook voor vaartuigen groter dan 24 meter. Met het oog op de wens om emissies te reduceren, zal ik nogmaals aandacht vragen voor de positieve aspecten van het pulstuig.

Diversenpunt Commissie: mededeling «naar een sterke en duurzame algensector»

Onder de «overige» agendapunten (AOB) heeft de Commissie een mededeling over «naar een sterke en duurzame algensector geagendeerd. Op moment van schrijven is nog geen stuk, dan wel nadere inhoud, van dit agendapunt bekend.

In Nederland liggen er door de vraag naar duurzame grondstoffen kansen voor de kweek van algen. Op dit moment zijn er nog technische uitdagingen bij de productie, verwerking en afzet van algen voordat productie mogelijk op commerciële schaal ontwikkeld kan worden. Daarnaast moeten nieuwe toepassingen van macro- en microalgen passen binnen de wettelijke kaders voor voedselveiligheid (voor mens en dier).

Diversenpunt Commissie: bioeconomy conferentie 2022 (Brussel 6–7 oktober)

Onder «diversen» heeft de Commissie ook een punt over de bioeconomy conference ingebracht. De conferentie vond plaats op 6 en 7 oktober in Brussel. Naar verwachting zal de Commissie een terugkoppeling geven van de bijeenkomst en mogelijk ook stilstaan bij de uitkomsten en het vervolg van de conferentie. Nederland was op 6 en 7 oktober aanwezig in Brussel.

Diversenpunt Commissie: verordening natuurhersteldoelen – landbouw aspecten

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 21 november 2022 staat een diversen punt geagendeerd over de landbouwaspecten van de verordening natuurherstel, op initiatief van de Europese Commissie. De Commissie zal naar verwachting een toelichting geven op deze landbouwaspecten van de verordening natuurhersteldoelen. De verwachting is dat het voorzitterschap daarna de vloer zal openen voor de lidstaten met de vraag om te reageren op de inhoud van de verordening waar dit de landbouw en visserij raakt. Echter, voor dit agendapunt zijn momenteel nog geen stukken beschikbaar. Daarom is nog niet duidelijk waar, en of, de Commissie precies een reactie op zal vragen. Mijn eventuele inzet op dit punt zal in lijn zijn met het BNC-fiche dat u op 13 oktober jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 3530) en uw motie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1852) van 19 oktober jl.

II. Vangstmogelijkheden 2023

Mijn inzet voor de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden voor 2023 voor de soorten waarvoor op dat moment de wetenschappelijke adviezen beschikbaar waren, heb ik met u gedeeld in de brief aan uw Kamer voor de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 oktober 2022 (Kamerstuk 21501-32, nr. 1466). Daarin was ook aangegeven dat voor zeeduivel en Noorse kreeft u over het advies en mijn inzet nog geïnformeerd zou worden. De adviezen van ICES zijn respectievelijk –30% ten opzichte van het advies voor dit jaar voor zeeduivel en –8% voor Noorse kreeft. Ik hecht er aan dat vangstmogelijkheden in lijn met het ICES-advies en geldende meerjarenplannen worden vastgesteld. Ik realiseer me hierbij dat het negatieve advies voor zeeduivel in relatie tot het positieve advies voor schol een knelpunt in de scholvisserij kan vormen en zal ook de Commissie hier nadrukkelijk op attenderen.

Voor wat betreft de adviezen voor haaien en roggen geldt dat voor doornhaai een positief advies is gegeven door ICES, wat inhoudt dat de visserij op doornhaai mogelijk kan zijn. Mijn inzet is ook hier om het wetenschappelijk advies te volgen.

III. Uitvoeren motie Koekkoek inzake de bijdrage van het NSP aan klimaatdoelen

Op 15 december 2021 is de motie van het lid Koekkoek c.s. in uw Kamer aangenomen inzake de bijdrage van het NSP aan de klimaatdoelen (Kamerstuk 28 625, nr. 330). In deze motie is de regering gevraagd om samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) een analyse uit te werken waarin de klimaatdoelen die van werking zijn in het NSP worden gemonitord. Het PBL heeft de KEV 2022 uitgevoerd en op 1 november jl. gepubliceerd. In de KEV schetst het PBL de ontwikkelingen van de broeikasgasemissies in Nederland en raamt wat de bijdrage van het nationale beleid is aan die ontwikkelingen. Ten behoeve van de KEV 2022 heeft PBL het vastgesteld en voorgenomen beleid geanalyseerd dat concreet genoeg was uitgewerkt op 1 mei jl. Tevens heeft PBL een inschatting gemaakt van de effecten van het geagendeerd beleid, voor zover dat bekend was begin juli (start zomerreces). Het PBL heeft het GLB-NSP als geagendeerd beleid beschouwd. De reden is dat het GLB-NSP bij de start van het zomerreces nog niet was goedgekeurd door de Europese Commissie. In het achtergronddocument van de KEV 2022 – met een toelichting op de beleidsinstrumenten die door PBL zijn geanalyseerd – is beschreven hoe het GLB-NSP is meegenomen in de KEV en hoe PBL de mogelijke effecten van het GLB-NSP heeft beoordeeld. Met het verschijnen van de KEV 2022 op 1 november jl. is de motie van het lid Koekkoek c.s. uitgevoerd. De KEV verschijnt elk jaar. In de KEV 2023 zullen de effecten van het beleid wederom worden geraamd. Het GLB-NSP zal hier dan als vastgesteld beleid in worden meegenomen.

IV. Tweede verkenning van WEcR over de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw

De oorlog in Oekraïne duurt voort met alle vreselijke gevolgen van dien. Uiteraard vooral in het conflictgebied zelf, voor de lokale bevolking en de vluchtelingen uit het gebied. Vanuit de rol als Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben mijn voorganger en ik ook veel aandacht gehad voor de gevolgen op de internationale markten van landbouwgoederen, mondiale voedselzekerheid en de effecten op het Nederlandse agrocomplex. In opdracht van mijn ministerie heeft Wageningen Economic Research (WEcR) hier daarom meerdere onderzoeken naar gedaan.1

Op 3 mei heeft mijn voorganger een rapport van WEcR met uw Kamer gedeeld over van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne op de bedrijven in de land- en tuinbouw (Kamerstuk 35 925 XIV en 36 045, nr. 151). In dit rapport is onderzocht wat de gevolgen zijn voor de kosten en opbrengstprijzen van ondernemers in de Nederlandse agrarische sectoren en wat dit mogelijk kan betekenen voor hun inkomsten. Met oog op de gevolgen van de voortdurende oorlog is WEcR gevraagd om een tweede verkenning van dit onderwerp uit te voeren. Het doel van dit onderzoek is zicht te krijgen op de gevolgen voor het inkomen van veranderingen in kosten en opbrengstprijzen voor ondernemers in vijf subsectoren van de primaire agrarische sector in Nederland. In het bijgevoegde rapport vindt u de resultaten van dit onderzoek.

Het rapport laat zien dat de prijzen van belangrijke kostenposten, mengvoer, kunstmest, loonwerk en energie, recent sterk zijn gestegen. Deze stijging was al ingezet is in 2021, maar is sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne verder versterkt. T.o.v. de gemiddelde prijs van 2021 stijgen de voerprijzen in 2022 op jaarbasis met tussen de 28 en 39%, de meststoffenprijzen met 105–172%, de loonwerkkosten met 10% en de elektriciteits- en aardgasprijzen met 114–121%. Voor de meeste producten zijn ook de opbrengstprijzen in 2022 t.o.v. het gemiddeld niveau van 2021 gestegen.

Er zijn grote verschillen tussen bedrijven en sectoren in de mate waarin ze geconfronteerd worden met de hogere kosten of de mate waarin ze van de stijging in opbrengstprijzen kunnen profiteren. In hoeverre bedrijven maatregelen hebben kunnen nemen om de stijgende kosten te beperken en de liquiditeitspositie van bedrijven zijn ook van belang voor de mate waarin hogere kosten opgevangen kunnen worden.

Het onderzoek gaat uit van de situatie in september en de ontwikkelingen van zowel de kosten en de opbrengsten in de rest van het jaar zijn nog niet te voorspellen, daarom werkt WEcR in het onderzoek met drie verschillende scenario’s. Voor de verschillende sectoren die zijn onderzocht concludeert WEcR het volgende:

  • Voor de akkerbouw: Om de gestegen kosten te compenseren, is minimaal een stijging van de opbrengstprijzen van 10–20% nodig. Hierbij is nog niet gecorrigeerd voor de in sommige gevallen ook lager uitvallende kg-opbrengsten. De afzetprijzen in september waren goed, maar de prijsvorming voor de meeste akkerbouwproducten moesten nog beginnen.

  • Hierdoor is er nog teveel onzekerheid om vast te stellen of de benodigde stijging van opbrengstprijzen ook gerealiseerd zal worden.

  • Voor de glastuinbouw: De gestegen energiekosten hebben een grote impact op de glastuinbouw en ondernemers zijn meer gaan besparen en gaan extensiveren. Hierdoor zijn de productievolumes gedaald ten opzichte van 2021, hoewel een goede zomer dit effect heeft kunnen beperken. De prijzen voor sierteelt waren gemiddeld lager dan het relatief goede jaar 2021. Voor glasgroenten, behalve paprika, waren de prijzen gemiddeld hoger. Voor de glastuinbouw lijken in het aankomende winterseizoen, het seizoen met de hoogste energievraag, de energiekosten niet gecompenseerd te kunnen worden door hogere opbrengsten.

  • Voor de melkveehouderij: Voor de melkveehouderij is het beeld over het algemeen goed. Medio september zijn de melkprijzen in 2022 op jaarbasis 48% hoger dan in 2021; deze stijging is voldoende om te komen tot een inkomen dat gelijk is aan het inkomen per koe in 2021. Voor biologische melk is dit nog minder duidelijk doordat er geen goed zicht is op de prijsontwikkeling va biologisch veevoer. De opbrengstprijzen voor biologische melk zijn minder gestegen dan gangbare melk.

  • Voor de varkenshouderij: De opbrengstprijzen van vleesvarkens en biggen zijn ten opzichte van de gemiddelde prijs van 2021 ongeveer 14% hoger voor biggen en 17% hoger voor vleesvarkens. Deze stijgingen zijn voor een groot deel van de bedrijven onvoldoende om de hogere kosten te compenseren. Er is een stijging van de opbrengstprijzen van bijna 30% nodig om de gestegen kosten te compenseren tot het in 2021 behaalde (negatieve) inkomen. De opbrengstprijzen zullen met rond de 40% moeten stijgen om te komen tot het gemiddelde inkomen van de laatste 5 jaar. Dit betekent dat als de prijzen op dit niveau blijven, de inkomens op het merendeel van de bedrijven verder in de min zullen komen.

  • Voor de pluimveehouderij: De geraamde opbrengstprijzen van eieren voor 2022 zijn voor de leghennenhouders ruim voldoende om de kostenstijgingen op te vangen. Ook de voor 2022 geraamde opbrengstprijsstijgingen van vleeskuikens (+37%) zijn voldoende om de gestegen kosten op te vangen.

Naast deze effecten op de primaire sector geeft het rapport ook aan dat de voedingsmiddelenindustrie wordt geconfronteerd met zowel de hogere prijzen van de producten uit de primaire sector als de hogere energieprijzen. Ook in de consumentenprijzen is er een sterke stijging te zien, de prijsindex van alle voedingsmiddelen is juli 2022 12% hoger dan juli 2021.

Uiteraard blijf ik de situatie nauwlettend in de gaten houden en blijf ik goed contact houden met de sector. Ik verwacht ook snel nieuwe informatie uit de reguliere jaarlijkse monitor van Wageningen Universiteit over de inkomenspositie van landbouwbedrijven in Nederland. De volgende ramingen verwacht ik in 2022 en zal ik ook met uw Kamer delen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Zie voor een overzicht van de rapporten: Oorlog in Oekraïne, voedselvoorziening en voedselzekerheid – WUR.

Naar boven