21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1367 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 januari 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 5 januari 2022 over de Landbouw- en Visserijraad 17 januari 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1366).

De vragen en opmerkingen zijn op 10 januari 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 12 januari 2022 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de onderliggende stukken van dit schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad 17 januari. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1366) Deze leden hebben daar meerdere vragen en opmerkingen over.

Gedachtewisseling over de ontwikkeling op de landbouwmarkten

De leden van de VVD-fractie spreken hun zorg uit over de grote toename van het aantal vogelgriepuitbraken. Op grond van verordening (EU) 2016/429 dient de volksgezondheid en gezondheid van gehouden dieren te worden beschermd tegen besmettelijke ziekten, waaronder aviaire influenza en dienen daartoe maatregelen te worden genomen om ziekten bij wilde dieren te bestrijden en uit te roeien. Graag vernemen deze leden op welke wijze in Europees verband navolging wordt gegeven aan deze verordening en hoe wordt samengewerkt om deze gevallen te voorkomen, in beeld te brengen en te coördineren, met name in de grensregio’s. Is de Minister bereid andermaal het belang van vaccinatie hier onder de aandacht te brengen? Zo ja, kan hij aangeven op welke wijze hier in dat geval navolging op zal worden gegeven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er zijn sinds oktober 2021, toen de eerste locatie met het nieuwe hoogpathogene serotype H5N1 besmet raakte, in totaal 13 bedrijven besmet, waarvan twee kleinschalige locaties. Dat is iets meer dan het aantal bedrijven vorig jaar rond deze tijd (toen 11). Het gaat nu om een ander type vogelgriepvirus met andere karakteristieken dan vorig jaar.

Er blijken naast pluimvee ook wilde vogelsoorten te worden besmet net als enkele zoogdiersoorten. Dit speelt in een aantal Europese lidstaten. Sommige vogelsoorten trekken over grote afstanden, en veel komen in de herfst uit Siberië of Rusland. De ziekte in wilde vogels of in de wilde fauna wordt in de EU niet bestreden; dit is ook niet mogelijk. Inzet is gericht op het voorkómen van besmettingen bij gehouden risicovogels.

In Verordening 2020/687 staat beschreven wat een lidstaat dient te doen bij een besmetting in wilde dieren. Nederland voldoet daaraan. Zo worden kadavers van besmette vogels en zoogdieren zo veel mogelijk uit de omgeving verwijderd. Ook worden kadavers onderzocht op de aanwezigheid van virus. Om verspreiding uit wilde vogels zoveel mogelijk te voorkomen heb ik diverse landelijke opgelegd, zoals de ophokplicht en aangescherpte hygiënemaatregelen. Op deze wijze geef ik invulling aan Verordening (2016/429, 2020/687) en zetten we maximaal in op het verkleinen van de kans op insleep van virus op bedrijven in heel Nederland.

Er staat een protocol op de website van de NVWA met informatie hoe op veilige wijze kadavers kunnen worden verwijderd en er is een meldpunt voor het melden van grote aantallen dode vogels. Ook heb ik samen met een aantal organisaties een protocol opgesteld over het opruimen van grote aantallen dode vogels. Besmetting van wilde dieren voorkomen is niet mogelijk. Wel nemen we maatregelen om besmette pluimveelocaties direct te ruimen zodat een bron van infectie wordt weggenomen.

In mijn brief van november jl. (Kamerstuk 29 683, nr. 257) is kort uiteengezet hoe LNV zich inzet de komende maanden om de mogelijkheden van vaccinatie te verkennen en te bespreken met andere lidstaten en de Europese Commissie. Dit werk wordt ook uitgevoerd in het kader van de roadmap Strategische aanpak vogelgriep.

Ten aanzien van de status van de varkensmarkt vernemen de leden van de VVD-fractie graag hoe de Nederlandse markt/situatie zich verhoudt tot die in de ons omringende landen.

Antwoord

In bijna alle Europese lidstaten is sprake van zeer lage varkensvleesprijzen. De Nederlandse markt is sterk gelieerd aan de Duitse markt. De prijzen voor Nederlands varkensvlees liggen onder het Europees gemiddelde. De Nederlandse biggenprijs was eind vorig jaar de laagste van de EU, maar trekt inmiddels weer voorzichtig aan, mede door vraag vanuit andere EU-lidstaten. De laatste informatie over prijzen in Europese lidstaten is openbaar beschikbaar:

Varkensvleesprijzen: DG AGRI – Pigmeat Prices (Carcasses) (europa.eu)

Biggenprijzen: DG AGRI – Pigmeat Prices (Piglets) (europa.eu)

Conferentie «Dierenwelzijn in de EU vandaag en morgen»

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de transitie naar een beter niveau van dierenwelzijn in de EU, maar wijzen wel op het belang van draagvlak hiervoor binnen de diverse sectoren. Daartoe dienen impact en effecten van de genoemde overgang helder in beeld te worden gebracht. Dit sluit aan bij de essentiële genoemde waarborging van een economisch levensvatbare landbouwsector. Graag vernemen deze leden hoe impact en effect in beeld worden gebracht, of al bekend is hoe de Commissie tot deze waarborging zal komen en op welke wijze Nederland voornemens is daaraan een bijdrage te gaan leveren.

Antwoord

De Europese Commissie heeft aangegeven dat er een impact assessment zal komen, waarbij niet alleen gekeken wordt naar voordelen voor dierenwelzijn, maar ook naar onder meer de sociale en economische behoeften van de veehouderijsector in de EU. De Commissie heeft zelf tijdens de conferentie aangegeven dat de economische levensvatbaarheid van de landbouwsector moet worden beschermd. Het is echter nog niet duidelijk hoe de Commissie de impactbeoordeling precies uit zal (laten) voeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden willen de Minister hier nog enkele vragen en opmerkingen over voorleggen.

Dierenwelzijn

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister verwacht dat tijdens deze Raad een terugkoppeling gegeven zal worden van de stakeholdersconferentie over de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving. Deze leden begrijpen dat in deze conferentie is aangegeven dat de Europese Commissie het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zag als een belangrijk ondersteunend instrument in de overgang naar kooivrije houderijsystemen. Kan de Minister nader uiteenzetten hoe dit instrument volgens de Europese Commissie nu naar voren komt in het GLB? Kan de Minister tevens toelichten of hij vindt dat Nederland met het Nationaal Strategisch Plan (NSP) op dit moment voldoende instrumenten inzet om de overgang naar kooivrije houderijsystemen in afzienbare tijd te faciliteren?

Antwoord

In de mededeling van de Commissie over het «End the Cage Age»-burgerinitiatief van 30 juni 2021, heeft zij al eerder aangegeven dat de EU via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid instrumenten zal bieden die het mogelijk maken voor lidstaten om aan landbouwers financiële steun te bieden om op kooivrije systemen over te schakelen. Zij noemt hierbij de middelen die in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid en de nieuwe ecoregelingen beschikbaar zijn. De Commissie noemt in dezelfde mededeling ook dat er aanvullende ondersteunende maatregelen nodig zijn, naast de mogelijkheden die het GLB biedt. Binnen ons NSP zijn er mogelijkheden om GLB-instrumenten in te zetten voor een uitfasering van kooihuisvesting. Als de Commissie in het najaar van 2023 met de daadwerkelijke wetgevingsvoorstellen komt ter verbetering van de EU-dierenwelzijnsregelgeving, inclusief op het gebied van het uitfaseren van kooien, zullen de door de Commissie genoemde opties nader moeten worden bezien op onder andere haalbaarheid. Op dat moment kan ik dan ook bekijken welke beleidsopties passen bij de uitfasering van kooihuisvesting, zowel binnen als buiten het GLB. Op 3 september 2021 is uw Kamer de kabinetsreactie toegestuurd op de Commissie mededeling (Kamerstuk 22 112, nr. 3173).

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Minister in deze conferentie ook het levend koken van kreeften, krabben, octopussen en inktvissen ter sprake heeft gebracht, in lijn met de motie van de leden Wassenberg en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 67). Deze leden vragen zich echter wel af of dit de enige stappen zijn die de Minister op korte termijn zet om te voldoen aan de motie, of dat ook andere stappen voorzien zijn om op korte termijn een verbod te verwezenlijken. Kan de Minister nader uiteenzetten welke stappen hij op welke termijn voorziet?

Antwoord

De motie is recent aangenomen en ik ben momenteel aan het bekijken hoe ik verder het beste uitvoering kan geven aan de motie. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer over de voortgang informeren. Met het ter sprake brengen tijdens de stakeholdersconferentie hoop ik op Europees niveau te bewerkstelligen dat er gekeken wordt naar geschikte bedwelmings- en dodingsmethoden voor krabben en kreeften.

Verordening (EG) 1185/2009 en het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuwe verordening statistieken over agrarische input en output (hierna: SAIO)

De leden van de D66-fractie hebben bij het vorige schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad aangekaart dat goede statistieken over onder andere het gebruik van pesticiden van groot belang zijn en hebben benadrukt dat transparantie nodig is om bij te dragen aan een duurzame vermindering van het gebruik. De Minister stelde destijds in het verslag dat Nederland nog geen positie heeft ingenomen over het uitbreiden van de reikwijdte van

Statistics on Agricultural Input and Output (SAIO), zoals voorgesteld door onder andere het Europees Parlement. Kan de Minister toelichten of Nederland hier inmiddels een standpunt over heeft ingenomen, en zo ja wat dat is? Indien dit niet het geval is, wanneer verwacht de Minister dat Nederland hier wel een standpunt over heeft ontwikkeld? Is de Minister het eens met de stelling dat de nieuwe regelgeving ervoor zou moeten zorgen dat jaarlijks alle bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt op het boerenerf, op elk gewas, geregistreerd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Pesticiden

De leden van de D66-fractie hebben bij het vorige schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad tevens aandacht gevraagd voor het gebruik van de standaard van de European and Mediterranean Plant Protection Organization (EPPO) voor het vervangen van pesticiden. De Minister stelde dat dit per verordening op dit moment is toegestaan. Is de Minister het eens met de stelling dat met de herziening van het richtsnoer voor een vergelijkende risicobeoordeling, ook het vraagstuk zou moeten worden meegenomen of een richtlijn die is ontworpen en georganiseerd door de pesticide-industrie nog wel gepast is om als toetsingskader te dienen? Indien hij het hiermee eens is, kan hij nader uiteenzetten wat het standpunt van Nederland hierin is en hoe dit gepresenteerd zal worden in het proces van herziening? Indien hij het hier niet mee eens is, kan hij toelichten waarom niet?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Zeeschildpadden

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het momenteel niet goed gaat met de zeeschildpadden. Zo maken deze leden zich zorgen dat inmiddels zes van de zeven soorten op de Rode Lijst van de International Union for Conservation of Nature (IUCN) van bedreigde diersoorten staan. Zij vragen de Minister hoe hij de verantwoordelijkheid van Nederland ziet als het gaat om de bescherming van zeeschildpadden. Hoe verhoudt dit zich bijvoorbeeld tot de import van tropische garnalen? Kan hij uiteenzetten waarom Nederland zich tijdens het IUCN-congres van 2020 heeft onthouden van stemming op IUCN-motie 097? Deze motie vroeg importregelgeving op te stellen dat het gebruik van Turtle Excluder Devices (TED’s) vereist voor alle landen die wild gevangen tropische garnalen exporteren naar de Europese markt. Kan de Minister toelichten of hij kansen ziet in TED’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zal hij zich inzetten voor TED’s?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Vogelgriep

De leden van de D66-fractie signaleren dat in het Verenigd Koninkrijk (VK) een melding is gedaan van een menselijke besmetting door vogelgriep. Deze leden hebben meermaals aandacht gevraagd voor de gevaren van (eventuele) mutaties van het vogelgriepvirus en maken zich zorgen over de laatste ontwikkelingen. Zo kampte Europa nog nooit eerder met zo’n ernstige uitbraak. Hoe beoordeelt de Minister het geval in het VK? Heeft de Minister hierover al contact gehad met het VK? Neemt de Minister extra maatregelen om de verspreiding van vogelgriep in natuurgebieden in te dammen? Zo ja, welke? Wat kan hij leren van onze buurlanden? Hoe staat het met de uitwerking van de proef met Ai vaccins? Is al voortgang te bespeuren in het overleg met Frankrijk, om te bekijken of er nog andere opties zijn dan een proef met vaccin tegen HPAI?

Antwoord

Het Ministerie van VWS, LNV en het RIVM hebben kennis genomen van de mogelijke besmetting van de persoon in het VK. De Chief Veterinary Officer (CVO) van het Ministerie van LNV heeft contact gehad met zijn Britse collega over deze bevinding. Vast staat dat de betreffende houder zeer intensief contact had met zijn besmette vogels en dat er geen sprake was van ziekteverschijnselen bij de persoon. Ook in het VK is men nog bezig om de situatie nader te duiden. Ik blijf in contact met onze collega’s in het VK hierover en zodra hierover meer bekend is zal ik in een brief aan uw Kamer aangeven hoe zij deze bevinding duiden.

Ten algemene kan ik aangeven dat het bekend is dat besmetting door vogelgriep bij mensen mogelijk is. Dit gebeurt door direct en intensief contact met besmette dieren. Dat lijkt in deze situatie ook het geval te zijn geweest. De ziekte vogelgriep verloopt bij mensen meestal mild. De situatie in Engeland komt overeen met de conclusies uit het onlangs uitgebrachte rapport van Europese wetenschappers dat het zoönotische risico voor mensen die beroepsmatig in contact komen met pluimvee laag tot gemiddeld is. Het RIVM heeft aangegeven dat de vogelgriepvirussen die in Nederland circuleren een laag potentieel zoönotische risico hebben, maar ook als er geen of nauwelijks aanwijzingen zijn voor zoönotische eigenschappen nemen we bij besmettingen standaard uit voorzorg maatregelen, bijvoorbeeld door personen (zoals pluimveehouders) en dierenartsen die intensief contact hebben gehad met mogelijke besmette dieren virusremmers aan te bieden. Personeel dat helpt bij ruimingen krijgt uit voorzorg een griepprik aangeboden, werkt volgens bioveiligheidsprotocollen en draagt verplicht de best mogelijke persoonlijke beschermingsmiddelen. Ook worden dierenartsen en personen die in contact hebben gestaan met besmette bedrijven gevolgd door de GGD.

Wilde vogels trekken over grote afstanden en we zien ook nog vogels arriveren uit andere lidstaten, en uit Rusland. Het is niet mogelijk de ziekte in wilde vogels te bestrijden. Wel worden grote aantallen karkassen van vogels, in natuurgebieden en in bewoonde gebieden, opgeruimd. Dat gebeurt ook met dode zoogdieren. Dieren waarvan wordt vermoed dat ze besmet zijn worden, indien relevant, in het laboratorium onderzocht op de aanwezigheid van vogelgriepvirus. Dit is onderdeel van het monitoringsprogramma en geeft inzicht in verspreiding van het virus. Gegevens over de virusisolaten worden gedeeld met het RIVM, zodat dat instituut de zoönotische risico’s kan beoordelen.

Onderzoekers hebben een voorstel van een proefopzet met betrekking tot vaccinatie aan mij voorgelegd. Ook Frankrijk gaat vaccins onderzoeken. We zullen deze onderzoeken onderling afstemmen. Ik heb in de brief van november jl. (Kamerstuk 29 683, nr. 257) aangegeven hoe ik mij de komende maanden zal inzetten op het vlak van vaccinatie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 17 januari 2022 en hebben daarover op dit moment geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de schaarse stukken en hebben hier enkele opmerkingen bij.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de verzamelbrief dat er zorgen zijn over de lage prijzen voor varkensvlees. Als de stikstofcrisis de luchtvervuiling en het dierenleed al onvoldoende aanleiding waren om de hoeveelheid varkens stevig te beperken, is dan de beperking van de overproductie en stabilisatie van de markt niet alsnog een goede reden? Kan de Minister aangeven wat bijvoorbeeld een halvering van het aantal varkens in Nederland voor effect op de prijzen in de EU zou hebben? Hoeveel boeren zou dit negatief raken? En hoeveel positief?

Antwoord

Het is aan de markt zelf om in te spelen op marktontwikkelingen en overproductie te beperken als de vraag niet meer aansluit op het aanbod. De varkensvleesmarkt is zowel een Europese als een wereldmarkt en wordt door verschillende factoren beïnvloed. De Europese varkensvleesmarkt kenmerkt zich door perioden van stijgende prijzen, wat producenten in EU-landen aanzet de productie op te voeren, en perioden van dalende prijzen wat producenten aanzet de productie af te schalen (de varkenscyclus). Op dit moment bevindt de markt zich in een periode van dalende prijzen.

Zoals ook aangegeven in antwoorden op vragen van Groen Links (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1357) blijkt uit de marktoverzichten van de Europese Commissie dat Europa de grootste exporteur van varkensvlees ter wereld is. De Nederlandse productie is met circa 7% van het totaal niet bepalend voor de EU-productie. De Duitse en Spaanse productie zijn samen goed voor circa 44% van de totale EU-productie. De overproductie van alle grote producerende landen samen (waaronder Duitsland, Frankrijk, Spanje, Polen, Denemarken, Nederland) in combinatie met uitbraken van varkenspest in Europa en een stokkende exportmarkt naar Azië zijn de grootste oorzaken van de huidige marktsituatie op de varkensmarkt.

Gelet op het aandeel van de Nederlandse productie van circa 7% in de totale EU-productie zal een structurele halvering van het aantal varkens in Nederland op dit prijs-productie mechanisme naar verwachting weinig invloed hebben. Als de productie in Nederland beperkt wordt, zullen producenten in andere landen deze ruimte benutten als de prijzen weer gaan stijgen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het exportbeleid van de landbouw van de EU een stevige discussie waard is. Jammer dat er nog geen stuk ligt en ook erg jammer dat de Minister aangeeft in het algemeen het gevoerde beleid te steunen. Onze landbouwexport en het onderliggende systeem van overproductie, uitputting van bodems, vernietiging van natuur hier en elders, vervuiling van lucht water en bodem door (kunst)mest, en landbouwgif, emissie van klimaatschadelijke stoffen en de verstoring van binnenlandse markten voor kleine boeren in opkomende economieën is wel een stevig debat en herijking waard. De problemen in onze landbouwpolitiek, het hieruit voortkomende productieoverschot en het dumpen van die overschotten in het buitenland, kunnen niet met een beperkt aantal criteria voor export gemitigeerd worden. Deze leden kunnen hier dan ook geen carte blanche voor geven. Zij verwachten van de Minister dat de discrepanties tussen het staande beleid, de voor een duurzame toekomst noodzakelijke veranderingen en de Farm-to-Fork strategie aanleiding is om in Europa in te zetten op een grondige herijking. Zij zijn van mening dat landbouw in principe grondgebonden, duurzaam en circulair moet zijn, primair voor de lokale markt met ruimte voor handel in producten die lokaal niet geproduceerd kunnen worden (tropisch fruit, koffie etc.) De grootschalige import van bijvoorbeeld soja om er lokale stikstofvervuiling en melkpoeder voor de export van te maken, is inherent niet duurzaam. Net als het per vliegtuig importeren van bloemen om ze hier te kunnen veilen en vervolgens weer per vliegtuig te exporteren. Deze leden verwachten van de nieuwe Minister een strategie die daadwerkelijk werk maakt van het voorkomen van overproductie en onnodig transport van grondstoffen en producten en dat duurzaamheid uitgangspunt wordt voor het exportbeleid.

Antwoord

De Nederlandse export van landbouwgoederen wordt voor 2020 geraamd op 95,6 miljard euro, wat 1,0% hoger is dan in 2019 (94,6 miljard euro). Die lichte stijging wordt verklaard door een stijging van de prijzen; zowel bij de invoer als bij de uitvoer nam het volume van de handel licht af. De meeste landbouwexport ging in 2020, net als in voorgaande jaren, naar onze buurlanden. Van de totale export gaat 26% naar Duitsland (24,6 miljard euro). Op de tweede plek staat België met 11% (10,6 miljard euro). Daarna volgen als belangrijkste afnemers het Verenigd Koninkrijk (met een aandeel van 9%) en Frankrijk (8%). Deze vier nabijgelegen landen zijn goed voor 54% van de totale Nederlandse landbouwexport, hetzelfde percentage als in 2019. Deze agrarische export legt geen grote fysieke afstand af en kan als regionale handel worden beschouwd.

Mijn streven is om de voedselproductie in Nederland duurzaam te maken en binnen de draagkracht van de omgeving te brengen. Duurzaamheidsprincipes op basis waarvan we voedsel produceren voor de eigen markt gelden vanzelfsprekend voor heel het Nederlandse aanbod en dus ook voor de producten die geëxporteerd worden. De internationale markt kan een belangrijke pilaar zijn voor de versterking van het verdienmodel voor duurzaam werkende boeren en tuinders. Nederlandse producten moeten het daarin hebben van unieke, hoogwaardige en onderscheidende kwaliteitsproducten die duurzaam tot stand gebracht zijn, niet van de laagste kostprijs.

De sierteeltveilingen realiseren zich dat digitalisering niet alleen onontkoombaar is, maar ook heel veel kansen biedt. De sector is nu al veel digitaler dan een paar jaar geleden voor mogelijk werd gehouden, in dialoog met kwekers, kopers en softwareleveranciers. Die aanpak, met een gezamenlijk ontwikkelde roadmap, werpt vruchten af.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe een EU-beleid op duurzame koolstofcycli eruit kan zien voor Nederland. Wat kan dit betekenen voor ons bodembeleid en met name de veenweidegebieden? Wat betekent dit voor de productie van kunstmest, of de import grondstoffen met een hoog Indirect Land Use Change (ILUC) gehalte of lange transportwegen? Gaat Nederland hierdoor versterkt inzetten op rewilding, herbebossing en combinaties zoals voedselbossen en extensivering van de landbouw? Hoe maakt de landbouw de transitie van het betalen van de vervuilers, naar de vervuiler betaalt? Wat zijn de CO2-equivalent Targets en tussendoelen van de landbouw? Hoe zit het met monitoring en handhaving?

Antwoord

Het kabinet is nog bezig met het bestuderen van de Commissiemededeling betreffende duurzame koolstofcycli. Wat dit beleid zal betekenen voor Nederland dient nog nader bezien te worden. In algemene zin onderschrijft het kabinet het belang van het tot stand brengen van duurzame koolstofcycli voor het bereiken van klimaatneutraliteit op EU-niveau in 2050 en negatieve emissies daarna. Het is goed dat er meer wordt ingezet op het opschalen van oplossingen voor koolstofverwijdering en -opslag, zolang dit niet leidt tot verminderde inzet op het reduceren van bestaande en voorkomen van toekomstige broeikasgasemissies. Het BNC-fiche over deze Commissiemededeling zal in februari 2022 aan uw Kamer worden verzonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Landbouwstatistieken en landbouwgif

Voor de nieuwe plannen van het kabinet om tussendoelen te formuleren voor de reductie van het gebruik van landbouwgif1 en voor het Europese doel uit de Boer-tot-Bord-strategie om het gebruik van en de schade door landbouwgif in 2030 met 50% te verminderen, is het van groot belang dat het gebruik van landbouwgif goed en transparant wordt geregistreerd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie benadrukken dat voor een robuust beleid om de verkoop en het gebruik van landbouwgif te verminderen, het simpelweg nodig is om de cijfers en statistieken goed bij te houden. Zonder die administratie varen we namelijk blind, en weten we in 2030 nog niet of – en hoeveel – minder landbouwgif er wordt gebruikt. Toen de Raad van de Europese Unie de Boer-tot-Bord-strategie bekrachtigde, werd expliciet benadrukt dat er goed zou moeten worden gemonitord en dat de aanpak empirisch onderbouwd moest zijn.2 Om dat te realiseren, zijn er uiteraard systemen nodig om deze gegevens te verzamelen en te publiceren.

Vanuit de Europese Unie wordt nu een nieuwe verordening voorgesteld om de verzameling en publicatie van statistieken over de landbouwinput en -output te verbeteren.3 En hoewel de regering in het BNC-fiche over deze verordening, dat met de Kamer is gedeeld, over het algemeen positief was met enkele kritische kanttekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 3080) blijkt uit de Nederlandse reactie op de consultatie over het voorstel, die niet met de Kamer is gedeeld, dat Nederland niet instemt met het voorstel.4 Deze Nederlandse reactie is niet met de Tweede Kamer gedeeld, maar is openbaar geworden middels een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben hier met ontsteltenis kennis van genomen.

Kan de Minister aangeven waarom Nederland het voorstel voor een Verordening betreffende statistieken over de landbouwinput en -output niet steunt? En kan hij aangeven waarom de Kamer hierover niet is geïnformeerd? Is de Minister bereid het voorstel alsnog te steunen?

Uit de reactie op de consultatie blijkt dat Nederland absoluut niet wil dat deze verordening leidt tot hogere administratieve lasten. Kan de Minister aangeven hoe het kan dat de voordelen van het kunnen sturen en inzichtelijk maken van het gebruik en de verkoop van (gevaarlijke) landbouwgiffen niet opwegen tegen een administratieve last? Kan de Minister uitleggen waarom Nederland daar zo fel tegen is, terwijl de inzet van het kabinet tegelijkertijd is om het gebruik van landbouwgif te verminderen?

Deelt de Minister het inzicht dat het voor een succesvol reductiebeleid nodig is dat überhaupt wordt bijgehouden en gepubliceerd hoeveel en voor welke teelten pesticiden worden gebruikt? Beaamt de Minister dat het hiervoor onontkoombaar kan zijn dat de administratieve last vergroot wordt? Hoe wil de Minister tussendoelen stellen voor de reductie van landbouwgif,5 zonder jaarlijks centraal bij te houden hoeveel landbouwgif wordt verkocht en gebruikt? Klopt het dat Nederland ervoor heeft gepleit niet jaarlijks, maar slechts vijfjaarlijks de gebruikscijfers bij de Europese Commissie aan te leveren? Zo ja, waarom?

Deelt de Minister het inzicht met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het voor de landbouwtransitie waarvoor we staan uiterst nuttig is om systematisch jaarlijks alle gebruiksgegevens van agrariërs te verzamelen, zowel van pesticiden, biociden als veterinaire producten? Deelt de Minister het inzicht dat deze gegevens systematisch openbaar moeten worden gepubliceerd? Deelt de Minister het inzicht dat ook de ruwe data gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor overheden? Zo ja, kan de Minister deze zaken kenbaar maken bij het voorzitterschap van de Raad en bij de Europese Commissie? En kan de Minister daarbij expliciet aangeven voorstander te zijn van het voorstel voor de nieuwe Verordening betreffende statistieken over de landbouwinput en -output? Zo nee, gaat de Minister dan verzekeren dat Nederland deze gegevens wel jaarlijks verzamelt en publiceert op nationaal niveau, dus zonder deze op Europees niveau te delen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Herziening van de Europese dierenwelzijnswetgeving

In de komende twee jaar wordt de Europese dierenwelzijnswetgeving herzien. Een heel belangrijk moment, waarbij eindelijk kan worden ingezet op het beëindigen van de vele gruwelen voor dieren die nu nog zijn toegestaan in Europa. Ook het verbod op kooihuisvesting van dieren zal in dit traject worden meegenomen. Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft moet dit moment worden aangegrepen om in ieder geval een einde te maken aan lange afstandstransporten met dieren, diertransporten naar landen buiten de Europese Unie, CO2-bedwelming bij varkens, het fokken en gebruiken van dieren voor de productie van bont, het dwangvoederen van ganzen en eenden voor de productie van foie gras, het gebruiken van dieren in circussen en dolfinaria, het permanent onmogelijk maken van natuurlijk gedrag en het ondersteboven levend ophangen van kippen aan haken voor de slacht. Gaat de Minister zich hiervoor inzetten? Deze leden vragen de Minister wat de verdere inzet en speerpunten zijn van Nederland bij de komende herziening. Kan de Minister uiteenzetten welke adviezen of onderzoeken in dit kader door de Europese Commissie zijn of zullen worden uitgevraagd bij de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) of bij andere instituten?

Antwoord

Nederland zal binnenkort de nadere inzet met betrekking tot de herziening van de EU-dierenwelzijnswetgeving kenbaar maken. Uw Kamer zal hier de komende maanden over worden geïnformeerd. De Europese Commissie heeft adviezen aan de EFSA gevraagd met betrekking tot het welzijn bij Transport en met betrekking tot het welzijn van varkens, leghennen, vleeskuikens, kalveren, melkkoeien en eenden, ganzen en kwartels.

Vogelgriep

Europa kampt op dit moment met de ergste uitbraak van vogelgriep ooit, concludeerden Duitse onderzoekers van Friedrich-Loeffler-Institut (FLI) onlangs.6 Het virus is jaarrond aanwezig gebleven en lijkt bovendien gevaarlijker, omdat steeds meer vogels hieraan bezwijken en er ook een toename te zien is in het aantal mensen dat besmet raakt met vogelgriep. In China en Laos zijn volgens hoogleraar Thijs Kuiken van de Erasmus Universiteit al bijna 60 mensen besmet geraakt met deze variant van het vogelgriepvirus, van wie bijna de helft is overleden.7 En ook in Groot-Brittannië is inmiddels al een persoon besmet geraakt met H5N1.8 De ophokplicht die – op 3,5 maand na – ook al bijna jaarrond geldt, heeft besmettingen in stallen met kippen, eenden en kalkoenen niet kunnen tegenhouden. Bijna een miljoen dieren zijn er sinds afgelopen oktober vergast. Hoe lang gaat de Minister nog wachten voordat er structurele en effectieve maatregelen worden getroffen? Wanneer kan de Kamer het aangekondigde nationaal actieplan zoönosen 2022–2025 verwachten (Kamerstuk 25 295, nr. 1711 )? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dat vogelgriep ondanks de zorgwekkende ontwikkelingen niet op de agenda staat voor deze Landbouw- en Visserijraad. Is de Minister bereid dit onderwerp te agenderen? Gaat de Minister hierbij benadrukken dat het grote aantal gehouden dieren in de pluimveehouderij in Nederland, maar ook in de rest van Europa een enorm risico vormt voor de volksgezondheid?

Antwoord

Er worden veel besmettingen bij vogels gemeld in veel lidstaten in de Europese Unie. De besmettingen bij mensen in Laos en China zijn echter een gevolg van infectie met een andere variant. Het H-type van dat virus is vergelijkbaar met dat van de variant die in Europa circuleert, maar het N-type is anders. EFSA en ECDC hebben dit meegewogen in hun risicobeoordeling (Kamerstuk 25 295, nr. 1711). Zij hebben het zoönotisch risico van een HPAI besmetting voor het algemene publiek aangepast van «zeer laag» naar «laag». Voor mensen die beroepsmatig in contact komen met pluimvee wordt het zoönotisch risico aangepast van «laag» naar «laag tot gemiddeld». De risicobeoordeling is gebaseerd op de kans op besmetting en de ernst van het verloop van een besmetting bij de mens. De bevindingen uit het rapport zijn signalen die we serieus nemen. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat er een hoge mate van onzekerheid is vanwege de grote diversiteit en mutaties in circulerende vogelgriepvirussen in wilde vogels. Ik acht het van groot belang de ziekte zo snel mogelijk te bestrijden en virusbronnen te elimineren.

Ik ben op dit moment in overleg met sectorpartijen over de mogelijkheden van preventieve vaccinatie. Op dit moment wordt een proef voorbereid om een vaccin, onder gecontroleerde omstandigheden, te testen. Het zal nog enkele maanden duren eer een dergelijke proef kan worden uitgevoerd, omdat eerst toestemming moet worden verkregen van de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Ik zal de komende tijd samen met belanghebbenden kijken hoe we nog andere, structurelere oplossingen kunnen vinden om op termijn de vogelgrieprisico’s te kunnen indammen.

Gezien de ernst van de situatie en de problematiek voor de langere termijn zal ik bij deze Landbouw en Visserijraad de Europese Commissie vragen het onderwerp vogelgriep voor de komende Raad te agenderen.

De Minister schreef dat Denemarken bij de Landbouw- en Visserijraad van 12 en 13 december aandacht heeft gevraagd voor borstbeenbreuken bij leghennen. Hierbij werd aangegeven dat er bij het herzien van de dierenwelzijnswetgeving ook naar fokkerijdoelstellingen wordt gekeken om de gezondheid van dieren te verbeteren.9 De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of de kwetsbaarheid voor dierziekten, of virussen zoals vogelgriep, hier ook bij zal worden betrokken.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Beschermde status van de wolf

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat op 10 januari 2022 een ontwerpresolutie over de beschermde status van de wolf op de agenda van de landbouwcommissie in het Europees Parlement staat. Sommige EU-lidstaten willen de bescherming van de wolf aanpassen zodat het gemakkelijker wordt om de wolf te kunnen afschieten.

In antwoorden op eerdere vragen van de Partij voor de Dieren, gaf de Minister aan dat de wolf een streng beschermde soort is en dat «er geen reden is om vanuit Nederland te pleiten voor een verandering van de beschermde status van beren en wolven» (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354). Staat Nederland garant voor de bescherming van de wolf, zoals die nu geregeld is onder de Habitatrichtlijn en is Nederland ook bereid om zich actief in te zetten voor behoud van deze beschermde status in Europa? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat wolven een positief effect hebben op herstel van de biodiversiteit, bijdragen aan verbetering van het landschap, aan de evenwichtige ontwikkeling van soorten en aan het bereiken van het ecologisch evenwicht. Kan de Minister bevestigen tegen de resolutie te zullen stemmen, aangezien Nederland aangeeft geen voorstander te zijn van een verandering van de beschermde status van de wolf? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven welke positie lidstaten hebben ingenomen met betrekking tot de resolutie en wat de vervolgstappen zijn met betrekking tot de ontwerpresolutie?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

I. Agendapunten Landbouw

Gedachtewisseling over de ontwikkeling op de landbouwmarkten

Zal de Europese Commissie een aangepast landbouwvooruitzicht presenteren, waarin het nieuwe GLB en de Nationaal Strategische Plannen en de verwachte effecten daarvan worden meegenomen? Op welke termijn kan dit aangepaste vooruitzicht worden verwacht?

Antwoord

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad presenteert de Commissie een aantal malen per jaar de ontwikkelingen op de landbouwmarkten, waarbij wordt ingegaan op de factoren die van invloed zijn op vraag-, aanbod en prijsontwikkeling. Het nieuwe GLB met de uitvoering van de Nationaal Strategische Plannen zal pas in werking treden per 1 januari 2023. De Commissie zal op reguliere basis de verschillende factoren die van invloed zijn op landbouwmarkten in de analyses meenemen.

In het huidige vooruitzicht noemt de Europese Commissie nadrukkelijk de stikstof- en fosforoverschotten in Nederland die tot 2030 aanwezig zullen zijn. De doelen uit het recent ingediende zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en het NSP zijn nog niet verwerkt in de vooruitzichten. Worden deze alsnog verwerkt? Zo ja, op welke termijn kan dit verwacht worden? Zo nee, zal de Minister zelf een dergelijke doorrekening maken om te kunnen toetsen of de uitvoering van de Green Deal in het Nederlandse beleid volstaat om de Europese doelen te halen? Zal de Minister deze aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer op korte termijn ontvangen.

Internationale handel in landbouwgoederen en studie impact van toekomstige handelsakkoorden op de landbouwsector

Kan de Minister concreet invulling geven aan de uitdrukking «prudent omgaan met kwetsbare sectoren», waarbij de Minister uitweidt over welke maatregelen dit specifiek betreft?

Antwoord

Bij het verlenen van markttoegang is Nederland van mening dat er voorzichtig wordt omgegaan met kwetsbare sectoren zoals weergegeven in de studie voor de impact van toekomstige handelsakkoorden op de landbouwsector («Cumulative economic impact of trade agreements on EU agriculture», januari 2021). Het gaat dan in het bijzonder om rundvlees, pluimvee, schapenvlees, suiker en rijst sector. Voorzichtig omgaan betekent dat er voor de gevoelige landbouwgoederen importtarieven en invoerquota worden opgenomen in handelsakkoorden.

De Minister geeft aan dat Nederland in het algemeen de inzet van de Europese Commissie steunt bij het behoud en vergroten van de markttoegang voor Europese landbouwgoederen. Wanneer steunt Nederland de inzet van de Europese Commissie niet? Kan de Minister hier specifieke voorbeelden van geven, bijvoorbeeld welke handelsverdragen en/of sectoren?

Antwoord

Hiermee bedoel ik dat Nederland in algemene zin positief tegenover het behoud en vergroten van de markttoegang voor Europese landbouwgoederen staat. Uiteraard wordt elke overeenkomst om markttoegang op zijn eigen merites beoordeeld als alle daarvoor benodigde informatie beschikbaar is en het onderhandelingsresultaat door de Europese Commissie ter beoordeling wordt voorgelegd aan de Raad.

De Minister geeft aan dat handelsakkoorden het gelijk speelveld moeten bevorderen en er vastgehouden moet worden aan de EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Welke maatregelen zou de Minister graag zien om deze normen te garanderen? Acht de Minister de huidige maatregelen, zoals de bossenstrategie afdoende?

Antwoord

Met EU normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu wordt gedoeld op de sanitaire en phytosanitaire wetgeving. Deze EU-normen zijn vastgelegd, en export van derde landen naar de EU moet hier aan voldoen. Ik hecht groot belang aan een gelijk speelveld op de interne markt voor producten van binnen en buiten de EU, en aan de hoge EU-standaarden bij de productie. Nederland zet in de EU dan ook in op zo hoog mogelijke standaarden met betrekking tot verduurzaming en dierenwelzijn in handelsakkoorden. Vooral nu we aan EU-producenten vragen om verder te verduurzamen en deze producten in sommige gevallen moeten concurreren met producten die niet altijd aan dergelijke hoge milieu, arbeid- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen. Bij de herziening van het GLB hebben de Raad en het Europees Parlement aan de Commissie gevraagd een onderzoek te doen naar de juridische haalbaarheid (met name de conformiteit met WTO-regels) van toepassing van EU gezondheids- en milieu standaarden op geïmporteerde producten. Dit onderzoek wordt in juni van dit jaar verwacht en ik volg dit nauwlettend. Voor wat betreft de bossenstrategie verwijs ik naar het BNC-fiche daarover.

II. Diversen punten

Conferentie «Dierenwelzijn in de EU vandaag en morgen»

De Minister geeft aan dat Nederland deelgenomen heeft aan de conferentie. Kan de Minister aangeven welke stakeholders en/of andere vertegenwoordigers/instanties aanwezig waren ter vertegenwoordiging van Nederland?

Antwoord

Op de conferentiesite10 van de Europese Commissie kunt u de lijst sprekers vinden die tijdens de conferentie een presentatie hebben gegeven of deel uitmaakten van de verschillende themapanels. We beschikken niet over een lijst met overige deelnemers aan de conferentie of uit welk land deze deelnemers afkomstig waren.

De Minister geeft tevens aan dat het GLB werd gezien als belangrijk ondersteunend instrument voor de overgang naar kooivrije houderijsystemen. Hoe geeft de Minister hier uitvoering aan?

Antwoord

Graag verwijs ik naar het antwoord op de vraag van D66 over het GLB in relatie tot de overgang naar kooivrije huisvesting.

Mededeling over duurzame koolstofcycli

Kan de Minister na de Raadsvergadering een overzicht geven van het krachtenveld in de Raad ten aanzien van de Mededeling over duurzame koolstofcycli?

Antwoord

Het overzicht waarom wordt gevraagd zal met de beantwoording van de overige vragen op korte termijn naar uw Kamer worden gestuurd.

Hoe verhoudt deze mededeling zich tot de LULUCF-verordening?

Antwoord

De mededeling ziet op korte termijn acties om oplossingen voor koolstofverwijdering en lange termijn opslag in ecosystemen door natuurbescherming en koolstoflandbouw op te schalen. Deze oplossingen dienen bij te dragen aan het bereiken van de doelen van het voorstel tot wijziging van de LULUCF-verordening: 310 Mton CO2-equivalent netto koolstofverwijderingen per jaar op EU-niveau in 2030 en klimaatneutraliteit in de gehele landsector op EU-niveau in 2035. Met klimaatneutraliteit in de gehele landsector wordt in de mededeling bedoeld een balans tussen broeikasgasemissies van landgebruik, vee en kunstmest gebruik enerzijds en koolstofverwijderingen in terrestrische ecosystemen anderzijds.

Hoe verhoudt deze mededeling zich tot de bossenstrategie en de doelen in deze strategie?

Antwoord

In de nieuwe EU Bosstrategie voor 2030 is de lancering van een «EU carbon farming initiative» reeds aangekondigd, met deze mededeling wordt daar invulling aan gegeven. Koolstoflandbouw en -landgebruik wordt door de Commissie als een belangrijk middel gezien om de activiteiten t.a.v. bebossing, herbebossing en duurzaam bosbeheer, zoals uiteengezet in de nieuwe EU Bosstrategie voor 2030, te ondersteunen, waaronder het planten van 3 miljard extra bomen.

In hoeverre wordt duurzame koolstoflandbouw gefinancierd door het GLB?

Antwoord

In de mededeling wordt de volgende financiering voor koolstoflandbouw en -landgebruik vanuit het GLB genoemd: 1) eco-regelingen en rurale agro-milieu-klimaat maatregelen en investeringen, 2) het European Innovation Partnership for agricultural productivity and sustainability (EIP-AGRI) en 3) ondersteuning van advies diensten aan grond beheerders.

III. Franse Voorzitterschap

In de Raad van 17 januari zal het Franse voorzitterschap haar prioriteiten voor landbouw presenteren aan de Commissie. Waarom heeft de Minister het agendapunt van het Franse voorzitterschap niet opgenomen in de geannoteerde agenda? Op welke termijn zal de Minister de Kamer alsnog informeren over de uitkomst van dit agendapunt?

In oktober heeft de commissie LNV tijdens de procedurevergadering besloten tot het opvragen van een brief van de regering over de Nederlandse verwachtingen ten aanzien van het Franse voorzitterschap met betrekking tot landbouw, die in december naar de Kamer verstuurd zou worden. Deze brief is tot op heden niet aan de Kamer verstuurd. Het werkprogramma is al sinds 5 december bekend. Wanneer kan de Kamer deze brief verwachten?

Kan de Minister een appreciatie geven van het werkprogramma van het Frans EU-voorzitterschap met betrekking tot landbouw en visserij? Wat zijn de raakvlakken met het coalitieakkoord? Waar ziet de Minister mogelijkheden tot samenwerking en wat zouden mogelijke twistpunten kunnen zijn?

Het Franse voorzitterschap wil inzetten op soevereiniteit en voedselautonomie. Kan de Minister een appreciatie geven van de Franse invulling van soevereiniteit en voedselautonomie? Wat is de Nederlandse invulling van deze begrippen? Waar zitten de raakvlakken? Wat zijn de te verwachten gevolgen van de Franse aanpak voor Europese handelsverdragen?

Het Franse voorzitterschap zal inzetten op spiegelmaatregelen tussen Europese producten en producten uit derde landen met betrekking tot milieu en gezondheidsgebieden. Wat is de Nederlandse positie ten opzichte van dergelijke maatregelen?

Hoe staat de Minister tegenover het Franse voorstel voor het opbouwen van een systeem voor koolstofarme labels? Steunt de Minister het voorstel om dit als vrijwillig systeem te laten fungeren? Kan de Minister garanderen dat een dergelijk systeem bindende wetgeving voor koolstofarme landbouw louter aanvult en niet vervangt?

Antwoord

Per abuis is dit agendapunt niet meegenomen in de Geannoteerde Agenda. Ik zal de presentatie van het Frans voorzitterschap aanhoren en meenemen in de appreciatie van de prioriteiten van het Franse voorzitterschap waar momenteel aan wordt gewerkt. De appreciatie zal met het verslag van deze Raad aan uw Kamer worden gestuurd. Hierin zullen uiteraard de hier door de leden van de Volt-fractie gestelde vragen meegenomen worden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari en heeft daarbij enkele vragen.

1. Agendapunten Landbouw

Gedachtewisseling over de ontwikkeling op de landbouwmarkten

Voor wat betreft de Europese landbouwmarkt heeft het lid van de BBB-fractie een aantal zorgen die overeenkomen met de beschreven punten in de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari 2022. Op het gebied van varkensvlees en gevolgen van de Afrikaanse varkenspest ziet dit lid dat blokkades in de afzet naar derde landen ervoor zorgen dat er een overaanbod is op de Europese markt, waar het aan instrumenten ontbreekt om in te kunnen grijpen. Daar waar het gaat om de situatie in de markt vraagt zij zich af of de Minister in de Raad aandacht zou willen vragen voor het faciliteren van mogelijkheden om aanbod af te kunnen stemmen op de vraag vanuit de markt. Producentenorganisaties zouden hier een rol in kunnen spelen, om zo de belangen van boeren in de markt een sterkere positie te geven. Is de Minister bereid om dit ter tafel te brengen in de aankomende Landbouw- en Visserijraad?

Antwoord

Afspraken over samenwerking van producenten om aanbod af te stemmen op de vraag vallen onder de mededingingsregels. De verordening (EU) voor de gemeenschappelijke marktordening (GMO) 1308/2013 geeft kaders voor de mogelijkheid tot samenwerken van erkende producentenorganisaties, erkende unies van producentenorganisaties en erkende brancheorganisaties binnen de mededingingsregels. Binnen Nederland is in dit kader de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) erkend als producentenorganisatie. Het is daarmee niet nodig om deze bestaande mogelijkheid binnen de Raad op te brengen.

Voor wat betreft de situatie inzake vogelgriep in Europa: er wordt momenteel in breed verband gekeken of vaccinatie van pluimvee een mogelijkheid is om een rol te spelen in de bestrijding en voorkomen van gevolgschade door vogelgriep. Ook in Nederland wordt er op dit moment gewerkt aan een potentieel vaccin. Mocht het vaccineren van pluimvee besproken worden in de Landbouw- en Visserijraad, dan vraagt het lid van de BBB-fractie de Minister te benadrukken dat de voorwaarden die nodig zijn om de afzetmarkten van (gevaccineerd) pluimveevlees te waarborgen als randvoorwaarden van vaccinatie te stellen. Is de Minister bereid te benadrukken, als dit ter tafel komt, dat deze volgorde gehanteerd moet worden en te vragen naar extra inzet om de belemmeringen in de afzet weg te nemen?

Antwoord

Zoals in mijn eerdere correspondentie met uw Kamer (Kamerstuk 29 683, nr. 257) aangegeven is er nu geen vaccin beschikbaar dat werkt tegen het huidige serotype en is er ook geen vaccin dat universeel kan worden ingezet tegen alle mogelijke HPAI serotypen.

Onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde en Wageningen Bioveterinary Research werken momenteel samen in de opzet van een vaccinproef waarbij een vaccin zal worden getest op het tegengaan van verspreiding van H5N1 virus. Zo’n proef wordt onder gecontroleerde (high containment) omstandigheden uitgevoerd. De vaccinproef heeft nog goedkeuring nodig van de Centrale Commissie Dierproeven voordat deze kan worden uitgevoerd. Samen met Frankrijk bekijken we nog andere opties van een proef met vaccin tegen HPAI.

Samen met de pluimveesector en de Dierenbescherming wordt nu geïnventariseerd aan welke randvoorwaarden vaccins moeten voldoen. Tevens is er inzet in de Europese Unie om de mogelijkheden van vaccinatie te verkennen. De Europese Commissie onderzoekt welke aanpassingen en vereenvoudigingen in regelgeving mogelijk zijn ter bevordering van vaccinatie op het moment dat er een vaccin beschikbaar is en heeft de European Food Safety Authority (EFSA) verzocht een inventarisatie van werkzame en beschikbare vaccins tegen HPAI uit te voeren. Naar verwachting verschijnt hun rapport medio dit jaar (Kamerstuk 29 683, nr. 257).

Er worden wel extra eisen gesteld aan de producten en aan monitoring van gevaccineerde koppels pluimvee. In mijn brief van 29 november jl. (Kamerstuk 29 683, nr. 257) heb ik gemeld dat wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van de geldende regelgeving en internationale standaarden, zoals monitoring en kanalisatie, er geen belemmering is voor de afzet van producten van gevaccineerde dieren in de markt. Eventuele drempels voor afzet kunnen ontstaan door keuzes die (internationale) marktpartijen maken en daar speelt de overheid slechts een bescheiden rol in. Ik blijf me zowel nationaal als internationaal waar mogelijk inzetten voor een betere acceptatie van deze producten. Daarbij zal ik blijven uitdragen dat producten van gevaccineerde dieren net zo veilig zijn als van niet-gevaccineerde dieren.

Zoals ik heb toegezegd zal ik dit onderwerp ook agenderen op de Noordwest-Europese conferentie over verduurzaming van de dierlijke productie met zowel relevante overheid- als marktpartijen. Deze wordt gehouden in het voorjaar van 2022.

Op dit moment werkt de EC aan een verordening waarin de voorwaarden worden gesteld voor vaccinatie. Ik zet mij in om belemmerende maatregelen zoveel mogelijk te voorkomen, zonder daarbij toe te geven op de veiligheid voor mens en dier, en te pleiten voor regelgeving waarbij vaccinatie een reële mogelijkheid wordt en afzet van producten van gevaccineerde dieren is gegarandeerd.

Internationale handel in landbouwgoederen en studie impact van toekomstige handelsakkoorden op de landbouwsector

Het lid van de BBB-fractie is positief over de opstelling inzake handelsakkoorden waar het gaat om level playing field. Wel vraagt dit lid zich af of het «vasthouden aan de EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu» ook betekent dat hierin de productiemethoden worden meegenomen. Kan de Minister aangeven of deze ook meegenomen worden om level playing field te bevorderen? Zo nee, waarom niet? En wil de Minister de noodzaak hiervan onder de aandacht brengen? Daarnaast vraagt het lid van de BBB zich af of de Minister bereid is om te pleiten voor het implementeren van tariefcontingenten (TRQ’s) voor de kwetsbare sectoren die in de impactstudie beschreven worden. Het rapport geeft aan dat deze quota een grote reductie van de nadelige effecten van handelsakkoorden kunnen bewerkstelligen, hetgeen dit lid in alle opzichten belangrijk vindt om na te streven. Zeker nu men binnen Nederland graag nog verder gaat op het gebied van voorschriften in bijvoorbeeld het NSP en dat op zichzelf conflicterend is met het waarborgen van een goed verdienmodel van de boer. Is de Minister bereid zich hard te maken voor TRQ’s in de kwetsbare sectoren? Zij ontvangt graag een onderbouwing hierop.

Antwoord

Met EU normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu wordt gedoeld op de sanitaire en fytosanitaire wetgeving. Deze EU-normen zijn vastgelegd, en export van derde landen naar de EU moet hier aan voldoen. Ik hecht groot belang aan een gelijk speelveld op de interne markt voor producten van binnen en buiten de EU, en aan de hoge EU-standaarden bij de productie. Nederland zet in de EU dan ook in op zo hoog mogelijke standaarden met betrekking tot verduurzaming en dierenwelzijn in handelsakkoorden. Vooral nu we aan EU-producenten vragen om verder te verduurzamen en deze producten in sommige gevallen moeten concurreren met producten die niet altijd aan dergelijke hoge milieu, arbeid- of dierenwelzijnsregels hoeven te voldoen. Bij de herziening van het GLB hebben de Raad en het Europees Parlement aan de Commissie gevraagd een onderzoek te doen naar de juridische haalbaarheid (met name de conformiteit met WTO-regels) van toepassing van EU gezondheids- en milieu standaarden op geïmporteerde producten. Dit onderzoek wordt in juni van dit jaar verwacht. Ik volg dit nauwlettend en zal bij de Landbouwraad aangeven uit te kijken naar het rapport wegens het belang van het onderwerp.

Ook zal ik het belang van importtarieven en invoerquota voor de sensitieve sectoren in handelsakkoorden (rundvlees, pluimvee, schapenvlees, suiker en rijst sector) benadrukken.


X Noot
1

Zie Coalitieakkoord 2021 – 2025: Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77)

X Noot
2

Raadsconclusies van oktober 2020, https://www.consilium.europa.eu/media/46419/st12099-en20.pdf

X Noot
3

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over de landbouwinput en -output en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1165/2008, (EG) nr. 543/2009, (EG) nr. 1185/2009 en Richtlijn 96/16/EG.

X Noot
5

Zie Coalitieakkoord 2021 – 2025: Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1365

Naar boven