21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1357 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 3 november 2021 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 november 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 november 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 10 november 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inleiding

Met deze brief beantwoord ik de vragen die betrekking hebben op de agenda van de informele Landbouw- en Visserijraad van de VVD-, D66-, PVV-, GroenLinks, PvdD-, Volt-, SGP- en BBB-fractie van uw Kamer. Deze zijn gesteld tijdens het Schriftelijk Overleg van 8 november 2021 naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 15-16 november 2021. De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de onderliggende stukken van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben daar enkele vragen en opmerkingen over.

Vangstmogelijkheden 2022 EU-VK

De leden van de VVD-fractie lezen dat de onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) over de vangstmogelijkheden 2022 voor de gedeelde bestanden op 3 november zijn begonnen. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van de onderhandelingen verwachten?

Antwoord

Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 november 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354) heeft de Europese Commissie een voorstel gedeeld met daarin de concrete EU-inzet per bestand in de verschillende onderhandelingen van dit najaar. Er is op het moment van schrijven nog geen overeenstemming over het onderhandelingsmandaat voor de Commissie bij de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk. Daarom zijn de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk niet gestart op 3 november. Het streven is desalniettemin om voor 10 december tot afspraken te komen met het Verenigd Koninkrijk zodat de definitieve vangstmogelijkheden voor 2022 tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december vastgesteld kunnen worden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de vangst van wijting kan worden verhoogd (236%), maar dat de Commissie voorstelt deze toename niet te benutten en de vangstmogelijkheden op hetzelfde niveau als dit jaar vast te stellen. Deze leden zijn van mening dat dit ook economische nadelen oplevert voor Nederlandse vissers en dat een (lichte) procentuele stijging van de vangst van wijting verantwoord zou moeten zijn. Is de Minister het met hen eens?

Antwoord

Met het oog op de verschillende visserijen die wijting (bij)vangen ben ik voorstander van een verhoging van de vangstmogelijkheden voor wijting. Deze verhoging dient mijn inziens afgestemd te zijn op de bijvangsten van kabeljauw maar tegelijkertijd ook voldoende mogelijkheden moeten bieden voor visserijen waar de bijvangsten van wijting en kabeljauw gering zijn.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister dat de regering zich blijft inzetten voor kleinschalige visserijcategorieën. Wat deze leden betreft zien ze dat graag terug in verruiming. Verruiming komt ten goede aan de kleinschalige visserij in Nederland. Voor zeebaars zou het onwenselijk zijn als er geen verruiming zou komen, omdat een (zeebaars)tool – ontwikkeld door de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) – nog niet beschikbaar is én wetenschappelijk onderzoek laat zien dat een toename in principe mogelijk is, als er verruiming plaatsvindt. Vorig jaar december informeerde de Minister dat er in 2021 verder wordt gewerkt aan de zeebaarstool, in overleg met het VK. Deze leden zouden graag van de Minister horen wanneer een goede oplevering van de tool wordt verwacht.

Antwoord

Tijdens de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden 2021 hebben de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk afgesproken om in het Specialised Committee on Fisheries in 2021 verder te werken aan de ICES zeebaarstool. De Raad heeft onlangs ingestemd met het mandaat voor de Europese Commissie voor in het Specialised Committee on Fisheries. Daarmee kan nu daadwerkelijk het overleg met het Verenigd Koninkrijk in dit comité plaatsvinden. Het is de verwachting dat in het voorjaar van 2022 de eerste gesprekken over het verdere uitwerken van de ICES zeebaarstool zullen plaatsvinden in dit comité. Het is nog niet te voorzien wat de tijdslijn voor het opleveren van de tool zal zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda rondom dit overleg. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij hierover willen voorleggen.

Methaan-reductie

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat op initiatief van de Europese Commissie meer dan 100 landen zich hebben gecommitteerd aan een reductie van de methaanuitstoot met 30% voor 2030. Deze leden ondersteunen deze ambitie van harte en zien het als een positief signaal dat de Commissie hier het voortouw op heeft genomen. Gezien zij het van groot belang achten dat de daad bij het woord wordt gevoegd, vernemen zij echter graag meer informatie over welke stappen voorzien zijn om deze ambitie waar te maken. Indien de Minister hier reeds een beeld van heeft, kan de zij alvast schetsen hoe de EU voornemens is de 30% methaanreductie te bereiken? In hoeverre sluiten deze plannen aan bij staand beleid? Wat gaat hierbij de inzet zijn van Nederland? Is de Minister het met deze leden eens dat het reduceren van de methaanuitstoot ook onlosmakelijk verbonden is met de transitie naar een duurzame kringlooplandbouw?

Antwoord

Op dit moment is het nog niet duidelijk wat de beleidsvoornemens zijn van de Europese Commissie om bij te dragen aan de «global methane pledge». Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de Europese Commissie dit mee zal nemen in de verdere uitwerking van de Europese methaanstrategie. Met het presenteren van haar methaanstrategie op 14 oktober 2020 heeft de Europese Commissie al een extra focus gelegd op het terugdringen van methaanemissies. Hierover bent u middels het BNC Fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2980) op 20 november 2020 geïnformeerd. Eind dit jaar en begin 2022 worden er nieuwe voorstellen verwacht waarover uw Kamer volgens de geldende afspraken zal worden geïnformeerd. Het kabinet zal deze voorstellen uiteraard plaatsen in de context van de transitie naar kringlooplandbouw.

Farm-to-Fork

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat met in het Farm-to-Fork-pakket en in de houding van het Europees parlement steun bestaat voor het terugdringen van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden hopen dat de Minister deze ambities in de gesprekken in de Raad mede onderstreept en het belang van Integrated Pest Management en de vele mogelijkheden die hiervoor bestaan goed naar voren brengt in deze gesprekken. Kan de Minister schetsen hoe de gesprekken hierover tot nu toe over verlopen en welke houding de Minister aanneemt over de plannen in de Raad?

Antwoord

Nederland steunt het beoogde doel van de F2F om gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen en het gebruik van alternatieve niet-chemische middelen en maatregelen, als onderdeel van geïntegreerde gewasbescherming, te stimuleren. Het sluit goed aan bij de ambities van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat het Europese parlement het belang erkent van een grote biodiversiteit in een landschap en is ingenomen met het EU-doel om ten minste 10% van het landbouwareaal hiervoor te gebruiken. Deze leden hopen dat de Minister deze ambities in de Raad benadrukt. Kan de Minister toelichten hoe de gesprekken in de Raad hierover tot nu toe verlopen en wat de inzet van Nederland is ten opzichte van deze plannen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

De leden van de D66-fractie zijn opgetogen over het feit dat het Europees parlement erkent dat er veranderingen nodig zijn in de landbouwsector met betrekking tot het Fit-for-55-pakket. Het Europees parlement noemt hierbij de aanpak van de veedichtheid in Europa evenals de ingebedde emissies uit landgebruik van ingevoerde diervoeders en voedingsmiddelen. Kan de Minister uitweiden hoe de gesprekken hierover in de Raad tot nu toe verlopen en welke houding de Minister aanneemt over de plannen in de Raad?

Antwoord

Tot op heden is er in de Raad niet gesproken over de veedichtheid in Europa of de ingebedde emissies uit landgebruik van ingevoerde diervoeders en voedingsmiddelen. De wens van het Europees parlement met betrekking tot deze punten zal in samenhang met de algehele positie van het Europees parlement op het Fit-for-55-pakket bezien worden. Dit zal naar verwachting in de zogenoemde triloog procedure besproken worden, waarbij de Raad, het Europees parlement en de Commissie, op het pakket als geheel overeenstemming proberen te bereiken. De houding van het kabinet ten opzichte van de besproken voorstellen in de Raad is niet gewijzigd ten opzichte van de met uw Kamer gedeelde BNC-fiches over het Fit-for-55-pakket op 17 september jl. Uw Kamer zal op de gebruikelijke wijze door het kabinet op de hoogte gehouden worden over de triloog.

Bossenstrategie

De leden van de D66-fractie zijn tevreden dat de Europese Commissie voor 2030 3 miljard bomen wil planten. Aan de hand van de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 oktober (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1356) hebben deze leden echter nog een aantal vragen over de herbebossingsstrategie van de EU. Het vrijwillig bosbeheercertificaat zal gebaseerd worden op uitgebreide criteria voor duurzaam bosbeheer. Kan de Minister toelichten of er al enige voortgang is geboekt met het invullen van deze criteria en welke criteria dit dan zijn? De Minister heeft ook gezegd dat de criteria samen met lidstaten moeten worden bepaald. Kan zij toelichten wat de inzet van Nederland hierbij zal zijn en in hoeverre er een samenwerking zal zijn tussen de landen binnen de EU om samen grote natuurgebieden te creëren?

Antwoord

Op het invullen van de criteria voor het vrijwillig bosbeheercertificaat is helaas nog geen voortgang. Een extra certificaat zal sterk onderscheidende criteria moeten hebben van wat er al bestaat aan bosbeheer certificaten zoals FSC of PEFC. De vraag is of dat mogelijk is, maar vooralsnog is het nog te vroeg om daarover iets te kunnen zeggen. De creatie van grote aaneengesloten natuurgebieden staat hier los van.

Daarnaast heeft de Minister genoemd dat elke lidstaat drie strategische bosplannen opstelt, namelijk voor 2030, 2050 en 2070. Kan de Minister toelichten of er tussentijdse controles komen om te kijken of de lidstaten en Nederland daarbij al goed genoeg op weg zijn of dat zij achter lopen met de gestelde doelstellingen? Kan de Minister toelichten wat de EU doet als blijkt dat een land zich niet aan de afspraken houdt?

Antwoord

De manier waarop deze strategische plannen moeten worden ingevuld zijn nog onderwerp van gesprek. Het is niet waarschijnlijk dat zij een bindende werking hebben. De strategische plannen zijn opgenomen in een aangekondigd wetsvoorstel inzake waarneming rapportage en gegevens verzameling m.b.t. Bossen. De Raad heeft in de Raadsconclusies de Commissie gevraagd om verduidelijkingen over de toegevoegde waarde van dergelijke plannen.

De leden van de D66-fractie constateren dat op 17 november het voorstel van de Europese Commissie voor een EU Bossenwet wordt verwacht. Kan de Minister alvast inzicht geven in het proces voor de verdere totstandkoming van de EU Bossenwet? Kan zij bijvoorbeeld een tijdlijn schetsen en aangeven hoe zij van plan is om de Kamer op de hoogte te houden over dit proces? Kan zij aangeven waar haar prioriteiten liggen als het gaat om dit wetsvoorstel? En kan zij tot slot aangeven in welke Raad dit wetsvoorstel besproken gaat worden? Blijft zij – ongeacht de Raad – aangeven of zij de hoofdverantwoordelijke blijft vanuit Nederland om dit punt te agenderen?

Antwoord

Binnenkort zal ik middels een brief uw Kamer informeren over het proces, inclusief een tijdlijn, mijn prioriteiten, in welke Raad dit wetsvoorstel besproken gaat worden en of ik de hoofdverantwoordelijke blijf vanuit Nederland.

De leden van de D66-fractie vinden de bescherming van bijen erg belangrijk. Aan de hand van de Landbouw- en Visserijraad van 19 juli (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1334) hebben deze leden echter nog een aantal vragen over het EU Bestuivers Initiatief. Kan de Minister toelichten of er in de tussentijd al nieuwe beschermdoelen zijn gesteld voor andere bestuivers? Kan de Minister toelichten wat de inzet van Nederland is of gaat zijn bij deze onderhandelingen? Kan de Minister tot slot toelichten of er binnen Nederland nog extra maatregelen in gang worden gezet om de bijen en andere bestuivers beter te kunnen beschermen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die op de agenda staan voor dit schriftelijke overleg en hebben hierover de volgende vragen. Wat gaat de Minister doen als bij voorstellen volgend uit de Farm-to-Fork strategie geen effectbeoordeling is opgenomen met een positieve uitkomst?

Antwoord

Ik zal bij alle voorstellen die volgen uit de Boer-tot-bord-strategie per voorstel mijn positie bepalen langs de lijnen van het staand kabinetsbeleid, waaronder mijn visie op Kringlooplandbouw, en die met uw Kamer delen via het daartoe bestemde BNC fiche. Ook als de beschreven maatregelen en/of effecten van een voorstel niet aansluiten bij mijn visie zal ik dat benoemen en mijn inzet voor de onderhandelingen over dat specifieke voorstel beschrijven. In het BNC fiche zal ik zoals gebruikelijk ook ingaan op subsidiariteit, proportionaliteit, regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht.

Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het quotum voor de zeebaars met 10% wordt verhoogd, wat in lijn is met het wetenschappelijke advies van ICES?

Antwoord

In 2021 zijn hogere vangstmogelijkheden voor zeebaars vastgesteld dan het wetenschappelijke advies, specifiek ten behoeve van de demersale en zegenvisserij. Daarom zet ik mij voor 2022 in voor een toename van de vangsthoeveelheden voor zeebaars voor de kleinschalige visserijcategorieën. Het wetenschappelijke advies (+10%) geeft daar ook ruimte voor. Mijn inzet is dan ook dat deze toename in het advies aan de kleinschalige visserij categorieën ten goede zal komen.

Klopt het dat het onderzoek naar de palingstand van Wageningen Marine Research gebaseerd is op modellen waarvoor een aantal onverifieerbare aannames zijn gebruikt en niet op waarnemingen?

Antwoord

Wageningen Marine Research heeft modellen ontwikkeld die worden gebruikt bij de periodieke evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan. Deze voortgangsrapportage kent de verplichting om de uittrekkende schieraalbiomassa en de antropogene sterfte te bepalen. Om een dergelijke schatting te kunnen maken, is het gebruik van modellen onontbeerlijk. Deze modellen worden gevoed met data van diverse onderzoeken en monitoringsprogramma’s naar aal, om deze zo goed als mogelijk te laten aansluiten op de velddata. Deze modellen kennen echter ook een aantal geschatte parameters. Dergelijke schattingen zijn tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek en expert judgement. Lidstaten hebben afgesproken om elke drie jaar over de voortgang van de nationale aalbeheerplannen te rapporteren aan de Europese Commissie. De laatste evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan is uitgevoerd in 2018. Ik zal uw Kamer binnenkort informeren omtrent de uitkomsten van de meest recente evaluatie. Overigens doelt het lid met deze vraag mogelijk op een advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) met betrekking tot aal welke onlangs is gepubliceerd. Dit advies aan de Europese Commissie heeft echter geen link met de modellen van WMR, maar is gebaseerd op de methodologie die ICES hieromtrent hanteert.

Deelt de Minister de mening dat een volledig verbod op alle vormen van palingvisserij op basis van modellen, waarvoor een aantal onverifieerbare aannames zijn gebruikt, voor de gehele palingsector (visserij, kweek en handel) niet acceptabel is?

Antwoord

De bescherming van de aal is in Europees verband geregeld in de EU Aalverordening en de nationale implementatie hiervan middels het Nederlandse aalbeheerplan. Het Nederlandse beheerplan met alle daarin opgenomen maatregelen ter bescherming van de aal, is door de Europese Commissie beoordeeld als voldoende om de doelstellingen tot herstel van de aalstand op termijn te realiseren. Zo geldt er sinds 2010 een totaalverbod voor de aalvisserij gedurende de drie maanden dat de geslachtsrijpe aal naar zee trekt om zich voort te planten. Er geldt een terugzetplicht voor alle met de hengel gevangen aal en recreatieve vangst van aal met beroepsvistuigen is beëindigd. Daarnaast is ook de sluiting van de aalvisserij in de grote rivieren vanwege te hoge concentraties dioxines als maatregel opgenomen in het aalbeheerplan. Met deze maatregelen en alle maatregelen gericht op verbetering van de in- en uittrekmogelijkheden voor aal is al een zeer substantiële set maatregelen ter bescherming van de aal van kracht. Recentelijk is in 2020 deze Europese aanpak ter bescherming van de aal door de Europese Commissie geëvalueerd. Ik heb uw Kamer daar eerder in mijn brief van 8 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1234) over geïnformeerd. Op basis van deze evaluatie heeft de Commissie geconcludeerd dat voortzetting van de bestaande inzet noodzakelijk is, waarbij meer moet worden ingezet op de niet-visserij gerelateerde sterfte (aanpak migratieproblemen). Een volledig vangstverbod voor aal lijkt in dit licht bezien daarom voor nu niet aan de orde. Wel zal ik in Europees verband er op blijven aandringen dat tot een verdere versterking van de aanpak wordt gekomen zoals ik ook eerder bij uw Kamer heb aangegeven in mijn reactie op de evaluatie van de Aalverordening.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 november 2021 en hebben daarover op dit moment geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat duurzaam bosbeheer niet langer een optie voor de EU of individuele lidstaten zou moeten zijn, maar de standaard. Intacte en ecologisch gezonde bossen zijn zeer schaars, zowel in de EU als daarbuiten. We hebben de morele plicht deze te beschermen. Ook productiebos kan op een ecologische wijze worden beheerd. Dat vraagt om meer dan heraanplant van gekapt bos. Daarvoor moet breder gekeken worden naar de ecologische waarde en kansen, de wisselwerking met omringende gebieden, habitats, erosie, waterbeheer et cetera. Deze leden zijn van mening dat dit niet alleen bereikt kan worden via bescherming van beschermde bossen, maar van alle bossen. Daarvoor is het nodig dat onduurzaam hout of papier geen toegang meer krijgt op de Europese markt en voor elk bos een goed beheersplan komt en kaalkap wordt beëindigd. Is de Minister bereid zich in te zetten voor aanscherping van de eisen?

Antwoord

Ik deel uw mening dat voor bescherming en duurzaam gebruik van bossen uitsluitend houtproducten (waaronder papier) afkomstig uit duurzaam beheerde bossen op de markt zouden mogen worden gebracht. Daarom zet het kabinet zich in om tot effectieve EU-maatregelen te komen die gericht zijn op het vermijden dan wel het minimaliseren van het op de interne markt brengen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing of bosdegradatie. Het wetsvoorstel van de Commissie hiervoor wordt in november verwacht. Daarnaast is in Nederland in het rijksbeleid voor duurzaam inkopen hout opgenomen. Wat de definitie van duurzaam bosbeheer betreft, denk ik dat het wijs is om aan te sluiten bij bestaande internationaal geaccepteerde definities en die indien wenselijk aan te scherpen. Of kaalkap moet worden beëindigd is zeer de vraag vanuit welk perspectief er wordt gekeken. In grootschalige bossen, zoals men in Scandinavië kent, waar met inheemse soorten wordt gewerkt die afhankelijk zijn van veel licht om te kunnen kiemen, is het verbieden van kaalkap niet per definitie zinvol. Ook bij ziektes zoals essentaksterfte of de letterzetter is het soms nodig om grootschalig te kappen, zodat het vrijkomende hout nog hoogwaardig kan worden toegepast en er opnieuw aangeplant kan worden. In de Nationale Bossenstrategie heb ik een plafond gezet op de omvang van kaalkap in Nederland van 0,5 hectare, om het negatieve effect op het vrijkomen van vastgelegde CO2 en de lokale biodiversiteit te minimaliseren.

De leden van de GroenLinks-fractie steunen in grote lijnen de Farm-to-Fork strategie en de Fit-for-55-agenda. Deze leden maken zich wel grote zorgen over de grote afstand tussen deze doelen, de Nederlandse praktijk in de gangbare landbouw en de gebrekkige nationale ambitie om de landbouw snel en grondig te hervormen en te verduurzamen. Nederland zal heel veel moeten doen om te verduurzamen. Die noodzaak staat vast en de tijd dringt. De omvang van de opgave mag daarom geen reden zijn voor een vertragingsagenda vol derogaties, uitstel en terugonderhandelen. Hoe is de Minister van plan ervoor zorg te dragen dat Nederland voorop gaat lopen bij de implementatie?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt de Boer-tot-bord-strategie en de Fit-for-55-agenda op hoofdlijnen. Zoals gebruikelijk zal ik bij alle voorstellen die volgen uit de Boer-tot-bord-strategie en de Fit-for-55 agenda mijn positie bepalen langs de lijnen van het kabinetsbeleid en die met u delen via het BNC-fiche. Met deze inzet zal ik de raadsonderhandelingen ingaan. Zoals gebruikelijk is het mijn streven om de definitieve inhoud van vastgestelde wetgeving in Nederland tijdig te implementeren.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de stukken dat de Minister zich zal inzetten om de prijzen op de varkensvleesmarkt te monitoren. Is de Minister ook bereid om iets te doen aan de enorme overproductie van de Nederlandse varkenssector die de markt voor varkenshouders in andere landen bederft? Is de stijging van de productie met 9% niet de oorzaak? Is het, gezien de overproductie en lage prijzen, niet juist nu het moment om de sector te saneren en zo de stikstof- en fosfaatbelasting van Nederland te verminderen? Hoe kan het dat de productie met 9% is toegenomen, terwijl Nederland gezien de stikstofcrisis juist voor een afname had moeten zorgen?

Antwoord

Zoals uit de marktoverzichten van de Europese Commissie blijkt1 is Europa de grootste exporteur van varkensvlees ter wereld. De Nederlandse productie is met 7% van het totaal niet bepalend voor de EU-productie. De Duitse en Spaanse productie zijn goed voor circa 44% van de totale EU-productie. De overproductie van alle grote producerende landen samen (waaronder Duitsland, Frankrijk, Spanje, Polen, Denemarken, Nederland) in combinatie met uitbraken van varkenspest in Europa en een stokkende exportmarkt naar Azië zijn de grootste oorzaken van de huidige marktsituatie op de varkensmarkt. Niet de stijging van 9% voor Nederland in slachtcijfers tot en met juni 2021, ten opzichte van een jaar eerder.

In mijn brief van 30 juni jl. (Kamerstukken 28 973 en 35 334, nr. 244) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering van deze subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). Deze loopt momenteel nog. De warme sanering in de varkenssector kan mogelijk ook leiden tot verhoogde slachtcijfers in sommige maanden. Voorwaarde voor warme sanering is o.a. dat een varkenshouder stopt met het houden van varkens. Ook worden varkenseenheden (productierechten) definitief doorgehaald door RVO. Het aantal varkenseenheden dat met de Srv definitief wordt doorgehaald komt overeen met 6,7% van het aantal varkenseenheden dat in 2019 beschikbaar was in Nederland. In mijn brief van 31 augustus jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 164) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorbereidingen van de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv). Ook varkenshouders kunnen gebruik maken van deze regeling. De openstelling van de eerste tranche is voorzien voor het tweede kwartaal van 2022.

De productiecyclus voor varkensvlees is langer dan die van bijvoorbeeld pluimveevlees. Dat maakt dat de sector zich minder snel kan aanpassen aan wijzigingen in de vraag. Bij de varkensvleesproductie bleef de vraag naar varkensvlees vorig jaar hoog, met name vanuit exportbestemmingen als China. Vanuit de vraagzijde waren er geen prikkels om de productie te verminderen. Ook is de productie in tonnen hoger dan de productie in aantallen geslachte dieren door een hoger slachtgewicht van varkens in het najaar van 2020 en de eerste helft van 2021 als gevolg van een verminderde slachtcapaciteit vanwege ziekte van personeel bij slachterijen als gevolg van Covid-19. Hierdoor werden dieren langer aangehouden en zwaarder.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Diertransporten naar landen buiten de Europese Unie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld over het besluit van de Minister om weer transporten met levende dieren toe te staan naar landen buiten de Europese Unie, ook als daar een rustplaats buiten Europa voor nodig is.2 Het gaat hier om extreem lange diertransporten over soms wel duizenden kilometers afstand. Transporten die per definitie zorgen voor dierenleed, waarbij ook nog eens niet kan worden geborgd of zelfs maar gecontroleerd dat de wettelijke regels worden nageleefd. De Minister schrijft dat lidstaten nog niet op een objectieve manier kunnen vaststellen dat de rustplaatsen in niet-EU-landen voldoen en volgens de regels gebruikt worden. Ondanks het oordeel van het Europees Hof van Justitie in 2015 dat de EU-regels die bedoeld zijn om het welzijn van dieren tijdens transport te garanderen ook moeten worden nageleefd buiten de grenzen van de Europese Unie. Deze leden vragen de Minister hoeveel levende dieren er vanuit Nederland in 2018, 2019 en 2020 zijn getransporteerd naar landen buiten de Europese Unie. Om welke diersoorten ging dit, op welke wijze werden zij getransporteerd, met welk doel, naar welk land en hoe lang duurde het transport?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie brengen in herinnering dat de Minister niet voor niets het besluit nam om deze transporten niet meer toe te staan.3 Er bleek destijds sprake te zijn van ernstige misstanden en misleiding door de sector. Bij een Duits onderzoek waarbij 11 rustplaatsen in Rusland werden bezocht, bleek dat veel rustplaatsen niet bestonden of al lang niet meer in gebruik waren. Toch werden verschillende van die niet-bestaande rustplaatsen geregeld opgegeven in de reisplanning van Nederlandse exporteurs van runderen. De toenmalige voorzitter van Vee & Logistiek Nederland maakte zich desondanks geen zorgen over zijn frauderende leden.4 Zij was niet voornemens hen daar op aan te spreken. Toch vertrouwt de Minister nu wederom op een door de sector uitgewerkt plan.

De Minister zegt al jaren dat ze een verbod nastreeft op transporten met dieren naar landen buiten de Europese Unie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen haar op om op haar besluit terug te komen en zelf in de praktijk te brengen waar ze in Europa voor pleit: stop met het toestaan van diertransporten naar landen buiten de EU.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Import kangoeroevlees en -leer

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor de gruwelijke jacht op kangoeroes in Australië. Ook de Minister heeft beelden bekeken van de documentaire «Kangaroo. A love-hate story» waarin wordt getoond met welke gruwelijke misstanden de jacht op kangoeroes gepaard gaat. Zo worden dieren in de nacht aangeschoten en dus lang niet altijd in het hoofd geraakt zoals de nationale gedragscode voorschrijft.5 Volgens berekeningen van onder andere de Royal Society for the Prevention of Cruelty to Animals (RSPCA) wordt tot wel 40% van de dieren in hun nek of lichaam geraakt; op jaarbasis gaat het om 65.000 tot 652.000 dieren (in 2015).6 Gewond worden zij aan hun lot overgelaten. Babykangoeroes (joeys) worden tegen auto’s doodgeslagen, onthoofd of aan hun lot overgelaten als hun moeder is doodgeschoten. Hun doodsstrijd kan in het laatste geval wel tien dagen duren. Deze vreselijke bevindingen werden onlangs nogmaals bevestigd in een parlementair onderzoek naar de commerciële jacht op kangoeroes, uitgevoerd door het parlement in New South Wales.7

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Toch blijft Nederland doorgaan met het grootschalig importeren van kangoeroevlees. In 2020 importeerde Nederland maar liefst 183.000 kilogram kangoeroevlees, waarvan 125.000 kilo was bestemd voor Nederland zelf en de rest werd doorgevoerd.8 De EU is de grootste importeur van kangoeroevlees en kangoeroeleer en de import is tussen 2016 en 2019 weer gestegen. Op deze manier speelt de EU dus een grote rol in het in stand houden van de gruwelijke jacht op kangoeroes. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij de brief heeft gezien van een grote groep organisaties, gericht aan EU-commissaris Stella Kyriakides, met daarin de dringende oproep om te stoppen met de import van kangoeroeproducten.9 Wat vindt de Minister van deze oproep en van het onderzoek van het parlement in New South Wales waar in deze brief naar wordt verwezen? Gaat de Minister zich nu eindelijk inspannen om een einde te maken aan deze import?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Wolven

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat Slowakije op de Landbouw- en Visserijraad Raad een extra punt heeft geagendeerd onder het agendapunt «andere zaken», over problemen met de bescherming van wolvenpopulaties en bruine berenpopulaties. Deze leden zijn bezorgd dat het agenderen van dit onderwerp een poging is om afbreuk te doen aan de beschermde status van deze soorten onder de Europese Habitatrichtlijn. Kan de Minister toezeggen dat zij zich in Europees verband sterk zal maken voor ongewijzigd behoud van de huidige beschermde status van de wolf en de bruine beer onder Annex II en Annex IV van de Habitatrichtlijn?

Antwoord

Nederland kent geen wilde berenpopulatie. De wolf is in Nederland een streng beschermde soort. Er is geen reden om vanuit Nederland te pleiten voor een verandering van de beschermde status van beren en wolven.

EU-bossenstrategie en LULUCF

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ondersteunen het feit dat Nederland in Europa het standpunt inneemt dat bossen niet ophouden bij de landsgrenzen. De uitspraken van Nederland over het tegengaan van ontbossing staan echter in schril contrast tot de houding van Nederland inzake verplichte maatregelen om ontbossing tegen te gaan, zowel via de financiële sector als de energietransitie. Daarbij komt dat Nederland, wel voorstander van de Bossenstrategie, aandacht heeft gevraagd voor de natuurlijke omstandigheden in lidstaten die koolstofopvang kunnen bemoeilijken als onderdeel van de Land use, land-use change, and forestry (LULUCF)-regelgeving. Kan de Minister aangeven naar welke Nederlandse omstandigheden worden verwezen? Kan de Minister aangeven of ook Nederland heeft aangekaart dat de ambities moeilijk zijn te verwezenlijken in de Nederlandse landbouwsector? Zo ja, wat zijn volgens de Minister de belemmerende omstandigheden in de Nederlandse landbouwsector en hoe zijn deze ontstaan?

Antwoord

Nederland heeft relatief weinig bos, een relatief klein landoppervlak, relatief veel veenweidegebied en een hoge bevolkingsdichtheid. Dit zijn omstandigheden die invloed hebben op de hoeveelheid aan beschikbare grond en op het landgebruik in Nederland. Nederland heeft niet aangekaart dat de ambities moeilijk zijn te verwezenlijken in de Nederlandse landbouwsector als het gaat om de herziening van LULUCF en Fit-for-55. Er zijn op dit moment geen redenen om dat te doen.

Wat is de wetenschappelijke verklaring voor het feit dat de winstmarges zo laag zijn? Aan welke andere financieringsmogelijkheden dan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) denkt de Minister voor het behalen van de Fit-for-55 doelen?

Antwoord

Vraag en aanbod op de (internationale) markt bepalen in de meeste gevallen de prijs van agrarische producten. Alle ketenschakels voeren onderling een (zware) concurrentiestrijd om in de gunst van de afnemer en uiteindelijk de consument te komen. De prijs is bij consumenten een belangrijk aankoopcriterium en beïnvloedt de strijd tussen marktpartijen binnen schakels in de voedselketen sterk en dus ook de prijsvorming in de agrarische ketens. Voor primaire producenten in Nederland – die prijsnemer zijn, geen prijszetter – leidt dit tot een continue druk op de prijzen in Nederland, en daarmee tot lage winstmarges. Het is aan een nieuw kabinet om te bepalen hoe ze de Fit-for-55-doelen willen realiseren en financieren.

Total Allowable Catch

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de onderhandelingen over de vangstquota, de zogenaamde Total Allowable Catch (TAC), gaande zijn. Deze leden zijn geen voorstander van de door ICES voorgestelde TACs, omdat onderzoek heeft aangetoond dat veel van de TACs hoger liggen dat het VN-voorzorgsprincipe10 en dat terwijl lidstaten hogere TACs afspreken11 en visvangst niet adequaat wordt geregistreerd aan land12. Daarom is het beter de TACs lager vast te stellen dan het wetenschappelijk advies. Deelt de Minister het inzicht dat de TACs lager moeten worden vastgesteld dan de voorstellen van ICES? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven wat de inzet van Nederland is en zal zijn voor de TACs en waar deze inzet is of wordt gepubliceerd? Wat is het voorstel van de Commissie? Kan de Minister een overzicht geven voor welke soorten de Commissie een TAC heeft voorgesteld en/of zal voorstellen? Voor hoeveel soorten en voor welke soorten stelt de Commissie een hogere TAC voor dan het advies van ICES? Wat is het standpunt van Nederland met betrekking tot het voorstel van de Commissie?

Antwoord

Het wetenschappelijke advies van ICES komt tot stand op basis van de best beschikbare data en wetenschappelijke modellen. Waar veel data beschikbaar is wordt advies gegeven op basis van Maxium Sustainable Yield (MSY) en in gevallen waar minder data beschikbaar zijn op basis van het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel is een belangrijk uitgangspunt bij het tot stand komen van alle wetenschappelijke adviezen van ICES. De inzet van de Europese Commissie is dat de TAC wordt vastgesteld op basis van de uitgangspunten van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid (GVB), oftewel op basis van het wetenschappelijke advies en meerjarenplannen waar deze van toepassing zijn. Dit uitgangspunt onderschrijf ik. TACs worden onder bepaalde omstandigheden lager dan het advies vastgesteld, bijvoorbeeld de TAC voor schelvis in 2021 ten behoeve van het herstel van kabeljauw. Hoewel er in specifieke gevallen een lagere TAC dan het advies kan worden vastgesteld, ben ik van mening dat dit niet een uitgangspunt op zichzelf moet zijn. Het wetenschappelijke advies en de meerjarenplannen bieden voldoende ruimte om sociaal, economische en ecologische duurzame visserij te bereiken en in stand te houden.

Zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 21501-32, nr. 1344) is de inzet van Nederland dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op basis van MSY, de meerjarenplannen en de voorzorgsbenadering. Met de geannoteerde agenda voor de Landbouw en Visserijraad informeer ik uw Kamer over de voorstellen van de Europese Commissie en ook de Nederlandse inzet voor de belangrijkste bestanden. In de bilaterale onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk worden de vangstmogelijkheden voor de 76 gedeelde bestanden vastgesteld. In de trilaterale onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen worden afspraken gemaakt over zes gedeelde bestanden. Hieronder kan uw Kamer een overzicht vinden van de EU-inzet voor de voor Nederland belangrijkste bestanden in deze twee onderhandelingsverbanden. Deze EU-inzet is nog niet definitief en wordt nog in de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen besproken. Daarom deel ik geen concrete cijfers en is het ook nog niet zeker hoe de inzet zich uiteindelijk zal verhouden tot het advies. In reactie op het voorstel van de Europese Commissie heb ik de inzet voor Noordzee wijting, roggen en zeebaars verder uiteengezet in de geannoteerde agenda van 3 november 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354).

Bestand

Voorstel Commissie

Noordzee schol

In lijn met advies

Noordzee tong

Hoger dan advies (begrenzing -20% zoals in meerjarenplan Noordzee)

Noordzee kabeljauw

In lijn met advies

Tarbot/Griet

In lijn met advies

Noordzee haring

In lijn met advies

Schelvis

Lager dan advies

Noordzee wijting

Lager dan advies

Zeebaars

Lager dan advies

Noordzee zeeduivel

Nog geen voorstel

Noorse kreeft

Nog geen voorstel

Roggen

In lijn met advies

Horsmakreel

In lijn met advies

Welke TAC voor schol (waar Nederland een aandeel in heeft) heeft Nederland ondersteund of voorgesteld? Hoeveel ligt deze TAC boven het wetenschappelijke advies?

Antwoord

Noordzee schol is een belangrijk bestand voor Nederland. Ik heb aangegeven dat ik het wetenschappelijke advies voor dit bestand wil volgen (-15%). Dit was ook het voorstel van de Commissie. Het voorstel voor deze TAC is in lijn met het MSY advies voor dit bestand.

Kan de Minister een overzichtslijst geven van de 60 soorten vis waar Nederland een aandeel in heeft, voor welke soorten er een TAC zal worden vastgesteld en voor welke soorten niet? Klopt het dat voor de soorten waar geen TAC van wordt vastgesteld, de data mist om een TAC vast te stellen? Hoe kan dan gehandeld worden naar het VN voorzorgsprincipe? Kan de Minister een overzicht geven, voor welke van de 60 soorten vis (waar Nederlandse schepen op vissen) de quota worden verruild met die van andere landen voor de laatste vijf jaar, graag uitgesplitst per jaar? Kan de Minister per quota-ruil aangeven met welk land de quota zijn geruild, voor hoeveel quota en welke soort?

Antwoord

De bestanden waar Nederland een aandeel in heeft en waar het voornemen is om een TAC vast te stellen worden hieronder uiteengezet. Overeenkomstig Annex Ia van de TAC en quota verordening betreft het hier circa 60 soorten. De bestanden waar geen TAC voor wordt vastgesteld maar die wel in de gebieden overeenkomend met Annex 1a bevist worden vallen in twee categorieën. De eerste zijn bestanden waar de maatregelen elders in de TAC en quota verordening beschreven worden zoals zeebaars en aal. Daarnaast wordt er voor de verzamel TAC «andere soorten» (OTH/04-N) welke voortvloeit uit afspraken met Noorwegen geen TAC vast gesteld maar enkel het quotum per lidstaat.

  • 1. Grote zilvervis (ARU/1/2.)

  • 2. Grote zilvervis ((ARU/3A4-C)

  • 3. Grote zilvervis ARU/567.)

  • 4. Lom (USK/04-N.)

  • 5. Haring HER/04AB

  • 6. Haring (HER/2A47DX)

  • 7. Haring (HER/4CXB7D)

  • 8. Haring (HER/5B6ANB)

  • 9. Haring (HER/6AS7BC)

  • 10. Haring (HER/7G-K.)

  • 11. Kabeljauw (COD/03AN.)

  • 12. Kabeljauw (COD/2A3AX4)

  • 13. Kabeljauw (COD/07A.)

  • 14. Kabeljauw (COD/07D.)

  • 15. Scharretongen (LEZ/2AC4-C)

  • 16. Zeeduivel ((ANF/2AC4-C)

  • 17. Zeeduivel (ANF/04-N.)

  • 18. Zeeduivell (ANF/56–14)

  • 19. Zeeduivel (ANF/07.)

  • 20. Schelvis (HAD/03A.)

  • 21. Schelvis HAD/2AC4.)

  • 22. Wijting (WHG/03A.)

  • 23. Wijting (WHG/2AC4.)

  • 24. Wijting (WHG/07A.)

  • 25. Wijting (WHG/7X7A-C)

  • 26. Heek (HKE/2AC4-C)

  • 27. Heek (HKE/571214)

  • 28. Heek (HKE/8ABDE.)

  • 29. Blauwe wijting (WHB/1X14)

  • 30. Tongschar en witje (L/W/2AC4-C)

  • 31. Leng (LIN/04-C.)

  • 32. Leng (LIN/04-N.)

  • 33. Langoustine (NEP/2AC4-C)

  • 34. Noordse garnaal (PRA/2AC4-C)

  • 35. Schol PLE/03AN.)

  • 36. Schol ((PLE/2A3AX4)

  • 37. Schol (PLE/07A.)

  • 38. Schol (PLE/7HJK.)

  • 39. Zwarte koolvis (POK/2C3A4)

  • 40. Tarbot en griet (T/B/2AC4-C)

  • 41. Roggen (SRX/2AC4-C)

  • 42. Roggen (SRX/67AKXD)

  • 43. Roggen (SRX/07D.)

  • 44. Golfrog (RJU/7DE.)

  • 45. Makreel (MAC/2A34.)

  • 46. Makreel (MAC/2CX14-)

  • 47. Tong (SOL/3ABC24)

  • 48. Tong (SOL/24-C.)

  • 49. Tong (SOL/07A.)

  • 50. Tong (SOL/7HJK.)

  • 51. Tong (SOL/8AB.)

  • 52. Sprot (SPR/2AC4-C)

  • 53. Sprot (SPR/7DE.)

  • 54. Doornhaai (DGS/15X14)

  • 55. Horsmakreel (JAX/4BC7D)

  • 56. Horsmakreel (JAX/2A-14)

  • 57. Kever (NOP/2A3A4)

Om tot een gedegen antwoord te komen op de overige gestelde vragen is meer tijd nodig, deze vragen worden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer gestuurd.

Oostzee

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken. Deze leden merken op dat het zó slecht gesteld is met de visstand in de Oostzee, dat het wetenschappelijk vangstadvies van ICES is om sommige soorten, zoals de oostelijke kabeljauw, niet te vangen: het zogenaamde nul-advies. Andere soorten, zoals, westelijke kabeljauw, moeten aanzienlijk minder worden gevist. Mede door de zorgwekkend lage visstanden in de Oostzee is de situatie ontstaan dat verschillende kustregio’s niet goed meer in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Doorgaan met vissen zal uiteindelijk ten koste gaan van zowel het ecosysteem als van het levensonderhoud in de kustregio’s rond de Oostzee.

Deze leden merken hierbij op dat ICES een bijvangstquotum voor westelijke kabeljauw heeft geadviseerd bij de vangst van schol. En dat de quota voor schol juist met 25% zijn verhoogd. Terwijl bijvoorbeeld westelijke kabeljauw al sinds 2016 niet onder het grensreferentiepunt voor paaibiomassa is gekomen.13 Dit betekent dat de populatie gevaar loopt ten onder te gaan. Bovendien meldt ICES dat zelfs met een ambitie voor nulvangst voor westelijke kabeljauw in 2022 de voorzorggrens voor paaibiomassa niet behaald zal worden in 2023. ICES schrijft hierover: «Het scenario met nul vangsten in 2022 heeft een 42% kans dat de referentiegrens van paaibiomassa zal worden bereikt. Normaliter is een ICES advies gebaseerd op een kans van 50% om een bepaald doel te bereiken.» Ondanks dat Nederland geen belang heeft in de Oostzee heeft de Minister ingestemd met het voorstel voor het verhogen van de quota voor schol. Daarmee werd afgeweken van het advies van ICES. Kan de Minister aangeven op basis van welk onderzoek dat is gebeurd en hoe zij de impact van de hogere TACs van schol op de bijvangst van kabeljauw heeft beoordeeld?

Antwoord

Het voorstel van de Commissie voor schol was een roll-over. Meerdere lidstaten hebben gepleit voor een hogere TAC omdat kabeljauw een choke soort zou zijn voor de platvis visserij in de Oostzee en de negatieve sociale en economische gevolgen van dien. Na lange discussie is een hogere TAC voor schol vastgesteld maar met een toezegging dat de betrokken lidstaten in de Oostzee een gemeenschappelijke aanbeveling zouden indienen om selectiever vistuig voor de platvis visserij te verplichten om zo de kabeljauw bijvangsten uit te faseren. Aangezien deze toezegging een belangrijke stap is om kabeljauw te ontzien kon ik dit compromis steunen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich ook af hoe het mogelijk is dat ICES zowel een nulvangst voor kabeljauw voorschrijft als een quotum voor bijvangst van kabeljauw. Kan de Minister aangeven op welk onderzoek dit is gebaseerd? Onderschrijft de Minister dat ook de bijvangst van westelijke kabeljauw naar nul moet? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat ICES rekent met minimaal 50% haalbaarheid dat het doel van een voorstel wordt bereikt?[13] Onderschrijft de Minister dat dit een veel te lage kans is om van uit te gaan? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het inzicht dat er meteen gestopt moeten worden met de vangst van vissen, wanneer de populaties zodanig onder druk staan dat deze kunnen instorten?

Antwoord

Het ICES advies voor Oostelijke kabeljauw in de Oostzee is voor een nul vangst en het advies voor Westelijke kabeljauw in de Oostzee is 698t. Dit betreft twee verschillende bestanden en dus twee verschillende adviezen die als gevolg van de bestandschattingen elk jaar tot stand komen. ICES geeft een nul vangstadvies als een paaibestand onder het biomassa limiet zit en de waarschijnlijkheid dat dit zo blijft hoger is dan 50%. Dit is niet het geval voor westelijke kabeljauw in de Oostzee. Deze benadering is in lijn met de MSY benadering die ik onderschrijf. Naast het ICES advies wordt in situaties waar het slecht gaat met een bestand ook aanvullende maatregelen genomen om de druk op bestanden te verminderen. Zo zijn er voor westelijke kabeljauw afspraken gemaakt om gebieden te sluiten om paaiende kabeljauw te beschermen.

Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er momenteel voorstellen liggen bij de Commissie om visnetten, bedoeld voor het vangen van de schol, zo aan te passen dat er «selectiever» gevist kan worden. Er wordt zelfs gesproken over het verplicht invoeren van deze netten. Uit onderzoek blijkt dat deze «selectievere» vangnetten juist de grote kabeljauw als bijvangst hebben.14 Dit betekent dat de grotere vissen, die momenteel het grootste gedeelte van de kabeljauwpopulatie uitmaken en die voor meer nageslacht zorgen, weggevangen worden, waardoor de populatie van kabeljauw nog meer onder druk komt te staan.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Ook de kleinere schollen blijken door de netten gevangen te worden. Dit zal nadelig zijn voor de voortplanting van schol. Klopt het dat deze voorstellen voor selectievere netten klaarliggen? Klopt het dat het Europese parlement hierover een veto kan uitspreken? Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de voorstellen voor selectiever vangen en dit mogelijk te verplichten? Is er onderzoek gedaan naar de gevolgen van dit selectief vissen op vispopulaties? Is onderzocht wat de impact van deze nieuwe netten is op de kabeljauwaantallen, rekening houdend met de stijging van de TAC voor schol? Zo nee, waarom niet? Zal Nederland toestaan dat de bijvangstquota voor kabeljauw blijven bestaan, als het nieuwe vistuig niet zo efficiënt blijkt te zijn als voorspeld en de scholvisserij hierdoor eerder in het seizoen zal moeten sluiten? Hoe kan Nederland instemmen met het voorstel tot verplichte selectieve netten als de netten niet selectief genoeg zijn voor kleinere maten schol, waardoor het zal leiden tot een afname van de rekrutering van schol op lange termijn, in het licht van de verhoging van de schol-TAC? Is de Minister bereid om in Europa voor te stellen geen onomkeerbare stappen te nemen met betrekking tot het verplicht invoeren van nieuwe netten, totdat er gedegen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking van deze netten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Octopussen

Door de toenemende vraag naar octopussen zijn de wilde populaties zodanig gedaald dat er vanuit de industrie nu belangstelling is om octopussen in gevangenschap te kweken. In Europa doet met name Spanje onderzoek naar het kweken van octopussen. Vanuit dierenwelzijnsoogpunt maar ook vanuit ecologische oogpunt zijn er ernstige bezwaren in te brengen tegen de kweek van octopussen. Octopussen zijn buitengewoon intelligente en sociale dieren, en zijn niet geschikt om bij elkaar in kleine bassins of bakken te worden gehouden. Bovendien eten octopussen vis, waardoor de kweek van octopussen bijdraagt aan overbevissing. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat de kweek van octopussen geen plek zou mogen hebben in Europa. Onderschrijft de Minister dat de kweek van octopussen niet thuishoort een duurzame samenleving, die op een respectvolle manier met dieren omgaat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) – kortvinmakreelhaai

Het gaat slecht met de kortvinmakreelhaai, die op de rode lijst van het International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) is aangemerkt als wereldwijd bedreigde diersoort. Desondanks blijft de EU een internationaal vangstverbod te blokkeren. Wetenschappers en verschillende landen die zijn aangesloten bij de ICCAT adviseren al sinds 2017 een internationaal verbod op vangst en aanlanding van de bedreigde haaiensoort. Een dergelijk vangst- en aanlandverbod was onderwerp van discussie tijdens een bijeenkomst van ICCAT afgelopen juli. Maar de EU blijkt juist een van de partijen te zijn geweest die een vangstverbod blokkeerden. In een brief aan de Europarlementariërs schrijft blokkeercommissaris Sinkevičius dat de EU voorstander is van een verdere bejaging van de Atlantische kortvinmakreelhaai, «met observeerders aan boord en een maximale vangst van 500 ton per jaar». Nu vergadert ICCAT opnieuw over beschermingsmaatregelen voor de kortvinmakreelhaai.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Nederland laat in antwoorden op eerdere vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie weten in de ICCAT nadrukkelijk te blijven inzetten voor het consequent volgen van het wetenschappelijk advies; in dezen dus voor een moratorium. Toch merken deze leden op dat de Europese Commissie de continuering van de jacht op de kortvinmakreelhaai met een quotum van 300 of 500 ton ook binnen wetenschappelijk advies vindt vallen. De kans dat de kortvinmakreelhaai populatie hiervan herstelt is over tientallen jaren volgens wetenschappelijk advies 50 tot 60%.15 De Commissie vindt dus dat ze het wetenschappelijk advies opvolgt door voor quota te pleiten. Deze leden keuren dit af en wijzen er op dat de ICCAT een totaal vangst- en retentieverbod als primaire aanbeveling heeft gedaan. Kan de Minister verduidelijken dat het «wetenschappelijk advies volgen» wat Nederland zegt te doen ook daadwerkelijk een vangst- en retentieverbod behelst? Is de Minister bereid om een vangst- en retentieverbod te ondersteunen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen. Uitzondering hierop zijn de vragen die betrekking hebben op de visserij. Gezien de gedetailleerde vraagstelling is er voor zorgvuldige beantwoording meer tijd nodig, en zal ik deze binnen de driewekentermijn naar uw Kamer versturen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De Bossenstrategie

Nederland heeft in de vorige Raad aangegeven dat «bossen niet stoppen bij grenzen». Wat bedoelt de Minister specifiek met deze uitspraak en heeft dit geleid tot een specifieke Nederlandse inzet voor de Raadconclusies rondom de bossenstrategie die de komende Landbouw- en Visserijraad naar alle waarschijnlijkheid zullen worden aangenomen? Wat is de Nederlandse inzet geweest?

Antwoord

Nederland heeft duidelijk aangegeven dat de EU een internationale rol kan spelen in het promoten van duurzaam bosbeheer en het afremmen van ontbossing van oerbossen op internationaal niveau. Daarbij is als kanttekening toegevoegd dat de EU en de lidstaten deze rol alleen kunnen spelen als onze eigen oerbossen beschermd zijn en als de EU haar eigen bos gerelateerde wetgeving naleeft. Zo niet dan verliest de EU haar internationale geloofwaardigheid. Verder heeft Nederland zich ingezet voor een impact analyse over de effecten van de EU Bossenstrategie op bossen buiten de EU. Dit is vrijwel letterlijk overgenomen in de Raadsconclusies.

Lidstaten geven aan dat zij niet blij zijn dat lidstaten en stakeholders niet voldoende betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de bosstrategie. Deelt de Minister deze opvatting? Zo ja, welke stakeholders zijn volgens de Minister niet genoeg betrokken geweest en welke zorgen zijn er hierdoor ontstaan in de totstandkoming van de bossstrategie en de wensen van Nederland en de Nederlandse stakeholders?

Antwoord

Deze zorg deel ik. De Raad heeft in haar raadsconclusies van 10 november 2020 duidelijk de wens uitgesproken richting Europese Commissie om de nieuwe strategie in samenwerking met de lidstaten op te stellen. Dat is onvoldoende gebeurd. Wel heeft de Europese Commissie een uitgebreidere publieke consultatie gehouden. In de voorliggende raadsconclusies benadrukt de Raad daarom opnieuw het belang van samenwerking tussen lidstaten, Europese Commissie en andere belangrijke partijen in de pan-Europese regio. Bij de uitvoering van de strategie waar het om activiteiten in Nederland zelf gaat betrek ik alle belanghebbenden.

In de Nederlandse conceptplannen voor het Coronaherstelfonds is er een voorstel om 36 miljoen euro te besteden aan het beplanten van 25.000 hectare met bomen en 1.000 hectare voor zogenoemde voedselbossen. Eerder gaf de Minister aan dat de huidige plannen voor bebossing in Nederland al voldoen aan de Europese normen en er daardoor geen extra maatregelen voorzien hoeven te worden. Is er voor deze plannen al voorzien in de begroting? Wat is de evaluatie van de Minister over het voorstel met betrekking tot het herstelfonds?

Antwoord

Het klopt dat Nederland naar verwachting meer doet dan waar de EC verhoudingsgewijs rekening mee houdt. Dat betekent echter niet dat Nederland haar eigen Bossenstrategie loslaat, waarin de ambitie van 37.000 hectare bosuitbreiding is uitgesproken en waarin ook andere plannen met betrekking tot het planten van bomen en landschapselementen worden meegenomen. Het nieuwe kabinet zal besluiten over de in te dienen plannen voor het Coronaherstelfonds.

Uit de short-term outlook van de Europese Commissie blijkt dat er een prijsstijging heeft plaatsgevonden in meststoffen en dat ondertussen marges van meerdere agrarische producten onder druk staan door prijsstijgingen van voer. Ziet de Minister op korte termijn problemen voor de agrarische sector door deze ontwikkeling van oplopende kosten? Verwacht de Minister hierop te moeten reageren? Zo ja, hoe is de Minister van plan op deze ontwikkelingen te reageren?

Antwoord

De ontwikkeling van productiekosten, waaronder de kosten van kunstmest of diervoer, is onderdeel van de monitoring van de marktsituatie door de Europese Commissie en wordt besproken met de lidstaten. Oplopende productiekosten verminderen de marges van bedrijven en kunnen een prijseffect hebben in de totale productieketen. Op dit moment volg ik de ontwikkelingen. Ik loop niet vooruit op mogelijke toekomstige ontwikkelingen.

Op de lange termijn (richting 2030) verwacht de Europese Commissie een significantie consumptiegroei van 30% van plantaardige eiwitproducten. Verwacht de Minister dat Nederland in de projectie van deze plantaardige eiwitten een significante rol gaat spelen? Zo ja, wordt dit meegenomen in het NSP?

Antwoord

Met de Nationale Eiwitstrategie wordt de productie van plantaardige eiwitten, hergebruik van eiwitten uit reststromen en nieuwe eiwitbronnen in Nederland gestimuleerd. Nederland is daarbij op vele terreinen trendsettend zoals met kweekvlees en eiwitproductie met micro-organismen.

Samen met de provincies, NGO’s, onderzoeksinstellingen, ketenpartijen en innovatoren worden kennis en vaardigheden verder ontwikkeld en ontstaat er een dynamiek waar vele buitenlandse bedrijven en organisaties bij willen aansluiten: Nederland als «the protein valley». Ik verwacht dat Nederland daarmee een significante rol in Europese en mondiale context rond eiwitconsumptie kan gaan spelen. Waar het gaat om de invulling van het NSP is het mijn voornemen de teelt van vlinderbloemigen via de ecoregelingen te stimuleren.

Meerdere lidstaten hebben aangegeven zich zorgen te maken over de kleine marges in de landbouwsector tegenover de hoge doelstellingen van het Fit-for-55-pakket. Daarnaast zijn er onderzoeken die aandacht vragen voor de gevolgen van de extensivering van de landbouw: hogere prijzen voor de consument en een lagere productie. Hoe kijkt de Minister naar deze aandachtspunten en erkent zij deze? Ziet de Minister andere lidstaten die tegen dezelfde punten aanlopen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden tot het uitwisselen van oplossingen en ziet ze een mogelijkheid om de komende Raadsvergadering hier aandacht voor te vragen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Daarnaast geven lidstaten aan zich zorgen te maken over de voedselzekerheid. De Commissie benadrukt dat boeren op tijd helderheid nodig hebben en er meer onderzoek zal worden gedaan naar de voedselzekerheid en lastenverdeling tussen lidstaten. In de Van boer tot bord-strategie heeft de Commissie aangekondigd met een noodplan voor het waarborgen van de voedselvoorziening en voedselzekerheid te komen. Kan de Minister aangeven wat zij graag terug zou willen zien in het noodplan? En welke specifieke punten voor de Nederlandse situatie zou de Minister aan de Commissie mee willen geven rondom voedselzekerheid? Ziet de Minister andere lidstaten die tegen dezelfde punten aanlopen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden tot het uitwisselen van oplossingen? Is de Minister bereid een terugkoppeling te geven van de overige uitdagingen die worden gesignaleerd rondom de voedselzekerheid en hierbij te kijken welke stappen er kunnen worden gezet in grensoverschrijdende samenwerking om deze uitdagingen weg te nemen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Zoals aangegeven in het verslag van de vorige Landbouw- en Visserijraad geeft de Europese Commissie aan dat het succes van het nieuwe GLB afhangt van een goede consultatie van de boeren. Kan de Minister aangeven of deze consultatie in Nederland voldoende heeft plaatsgevonden? Op welke manier heeft deze consultatie plaatsgevonden? Ziet de Minister na deze consultaties ook mogelijkheden tot maatwerk voor verschillende sectoren in verschillende gebieden, zowel rondom nieuwe wet- en regelgeving als de herverdeling van subsidies?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag met betrekking tot het agendapunt over de Farm-to-Fork strategie. De Kamer heeft per motie gevraagd om een kritische beoordeling van deze strategie (Kamerstuk 35 570 XIV, nrs. 64 en 65). De uitkomsten van onderzoeken naar de gevolgen van de Farm-to-Fork-strategie onderstrepen het belang daarvan. Gaat de Minister zich in lijn met de moties ook tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad kritisch uitspreken over de vergaande doelstellingen in de Farm-to-Fork-strategie? Op welke wijze heeft de Minister deze kritische noties de afgelopen tijd ingebracht?

Antwoord

De door de EC in de Farm-to-Fork-strategie aangekondigde voorstellen zullen – per thema – verspreid over de komende drie jaar door de Commissie worden uitgewerkt en daarna uitgebracht voor discussie in de Raad en het Europees parlement. Zodra een voorstel is uitgebracht zal ik uw Kamer via het BNC-fiche informeren over het kabinetstandpunt. Hierin zal ik zoals gebruikelijk ook ingaan op subsidiariteit, proportionaliteit, regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht. Ik zal mij tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad niet kritisch uitspreken over de doelstellingen in de Farm-to-Fork-strategie. Eerder heb ik de Commissie wel gevraagd zo snel mogelijk een effectbeoordeling te presenteren die de effecten van de gehele Farm-to-Fork-strategie in kaart brengt. Haar onafhankelijke Joint Research Centre heeft uiteindelijk alleen een klein gedeelte van (en niet de hele) de Farm-to-Fork-strategie kunnen beoordelen, omdat, zoals zij zelf schrijft, het simpelweg ontbreekt aan geschikte modellen om alle maatregelen van de strategie en de strategie als geheel te beoordelen. De reikwijdte van andere onderzoeken naar de effecten van de van Farm-to-Fork-strategie was ook beperkt tot deelaspecten van de strategie. Dit alles vereist een genuanceerde blik op de uitkomsten van deze onderzoeken. Wel zal ik de Commissie nogmaals verzoeken om in haar effectbeoordelingen bij elk uitgewerkt Farm-to-Fork-voorstel extra aandacht te geven aan dwarsverbanden met andere Farm-to-Fork-voorstellen en ander Green Deal beleid, zoals Fit-for-55 en de Biodiversiteitsstrategie en eventuele synergiewinsten die zich daarbij voordoen.

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag met betrekking tot de bespreking van het Contingency plan for ensuring food supply and food security van de Europese Commissie. Zij horen graag hoe de Minister de analyse en aanbevelingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité rond onder meer dit thema waardeert (Strategische autonomie, voedselzekerheid en duurzaamvoedsel; oktober 2021; NAT/822). Wil zij hier in de Landbouw- en Visserijraad aandacht voor vragen?

Antwoord

De analyse en aanbevelingen van het Europees Economisch en Sociaal Comité richten zich wat betreft Strategische Autonomie met name op het instrumentarium van risicobeheersmaatregelen. Enerzijds ligt hier een grote rol voor de interne markt en de Europese Unie. Vanuit dat perspectief is Nederland een voorstander van, en deelnemer aan, het Contingency Plan. Hier wordt gekeken waar op zowel Europees als nationaal niveau de voedselvoorziening en -veiligheid in Europa verbeterd kan worden. Tegelijkertijd wordt er ook door het Ministerie van LNV gekeken welke strategische zwakheden en afhankelijkheden er in de Nederlandse voedselwaardeketen en land- en tuinbouwsectoren zijn. Om onnodig overheidsingrijpen en protectionisme te voorkomen, is maatwerk nodig, zo stelt ook het Europees Economisch en Sociaal Comité vast. Op dit moment zie ik geen aanleiding om hier in de Landbouw- en Visserijraad aandacht voor te vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat mede vanwege de Brexit er Europees gezien nog minder capaciteit is voor de (her)beoordeling en toelating van werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Dat betekent vertraging en opschorting van (her)beoordelingen. Deelt de Minister de mening van deze leden dat inzet nodig is voor meer harmonisatie en samenwerking? Hoe gaat de Minister hier aandacht voor vragen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat ICES heeft geadviseerd om het quotum van zeebaars voor 2022 te verhogen met 10%. Het is voor deze leden niet helemaal duidelijk wat de inzet van de Minister op dit punt wordt. Zet de Minister zich in voor het doorvoeren van deze verhoging?

Antwoord

Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op een vraag van de PVV-fractie is mijn inzet gericht op een verhoging van de vangstmogelijkheden voor zeebaars, waarbij deze verhoging ten goede zal komen aan de kleine visserijcategorieën.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 15 november aanstaande en heeft daarbij wat opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie vindt het verontrustend dat lidstaten en stakeholders aangeven niet voldoende betrokken te zijn geweest bij de totstandkoming van de EU-bossenstrategie 2030. Deelt de Minister deze zorg? Zo ja, kan zij aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat de betrokkenheid bij de uitvoering van de Bossenstrategie wordt verbeterd?

Antwoord

Deze zorg deel ik. De Raad heeft in haar raadsconclusies van 10 november 2020 duidelijk de wens uitgesproken richting Europese Commissie om de nieuwe strategie in samenwerking met de lidstaten op te stellen. Dat is onvoldoende gebeurd. Wel heeft de Europese Commissie een uitgebreidere publieke consultatie gehouden. In de voorliggende raadsconclusies benadrukt de Raad daarom opnieuw het belang van samenwerking tussen lidstaten, Europese Commissie en andere belangrijke partijen in de pan-Europese regio. Bij de uitvoering van de strategie waar het om activiteiten in Nederland zelf gaat betrek ik alle belanghebbenden.

De Bossenstrategie biedt kansen voor boomkwekers, er is veel nieuw uitgangsmateriaal nodig. Echter hebben deze kwekers steeds minder middelen ter beschikking om het plantmateriaal te beschermen. Het toelaten van nieuwe laagrisicobeschermingsmiddelen verloopt te traag. Dit in combinatie met een zaadtekort maakt dat het onzeker is of de doelen uit de Bossenstrategie wel gehaald kunnen worden. Wat is de visie van de Minister hierop en kan zij ervoor zorgen dat de toelatingsprocessen vereenvoudigd worden en sneller verlopen?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de short-term outlook (marktverwachting) en vraagt zich af of de Minister kan verklaren hoe het komt dat er een stijging van 9% in de productie van varkensvlees te zien is in Nederland voor de eerste helft van 2021 ten opzichte van de periode 2020/2019. Hoe verhoudt zich dit tot de warme sanering van de varkenshouderij?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar het antwoord op de vragen over hetzelfde onderwerp van de GroenLinks fractie.

Daarnaast is aangegeven dat er een sterke daling is van de productie van gevogelte in Nederland. Kan de Minister dit toelichten en een prognose geven?

Antwoord

De productiecyclus voor varkensvlees is langer dan die van pluimveevlees. Dat maakt dat de sector zich minder snel kan aanpassen aan wijzigingen in de vraag dan de pluimveesector. Bij de varkensvleesproductie bleef de vraag naar varkensvlees vorig jaar hoog, met name vanuit exportbestemmingen als China. Vanuit de vraagzijde waren er geen prikkels om de productie te verminderen. Ook is de productie in tonnen hoger dan de productie in aantallen geslachte dieren door een hoger slachtgewicht van varkens in het najaar van 2020 en de eerste helft van 2021 als gevolg van een verminderde slachtcapaciteit vanwege ziekte van personeel bij slachterijen als gevolg van Covid-19. Hierdoor werden dieren langer aangehouden en zwaarder.

De pluimveesector heeft vorig jaar in Nederland al vroeg maatregelen genomen zoals leegstand van stallen om vraag en aanbod weer beter in balans te brengen toen de vraag als gevolg van de coronasituatie verminderde in het segment bestemd voor horeca en export. Dit in combinatie met de vogelgriep heeft geleid tot een veel lagere productie in de eerste helft van 2021 in vergelijking tot de zelfde periode vorig jaar. Aanpassingen in de productie als gevolg van Covid-19 zijn vanaf het tweede kwartaal van 2020 zichtbaar geworden in de Nederlandse productiecijfers.

Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af of de sterk stijgende energieprijzen en de dreigende tekorten aan kunstmest en/of de sterk stijgende prijs van kunstmest ook zijn meegenomen bij de verwachte marktsituatie.

Antwoord

In Nederland constateren we inderdaad dat recent de prijzen voor kunstmest sterk gestegen zijn en dat afschalen van productie van kunstmest regionaal zelfs tot tekorten aan beschikbaarheid van kunstmest leidt. De ontwikkeling van productiekosten, waaronder de kosten van kunstmest of diervoer, is onderdeel van de monitoring van de marktsituatie door de Europese Commissie en wordt besproken met de lidstaten. Oplopende productiekosten verminderen de marges van bedrijven en kunnen een prijseffect hebben in de totale productieketen.

Zijn dit aspecten die de Minister ook meeneemt als het gaat over (nationale) voedselzekerheid? Welke aspecten zou de Minister willen opnemen in een nationaal noodplan voor het waarborgen van voedselzekerheid en welke stakeholders gaat zij betrekken bij het opstellen van een dergelijk pan? Dit lid vindt de huidige situatie zorgelijk en vraagt de Minister om een inschatting te maken van gevolgen voor de voedselzekerheid en de betaalbaarheid van voedsel in Nederland.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Tijdens de coronacrisis heeft de Nederlandse land- en tuinbouw veerkracht getoond en ervoor gezorgd dat de schappen in de winkels gevuld bleven. Toch liepen sommige sectoren wel tegen problemen aan door het afzeggen van orders en moeizaam grensoverschrijdend verkeer. Het is belangrijk dat de grenzen tijdens crises open blijven. Onder rapporteurschap van Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité eerder een rapport op eigen initiatief unaniem aangenomen over strategische autonomie en voedselzekerheid & duurzaamheid. Hierin wordt opgeroepen agrarische bedrijven en vruchtbare landbouwgrond als strategische bezit te zien en in de gehele EU te beschermen. Ze vormen de ruggengraat van onze open strategische voedselautonomie. Sluit de Minister zich aan bij deze oproep?

Antwoord

Voor de voedselvoorziening staat het belang van de binnenlandse en Europese voedselwaardeketen, waaronder Nederlandse agrarische bedrijven en landbouwgrond, buiten kijf. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van Wageningen Economic Research dat het voedselsysteem in Nederland robuust is. Verschillende crises en handelsboycotten hebben aangetoond dat deze goed zijn op te vangen, aldus de onderzoekers. Toch is ook het voedselsysteem waar Nederland deel van uitmaakt niet ongevoelig voor verstoringen, zoals ook in deze vraag wordt gesteld. Mede daarom wordt op dit moment in kaart gebracht waar in de voedselwaardeketen mogelijke zwakheden liggen, om vervolgens deze gericht aan te pakken. Om eventuele centrale, onmisbare spelers in de voedselwaardeketen te identificeren die een publiek belang hebben (te weten voedselvoorziening) wordt een vitaliteitsbeoordeling uitgevoerd. Tot slot wordt er onderzocht in welke mate buitenlandse actoren Nederlandse landbouwgrond kopen en welke risico’s hiermee gemoeid zijn. Uw Kamer wordt uiteraard van ontwikkelingen rond deze initiatieven op de hoogte gehouden.

Het lid van de BBB-fractie ziet een probleem bij de procedures omtrent gewasbeschermingsmiddelen op Europees niveau. Op dit moment zit er een tijdelijke stop op het aannemen van nieuwe dossiers. Hierdoor loopt de toelating van nieuwe stoffen vertraging op. Dit zijn stoffen die zorgen voor vergroening van het middelenpakket. Dit lid vindt dit zeer zorgelijk en vraagt de Minister om te pleiten voor een urgente aanpak van deze problematiek.

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de Minister bij haar inzet omtrent de vangstmogelijkheden in de visserij voor 2022. Zorgelijk is het advies van ICES over de palingvisserij dat 5 november naar buiten kwam. Palingvissers zelf herkennen zich niet in het beeld dat ICES schetst. Er wordt een beeld geschetst van de palingstand op basis van modellen. Vanuit de visserijwereld is er kritiek op deze modellen omdat onderliggende aannames niet geverifieerd zijn. Juist de palingvisserij is al tien jaar lang gereguleerd, het is op zijn minst vreemd dat tien jaar regulatie nu zou moeten leiden tot een vangverbod. Hoe staat de Minister hierin en welke boodschap wil zij meegeven aan de Raad?

Antwoord

De toestand van het Europese aalbestand is al jaren zorgelijk. Het recente advies van ICES laat dit wederom zien. Ik hecht eraan dat het versterken van de maatregelen omtrent aalherstel in Europees verband moeten plaatsvinden. Ik zal tijdens de decemberraad, waar de verordening omtrent de vangstmogelijkheden zal worden vastgesteld, aandacht vragen voor de aal. In de verordening vangstmogelijkheden geldt momenteel de verplichting voor het instellen van een aaneengesloten periode van drie maanden voor de aalvisserij in de zoute wateren van de lidstaten. Ik wil deze maatregel effectiever te maken door op te nemen dat een dergelijke periode overeenkomt met de migratieperiode van (schier)aal in de betreffende lidstaat. In Nederland geldt al sinds 2010 een vangstverbod in de zoute wateren voor de periode (september t/m november) waarin de geslachtsrijpe alen (schieraal) naar zee migreren. Met een dergelijke aanpassing wordt de bescherming van het aalbestand effectiever en is er sprake van een het level playing field in alle lidstaten.

Het lid van de BBB-fractie heeft geconstateerd dat bij het vorige schriftelijk overleg Landbouw en Visserijraad van 11 en 12 oktober de volgende vragen onbeantwoord gebleven zijn, we verzoeken de Minister deze vragen alsnog te beantwoorden:

Het lid van de BBB-fractie is blij om te lezen dat er erkenning is voor het platteland in de functie van leverancier van voedsel. Maar in het verslag lijkt het wederom alsof voedselproductie ondergeschikt is aan andere opgaven die nu in de beleidsdoelstellingen van het GLB, voor de Nationaal Strategische Plannen, zijn geformuleerd. Sterker nog: het sturen op doelen zoals klimaat en biodiversiteit is juist contraproductief voor het behalen van drie andere doelen van het GLB: het zorgen voor voldoende voedsel en een redelijk inkomen voor onze voedselproducenten. In de loop der jaren is het budget steeds verder verlaagd, terwijl er doelen aan het GLB worden toegevoegd. Daarbij hebben lidstaten zelf ook de vrijheid om in het NSP een deel van de goede landbouw- en milieucondities (GLMC) in te vullen. Terwijl onze Nederlandse boeren zo steeds duurzamer moeten produceren, worden nog steeds veel producten die met andere productiestandaarden zijn geproduceerd van buiten Europa, maar door nationale koppen ook binnen Europa, naar ons land geïmporteerd. Kan de Minister aangeven op welke van de GLMC’s zij het beleidsvoornemen zwaarder geformuleerd heeft dan de minimumeis van de Europese Commissie voorschrijft? Kan de Minister aangeven of zij daarbij rekening gehouden heeft met de concurrentie- en inkomenspositie van Nederlandse boeren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Deze vragen zijn reeds beantwoord op 6 oktober 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1352).

Ondanks dat drie doelen van het NSP geformuleerd zijn ten gunste van de primaire producent, vindt het lid van de BBB-fractie de inzet op een goed inkomen voor boeren en voedselzekerheid nog te mager. Is de Minister bereid om deze twee punten sterker onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.

Een zogenaamde «Nationale kop» op beleid zien we ook op het gebied van de visserij. Zo is de maaswijdte voor visserij op kabeljauw voor Nederlandse vissers strenger dan alle andere lidstaten. Dat is zeer complex voor vissers die in verschillende wateren opereren, zeker nu ook het Verenigd Koninkrijk met eigen bepalingen gaat komen. Is de Minister bereid om deze nationale bepalingen te heroverwegen, en daarbij geen strengere normen te hanteren dan de EU voorschrijft en kan zij haar antwoord onderbouwen?

Antwoord

De BBB-fractie vraagt naar de regels voortvloeiend uit het kabeljauwherstelplan. Hierbij verwijs ik naar de beantwoording van het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad 5 oktober (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1352).

De Minister gaf in haar vorige antwoorden aan dat «de daadwerkelijke afweging van functies in het landelijk gebied de bevoegdheid is van decentrale overheden en vindt in gebiedsprocessen plaats». Het lid van de BBB-fractie is niet helemaal tevreden met dit antwoord. Kan de Minister aangeven hoe zij dat ziet in het licht van doelstellingen die straks in het NSP geformuleerd worden? Ontkent de Minister de invloed daarvan op functies in het buitengebied?

Antwoord

De antwoorden op de vragen die niet direct betrekking hebben op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad zal uw Kamer begin volgende week ontvangen.


X Noot
2

Kamerstuk 28 286, nr. 1228

X Noot
3

Kamerstuk 28 286, nr. 1093

X Noot
5

National Code of Practice

X Noot
6

RSPCA Australia (2002) A Survey of the Extent of Compliance with the Requirements of the Code of Practice for the Humane Shooting of Kangaroos http://www.environment.gov.au/node/16659; Ben–Ami, D et al The welfare ethics of the commercial killing of free-ranging kangaroos: an evaluation of the benefits and costs of the industry (2014). http://bit.ly/2z03uIc Explanation of methodologies: http://bit.ly/2ByJ4eX

X Noot
8

Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 11

X Noot
10

https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0308597X20309283 Annex 2 van UN fish stack agreement, UNLCOS (law of the seas) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

X Noot
13

«In comparison, the scenario with zero catches in 2022 has a 42% probability of SSB being below Blim in 2023. ICES advice is normally based on a 50% probability of achieving a particular target»

Naar boven