21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 726 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2023

Op 27 en 28 november aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Brussel. Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda voor deze Raad toe. Conform de vastgestelde afspraken informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid en het EU-richtlijnvoorstel verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 27 en 28 november 2023

In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:

  • De kwartaalrapportage t.a.v. de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (COM(2016) 815);

  • De kwartaalrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk (COM(2021) 762);

  • Informatie over de Formele Raad WSBVC van 27 en 28 november 2023.

Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

Op 13 december 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor de herziening van Verordening 883/2004 (hierna: het herzieningsvoorstel). Deze verordening ziet op de coördinatie van de sociale zekerheidssystemen van de lidstaten. Ik wil u graag op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over dit herzieningsvoorstel. Het onderwerp staat niet geagendeerd voor de aankomende Formele Raad.

Terugblik trilogen

Tot op heden is er geen overeenstemming bereikt over het herzieningsvoorstel in de triloogfase. Onder zowel het Roemeense als Sloveense voorzitterschap in 2019 en 2021 werd geen gekwalificeerde meerderheid in de Raad bereikt voor de twee toen voorliggende voorlopige politieke akkoorden. Nederland kon deze akkoorden niet steunen vanwege de voorgestelde aanpassingen van het werkloosheidshoofdstuk. Daarbij is mijn inzet gericht op het introduceren van een reflectieperiode om de Europese Commissie de gelegenheid te bieden om een geheel nieuw herzieningsvoorstel te formuleren. Sinds de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016 hebben er immers fundamentele veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden daarvan zijn de toegenomen digitalisering van het arbeidsdomein en een toename in het thuis en op afstand werken.

Stand van zaken

Zoals beschreven in de vorige kwartaalrapportage, toont het huidige Spaanse voorzitterschap ambitie om tot een akkoord te komen. Hoewel Nederland pleit voor een algemene reflectieperiode of een variant daarvan voor de twee openstaande controversiële hoofdstukken, tracht het voorzitterschap een gekwalificeerde meerderheid te vinden voor een gewijzigd Raadsmandaat van het gehele totaalpakket. Tijdens de Raadswerkgroepen van 11 oktober jl. en 6 november jl., heeft Nederland opnieuw haar bezwaren ingebracht rondom de verruiming van de exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk. Over de wijzigingen in het hoofdstuk toepasselijke wetgeving, heeft Nederland aangegeven voorstander te zijn van voorstellen die de handhaafbaarheid ten goede komen, waaronder een goed werkend systeem met betrekking tot de notificatieplicht. Daarbij zet het kabinet in om administratieve lasten voor de burger, bedrijven of sociale zekerheidsinstellingen zoveel als mogelijk te beperken. De voorliggende vormgeving van het voorstel om detacheringen voorafgaand te melden in het land van herkomst voldoet wat Nederland betreft (nog) niet aan deze voorwaarden. Hoewel beide Raadswerkgroepen niet tot een doorbraak leidden, heeft het voorzitterschap aangegeven dit onderwerp te willen agenderen voor een Coreper vergadering op 17 november. Als de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven zal ik uw Kamer daar nader over informeren.

Inzet Nederland

Een aantal thema’s heeft in het bijzonder mijn aandacht. Mijn inzet op het gebied van werkloosheid is, zoals uw Kamer bekend en ook conform de wens van uw Kamer, onder meer gericht op het bereiken van een zo kort mogelijke exportduur van de uitkering, gecombineerd met maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering van de handhaving. Wat betreft toepasselijke wetgeving vind ik het belangrijk om situaties van premieshoppen tegen te gaan. Nieuwe wetgeving op dit terrein moet daadwerkelijk bijdragen aan meer grip op arbeidsmigratie, een betere handhaving en geen onevenredige administratieve lasten meebrengen voor het bedrijfsleven, werknemers of voor de uitvoering.

Tijdens gesprekken en formele onderhandelingsmomenten, maar ook tijdens de bilaterale gesprekken die ik voer met collega-ministers, zal ik blijven benadrukken dat het huidige herzieningsvoorstel niet bijdraagt aan de gewenste modernisering van de verordening en blijf ik daarom pleiten voor een reflectieperiode.

Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk

Conform de informatieafspraken die met uw Kamer zijn gemaakt over het Richtlijnvoorstel «verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk» informeer ik u hierbij over de stand van zaken rond de behandeling van dit voorstel.

Terugblik trilogen

Na de EPSCO van 12 juni jl., waarin een algemene oriëntatie werd bereikt over het richtlijnvoorstel1, is onder Spaans voorzitterschap de triloog met het Europees Parlement gestart. Ter voorbereiding op de gesprekken met het Europees Parlement is de Raadswerkgroep meerdere keren bijeengekomen.

De triloogbesprekingen hebben plaatsgevonden op 11 juli, 18 september, 3 oktober en 9 november. Tijdens de eerste gesprekken, die vooral verkennend van aard waren, heeft het Spaanse voorzitterschap de positie van de Raad toegelicht. Van de zijde van het Europees Parlement is de positie van het Europees Parlement toegelicht. Over de positie van het Europees Parlement heb ik u geïnformeerd in het Verslag van de Formele Raad van 13 maart jl.2

Inhoudelijk is in triloog aanvankelijk vooral gesproken over het hoofdstuk algoritmisch management. Op dat hoofdstuk liggen de standpunten dichter bij elkaar dan op het hoofdstuk dat ziet op het weerlegbaar rechtsvermoeden. De onderhandelaars van het Europees Parlement hebben vlak voor de triloog van 3 oktober jl. een non-paper gepresenteerd met een voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden.3 Dit document met kenmerk heeft de rubricering »Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed.

Met dit voorstel volgt het Europees Parlement, net als de Raad, de structuur van het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals voorgesteld door de Europese Commissie. Inhoudelijk wijkt het voorstel echter af van zowel het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie als de Raadspositie. Het gaat dan om aspecten zoals de criteria voor de activering van het rechtsvermoeden, uitzonderingen op toepassing van het rechtsvermoeden en de schorsende werking van het rechtsvermoeden.4

Het voorzitterschap heeft in het Coreper drie keer teruggeblikt op de uitkomsten van de triloog, op 20 september, 6 oktober en 27 oktober. In het Coreper van 27 oktober jl. heeft het Spaanse voorzitterschap ter voorbereiding op de triloog van 9 november gevraagd of zij t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden flexibiliteit konden tonen om het Europees Parlement tegemoet te komen.5 Gegeven het krachtenveld in de Raad (er was sprake van een nipte gekwalificeerde meerderheid bij het bereiken van de algemene oriëntatie in juni) en de ambities van het Europees Parlement is de manoeuvreerruimte van het Spaanse voorzitterschap beperkt. Het merendeel van de lidstaten heeft dan ook opgeroepen om t.a.v. het weerlegbaar rechtsvermoeden dicht bij de algemene oriëntatie te blijven.

Naar verwachting zal het Spaanse voorzitterschap het Coreper na de triloog van 9 november vragen om mandaat voor de volgende triloogbesprekingen.

Vervolg

Tijdens de Formele Raad van 27 november a.s. zal het Spaanse voorzitterschap naar verwachting een voortgangsrapportage presenteren. Op dit moment is nog niet bekend of tijdens de Raad inhoudelijk gesproken wordt over de voortgang in de triloog. Het Spaans voorzitterschap zal naar verwachting ook in december onderhandelingen in de triloog voeren. Deze zullen vanaf januari worden voortgezet onder Belgisch voorzitterschap, tenzij er onder Spaans voorzitterschap een voorlopig akkoord is bereikt.

Inzet Nederland

Ik blijf me ook in de triloog inzetten voor een effectieve richtlijn die een goede balans biedt tussen de duurzame ontwikkeling van platformbedrijven en de daadwerkelijke bescherming van werknemers. Ik zie het aangepaste voorstel van het Europees Parlement over het weerlegbaar rechtsvermoeden zoals opgenomen in het eerdergenoemde non-paper, als een eerste stap in de goede richting om tot een akkoord te komen. Er zullen echter aanvullende stappen nodig zijn om te komen tot een triloogakkoord. Ook onder het nieuwe voorstel van het Europees Parlement vallen er nog te veel echte zelfstandigen onder het weerlegbaar rechtsvermoeden. Indien de gelegenheid zich voordoet, zal ik voorstellen steunen om het rechtsvermoeden meer in lijn te brengen met het originele Commissievoorstel. Daarbij zal ik rekening houden met het krachtenveld in de Raad.

Ik zal er bij het Spaanse voorzitterschap op aandringen om de vaart te houden in de triloog en in te zetten op een ambities akkoord. Conform de informatieafspraken met uw Kamer zal ik uw Kamer blijven informeren over de voortgang van de eindonderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie en mijn inzet daarbij.

Ik wil deze Geannoteerde Agenda tevens gebruiken om uw Kamer te informeren over het onderzoek van Regioplan «Kwalitatief onderzoek platformwerk». Uit dit onderzoek blijkt dat platformwerkers zich vaak niet verdiepen in de arbeidsrelatie die hoort bij het werk dat zij via een platform doen. Dit onderzoek is bijgevoegd.

Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 27 en 28 november 2023

In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 27 en 28 november, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Formele Raad vindt plaats in Brussel.

Agendapunt: Algemene oriëntatie Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart

Doel Raadsbehandeling

Bereiken van een algemene oriëntatie op het EU-richtlijnvoorstel invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Commissie heeft een richtlijnvoorstel gedaan voor de invoering van een gestandaardiseerde Europese gehandicaptenkaart en een nieuwe gestandaardiseerde Europese gehandicaptenparkeerkaart.

Het beoogde doel van het Commissievoorstel is het bereiken van wederzijdse erkenning van de nationale gehandicaptenstatus tussen de EU-lidstaten, zodat EU-burgers met een beperking van dezelfde speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling die overheidsinstanties en particuliere ondernemers bieden kunnen profiteren als nationale burgers met een beperking. Het gaat om allerlei publieke en private diensten, activiteiten en faciliteiten op uiteenlopende terreinen (o.a. cultuur, vrije tijd, toerisme, sport, openbaar vervoer, particulier vervoer en onderwijs), ook wanneer deze niet tegen betaling worden aangeboden, evenals de toegang tot parkeervoorzieningen- en faciliteiten die voorbehouden zijn aan personen met een beperking. Voorbeelden zijn gratis toegang, kortingen, persoonlijke assistentie en het verkrijgen van toegankelijke informatie.

De lidstaten mogen volgens het voorstel zelf bepalen wie zij erkennen als persoon met een beperking en wie daarmee in aanmerking komt voor de gehandicaptenkaart en de gehandicaptenparkeerkaart. Daarnaast bepalen de lidstaten ook welke speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling zij toekennen aan de kaarten, idem voor private aanbieders van speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling. Ook worden de lidstaten zelf verantwoordelijk voor de afgifte van de kaarten, de bescherming van persoonsgegevens van mensen met een beperking, het bepalen van de sancties in het geval de richtlijn niet wordt nageleefd en moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om elk risico op vervalsing en misbruik van de kaarten te voorkomen. Tot slot doet het voorstel geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om naast de voorgestelde Europese kaarten op nationaal, regionaal of lokaal niveau een certificaat, gehandicaptenkaart of enig ander formeel document voor personen met een beperking uit te reiken.

Sinds publicatie van het richtlijnvoorstel op 6 september jl. hebben er vijf Raadswerkgroepen plaatsgevonden waarin de lidstaten met elkaar hebben onderhandeld over het voorstel. Het Spaans EU-Voorzitterschap zet in op het vaststellen van een algemene oriëntatie op de Raad. Het Europees Parlement werkt momenteel aan haar positie. Zodra die is bepaald – mogelijk in januari 2024 – kunnen de triloogonderhandelingen van start gaan. Hierbij is het van belang dat er in juni 2024 verkiezingen zijn voor het Europees Parlement, wat naar verwachting van invloed zal zijn op de planning van de onderhandelingen.

Inzet Nederland

De Minister van Langdurige Zorg en Sport en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zijn beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor dit dossier.

Op het moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda heeft het Spaanse EU-Voorzitterschap nog geen teksten aan de lidstaten doen toekomen die het wil voorleggen aan de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid. Nederland steunt het voorstel en onderschrijft de doelstelling die de Commissie met dit voorstel nastreeft, namelijk het bevorderen van het vrije verkeer van personen met een beperking binnen de EU en de gelijke behandeling van EU-burgers met een beperking. Naast deze positieve grondhouding heeft Nederland verschillende aandachtspunten in de onderhandelingen ingebracht. Zo is voor Nederland van groot belang dat de gehandicaptenkaart niet bedoeld of onbedoeld mensen uitsluit en dat er ingezet blijft worden op verbetering van toegankelijkheid voor iedereen, ook zonder een kaart te laten zien. Daarnaast heeft Nederland zich ingezet voor een ruimere implementatietermijn, het opnemen van een evaluatiebepaling, een EU-brede bewustwordingscampagne en het uitvoeren van een Privacy Impact Analyse van de digitale kaarten. Deze punten zijn voor Nederland belangrijk bij de beoordeling van de algemene oriëntatie, in het bijzonder ook een ruime implementatietermijn.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Er is binnen de Raad brede steun voor de invoering van de Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart. Sommige lidstaten hebben wel zorgen over o.a. de voorgestelde implementatietermijn, en de ontwikkeling en vormgeving van de digitale versie van de kaarten. De verdere ontwikkeling en vormgeving van de digitale versie van de kaarten moet nader vorm krijgen via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Verschillende lidstaten geven aan dat in de nadere uitwerking voldoende aandacht naar beveiliging van de kaarten moet gaan. Andere lidstaten willen het ontwerp juist eenvoudig en betaalbaar houden. Naar verwachting is er eveneens brede steun voor het voorstel in het Europees Parlement (EP). De onderhandelingen in het EP zijn momenteel gaande en worden gevoerd in het EMPL-comité. De benoemde rapporteur is Lucia Nicholsonova (RENEW).

Agendapunt: Aanname Raadsconclusies over de digitalisering van de coördinatie van de sociale zekerheid, om de uitoefening van de socialezekerheidsrechten in de EU te vergemakkelijken en de administratieve lasten te verlichten

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Spaanse Voorzitterschap presenteerde concept-Raadsconclusies (hierna: Raadsconclusies) over digitalisering bij de coördinatie van sociale zekerheid, met een focus op het faciliteren van socialezekerheidsrechten binnen de EU en het verlichten van administratieve lasten. De Raadsconclusies zijn opgesteld om opvolging van Raad en Commissie vast te stellen naar aanleiding van de recent gepubliceerde mededeling «Digitalisering bij de coördinatie van de sociale zekerheid: het vrije verkeer op de eengemaakte markt vergemakkelijken».6

De Raadsconclusies onderschrijven het groeiende belang van digitalisering in het veld van sociale zekerheid binnen de eengemaakte markt. De Raadsconclusies stellen dat, naarmate de samenleving en sociale zekerheidsdiensten steeds meer digitaal worden, kwesties als digitale geletterdheid, digitale vaardigheden en inclusie aandacht behoeven om gelijke toegang tot diensten en digitalisering te waarborgen. Dit is ook van groot belang voor het faciliteren van het vrij verkeer van personen en diensten. De instrumenten moeten toegankelijk zijn, en coördinatie tussen lidstaten moet zo goed mogelijk geregeld zijn.

Inzet Nederland

Ik ben namens Nederland voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies. Zoals opgenomen in het BNC-fiche ter beoordeling van de eerdergenoemde mededeling7, is het kabinet positief over de mededeling in het algemeen en onderschrijft Nederland de analyse van de Commissie dat het grensoverschrijdend gebruik van de sociale zekerheid toeneemt en daarmee ook het belang van de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen instanties. Het kabinet is dan ook in algemene zin positief over de initiatieven van de Commissie om samenwerking op EU-niveau te versterken om de dienstverlening op peil te houden; dit is ook een logisch vervolg op staand Europees beleid voor de coördinatie van de sociale zekerheid. Grensoverschrijdende samenwerking is nodig om burgers zo goed mogelijk van dienst te zijn en misbruik van voorzieningen voor sociale zekerheid tegen te gaan. Het gebruik van digitale instrumenten kan deze grensoverschrijdende samenwerking vergemakkelijken en daarmee ook bijdragen aan vermindering van de administratieve lasten en kosten voor burgers en bedrijven.

Nederland heeft erop ingezet om in de tekst van de voorliggende Raadsconclusies te benadrukken dat digitalisering geen doel op zich moet zijn, en dat het niet altijd een goede vervanging is van een menselijk oordeel. Nederland heeft ook benadrukt dat er goed naar de kosten en baten moet worden gekeken bij nieuwe voorstellen en dat technologische ontwikkelingen en digitale hulpmiddelen mogelijk kunnen bijdragen aan de implementatie van toekomstige wetswijzigingen, maar dat deze wetswijzigingen altijd grondig en op hun eigen merites moeten worden beoordeeld. Deze punten worden wat het kabinet betreft voldoende gereflecteerd in de Raadsconclusies die ter aanname voorliggen in de Raad en het kan daarom instemmen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Aanname Raadsconclusies over de transitie van zorgsystemen gedurende het hele leven naar holistische, persoonsgerichte en gemeenschapsgerichte modellen

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Spaanse Voorzitterschap presenteerde concept-Raadsconclusies (hierna: Raadsconclusies) betreffende de transitie van zorgsystemen gedurende het hele leven naar holistische, persoonsgerichte en gemeenschapsgerichte modellen. De Raadsconclusies stellen dat een strategische benadering van de zorgsector nodig is, dat het genderperspectief in de zorg moet worden gemainstreamd, en dat de zorgsector gebaseerd moet zijn op het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg niet uitsluitend bij de familie van de zorgontvanger ligt, maar in plaats daarvan moet worden gedeeld. Daarnaast worden de Europese Commissie en lidstaten, aan de hand van een reeks concrete maatregelen, opgeroepen om maatregelen te nemen om de evolutie van de langdurige zorg te begeleiden naar een gemeenschapsgerichte, persoonsgerichte benadering die het genderperspectief mainstreamt.

Inzet Nederland

De Minister van Langdurige Zorg en Sport is beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor dit thema.

Ik ben namens Nederland voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies. Het kabinet erkent het belang van toegankelijke en kwalitatief goede langdurige zorg voor alle EU-burgers, ongeacht leeftijd en beperkingen. Door de vergrijzing neemt de zorgvraag toe en tegelijkertijd ook het aantal medewerkers dat zorg kan leveren af. Het streven van het kabinet is gericht op het tot stand brengen van een goede balans tussen werk- en privéleven, waarbij mannen en vrouwen in gelijkere mate zorgtaken op zich nemen en ruimte hebben om door participatie op de arbeidsmarkt economische zelfstandigheid te verwerven. Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om het voor ouders makkelijker te maken werk en zorg te combineren. Zo heeft het kabinet betaald ouderschapsverlof ingevoerd met een verhoogd uitkeringspercentage, is de vergoeding voor kinderopvang inkomensonafhankelijk gemaakt en is de koppeling aan gewerkte uren komen te vervallen. Daarnaast zet het kabinet zich in voor de bestrijding van zwangerschapsdiscriminatie. Naast beleidsmaatregelen vereist gendergelijkheid een culturele verandering. Via een sociale dialoog over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt is het kabinet in gesprek met verschillende groepen in de samenleving. Hierbij wordt gesproken over de verdeling van arbeid en zorg en de verschillende verwachtingen die de samenleving heeft ten aanzien van mannen en vrouwen op het werk, in het gezin en in de samenleving en breder op de arbeidsmarkt. Uiteraard is het kabinet zich ervan bewust dat het uiteindelijk aan partners zelf is hoe zij de zorgtaken in het huishouden verdelen en hoe zij deze combineren met hun werk.8

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende Raadsconclusies.

Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Aanname Raadsconclusies over meer democratie op het werk en groene collectieve onderhandelingen voor fatsoenlijk werk en duurzame en inclusieve groei

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het Spaans Voorzitterschap presenteerde concept-Raadsconclusies (hierna: Raadsconclusies) over meer democratie op het werk en groene collectieve onderhandelingen.9 De Raadsconclusies benadrukken dat democratie op het werk onderdeel uitmaakt van het Europese sociale model. Democratie op het werk bestaat in de Unie en lidstaten in verschillende vormen, bijvoorbeeld via de informatie en raadpleging van werknemers, collectieve onderhandelingen, sociale dialoog en de participatie van werknemers in de administratieve, leidinggevende of toezichthoudende organen van een bedrijf. Meer democratie op het werk kan volgens de Raadsconclusies bijdragen aan een concurrerende en inclusieve sociale markteconomie, die leidt tot een toename in werkgelegenheid, fatsoenlijk werk, en tot duurzame groei.

Inzet Nederland

Ik ben namens Nederland voornemens in te stemmen met de Raadsconclusies. Het kabinet hecht groot belang aan inspraak van werknemers en de rol die de medezeggenschap speelt als schakel tussen de werkvloer en de bestuurder. Medezeggenschap is één van de middelen waardoor werknemers meer grip op hun werk krijgen. Bij een goed functionerende medezeggenschap werken werknemers en werkgevers samen en worden de gezichtspunten en de ervaringen van de werknemers meegenomen in de besluitvorming. Ik ben ervan overtuigd dat een organisatie beter functioneert en er betere besluiten worden genomen als de strategische beleidsvoering en het sociale beleid in samenspraak tussen de medezeggenschap en de werkgever vorm krijgt. Juist actuele thema’s zoals innovatie en vergroening en verduurzaming, duurzame inzetbaarheid, en gelijkwaardige kansen, vragen om een maatschappelijke dialoog. Medezeggenschap is bij uitstek geschikt om deze maatschappelijke dialoog op de werkvloer te laten plaatsvinden. Het kabinet is ervan overtuigd dat medezeggenschap bijdraagt aan betrokkenheid van de werknemers aan een betere leer- en werkcultuur.10

Daarnaast is een sterke sociale dialoog met solide sociale partners op nationaal, Europees en internationaal niveau van groot belang. Het Nederlandse poldermodel kent een lange traditie en is sterk ontwikkeld, waarbij sociale partners onderling, en sociale partners met de overheid, samenwerken op sociaaleconomisch terrein. Dit zorgt voor stabielere arbeidsverhoudingen en een positievere sociaaleconomische ontwikkeling. Gezien de positieve effecten van dit stelsel op de Nederlandse arbeidsverhoudingen en economie, is het behouden van een sterke sociale dialoog en collectief overleg op alle niveaus voor het kabinet van grote betekenis. Nederland heeft ingezet op de erkenning van de verschillen tussen nationale systemen en de rol en autonomie van sociale partners binnen het stelsel. Het kabinet hecht hier waarde aan.11 In de Raadsconclusies is verduidelijkt dat lidstaten voldoende ruimte krijgen om op een wijze die past binnen de nationale kaders invulling te geven aan de noties uit de Raadsconclusies. Het kabinet kan daarom instemmen met de voorliggende Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de Raadsconclusies. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Beleidsdebat Europees Semester: groene collectieve onderhandelingen, de Jaarlijkse Groeianalyse 2024, het Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport 2023, en de hoofdboodschappen van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité over de implementatie van de Raadsaanbeveling betreffende het verzekeren van een eerlijke klimaattransitie.

Doel Raadsbehandeling

Het Spaanse EU-Voorzitterschap beoogt een beleidsdebat te voeren over groene collectieve onderhandelingen. Daarnaast zal de Commissie een presentatie geven over de Jaarlijkse Groeianalyse 2024 en het Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport 2023. Ook wordt de Raad gevraagd de hoofdboodschappen van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité over de implementatie van de Raadsaanbeveling betreffende het verzekeren van een eerlijke klimaattransitie aan te nemen.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Op het moment van schrijven van de Geannoteerde Agenda zijn nog geen stukken beschikbaar voor het beleidsdebat over groene collectieve onderhandelingen, en over de Jaarlijkse Groeianalyse 2024, het Gezamenlijk werkgelegenheidsrapport 2023, en de hoofdboodschappen van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité over de implementatie van de Raadsaanbeveling betreffende het verzekeren van een eerlijke klimaattransitie.

In juni 2022 heeft de Raad een aanbeveling aangenomen inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit. Door middel van de Raadsaanbeveling worden lidstaten uitgenodigd om, waar relevant in nauwe samenwerking met sociale partners, beleidspakketten aan te nemen om de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van de klimaattransitie te adresseren. De Raadsaanbeveling biedt nuttige beleidshandvatten om de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van de klimaattransitie te adresseren. Daarbij houden lidstaten de ruimte om zelf nationaal afwegingen te maken welke maatregelen geschikt zijn om de uitdagingen te adresseren. Door het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) worden hoofdboodschappen opgesteld over de implementatie van deze aanbeveling. De hoofdboodschappen waren op het moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet beschikbaar. Het Nederlandse beleid op de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van de klimaattransitie is erop gericht om werkenden waar nodig actief te begeleiden naar goed en aantrekkelijk werk, leven lang ontwikkelen te stimuleren en de transitie voor burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven betaalbaar te houden. Negatieve sociaaleconomische effecten worden zoveel mogelijk geadresseerd door middel van generiek sociaal beleid en koopkrachtmaatregelen.

Agendapunt: Beleidsdebat sociale investeringen

Doel Raadsbehandeling

De Raad wordt gevraagd een opinie van het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) op dit thema aan te nemen. Het Spaanse Voorzitterschap beoogt vervolgens een beleidsdebat te houden over sociale investeringen en de Europese begrotingsregels.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De opinie van het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) is ten tijde van het opstellen van de Geannoteerde Agenda nog niet beschikbaar.

Er is ook nog geen discussiestuk beschikbaar voor het beleidsdebat over «sociale investeringen». Het huidige Spaanse Voorzitterschap en het inkomende Belgische Voorzitterschap zijn gezamenlijk een traject gestart over het belang van sociale investeringen in het kader van de herziening van het Europese begrotingsraamwerk. De Voorzitterschappen hebben de opvatting dat gerichte investeringen in menselijk kapitaal ook productiviteitswinsten kunnen opleveren en een hogere economische groei kunnen bevorderen, naast het bevorderen van sociale doelstellingen. De Voorzitterschappen willen daarom een evidence-based toetsingskader formuleren op basis van de economische literatuur, om te zien of en welke sociale investeringen naast het bevorderen van sociale doelstellingen bijdragen aan productiviteitswinst en hogere economische groei. Daartoe is een informele ambtelijke werkgroep opgezet, dat voorbereidend werk heeft uitgevoerd ten behoeve van het beleidsdebat op de Raad. Nederland heeft deelgenomen aan deze informele ambtelijke werkgroep.

Inzet Nederland

Het kabinet ziet in dat hervormingen en investeringen kunnen bijdragen aan economische convergentie en verbeterde schuldhoudbaarheid. Daarom is het positief dat de herziening van de Europese begrotingsregels een belangrijke prikkel bevat voor het stimuleren van structurele hervormingen en investeringen. In het voorstel van de Commissie kunnen lidstaten meer tijd krijgen voor hun begrotingsopgave wanneer zij bepaalde hervormingen en investeringen doorvoeren. De plannen die lidstaten indienen, dienen hierbij recht te doen aan geïdentificeerde uitdagingen in het kader van het Europees Semester en de landspecifieke aanbevelingen.

Het kabinet staat er voor open om bepaalde hervormingen en investeringen mee te wegen in de afweging of lidstaten meer tijd voor hun begrotingsopgave krijgen, zolang de set aan hervormingen en investeringen bijdraagt aan economische convergentie en schuldhoudbaarheid. Ook sociale investeringen kunnen hieraan bijdragen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan investeringen in om- en bijscholing. Dit zijn redelijkerwijs ook investeringen die indirect en op termijn bijdragen aan schuldafbouw. Het kabinet erkent in dat kader dat het nader definiëren van sociale investeringen nuttig kan zijn voor het in kaart brengen van de bijdragen van sociale investeringen aan inclusieve economische groei, het concurrentievermogen en een weerbare beroepsbevolking.

Het kabinet wil tegelijkertijd voorkomen dat er twee parallelle discussies ontstaan waardoor het traject op het sociale domein interfereert met de lopende onderhandelingen over de herziening van de Europese begrotingsregels. Nederland heeft daarom de Voorzitterschappen opgeroepen de ECOFIN-comités goed en tijdig te betrekken, en waar nodig de discussie beter af te bakenen.

Agendapunt: Beleidsdebat Europees actieplan antiracisme 2020–2025

Doel Raadsbehandeling

Het Spaanse Voorzitterschap beoogt een beleidsdebat te houden over de implementatie van het EU-actieplan tegen racisme 2020–2025. Er is op het moment van schrijven van de Geannoteerde Agenda nog geen discussiestuk beschikbaar.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Naar aanleiding van de toegenomen aandacht voor (structureel) racisme en discriminatie in de samenleving, heeft de EU in 2020 een Actieplan opgesteld om de aanpak van racisme en discriminatie zowel in de lidstaten als binnen de Europese instellingen zelf, te versterken.12 De maatregelen ter bestrijding van discriminatie, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid op Europees niveau zijn mede gebaseerd op het reeds bestaande EU-rechtskader. Het actieplan bevat acties en aanbevelingen op gebieden als de toegang tot werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheidszorg, sociale bescherming en huisvesting. Daarnaast voert de Commissie een reeks acties uit om raciale en etnische stereotypering tegen te gaan tezamen met de media, het maatschappelijk middenveld, werkgevers en werknemers, en vertegenwoordigers van personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren.

Inzet Nederland

Omdat er nog geen discussiestuk beschikbaar is voor dit beleidsdebat, zal ik op basis van onderstaande kabinetsinzet mijn inbreng in de Raad toesnijden.

Nog te veel mensen ervaren discriminatie of uitsluiting. Dit wil het kabinet aanpakken, omdat mensen zichzelf moeten kunnen zijn en niemand gediscrimineerd mag worden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook, zoals artikel 1 van de Grondwet beschrijft. Discriminatie en racisme belemmeren volwaardige deelname aan de samenleving en ook het samenleven met elkaar. Het heeft allerlei ongewenste gevolgen, zoals hogere werkeloosheid onder bepaalde bevolkingsgroepen en meer gezondheidsproblemen onder mensen die vaak worden gediscrimineerd of daar bang voor zijn.

Het kabinet zet in op het bevorderen van empathie, dialoog en verbinding in de Nederlandse samenleving. De actuele ontwikkelingen in het conflict betreffende Israël en de Palestijnse Gebieden en de mogelijke doorwerking van dit conflict in Nederland (bijvoorbeeld in de vorm van toenemend antisemitisme en moslimdiscriminatie) onderstrepen de noodzaak en het belang van deze inzet. Ik zal deze oproep in het beleidsdebat met mijn Europese collega’s delen.

Ik verwelkom het feit dat het Spaanse Voorzitterschap stil wil staan bij de implementatie van het EU-actieplan tegen racisme 2020–2025. Het kabinet heeft onder andere met de instelling van het Nationaal Programma van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme gehoor gegeven aan de oproep van de Commissie om op nationaal niveau een integrale aanpak van discriminatie en racisme te formuleren.13 Het grondrecht om niet gediscrimineerd te worden is in artikel 1 van de Grondwet vastgelegd. Die juridische norm is leidend. De norm heeft niet alleen betekenis voor het handelen van de overheid, maar is ook de basis voor het handelen in de samenleving.

Verder is in 2022 ook een Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme opgericht. De Staatscommissie heeft tot taak de regering te informeren over de stand van discriminatie en racisme in Nederland door inzicht te verschaffen in de aard, omvang en oorzaken van discriminatie en racisme in Nederland op basis van wetenschappelijk onderzoek; door effecten van regelgeving en beleid te monitoren; en een advies uit te brengen over betere waarborgen en verbetering van beleid en regelgeving om discriminatie en racisme te voorkomen en tegen te gaan.14 Ook heeft het kabinet in de Emancipatienota 2022–2025 aangegeven wat het doet voor de emancipatie van vrouwen en lhbtiq+ personen.15 Het kabinet voert een actief emancipatiebeleid, hetgeen aansluit bij de Europese ambities op dit terrein, en staat pal voor de bescherming en de bevordering van de Europese waarden als gendergelijkheid.

Het kabinet wil daarnaast met de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie een belangrijke stap zetten in het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt, aanvullend op de bestaande gelijkebehandelingswetgeving. Ondanks de normen die volgen uit de bestaande gelijkebehandelingswetgeving, is er nog steeds sprake van ongelijke kansen op de arbeidsmarkt. Nog te vaak worden mensen uitgesloten op grond van bijvoorbeeld afkomst, geslacht of leeftijd. Het kabinet streeft naar een inclusieve arbeidsmarkt, waarin mensen niet worden beoordeeld op hun achtergrondkenmerken, maar op wat zij kunnen. Dit komt niet alleen ten goede aan de resultaten van organisaties, maar ook aan het welzijn en de zelfstandigheid van elk individu en daarmee aan de samenleving als geheel. Het kabinet zet daarnaast in op kansengelijkheid en een goede start en gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt, onder meer met het programma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt.16 Dit programma richt zich in het bijzonder op mensen met een migratieachtergrond.

Tegelijkertijd betekent dat nog niet dat we er al zijn. Discriminatie, in al haar vormen, zal helaas niet zomaar verdwijnen. Daarom vindt het kabinet het belangrijk dat we blijven streven naar gelijkere behandeling.


X Noot
1

Uw Kamer is hierover geïnformeerd in het Verslag van de Formele Raad van 12 juni jl., zie Kamerstukken II, 2022/23, 21 501-31, 714.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2022/23, 21501–31, 698.

X Noot
3

De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het «Delegates Portal» wanneer zij het niveau van Coreper hebben bereikt. Dit document heeft het niveau van Coreper bereikt, is daarmee inzichtelijk voor leden van de Eerste en Tweede Kamer.

X Noot
4

Gezien de vertrouwelijkheid van de onderhandelingen is het niet mogelijk om in detail op dit voorstel in te gaan.

X Noot
5

Dit document met kenmerk st.14374.en23 heeft de rubricering »Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het «Delegates Portal» wanneer zij het niveau van Coreper hebben bereikt. Dit document heeft het niveau van Coreper bereikt, is daarmee inzichtelijk voor leden van de Eerste en Tweede Kamer.

X Noot
6

COM(2023) 501

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023–24, 22 112, nr. 3804.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2022–23, 29 544, nr. 1156.

X Noot
9

Met «groene collectieve onderhandelingen» worden kwesties bedoeld die verband houden met de groene transitie en raken aan collectieve onderhandelingen. Het bevorderen van groene collectieve onderhandelingen wordt een geschikte manier geacht om bij te dragen aan de verwezenlijking van de groene transitie.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2023–24, 29 818, nr. 46.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2022–23, 21 501-31, nr. 709.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2020–2021, 22 112, nr. 2969.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2022–23, 30 950, nr. 316.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2023–24, 30 950, nr. 352.

X Noot
15

Kamerstukken II, 2022–23, 30 420, nr. 374.

X Noot
16

Kamerstukken II, 2022–23, 29 544 en 30 950, nr. 1217.

Naar boven