21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 714 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2023

Hierbij ontvangt u het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 12 juni jl. te Luxemburg. In dit verslag is tevens mijn appreciatie van de bereikte algemene oriëntatie van het EU-richtlijnvoorstel verbeteren arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers toegevoegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Verslag Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 12 juni 2023 te Luxemburg

Op de agenda van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 12 juni jl. stonden vier algemene oriëntaties, twee beleidsdebatten en de aanname van een Raadsaanbeveling en Raadsconclusies geagendeerd. Daarnaast stond er een besloten lunchdebat geagendeerd over mentale gezondheid op de werkvloer. Ik heb de Raad daarnaast benut om de bilaterale contacten met mijn collega-ministers aan te halen.

Algemene oriëntatie richtlijnvoorstel verbeteren arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers

In de Raad is een algemene oriëntatie bereikt. Met de algemene oriëntatie is een belangrijke stap gezet richting een betere bescherming van platformwerkers en het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Met de vaststelling van de algemene oriëntatie kan de triloog over het richtlijnvoorstel worden gestart.

Nederland heeft ingestemd met de algemene oriëntatie. Ik ben tevreden over het bereikte onderhandelingsresultaat, ook gezien het complexe krachtenveld. Op veel, maar niet op alle, punten komt het onderhandelingsresultaat tegemoet aan de Nederlandse inzet. Spanje, Duitsland, Estland, Letland en Griekenland hebben zich onthouden van stemming. Er waren geen tegenstemmen. Verschillende lidstaten hebben stemverklaringen uitgebracht. Zo heeft Nederland een stemverklaring uitgebracht met België, Luxemburg, Malta, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje. Deze verklaring is bijgevoegd bij dit verslag. Met de verklaring wordt het belang van de richtlijn onderschreven en de algemene oriëntatie verwelkomd. Tegelijkertijd worden met de verklaring enkele aandachtspunten voor de triloog meegegeven. Daarnaast hebben Frankrijk en Litouwen twee separate stemverklaringen afgelegd.1

Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, dat heeft ingestemd met het onderhandelingsresultaat sprak uit dat het in de Raad bereikte compromis in hun ogen weliswaar niet perfect is, maar dat het belangrijk is om een volgende stap te zetten en de triloog met het Europees Parlement te starten. Zij lieten weten dat het belangrijk is om tot een Europese richtlijn te komen zodat platformwerkers duidelijkheid krijgen over hun positie en de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk verbeteren. Daarbij gaf een deel van de lidstaten aan dat hun voorkeur uitging naar het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie en dat zij graag het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden meer in lijn hadden willen zien met het originele voorstel. Andere lidstaten gaven juist aan dat zij meer ruimte voor afwijken van het rechtsvermoeden hadden gewild.

Ik zal er bij het aankomende Spaanse voorzitterschap op aandringen om niet het momentum te verliezen en de vaart te houden in de triloog. De eerste bespreking met het Europees Parlement staat gepland voor 11 juli a.s. Ook zal ik de onderhandelingen met het Europees Parlement goed blijven volgen en uw Kamer, conform de informatieafspraken, informeren over de ontwikkelingen. Ik blijf me ook in de triloog inzetten voor een effectieve richtlijn die een goede balans biedt tussen de duurzame ontwikkeling van platformbedrijven en de daadwerkelijke bescherming van werknemers, met name als het gaat om het weerlegbaar rechtsvermoeden met omgekeerde bewijslast en automatische monitoring en besluitvormingssystemen. Over de positie van het Europees Parlement heb ik u geïnformeerd in het Verslag van de Formele Raad van 13 maart jl.2

Inhoudelijke toelichting en appreciatie van het onderhandelingsresultaat

In het Verslag van de Formele Raad van 8 december 20223 informeerde ik uw Kamer dat onder het Tsjechisch Voorzitterschap geen algemene oriëntatie werd bereikt. Ook Nederland kon toen niet instemmen met het compromisvoorstel waarover aan het einde van de dag werd gestemd.

Het onderhandelingsresultaat waarmee ik tijdens de Raad van 12 juni jl. heb ingestemd bevat ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden een aantal verbeteringen (zie onder) ten opzichte van de tekst die voorlag op 8 december 2022 en de eerdere compromisteksten die onder Zweeds voorzitterschap zijn gepresenteerd. Conform de informatieafspraken geef ik hieronder een appreciatie van het onderhandelingsresultaat en vergelijk ik deze met de Nederlandse inzet. Omdat onder Zweeds voorzitterschap hoofdzakelijk is gesproken over het weerlegbaar rechtsvermoeden zal ik vooral op dat onderdeel van het onderhandelingsresultaat ingaan.

1. Weerlegbaar rechtsvermoeden met omgekeerde bewijslast

Reeds onder Tsjechisch voorzitterschap waren de vormgeving en de criteria van het rechtsvermoeden gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke richtlijnvoorstel van de Europese Commissie4. In het voorstel van de Europese Commissie wordt uitgegaan van een weerlegbaar rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst wanneer aan ten minste twee van de volgende vijf criteria is voldaan:

  • a) Het niveau van de vergoeding wordt daadwerkelijk bepaald of er worden bovengrenzen vastgesteld;

  • b) De persoon die platformwerk verricht, wordt verplicht specifieke bindende regels in acht te nemen met betrekking tot het uiterlijk, het gedrag ten aanzien van de afnemer van de dienst of de uitvoering van het werk;

  • c) Er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van het werk of de kwaliteit van de resultaten van het werk wordt geverifieerd, ook met behulp van elektronische middelen;

  • d) De vrijheid om het werk te organiseren wordt daadwerkelijk beperkt onder meer door sancties, met name de vrijheid om zelf de arbeidstijd of perioden van afwezigheid te kiezen, om taken te aanvaarden of te weigeren of om gebruik te maken van onderaannemers of vervangers in te schakelen;

  • e) De mogelijkheid om een klantenbestand op te bouwen of werk voor derden uit te voeren wordt daadwerkelijk beperkt.

In het onderhandelingsresultaat zijn de criteria uiteindelijk als volgt geformuleerd:

  • a) Het digitaal arbeidsplatform stelt de bovengrenzen voor de vergoeding vast;

  • b) Het digitaal arbeidsplatform vereist dat de persoon die platformwerk verricht specifieke regels in acht neemt met betrekking tot het uiterlijk, het gedrag ten aanzien van de afnemer van de dienst of de uitvoering van het werk;

  • c) Het digitaal arbeidsplatform houdt toezicht op de uitvoering van het werk, waaronder met behulp van elektronische middelen;

  • d) Het digitaal arbeidsplatform beperkt de vrijheid, waaronder door sancties, om het werk te organiseren door zelf de arbeidstijd of perioden van afwezigheid te kiezen;

  • da) Het digitaal arbeidsplatform beperkt de vrijheid om het werk te organiseren, waaronder door sancties, om taken te aanvaarden of te weigeren;

  • db) Het digitaal arbeidsplatform beperkt de vrijheid, waaronder door sancties, om gebruik te maken van onderaannemers of vervangers in te schakelen;

  • e) Het digitaal arbeidsplatform beperkt de mogelijkheid om een klantenbestand op te bouwen of werk voor derden uit te voeren.

Het weerlegbaar rechtsvermoeden kan worden ingeroepen als wordt voldaan aan drie van bovenstaande zeven criteria.

Hoewel mijn voorkeur uitging naar het niet limitatief geformuleerde criterium d uit het oorspronkelijke Commissievoorstel, komen de volgende punten uit het onderhandelingsresultaat tegemoet aan mijn inzet gericht op een toekomstbestendig en effectief rechtsvermoeden:

  • In het onderhandelingsresultaat is verduidelijkt dat er sprake moet zijn van de uitoefening van controle en gezag door het digitaal arbeidsplatform. Dit kan blijken uit de toepasselijke voorwaarden van het platform of door de praktijk;

  • In de aangenomen tekst is opgenomen dat het weerlegbaar rechtsvermoeden in de richtlijn niet de bevoegdheid aantast van rechters en nationale autoriteiten om vast te stellen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, dus ook als bijvoorbeeld aan minder dan drie van de criteria van het rechtsvermoeden is voldaan;

  • Aan de tekst is toegevoegd dat er geen achteruitgang in de bescherming van platformwerkers mag zijn, vergeleken met de bescherming die zij voorafgaande aan de inwerkingtreding van de richtlijn onder nationaal recht genieten in de lidstaten.

  • Een ander voor Nederland belangrijk punt is dat de bepaling (artikel 4 lid 2a) waarover ik uw Kamer informeerde in het Verslag van de Formele Raad van 8 december 2022 niet is teruggekeerd in het operationele deel van de richtlijntekst. Deze bepaling schreef voor dat niet aan een bepaald criterium voor het activeren van het rechtsvermoeden voldaan zou zijn, wanneer een platform louter aan dat criterium voldoet op grond van regelgeving van de EU, nationale regelgeving of collectieve overeenkomsten. Nederland en de gelijkgestemde lidstaten hebben zich er met succes hard voor gemaakt dat deze bepaling niet zou worden opgenomen in het operationele deel van de tekst. De bepaling is enkel in de overwegingen van de compromistekst opgenomen.

Wel bevat de compromistekst in vergelijking met het originele voorstel van de Europese Commissie enkele beperkingen die worden gesteld aan de toepassing van het rechtsvermoeden door nationale autoriteiten. Bijvoorbeeld ten aanzien van de bepaling die de mogelijkheid biedt om het rechtsvermoeden niet toe te passen in fiscale procedures, strafrechtelijke procedures en procedures in de sociale zekerheid. In de door de Raad vastgestelde tekst wordt het aan de lidstaten gelaten om dit in nationale wetgeving te regelen. Nederland heeft zich er gedurende de onderhandelingen in de Raad voor ingezet dat organisaties zoals de Belastingdienst en sociale zekerheidsdiensten zich op het rechtsvermoeden kunnen beroepen. Ik had op dit punt graag een minder vrijblijvende tekst gezien en zal mij hiervoor ook in de triloog inzetten.

2. Automatische monitoring en besluitvormingssystemen

De bepalingen in dit hoofdstuk zien op transparantie over en het gebruik van geautomatiseerde monitoring – en besluitvormingsystemen, de verplichting van menselijk toezicht en de effecten op de fysieke en mentale gezondheid en veiligheid van platformwerkers, het recht van platformwerkers om een onderbouwing te krijgen van geautomatiseerde beslissingen en het recht om te kunnen verzoeken deze te laten herzien. Uit de bepalingen volgt ook de verplichting voor platformbedrijven om platformwerkers of hun vertegenwoordigers te informeren en consulteren over beslissingen ten aanzien van de inzet van algoritmen, bijvoorbeeld als er nieuwe vormen van geautomatiseerde monitoring of besluitvorming worden geïntroduceerd.

Over de bepalingen van dit hoofdstuk liepen de standpunten in de Raad minder uiteen. Het onderhandelingsresultaat is op dit punt niet gewijzigd ten opzichte van de tekst die in december voorlag. Over het algemeen ben ik tevreden met de tekst uit dit hoofdstuk zoals die in december in de Raad voorlag en die nu ook is opgenomen in het onderhandelingsresultaat: de bepalingen over de inzet van algoritmen bij automatische monitoring – en besluitvormingssystemen bieden meer rechten en duidelijkheid aan werkenden in de platformsector dan thans het geval is. Zo mogen digitale arbeidsplatforms geen persoonlijke data verzamelen over de psychische gesteldheid van een platformwerker en moeten platformwerkers worden geïnformeerd over de inzet en het gebruik van automatische monitoring- en besluitvormingssystemen en welke data worden verzameld door deze systemen.

De discussie onder Tsjechisch voorzitterschap in de Raad spitste zich vooral toe op de vraag of de bepalingen over automatische monitoring en besluitvorming enkel zouden moeten gelden voor werknemers of ook voor zelfstandigen. Een deel van de lidstaten wilde dat deze bepalingen enkel voor werknemers zouden gelden.

Ik acht het positief dat in het onderhandelingsresultaat de meeste bepalingen over automatische monitoring en besluitvorming ook van toepassing zijn op zelfstandigen.5

Algemene oriëntatie herziening richtlijn ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten

Op de Raad werd een algemene oriëntatie bereikt over de herziening van de richtlijn ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen en diisocyanaten.

Ik ben tevreden met de overeengekomen Raadspositie. De voorgestelde introductie van de grenswaarde voor diisocyanaten zie ik als positief en een stap in de goede richting. Tegelijkertijd ben ik van mening dat een verdere verlaging van deze grenswaarde op termijn mogelijk zou moeten zijn. Gelet op de sterk uiteenlopende belangen in het krachtenveld, acht ik het een goede stap dat in de voorgestelde algemene oriëntatie de grenswaarde niet is afgezwakt ten opzichte van het Commissievoorstel. Ook ben ik blij met de herziene grenswaarden voor lood, die lager liggen dan de huidige nationale grenswaarden.

Naar verwachting bepaalt het Europees Parlement voor de start van het zomerreces haar positie. De trilogen kunnen vervolgens starten onder het inkomende Spaans Voorzitterschap.

Algemene oriëntatie Richtlijnen voor gelijkebehandelingsinstanties

Op de Raad werden algemene oriëntaties bereikt over de EU-richtlijnvoorstellen betreffende de normen voor organen voor gelijke behandeling (gelijkebehandelingsinstanties). Het betreft twee inhoudelijk identieke richtlijnvoorstellen die standaarden geven voor gelijkebehandelingsinstanties. De voorstellen zien op dezelfde instanties. De standaarden hebben betrekking op onder meer de onafhankelijkheid, financiering, taken en (proces)bevoegdheden van deze instanties, die momenteel per lidstaat kunnen verschillen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor dit dossier. Het kabinet is tevreden met de bereikte algemene oriëntaties van de EU-richtlijnvoorstellen. Ik heb namens Nederland op de Raad steun uitgesproken voor de versterking van de onafhankelijkheid en de rol en bevoegdheden van gelijkebehandelingsinstanties in de Europese Unie. Niet in elk van de lidstaten is een organisatie ingericht die aan de minimale eisen voldoet. Versterking van de positie van deze organisaties is belangrijk voor de verwezenlijking van Europese kernwaarden als het recht op gelijke behandeling zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in de richtlijnen over gelijke behandeling. Het is dan ook wenselijk dat er meer eenheid komt in de gelijkebehandelingsinstanties in de Europese Unie. Gelijkebehandelingsinstanties vervullen tevens een essentiële rol bij onder meer de inzet voor vrouwen en lhbtiq+ rechten.

De inhoudelijke behandeling van de voorstellen in het Europees Parlement was nog niet van start gegaan ten tijde van het uitgaan van het Verslag van de Formele Raad.

Voortgangsrapportage en beleidsdebat EU-richtlijnvoorstel gelijke behandeling van personen

Het Zweedse voorzitterschap agendeerde een beleidsdebat over het EU-richtlijnvoorstel betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

In 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn inzake gelijke behandeling buiten de arbeid, ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

Het voorstel, gebaseerd op artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, schept een kader voor het verbod van discriminatie op deze gronden.

Het richtlijnvoorstel wordt beschouwd als het sluitstuk van de EU-richtlijnen op het gebied van gelijke behandeling, maar er is al lange tijd sprake van een impasse in de onderhandelingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beleidsinhoudelijk verantwoordelijk voor dit dossier. Het kabinet heeft, zoals uiteengezet in het BNC-fiche, een positieve houding tegenover het richtlijnvoorstel. Ik heb tijdens het beleidsdebat namens Nederland ingebracht dat ik grote waarde hecht aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Ik heb daarom het Zweeds Voorzitterschap bedankt dat zij een beleidsdebat op politiek niveau organiseerde, om daarmee te proberen de langdurige impasse op dit richtlijnvoorstel te doorbreken. En ik heb bij mijn collega-ministers aangedrongen op een akkoord op dit richtlijnvoorstel, zodat ook in Europees verband ambitie getoond wordt in het kader van de bescherming van fundamentele rechten.

Tijdens het beleidsdebat bleek dat een ruime meerderheid van de lidstaten de doelstellingen van het EU-richtlijnvoorstel steunt. Ook spraken veel lidstaten uit dat zij voortgang op bescherming van fundamentele rechten in de Unie van groot belang vinden. Daarbij deden een aantal lidstaten de oproep tot constructieve onderhandelingen. Diverse lidstaten deelden in het beleidsdebat nog bedenkingen te hebben op onderdelen van het richtlijnvoorstel, zoals de reikwijdte, de definities, en de rechtszekerheid. Een enkele lidstaat sprak uit niet in te kunnen stemmen met het richtlijnvoorstel vanwege subsidiariteitsbezwaren.

Naar verwachting zal het Spaans Voorzitterschap de behandeling van het richtlijnvoorstel voortzetten. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten om een akkoord op het richtlijnvoorstel te bereiken en om vooruitgang te blijven boeken op dit thema.

Beleidsdebat Lentepakket Europees Semester en Social Convergence Framework

De Raad heeft ingestemd met de werkgelegenheids- en sociale beleidsaspecten van de landspecifieke aanbevelingen uit het Lentepakket. Een kabinetsreactie op de landspecifieke aanbevelingen is op 9 juni jl. aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd.6

Vervolgens wisselde de Raad van gedachten over het zogenoemde Social Convergence Framework (SCF), dat de mogelijkheid kan bieden om binnen de jaarlijkse Semestercyclus op meer diepgaande en gestructureerde wijze uitdagingen te identificeren die opwaartse sociale convergentie zouden kunnen belemmeren. Het SCF kon op steun van verschillende lidstaten rekenen, waarbij deze lidstaten met name steun uitspraken voor voldoende aandacht voor sociaal beleid in het Semester. Er was ook een groep lidstaten die zich meer terughoudend uitsprak, met name gezien de mogelijke administratieve lasten voor (kleine) lidstaten. Ik heb namens Nederland ingebracht dat ik het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie onderschrijf en waarde hecht aan voldoende aandacht voor werkgelegenheid en sociale aspecten binnen het Semester. Ik heb benadrukt dat er bij de uitwerking van een eventueel SCF goed gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde in aanvulling op bestaande Semesterprocessen en -instrumenten en oog moet zijn voor het beperken van de administratieve lasten.

De Europese Commissie gaf aan dat er geen administratieve lastenverzwaring zal komen bij de introductie van een SCF. Het Zweedse voorzitterschap concludeerde dat uit het beleidsdebat geen formeel besluit kon volgen en dat vervolgstappen aan het inkomende Spaanse voorzitterschap zijn.

Aanname Raadsaanbeveling versterken Sociale Dialoog

De Raad heeft een Raadsaanbeveling aangenomen over de versterking van de sociale dialoog. De Raadsaanbeveling bevat een oproep aan lidstaten om te zorgen voor een gunstig klimaat voor de sociale dialoog op alle niveaus, waarbij collectieve onderhandelingen worden bevorderd en het recht op vrijheid van vereniging en vrijheid tot collectieve onderhandelingen geëerbiedigd worden.

Ik heb namens Nederland ingestemd met de Raadsaanbeveling. Een sterke sociale dialoog met solide sociale partners op nationaal en Europees niveau is voor Nederland van groot belang.

Nederland heeft ingezet op de erkenning van de verschillen tussen nationale systemen en de rol en autonomie van sociale partners binnen het stelsel. Het kabinet hecht hier waarde aan. In de Raadsaanbeveling is verduidelijkt dat lidstaten voldoende ruimte krijgen om op een wijze die past binnen de nationale kaders invulling te geven aan de streefdoelen en aanbevelingen zoals genoemd in het voorstel voor een Raadsaanbeveling. Uiteraard dienen daarbij de internationale standaarden gerespecteerd te worden. Inzet is ook gepleegd op het beperken van rapportageverplichtingen over de implementatie van de aanbeveling – daar waar deze overlap heeft met bestaande instrumenten.

Aanname Raadsconclusies over de integratie van het gendergelijkheidsperspectief in beleidsmaatregelen, programma's en begrotingen

De Formele Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over de integratie van het gendergelijkheidsperspectief in beleidsmaatregelen, programma's en begrotingen.

Ik heb namens Nederland ingestemd met de Raadsconclusies. Het kabinet beziet de Raadsconclusies als oproep om haar beleids- en begrotingsprocessen tegen het licht te houden en waardeert het overzicht aan concrete maatregelen dat daarbij overwogen kan worden. Nederland heeft erop ingezet om in de tekst een balans te treffen tussen de ambities van het kabinet op het vlak van gendermainstreaming én de huidige beleids- en begrotingsinrichting in Nederland. Deze balans wordt wat het kabinet betreft voldoende gereflecteerd in de Raadsconclusies. Nederland kon daarom instemmen.

Besloten lunchdebat mentale gezondheid op werk

Tijdens de Formele Raad vond ook een besloten lunchdebat plaats, met als thema «mentale gezondheid op werk». Ik ben verheugd met de aandacht voor dit thema in Europees verband. Dit thema is van groot belang voor de toekomst van onze samenlevingen en arbeidsmarkten mede in het licht van de groene, digitale en demografische transities. Ik heb tijdens het lunchdebat ingebracht dat ik inzet op duurzame inzetbaarheid van de bevolking in combinatie met (mentaal) gezonde banen. Zowel voor de jeugd, als voor de bredere bevolking. Zeker gezien de huidige ontwikkelingen met betrekking tot mentale gezondheid. Zo zien we een opwaartse trend waarbij het aandeel werknemers dat burn-outklachten ervaart in de laatste twee jaren is gestegen tot 20%. Daarom is het belangrijk aandacht te besteden aan de mentale gezondheid van eenieder.

Ik heb de stappen die de Commissie neemt bij het herzien van verschillende benaderingen om psychosociale risico's op het werk aan te pakken dan ook in algemene zin verwelkomd.7 Deze inzet sluit ook goed aan bij mijn oproep, die ik heb gedaan tijdens een bijeenkomst over gezond en veilig werken in Stockholm op 15 mei jl., om tot een sterkere Europese samenwerking op dit terrein te komen. Ik heb daarin verschillende initiatieven aangedragen die wij in Nederland hebben en uitwerken om burn-outklachten tegen te gaan. De Commissie heeft onlangs een mededeling uitgebracht over mentale gezondheid. Een kabinetsappreciatie van deze Commissiemededeling komt uw Kamer toe binnen de gebruikelijke termijn middels een BNC-fiche.


X Noot
1

Deze stemverklaringen met als kenmerk st.10107/23 ADD1 en st. 10107/23 ADD3 zijn te vinden op het Delegates Portal.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-31, nr. 698.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-31, nr. 692.

X Noot
4

Conform de informatieafspraken is uw Kamer diverse malen geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen onder Tsjechisch voorzitterschap, waaronder ook de wijziging in de vormgeving van de criteria, o.a. met de Geannoteerde Agenda en het Verslag van de informele Raad WSB van 13 en 14 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-31, nrs. 683 en 688) en de beantwoording van het Schriftelijk Overleg betreffende deze Raad (Kamerstuk 21 501-31, nr. 684), alsmede met de Geannoteerde Agenda en het Verslag van de Formele Raad WSB van 8 december 2022 (Kamerstuk 21 501-31, nrs. 690 en 692).

X Noot
5

In lijn met het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie zijn enkel de bepalingen in dit hoofdstuk die betrekking hebben op het EU-acquis voor gezond en veilig werken van toepassing op werknemers. Dat komt omdat het EU-acquis op dit punt niet van toepassing is op zelfstandigen. Via het Nederlandse arbeidsrecht wordt werkgevers een hoge zorgplicht opgelegd in het kader van gezond en veilig werken. Deze plicht strekt zich ook uit naar bijvoorbeeld zelfstandigen en uitzendkrachten. Daarmee komt reeds aan alle werkenden een ruimere bescherming toe dan thans op dit punt in het richtlijnvoorstel is voorzien.

X Noot
6

Kamerstuk CLIV, nr. C, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1951.

X Noot
7

Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on a comprehensive approach to mental health, COM(2023) 298.

Naar boven