30 950 Racisme en Discriminatie

Nr. 352 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2023

Ruim een jaar na de instelling van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme op 1 juli 2022, informeer ik u over de voortgang. De commissie is ingesteld voor een periode van vier jaar. Ieder jaar wordt er teruggeblikt en vooruit gekeken op welke wijze een verdere invulling kan worden gegeven aan de opdracht. Gezien de resultaten die er nu al liggen kan de commissie door naar een volgende fase en daarmee wijzigen van samenstelling.

De commissie heeft zich met passie en grote betrokkenheid aan de opdracht gewijd en is van mening dat het belang van de opdracht na een jaar onverminderd belangrijk is gebleven, sterker nog, de samenleving heeft meer dan ooit behoefte aan een betekenisvolle bijdrage aan het voorkomen van discriminatie en racisme (zie voor de cijfers van de geregistreerde discriminatie en racisme in Nederland: Discriminatiecijfers in 2022, Rapport Rijksoverheid).

De commissie startte met een omvangrijke opdracht: «de staatscommissie heeft tot taak de regering a. te informeren over de stand van discriminatie en racisme in Nederland door inzicht te verschaffen in de aard, omvang en oorzaken van discriminatie en racisme in Nederland op basis van wetenschappelijk onderzoek; b. door effecten van regelgeving en beleid te monitoren; en c. een advies uit te brengen over betere waarborgen en verbetering van beleid en regelgeving om discriminatie en racisme te voorkomen en tegen te gaan. Bij haar werkzaamheden besteedt de commissie aandacht aan de volgende onderwerpen: a. discriminatie en racisme in sectoren van de samenleving, zoals in ieder geval de woningmarkt, de arbeidsmarkt, het onderwijs, de zorg; en b. discriminatie en racisme door de overheid, waarbij de staatscommissie in ieder geval een brede doorlichting op discriminatie en etnisch profileren uitvoert van de werkwijze en organisatiecultuur van alle (semi)overheidsinstanties en uitvoeringsinstanties, en in ieder geval reflecteert op de mogelijkheid en wenselijkheid van een verbod voor overheidsinstanties om etniciteit te gebruiken om fraude te bestrijden en verkent wat de mogelijkheden zijn om onderscheid op grond van ras en nationaliteit in risicoprofielen alleen toe te passen ter bescherming dan wel ter ondersteuning van mensen».1

De commissie heeft deze – zeer – brede opdracht van scope en aanpak voorzien in werkplan2. In het eerste jaar heeft de commissie adviezen en voorstellen geleverd en inzichten gedeeld of deelt zij die binnenkort met u. Voor een betere waarborg in beleid en regelgeving om discriminatie en racisme tegen te gaan, hebben het College voor de Rechten van de Mens, de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en de commissie ervoor gepleit om eenzijdig overheidshandelen onder de werking van de gelijke behandelingswetgeving te brengen in een gezamenlijk advies aan de Minister3. Voor inzicht in aard, omvang en oorzaken van discriminatie en racisme is het belangrijk om ons verleden onder ogen te zien. Als samenleving staan we op de schouders van het verleden, een verleden dat doorwerkt in het hier en nu. In het Herdenkingsjaar Slavernijverleden wilde de commissie komen tot een essaybundel en zijn diverse wetenschappers gevraagd om een bijdrage te schrijven over de doorwerking van het slavernijverleden op diverse terreinen zoals de woningmarkt, de arbeidsmarkt, het onderwijs en de gezondheidszorg. Deze bundel biedt meervoudige perspectieven op de relatie tussen verleden en heden4. Een rapportage waarin de commissie de wetenschappelijke inzichten in aard, omvang en oorzaken van discriminatie heeft vervat, kunt u later dit najaar tegemoet zien. Voor een brede doorlichting van (semi)overheidsinstanties en uitvoeringsinstanties heeft de commissie een aanpak ontwikkeld die zal worden getoetst bij drie pilot-overheidsorganisaties.

Zoals hierboven reeds aangegeven komt de opdracht van de commissie hiermee in een fase waarin de focus verschuift van inzicht verschaffen en in beeld brengen van de omvang en oorzaken van discriminatie naar het bieden van oplossingen en toepassen van de aanpak om afzonderlijke overheidsinstanties door te lichten op discriminatie en etnisch profileren. Gelet hierop is binnen de commissie gesproken over verschillende manieren om de opdracht verder uit te voeren. De commissie heeft uitgesproken dat zij de opdracht in de volgende fase niet alleen fundamenteel wetenschappelijk wenst te benaderen, maar de focus daarin meer wil leggen op empirisch onderzoek waarvan co-creatie en betrokkenheid van Caribisch Nederland deel uitmaken. Met grote waardering voor de door hen geleverde bijzondere expertise, verlaten prof. mr. J.H. Gerards, prof. dr. A.B. Terlouw en prof. dr. P. Zanoni de commissie op eigen verzoek om ruimte te maken voor de in de volgende fase benodigde expertise. Om de bezetting van de commissie op peil te houden zal in samenspraak met de commissie worden gestart met de werving van tenminste twee nieuwe leden voor de commissie met bestuurskundige en juridisch beleidsmatige kennis. Deze leden zullen conform het instellingsbesluit van de staatscommissie bij ministerieel besluit worden benoemd. Ik zal u van nieuwe benoemingen in de staatscommissie uiteraard op de hoogte stellen. Het is vervolgens aan de voltallige commissie om haar nieuwe focus bij de uitvoering van de opdracht nader vorm te geven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven