21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 538 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2019

Op 24 oktober aanstaande vindt de Raad WSB te Luxemburg plaats.

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken* informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid.

Tevens bevat de geannoteerde agenda de kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingsdossiers op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 24 oktober 2019

Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid

In het nu volgende geef ik u een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid.

Terugblik

De WSBVC Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Zoals ik u gemeld heb in de brief van 5 juli 2018 (Verslag van de Raad WSBVC van 21 juni 2018, Kamerstuk 21 501-31, nr. 491) heeft Nederland tegen de algemene oriëntatie gestemd. Ook Oostenrijk, Duitsland, Malta en Denemarken stemden tegen. België, Luxemburg en Cyprus onthielden zich van stemming.

Op 11 december 2018 heeft het Europees Parlement (EP) voor de eerste maal haar standpunt bepaald over de herziening van de verordening. Op die datum is het EP met een kleine meerderheid akkoord gegaan met het voorstel van rapporteur Balas over de herziening.

In januari 2019 zijn de trilogen gestart tussen het voorzitterschap, het EP en de Commissie, waarin onderhandeld werd over de uiteindelijke tekst. Op 19 maart jl. lieten de drie onderhandelende partijen (de Commissie, het voorzitterschap en het EP) weten dat zij een voorlopig akkoord hadden bereikt. In mijn brief van 2 april jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1430) heb ik de belangrijkste implicaties van het voorlopig akkoord beschreven. De ambassadeurs hebben op 29 maart over het voorlopig akkoord gestemd. Er bleek geen meerderheid voor het akkoord.

Op 18 april stond het rapport van rapporteur Balas op de agenda van het EP om als rapport in 1e lezing te worden vastgesteld. Het rapport is echter niet in stemming gebracht. Mede dankzij de Nederlandse EP-leden, heeft een nipte meerderheid van het EP ingestemd met uitstel van de stemming.

Bij brief van 24 april jl. (Kamerstuk 21 501-31, nr. 523) heb ik u gemeld dat het voorgaande betekende dat de herziening van coördinatieverordening 883/2004 tijdelijk stil is komen te liggen.

Stand van zaken

Het nieuwe EP zal waarschijnlijk medio oktober formeel besluiten hoe het verder gaat met de onderhandelingen over de herziening. De verwachting is dat het nieuwe EP verder zal willen gaan met – onderdelen van – het voorlopig akkoord, maar op basis van welk mandaat is nog onbekend. Ik verwacht dat de trilogen na de besluitvorming door het EP hervat zullen worden. Om het Nederlandse standpunt uit te dragen is er regelmatig contact met leden van het nieuwe EP en de Commissie over de Nederlandse inzet en wordt er samen gewerkt met gelijkgezinde lidstaten. De blokkerende minderheid van lidstaten heeft vooralsnog stand gehouden. De Kamer zal geïnformeerd worden als er concrete veranderingen in de situatie ontstaan.

Agendapunt: Europees Semester

Doel Raadsbehandeling

Aanname hoofdboodschappen van het Werkgelegenheidscomité over het jaarlijks verslag voor de werkgelegenheid en het Sociaal Beschermingscomité over de sociale beschermings prestatiemonitor/

EU-extranetnummer 12589/19

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Het jaarlijks verslag voor de werkgelegenheid heeft als doel de vooruitgang van de EU lidstaten op het gebied van de werkgelegenheidsdoelstellingen in het kader van de Europa 2020 strategie te monitoren. Voor de gehele EU is als doel gesteld een werkgelegenheidsratio van 75%. Verwacht wordt dat de EU dit doel, vanwege afnemende economische groei, net niet zal halen (73,8% in 2019 en 74,3% in 2020).2 De bijbehorende hoofdboodschappen schetsen een aantal uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid waar de EU momenteel mee te maken heeft, zoals langdurige werkloosheid, de lagere arbeidsmarktparticipatie van oudere werknemers en arbeidsmarktfragmentatie, waarbij de scheidslijn tussen vaste en tijdelijke/flexibele contracten wordt benoemd.

De sociale beschermings prestatiemonitor houdt toezicht op de sociale situatie in de EU en de ontwikkeling van beleid voor sociale bescherming. In de voorliggende hoofdboodschappen staat dat, ondanks de recente positieve ontwikkelingen, het onwaarschijnlijk is dat de Europa 2020-doelstelling om 20 miljoen mensen uit het risico van armoede of sociale uitsluiting te halen, wordt gehaald. Armoede en sociale uitsluiting blijven een uitdaging voor de hele EU, vooral voor kinderen en jongvolwassenen, evenals voor personen met een handicap, etnische minderheden en migranten. Wel zijn er verschillen tussen lidstaten.

Inzet NL

Nederland kan instemmen met de voorliggende documenten, en herkent de hierin geschetste uitdagingen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de voorliggende stukken. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Presentatie mededeling QMV in het sociaal domein

Doel Raadsbehandeling

Presentatie mededeling QMV in het sociaal domein

Inhoud/achtergrond agendapunt

De mededeling beschrijft mogelijkheden om af te stappen van unanimiteit binnen het sociaal domein en op het terrein van het (brede) beginsel van non-discriminatie. In de mededeling stelt de Commissie voor om af te stappen van unanimiteit voor aanbevelingen op het terrein van de sociale zekerheid en sociale bescherming; en daarnaast op het terrein van non-discriminatie. De Commissie stelt dat dit noodzakelijk is om lacunes op het gebied van bescherming weg te werken, gelijke tred te houden met de veranderende sociale uitdagingen, compromisbereidheid te bevorderen en nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement te bewerkstelligen. Tijdens de Raad zal de Commissie de mededeling presenteren en kunnen lidstaten reageren.

Inzet Nederland

Nederland zal zich uitspreken conform het recent opgestelde BNC-fiche.3 Wat betreft het voornemen van de Commissie om af te stappen van unanimiteit op het terrein van sociale zekerheid en sociale bescherming geldt voor het kabinet het volgende: Er bestaan grote verschillen in economische structuur en ontwikkeling alsmede vormgeving van de sociale stelsels. Voor lidstaten kunnen aanbevelingen over de nationale sociale zekerheid en sociale bescherming verstrekkend zijn en gevolgen hebben voor het dagelijks leven van mensen en de inrichting van het nationaal sociaaleconomisch stelsel. Dit rechtvaardigt wat het kabinet betreft het behoud van besluitvorming met unanimiteit.

Ten aanzien van de richtlijn gelijke behandeling buiten de arbeid geldt voor het kabinet het volgende: Het kabinet vindt deze richtlijn belangrijk en betreurt het dat het, ondanks alle inspanningen, niet mogelijk is daarover overeenstemming te bereiken. Het ligt echter niet in de lijn der verwachting dat de lidstaten die de richtlijn op dit moment blokkeren, voorstander zouden zijn van toepassing van de passerelle. Daarmee lijkt het voorstel van de Commissie bij voorbaat weinig tot geen kans van slagen te hebben.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Vooralsnog is niet bekend hoe andere lidstaten over dit voorstel in den brede denken. Meer specifiek over het voorstel op het terrein van non-discriminatie ligt het wel in de lijn der verwachting dat de lidstaten die op dit moment voortgang op het terrein van non-discriminatie blokkeren geen voorstander zullen zijn van het afstappen van unanimiteit. Verwacht wordt dat het Europees Parlement voorstander zal zijn van dit voorstel, aangezien zij dan meer bevoegdheden krijgen om mee te beslissen over de genoemde onderwerpen.

Agendapunt: Versterken anti-discriminatie in de EU

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat/ het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Inhoud/achtergrond agendapunt

De Raad zal aan de hand van een (nog te ontvangen) document van het Finse voorzitterschap spreken over het bestrijden van discriminatie in Europa. In het bijzonder zal worden gesproken over mogelijkheden om de besluitvorming over het richtlijnvoorstel gelijke behandeling buiten arbeid.Het richtlijnvoorstel, dat op 2 juli 2008 door de Europese Commissie werd gepubliceerd, schept een kader voor het verbod van discriminatie buiten arbeid. Het vormt daarmee een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Daarnaast gelden voor de gronden «ras» en «geslacht» reeds sinds 2000, respectievelijk 2004 gelijkebehandelingsrichtlijnen voor zowel binnen als buiten arbeid. Het onderhavige richtlijnvoorstel wordt daarom beschouwd als het sluitstuk van de EU-gelijkebehandelingswetgeving.

Inzet Nederland

Nederland hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder het recht op gelijke behandeling. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag van de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie refereren aan de verplichtingen van de lidstaten en de EU om discriminatie te bestrijden en gelijke behandeling te bevorderen.

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de totstandkoming van een richtlijn op dit gebied en laat dat tijdens de onderhandelingen ook merken. Nederland heeft sinds de ratificatie van het VN-verdrag Handicap (UNCRPD) in 2016 nagenoeg alle onderwerpen van het richtlijnvoorstel al op nationaal niveau geregeld. De Nederlandse inzet is de richtlijn zo veel mogelijk te laten aansluiten op de nationale beleidskeuzen en, daar waar dat niet mogelijk is, het creëren van voldoende ruimte voor lidstaten om eigen afwegingen te maken bij de wijze waarop de verplichtingen uit de richtlijn worden nageleefd en de nakoming van die verplichtingen waar nodig in de tijd te spreiden. Voorts pleit Nederland voor expliciete en duidelijke afbakening van de werkingssfeer van de richtlijn met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU, alsmede voor een verduidelijking van de gehanteerde terminologie en de financiële en administratieve impact.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Specifiek over het richtlijnvoorstel hebben enkele lidstaten bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit. Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist verloopt het dossier moeizaam. De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de richtlijn en heeft de Raad al meermaals opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.

Agendapunt: Afstemming van vaardigheden en behoeften van de arbeidsmarkt in de veranderende wereld van werk

Doel Raadsbehandeling

Beleidsdebat/ het discussiedocument is ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda nog niet gepubliceerd.

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Nog niet bekend

Inzet NL

Nederland zal benadrukken dat vaardigheden en onderwijs van cruciaal belang zijn. Het snelle en onvoorspelbare karakter van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vergt een aanzienlijke flexibiliteit van de mensen. Voor werknemers zijn opleidingen en aanpassingsvermogen in de toekomst van cruciaal belang. Als voorbeeld kan Nederland het STAP-budget noemen. Het STAP-budget is een persoonlijk ontwikkelbudget voor scholing en ontwikkeling en heeft als doel dat meer mensen zich gaan ontwikkelen tijdens hun loopbaan en dat ze zo beter inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt.4 Naar schatting kunnen ongeveer 200.000 mensen per jaar een persoonlijk ontwikkelingsbudget claimen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Nog niet bekend

Agendapunt: Conclusies over economy of wellbeing

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer NTB

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Economy of wellbeing gaat over de samenhang tussen welzijn en economisch beleid, welke elkaar kunnen versterken. Economische groei verbetert het welzijn van mensen, terwijl welzijn en gezondheid van de bevolking de economische groei en stabiliteit ten goede komen. Het idee van economy of wellbeing is om op een holistische manier naar het fundamentele doel van welzijn van burgers te kijken. In de Raadsconclusies staat benoemd dat om het concept van economy of wellbeing na te streven, geen nieuwe competenties of structuren voor acties op Unie niveau vereist zijn. Wel vereist het een gecoördineerd en verbeterd gebruik door de Unie en haar lidstaten van hun respectieve bevoegdheden en roept het op tot hernieuwde aandacht voor de belangrijkste factoren van welzijn. Omdat economy of wellbeing een zeer breed thema is, stippen de Raadsconclusies verschillende onderwerpen aan.

Zo worden lidstaten onder andere opgeroepen om de arbeidsmarktparticipatie te verbeteren voor mensen die zijn uitgesloten, of het risico lopen te worden uitgesloten, van de arbeidsmarkt door specifieke ondersteuningsmaatregelen beter toe te passen; om systemen voor een levenlang leren te verbeteren; om armoede te blijven bestrijden; en om maatregelen te ontwikkelen en implementeren om dakloosheid aan te pakken.

Inzet NL

Het kabinet kan naar verwachting instemmen met de Raadsconclusies.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Op dit moment is er nog geen definitieve tekst beschikbaar. De verwachting is dat de Raadsconclusies acceptabel zullen zijn voor alle lidstaten en waarschijnlijk zonder uitgebreide bespreking worden aangenomen door de Raad. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Agendapunt: Conclusies over de toekomst van werk: de Europese Unie bevordert de honderdjarige verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie

Doel Raadsbehandeling

Aanname van Raadsconclusies/ EU-extranetnummer 12614/19

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

Dit jaar werd het 100-jarig bestaan van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) gevierd. Dit heeft o.a. een nieuwe verklaring opgeleverd over de «toekomst van werk». Daarin hebben werknemers, werkgevers en regeringen samen hun intenties vastgelegd over fatsoenlijk werk in onze wereldeconomie. De Raadsconclusies draaien om deze verklaring. De Raadsconclusies verwelkomen de verklaring met daarin een mensgerichte aanpak en het feit dat het globale handvatten biedt voor het vormgeven van de toekomst van werk. Daarnaast moedigen de Raadsconclusies lidstaten o.a. aan om hun inspanningen voort te zetten voor wat betreft het ratificeren en toepassen van ILO-verdragen en -protocollen. Ook worden lidstaten aangemoedigd meer inspanningen te leveren om de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling met betrekking tot waardig werk te bevorderen, en daarmee een eerlijke, inclusieve en veilige toekomst van werk voor iedereen vorm te geven. Verder worden lidstaten o.a. opgeroepen om maatregelen te nemen om kinderarbeid en dwangarbeid uit te bannen.

Inzet NL

Het kabinet kan instemmen met de Raadsconclusies. De Raadsconclusies stippen voor Nederland belangrijke onderwerpen aan, waaronder het bestrijden van kinderarbeid, en zijn in lijn met eerder overeengekomen teksten in ILO verband.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De Raadsconclusies zullen naar verwachting zonder uitgebreide bespreking worden aangenomen. Er is geen rol voor het Europees Parlement.

Kwartaalrapportage: ESF +

Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. In de Raad is een gedeeltelijk mandaat bereikt. Nederland kon instemmen met dit gedeeltelijk mandaat omdat enkele voor Nederland belangrijke zaken, zoals een sterke koppeling met het Europees Semester, goed overeind zijn gebleven. Het betreft een gedeeltelijk mandaat omdat in de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK nog een aantal belangrijke punten worden besproken, zoals bijvoorbeeld de hoogte van het budget en de thematische concentratie van het ESF+. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. De trilogen zijn nog niet van start gegaan.

Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027

Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage. In de Raad is een gedeeltelijke algemene oriëntatie bereikt. Nederland kon niet instemmen met deze gedeeltelijke algemene oriëntatie. Naast Nederland stemde één andere lidstaat tegen. Twee lidstaten onthielden zich van stemming. Er wordt nog over een aantal aspecten van het EGF gesproken in het kader van de bredere onderhandelingen over een nieuw MFK, zoals de hoogte van het budget en de plaatsing van het EGF binnen het MFK. In het kader van deze bredere onderhandelingen pleit Nederland voor het samenvoegen van het EGF met het ESF+. Tevens is de Nederlandse inzet erop gericht om de verhoging van het budget van het EGF zoveel mogelijk te beperken. Het Europees Parlement heeft ook haar positie vastgesteld. De trilogen zullen waarschijnlijk dit najaar van start gaan.

Kwartaalrapportage: Aanpassing EGF 2014–2020

Voor de huidige EGF periode die loopt tot en met 2020 presenteerde de Europese Commissie op 4 september jl. een voorstel voor aanpassing. De Europese Commissie stelt voor om de doelstelling van het EGF te verbreden zodat ook een no deal Brexit binnen de werkingssfeer van het EGF valt. Naast deze voorgestelde aanpassing, worden door de Commissie geen andere wijzigingen in de huidige EGF-verordening voorgesteld. De aanvraagcriteria blijven hetzelfde en ook het budget (150 miljoen euro per jaar in prijzen 2011) wordt niet aangepast.

Zoals vermeld in het BNC-fiche* over dit voorstel beoordeelt Nederland dit voorstel in de context van de Europese voorbereidingen op een no deal Brexit. Nederland kan instemmen met de voorgestelde aanpassing van de EGF-verordening. De Europese Commissie laat op deze manier blijken oog te hebben voor de mogelijk aanzienlijke financiële en economische gevolgen van een no deal voor sommige lidstaten, waaronder Nederland. Het kabinet wenst te benadrukken dat het voorstel niets afdoet aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en (mede-)overheden om zich voor te bereiden op een no deal Brexit. Naar verwachting is er voldoende steun voor het EGF-voorstel van de Commissie in zowel de Raad als het Europees Parlement en zal de besluitvorming snel verlopen.

Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen

De onderhandelingen over deze richtlijn zijn gestart in 2012. Het doel van de richtlijn is:

  • dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 tenminste 40% van de leden van raden van commissarissen vrouw, dan wel man is;

  • dat lidstaten ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan de in het richtlijnvoorstel gestelde eisen voor de benoemingsprocedures voor raden van commissarissen; en

  • dat een objectieve toetsing plaatsvindt van kandidaten aan de gestelde functiecriteria, waarbij geldt dat bij gelijke geschiktheid de voorrang wordt gegeven aan de kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Wanneer bedrijven niet aan deze eisen voldoen, moeten ze volgens dit voorstel sancties opgelegd krijgen, bijvoorbeeld door middel van bestuurlijke boetes.

Nederland heeft zich sinds het begin van de onderhandelingen tegen de richtlijn uitgesproken met een beroep op het subsidiariteitsbeginsel. Nederland maakt daarmee deel uit van de blokkerende minderheid. Door deze blokkerende minderheid ligt het dossier al enkele jaren stil. Het voorstel is voor het laatst geagendeerd door Malta in 2017. Er is op dit moment geen aanleiding om de Nederlandse positie ten aanzien van het Commissievoorstel te heroverwegen. Naar verwachting houdt de blokkerende minderheid voorlopig stand. De nieuwe Commissie heeft haar intentie uitgesproken om het dossier weer op te starten.

Besluit verlenging ODA-netwerk

In 2014 is het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA-netwerk) van start gegaan, als opvolger van een informele adviesgroep van hoofden van de ODA’s. Het doel van het netwerk is om innovatie, benchmarking en wederzijds leren op Europees niveau tussen ODA’s te ondersteunen. Het ODA-netwerk biedt een platform om prestaties op Europees niveau te vergelijken, goede praktijken in kaart te brengen en een systeem van wederzijds leren te ontwikkelen. Het moet bovendien de ODA's meer mogelijkheden bieden om bij te dragen aan de ontwikkeling van innovatief, empirisch onderbouwd beleid.

Er ligt nu een voorstel om dit netwerk voort te zetten na 2020 en het eerdere besluit uit 2014 te wijzigen, zodat het ODA-netwerk in ieder geval tot aan 2027 zal blijven bestaan. Nederland ondersteunt dit voornemen en zal daarom instemmen met dit besluit. De afgelopen jaren is de toegevoegde waarde van het netwerk aangetoond. Door met name benchlearning, op basis van gestructureerde assessments, kan de dienstverlening van de ODA’s worden verbeterd.


XNoot
*

Kamerstuk 34 655, nr. 2

X Noot
2

In 2018 was de werkgelegenheidsratio in Nederland 79,2 procent, één van de hoogste van de EU.

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 2800.

X Noot
4

Kamerstuk 30 012, nr. 120

XNoot
*

Kamerstuk 22 112, nr. 2824

Naar boven