21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 466 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2017

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van VWS, de geannoteerde agenda voor deze Raad toe.

Conform de vastgestelde afspraken1 informeer ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Detacheringsrichtlijn, de onderhandelingen over de herziening van de Coördinatie verordening Sociale Zekerheid en de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel Evenwicht tussen Werk en Privéleven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 7 DECEMBER 2017

Voortgangsrapportage herziening van de Detacheringsrichtlijn

Conform de vastgestelde afspraken2 informeer ik uw Kamer hierbij over de voortgang van de onderhandelingen inzake de herziening van de Detacheringsrichtlijn. Dit voorstel staat niet geagendeerd voor deze Raad.

Per brief van 25 oktober jl. bent u geïnformeerd over de algemene oriëntatie die in de Raad van 23 oktober jl. is vastgesteld3. Het Europees Parlement heeft op 25 oktober jl. groen licht gegeven voor de onderhandelingen met de Raad. De positie van het Europees Parlement is te raadplegen via de website van het Europees Parlement (http://www.europarl.europa.eu).

De positie van het EP verschilt op een aantal punten van de Raad. Opvallend daarbij zijn elementen zoals de uitbreiding van de rechtsbasis, de detacheringstermijn, transport en de implementatietermijn.

Uitbreiding rechtsbasis

De wens van het EP om artikel 153 van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU) toe te voegen als rechtsbasis wordt kritisch ontvangen, zowel door de lidstaten als de Europese Commissie. Zij zijn van opvatting dat de voorgestelde maatregelen kunnen rusten op de huidige rechtsbasis.

Detacheringstermijn

In zowel het oorspronkelijke Commissievoorstel van 8 maart 2016, het in de Raad bereikte akkoord en in de positie van het EP komt de tijdelijkheid van detachering tot uitdrukking. Het EP volgt de Europese Commissie (detacheringstermijn van 24 maanden) en wil daarnaast de mogelijkheid inbouwen deze termijn te verlengen op basis van een gemotiveerd verzoek van de betreffende onderneming. Op dit punt is de Raadspositie dat de maximale termijn voor het detacheren van werknemers binnen de Europese Unie wordt beperkt tot 12 maanden, met een mogelijke verlenging van 6 maanden.

Transport

Net als de Raad is het EP van opvatting dat het wegtransport binnen de reikwijdte van de detacheringsrichtlijn valt. Ook het EP legt de link met de transportvoorstellen uit het Mobility Package. Echter is de Raadspositie dat de herziene detacheringsrichtlijn pas toegepast zal worden op de wegtransportsector wanneer de lex specialis voor transport in werking treedt.

Implementatietermijn

Over de datum van toepassing en omzetting van de richtlijn liepen de standpunten in de Raad uiteen, met voorstellen variërend van twee tot vijf jaar. Op dit punt is overeengekomen dat de lidstaten uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de herziene detacheringsrichtlijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen om aan de richtlijn te voldoen. Lidstaten moeten die bepalingen toepassen met ingang van vier jaar na de inwerkingtreding van de herziene richtlijn. Tot die datum blijft Richtlijn 96/71/EC van toepassing. Het EP volgt de Europese Commissie (2 jaar na inwerkingtreden omzetting en toepassing).

Nederland heeft, net als andere lidstaten, het Estse voorzitterschap verzocht in de eerste triloogbijeenkomst met het EP van 14 november jl. vast te houden aan de algemene oriëntatie. Ook het EP heeft tijdens de eerste triloogbijeenkomst vastgehouden aan de eigen positie. Onder Ests voorzitterschap zullen nog 1–3 bijeenkomsten met het EP plaatsvinden. De besprekingen zullen worden voortgezet onder voorzitterschap van Bulgarije. Pas nadat er met het EP een akkoord is bereikt kan de herziene detacheringsrichtlijn definitief worden vastgesteld. Conform de vastgestelde afspraken zal ik uw Kamer informeren over de voortgang van de onderhandelingen met het EP.

Agendapunt: Wijziging coördinatieverordening sociale zekerheidsstelsels

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Gedeeltelijke Algemene oriëntatie op de onderdelen langdurige zorg en gezinsbijslagen, 2016/0397 (COD).

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal streven naar een gedeeltelijke algemene oriëntatie inzake het voorstel tot wijziging van de «Coördinatieverordening sociale zekerheid nr. 883/2004» met betrekking tot twee nieuwe deelterreinen. Het eerste deelterrein gaat over langdurige zorg. Hierin wordt de jurisprudentie van het Hof van Justitie gecodificeerd door de prestaties bij langdurige zorg expliciet onder de verordening te brengen en het begrip langdurige zorg te definiëren. Het tweede deelterrein betreft de gezinsbijslagen. Dit onderdeel bevat nieuwe coördinatiebepalingen voor gezinsbijslagen, die bedoeld zijn om het inkomen te vervangen gedurende de opvoeding van het kind. Deze regelingen moeten worden behandeld als een individueel en persoonlijk recht, in plaats van een uitkering voor het gehele gezin.

Inhoud voorstel

Verordening (EG) nr. 883/2004 coördineert de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten. Op grond van deze Verordening is nooit meer dan één sociaal zekerheidsstelsel van een lidstaat van toepassing op personen die van hun recht op vrij verkeer gebruik maken. Zo is duidelijk in welk land zij verzekerd zijn voor de sociale zekerheid en onder welke voorwaarden zij een uitkering kunnen aanvragen of aanspraak hebben op zorg.

Het voorstel tot wijziging van Verordening 883/2004 is op 13 december 2016 door de Commissie gepubliceerd en is onderdeel van het Labour Mobility Package4 van de Europese Commissie. Het voorstel heeft tot doel verder te gaan met het proces van de modernisering van de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels door het vrij verkeer van personen verder te faciliteren en tegelijkertijd te zorgen voor duidelijkheid, een eerlijke en rechtvaardige verdeling van financiële lasten tussen de EU lidstaten en administratieve vereenvoudiging en handhaving van de regels. Concreet betreft het wijzigingen ter verduidelijking van omstandigheden waarin lidstaten de toegang van economisch niet-actieve migrerende EU-burgers tot sociale uitkeringen kunnen beperken, wijzigingen op het terrein van langdurige zorg, werkloosheidsuitkeringen, gezinsbijslagen, toepasselijke wetgeving/detachering/A1-verklaringen en enkele technische amendementen.

Inzet Nederland op de deelterreinen langdurige zorg en gezinsbijslagen

De inzet van Nederland is erop gericht de status quo te handhaven voor wat betreft langdurige zorg. Dit betekent dat de werkingssfeer van de Verordening niet mag worden uitgebreid en dat de definitie van langdurige zorg er niet toe mag leiden dat ineens andere prestaties als prestaties bij langdurige zorg moeten worden gecoördineerd. Verder is van belang dat de prestaties bij langdurige zorg en prestaties bij ziekte en moederschap in één hoofdstuk worden gecoördineerd in plaats van twee hoofdstukken, ter voorkoming van veranderingen in de uitvoering en verandering van rechten. Deze doelen zijn bereikt. De voorgestelde definitie van langdurige zorg is duidelijk en past bij het uitgangspunt van Nederland om de status quo te handhaven. Ook vindt de coördinatie plaats in één hoofdstuk. Het voorzitterschap heeft ervoor gekozen om de lijst met prestaties van de lidstaten die voldoen aan de Europees-rechtelijke definitie van langdurige zorg te laten vaststellen door de «Administratieve Commissie», waarin experts van de lidstaten en Europese Commissie zitting hebben. Onze voorkeur gaat uit naar een lijst die onderdeel uitmaakt van de Verordening zelf. Aangezien de definitie duidelijk omschrijft wat langdurige zorgprestaties zijn, is een lijst die wordt vastgesteld door de Administratieve Commissie ook acceptabel. Nederland kan derhalve akkoord gaan met de voorgestelde aanpassingen op dit deelterrein.

De inzet van Nederland op het terrein van gezinsbijslagen is erop gericht een duidelijk onderscheid te verkrijgen tussen ouderschapsuitkeringen en de overige gezinsbijslagen. De definitie van ouderschapsuitkeringen moet daartoe voldoende duidelijk zijn. Nederland heeft aangegeven dat het hierbij volgens ons moet gaan om uitkeringen die bedoeld zijn ter vervanging van daadwerkelijk inkomensverlies als gevolg van de opvoeding van kinderen. In meerdere lidstaten worden er echter ook ouderschapsuitkeringen verstrekt aan niet-actieven. In dit geval compenseert de ouderschapsuitkering voor het feit dat niet gewerkt kan worden als gevolg van de zorg voor kinderen. De definitie van de ouderschapsuitkeringen is in de compromistekst van het voorzitterschap iets verruimd. Dit is voor Nederland acceptabel. Verder is er een helder onderscheid aangebracht tussen ouderschapsuitkeringen en overige uitkeringen. Daarmee is de Nederlandse inzet gerealiseerd en ontstaat er duidelijkheid over de wijze van berekening van de aanvullende toeslag. Tot slot zal Nederland aangeven voorstander te zijn van het invoeren van een woonlandfactor voor de gezinsbijslagen. Hierdoor kunnen lidstaten ervoor zorgen dat de hoogte van de uitkering past bij de kosten van levensonderhoud in de lidstaat waar het betreffende kind woont. Nederland heeft dit standpunt met betrekking tot de gezinsbijslagen conform het regeerakkoord uitgedragen tijdens de raadswerkgroep van 16 november jl.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

De meeste lidstaten kunnen zich vinden in het uitgangspunt van het handhaven van de status quo wat betreft langdurige zorg. De meerderheid onderschrijft de voorgestelde definitie van langdurige zorg. Ook is de meerderheid het ermee eens dat de prestaties bij langdurige zorg en prestaties bij ziekte en moederschap in één hoofdstuk worden gecoördineerd. Wat betreft het onderwerp gezinsbijslagen lopen de standpunten uiteen. Er is geringe steun bij de Europese lidstaten voor de introductie van een woonlandfactor voor de gezinsbijslagen. De Zuid- en Oost-Europese landen vinden het discriminerend. Ook ontbreekt deze steun bij de Europese Commissie, die het initiatiefrecht heeft. Over de andere punten met betrekking tot de gezinsbijslagen lijkt een compromis bereikt te zijn.

Het Europees Parlement heeft nog geen standpunt. Wel heeft het Europees Parlement in 2013 in zijn resolutie «social protection for all» de Commissie opgeroepen om de Verordeningen betreffende de coördinatie van sociale zekerheid te herzien. Het EP vindt dat de sociale zekerheidsaanspraken van migrerende EU-burgers moeten worden beschermd wanneer zij gebruik maken van het vrij verkeer. Als rapporteur is aangewezen Guillaume Balas van de fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten.

Agendapunt: Toegankelijkheidsakte

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Naar verwachting een Algemene oriëntatie, EU-extranetnummer document COM (2015) 615

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De onderhandelingen over dit voorstel zijn nog in volle gang. Het Estse voorzitterschap streeft naar het bereiken van een algemene oriëntatie op dit voorstel tijdens deze Raad. Dit ondanks dat enkele lidstaten, waaronder Nederland, nog fundamentele bezwaren hebben op onderdelen van het voorstel.

Estland heeft tijdens haar voorzitterschap goede stappen gezet om het richtlijnvoorstel verder te verbeteren. Het organiseren van sessies op specifieke onderdelen van de beleidsterreinen maakte dat met experts goede inhoudelijke besprekingen konden worden gevoerd.

Nederland behoudt de in juni aan de Kamer5 gemelde fundamentele bezwaren tegen de regeling voor de uitzondering voor micro-ondernemingen, het vaststellen van «disproportionele lasten» voor ondernemers, het toezichtsmodel op handhaving en de mogelijke sancties op niet-naleving. Afstemming met stakeholders, waaronder potentiële toezichthouders, bevestigden dat toezicht en handhaving met de huidige criteria nauwelijks mogelijk is.

Nederland heeft concrete tekstvoorstellen ingebracht en een alternatief voorstel gedaan. Helaas zijn deze nog niet voldoende overgenomen door het Voorzitterschap. Hierdoor is het voorstel voor Nederland – op dit moment – nog niet rijp voor een algemene oriëntatie. Indien het voorstel naar aanleiding van het overleg van Permanente Vertegenwoordigers wijzigt en daardoor onze positie ten aanzien van een algemene oriëntatie verandert, dan zal de Minister van VWS u hierover – conform informatieafspraak – per ommegaande informeren.

Inhoud voorstel

Het Richtlijnvoorstel is ingegeven door het feit dat producenten en dienstverleners worden geconfronteerd met uiteenlopende en vaak tegenstrijdige nationale toegankelijkheidseisen voor producten en diensten, waardoor zij niet optimaal kunnen profiteren van het potentieel van de interne markt. De Commissie ziet het Richtlijnvoorstel tevens als een invulling van de verplichtingen op het gebied van toegankelijkheid uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). De voorgestelde richtlijn moet leiden tot geharmoniseerde normen die bijdragen aan een beter functioneren van de interne markt. Daarnaast moet het belemmeringen wegnemen in de toegang tot producten en diensten, waardoor personen met een beperking zelfstandig kunnen participeren, al naar gelang hun mogelijkheden.

Inzet Nederland

De Nederlandse inzet ten aanzien van het totale voorstel is verwoord in het BNC fiche en in de Kamerbrief welke op 27 juni jl. is uitgegaan.6 Nederland streeft ernaar het betreffende artikel waarin de regeling voor micro-ondernemingen en de «onevenredige last» is opgenomen, aangepast te krijgen.

Het kabinet heeft in 2016 de doelstellingen van het voorstel onderschreven maar is wel kritisch over de invulling van de regeling. Ook ontbreekt inzicht in de effecten, kosten (en baten) van het voorstel voor burgers, overheden, bedrijven en instellingen. Een onderzoek om dit meer inzichtelijk te krijgen, is in voorbereiding.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Het huidige krachtenveld laat zich moeilijk inschatten. Er is een aantal lidstaten die zich – evenals Nederland – nog steeds kritisch uiten over onderdelen van het voorstel. Uit de onderhandelingen in de komende weken zal moeten blijken of de kritische lidstaten hun verzet staken en een algemene oriëntatie bereikt kan worden.

Het EP heeft in september jl. zijn eindrapport uitgebracht.

Agendapunt: Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsrapportage, EU-extranetnummer document COM (2008) 426

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Ests voorzitterschap over het voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Het Ests voorzitterschap heeft twee korte besprekingen aan deze richtlijn gewijd. Dat is in lijn met hetgeen voorgaande voorzitterschappen, waaronder het Nederlandse voorzitterschap, in de afgelopen jaren hebben gedaan. Tijdens de bijeenkomsten onder Ests voorzitterschap werden enige redactionele voorstellen van het voorzitterschap besproken. Om de richtlijn tot stand te brengen is unanimiteit vereist. Omdat enkele lidstaten (principieel) tegen het richtlijnvoorstel zijn om redenen van subsidiariteit, verlopen de onderhandelingen uiterst moeizaam.

Inhoud voorstel

Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Deze conceptrichtlijn is van toepassing buiten de arbeid. Het voorstel schept een kader voor het verbod van discriminatie op de hierboven genoemde gronden. Het vormt een aanvulling op het sinds 2000 bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Voor de gronden ras en geslacht bestaat het communautair rechtskader voor zowel binnen als buiten arbeid reeds sinds 2000, respectievelijk 2004. De onderhavige ontwerp-richtlijn wordt dan ook beschouwd als het sluitstuk van de EU-nondiscriminatiewetgeving.

Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming (met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen, onderwijs en toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Volgens het richtlijnvoorstel kunnen lidstaten voor de verstrekking van financiële diensten proportionele verschillen in behandeling op basis van leeftijd en handicap toestaan. Voor privépersonen geldt de richtlijn uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen.

Inzet Nederland

Nederland zal de voortgangsrapportage aanhoren. De Nederlandse inzet ten aanzien van het voorstel is verwoord in het BNC fiche en daaropvolgende voortgangsrapportages aan de Kamer.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Verschillende lidstaten hebben bezwaren tegen het voorstel vanwege de subsidiariteit. Omdat voor het voorstel unanimiteit van de Raad is vereist verloopt het dossier moeizaam.

De meerderheid van het Europees Parlement is voorstander van de richtlijn en heeft de Raad in 2015 opgeroepen voortgang te boeken op dit dossier.

Agendapunt: Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Voortgangsrapportage, EU-extranetnummer document COM (0217) 252 en 253

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal kennis nemen van de voortgangsrapportage van het Estse voorzitterschap over het voorstel voor een Richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad.

Inhoud voorstel

Op 26 april 2017 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd met als doel een beter evenwicht tussen werk en privéleven mogelijk te maken voor vrouwen en mannen met zorgtaken en te zorgen dat vrouwen en mannen in gelijke mate gebruik maken van verlof om gezinsredenen en flexibele werkregelingen. Het geheel aan maatregelen zou bijdragen aan het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen en de reductie van verschillen tussen vrouwen en mannen in beloning en pensioenen.

Het richtlijnvoorstel bevat onder andere wetgevende maatregelen:

  • 10 dagen betaald verlof voor vaders bij de geboorte;

  • invoering van betaling tijdens de 4 maanden ouderschapsverlof per ouder per kind tot 12 jaar; en uitbreiding van het aantal verlofmaanden die partners niet aan elkaar kunnen overdragen

  • 5 dagen betaald zorgverlof voor een ziek of hulpbehoevend familielid per jaar;

  • calamiteitenverlof bij dringende gezinsomstandigheden in geval van ziekte of ongeval in de familie;

  • de mogelijkheid voor de werknemer om te verzoeken om permanent of tijdelijk de contractuele arbeidsduur, het werkrooster of de werkplaats aan te passen;

  • betaling tijdens bovengenoemde verlofvormen is op het niveau van wat de werknemer bij ziekte wettelijk zou ontvangen7 (m.u.v. calamiteitenverlof);

De mededeling bevat een aantal niet-wetgevende maatregelen die o.a. zijn gericht op het stimuleren van verlof en flexibele werkregelingen in het algemeen een gelijke benutting van mannen en vrouwen in het bijzonder.

Inzet Nederland

Nederland zal de voortgangsrapportage van het Estse voorzitterschap aanhoren. De algehele Nederlandse inzet in de onderhandelingen over dit voorstel wordt gevormd door het BNC Nederlandse dat op 7 juni 2017 naar de Tweede Kamer is gestuurd en de aangenomen moties van de Tweede Kamer.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Verschillende lidstaten zetten vraagtekens bij de verplichting tot het betalen van een financiële tegemoetkoming met als norm de uitkering die men bij ziekte verstrekt. Er is echter geen eenduidige lijn in de reacties van de lidstaten op dit punt. Sommige lidstaten zijn tegen elke Europese verplichting om een uitkering te moeten verstrekken, andere lidstaten gaat het meer om de hoogte en/of duur van de uitkering. Zij vinden het beter dat dit aan de lidstaten wordt overgelaten. Tenslotte zijn er lidstaten die praktische bezwaren aanvoeren of die zich nog niet eenduidig hebben uitgesproken.

Ook de niet-overdraagbaarheid van ouderschapsverlof is voor veel lidstaten een moeilijke kwestie. De Commissie zoekt een uitweg in een verkorting van het niet-overdraagbare deel van 4 naar 3 maanden, maar de vraag is of de desbetreffende lidstaten hier wel genoegen mee willen nemen. Ook het vinden van een andere – meer genderneutrale – term dan vaderschapsverlof ondervindt momenteel weerstand bij een aantal lidstaten.

Agendapunt: Richtlijn tot uitvoering van overeenkomst van sociale partners tot wijziging van Richtlijn 2009/13/EG overeenkomstig Verdrag Maritieme Arbeid

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Politiek akkoord, EU-extranetnummer document 2017/406 (COD).

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal streven naar een politiek akkoord inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) tot wijziging van Richtlijn 2009/13/EG van de Raad overeenkomstig de door de Internationale Arbeidsconferentie op 11 juni 2014 goedgekeurde wijzigingen uit 2014 van het Verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006. In 2009 is het Maritiem Arbeidsverdrag, dat in 2006 is goedgekeurd door de Internationale Arbeidsorganisatie, omgezet in EU recht. In 2014 is het Maritiem Arbeidsverdrag geactualiseerd middels een aantal wijzigingen in de code en de aanhangsels. Met het richtlijnvoorstel zullen de in 2014 aangebrachte wijzigingen in het Maritiem Arbeidsverdrag ook worden opgenomen in het EU recht.

Inhoud voorstel

In 2006 is het Maritiem Arbeidsverdrag goedgekeurd door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Het Maritiem Arbeidsverdrag biedt alle zeevarenden, ongeacht hun nationaliteit en de vlag die het schip voert, uitgebreide bescherming. Dit verdrag is in 2009 al in het EU recht opgenomen door middel van richtlijn 2009/13/EG. Er zijn in 2014 een aantal wijzigingen aangebracht in de code en de aanhangsels bij het Maritiem Arbeidsverdrag. Het gaat om twee wijzigingen. Met deze wijzigingen wordt gestreefd naar een effectief stelsel van financiële zekerheid dat:

  • 1. de rechten van zeevarenden beschermt wanneer zij worden achtergelaten,

  • 2. voldoet aan minimumvereisten om compensatie voor vorderingen te waarborgen in geval van overlijden of langdurige ongeschiktheid van een zeevarende als gevolg van een bedrijfsongeval, beroepsziekte of bedrijfsrisico.

Met het richtlijnvoorstel zullen de in 2014 aangebrachte wijzigingen in het Maritiem Arbeidsverdrag ook worden opgenomen in het EU-recht. Hiervoor wordt de eerdere richtlijn uit 2009 gewijzigd.

Inzet Nederland

Nederland staat positief ten opzichte van dit richtlijnvoorstel, omdat dit zal leiden tot een effectievere handhaving en gelijke behandeling en gelijke concurrentiewaarborgen voor alle koopvaardijschepen die aanmeren in EU-havens. Het richtlijnvoorstel heeft geen extra gevolgen voor Nederland, bovenop de gevolgen die reeds voortvloeien uit de wijzigingen van de code en aanhangsels bij het Maritiem Arbeidsverdrag. Voor de implementatie van dit laatste is reeds een wetsvoorstel (Kamerstuk 34 794) bij de Tweede Kamer ingediend.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Gezien het feit dat alle lidstaten van de EU akkoord zijn gegaan met de wijzigingen van de code en de aanhangsels bij het verdrag is de verwachting dat er voldoende draagvlak is om dit richtlijnvoorstel unaniem te kunnen goedkeuren.

Het Europees Parlement heeft geen rol in de besluitvorming over dit richtlijnvoorstel, omdat dit voorstel gebaseerd is op een overeenkomst van de Europese sociale partners. Het Europees Parlement wordt van het besluit van de Raad in kennis gesteld.

Agendapunt: Europees Semester

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Presentatie en uitwisseling van gedachte, EU-extranetnummer document n.t.b

De Raad zal een presentatie van de Commissie aanhoren en van gedachte wisselen over de «Annual Growth Survey» (AGS), het «Alert Mechanism Report» (AMR), het concept «Joint Employment Report» (JER) en het concept «Recommendation on the economic policy of the euro area». De rapporten worden uitgebracht in het kader van het Europees Semester. Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda heeft het kabinet de stukken nog niet ontvangen en kan er derhalve nog niet op reflecteren.

Agendapunt: Raadsconclusies «Future of Work: Making it e-Easy»

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies, EU-extranetnummer document: 13948/17

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal naar verwachting de Raadsconclusies «Future of Work: Making it e-Easy» aannemen. De Raadsconclusies hebben als doel om lidstaten enkele handvatten te bieden hoe om te gaan met de toenemende digitalisering van de arbeidsmarkt. Er wordt onder andere ingegaan op de rollen die onderwijs, sociale zekerheid en sociale partners in dat proces zouden kunnen spelen. De Raadsconclusies zijn onder andere opgesteld naar aanleiding van de gedachtewisselingen tijdens de High-Level Conference on the Future of Work in Tallinn, Estland.

Inzet Nederland

Nederland zal instemmen met de niet-bindende Raadsconclusies. De raadsconclusies zijn bruikbaar in de gedachtevorming in Nederland over de digitalisering van de arbeidsmarkt. Nederland acht het wenselijk dat de Europese Unie op dit terrein een – aan de lidstaten – ondersteunende rol vervult. Bijvoorbeeld door het delen van best practices en suggesties zoals via deze Raadsconclusies plaatsvindt. Raadsconclusies zijn altijd vrijblijvend van aard en kunnen derhalve geen verplichtingen aan lidstaten opleggen.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zullen de Raadsconclusies worden aangenomen.

Het Europees Parlement heeft geen rol in Raadsconclusies.

Agendapunt: Raadsconclusies «Enhancing community-based support and care for independent living»

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies, EU-extranetnummer document: 13886/17

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal naar verwachting de Raadsconclusies «Enhancing community-based support and care for independent living» aannemen. De Raadsconclusies nodigen de Commissie en de lidstaten uit om kennis uit te wisselen en onderzoek te doen op het gebied van innovatieve oplossingen die het mogelijk maken om langer zelfstandig thuis te wonen. Daarnaast worden de lidstaten uitgenodigd om de voorzieningen die nodig zijn voor zelfstandig wonen te verbeteren. Tevens wordt de Social Protection Committee gevraagd om na te denken over goede indicatoren waarmee de kwaliteit van de (langdurige) zorg gemeten kan worden.

Inzet Nederland

Nederland zal instemmen met de niet-bindende Raadsconclusies. Het kabinet constateert dat in veel lidstaten soortgelijke ontwikkelingen gaande zijn waarin mensen steeds vaker en langer thuis willen wonen. Nederland is van de mening dat de zorg en de manier van denken over zorg zich daar op moet aanpassen. Tegelijkertijd is Nederland van mening dat deze discussie op Europees niveau zich alleen mag beperken tot kennisuitwisseling en de uitwisseling van best practices waarbij rekening wordt gehouden met de grote verschillen tussen lidstaten als het gaat om zorgstelsels en opvattingen over wat goede zorg is.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zullen de Raadsconclusies worden aangenomen.

Het Europees Parlement heeft geen rol in Raadsconclusies.

Agendapunt: Raadsconclusies «Enhanced measures to reduce horizontal gender segregation in education and employment»

Doel Raadsbehandeling/soort agendapunt/procesbeschrijving/verwijzing naar EU-extranetnummer

Aanname van Raadsconclusies, EU-extranetnummer document 13199/17

Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen

De Raad zal naar verwachting de Raadsconclusies aannemen. De Raadsconclusies «Enhanced measures to reduce horizontal gender segregation in education and employment» zijn onder andere opgesteld naar aanleiding van het recent uitgebrachte EIGE-rapport: «Gender segregation in education, training and the labour market: Review of the implementation of the Beijing Platform for Action in the EU Member States». Dit rapport concentreert zich op de gebieden van onderwijs en opleiding en de beroepen die sterk horizontaal gesegregeerd zijn (gedomineerd door één geslacht). In het bijzonder ligt de focus op wetenschappen, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en onderwijs, gezondheid en welzijn (EHW). Het rapport schetst de stand van zaken op deze terreinen in de Europese Unie en doet enkele beleidssuggesties voor lidstaten en de Unie om de geschetste situaties te verbeteren.

De Raadsconclusies zelf verwelkomen het rapport van EIGE. Vervolgens wordt samengevat wat reeds in de Europese Unie wordt gedaan om gendersegregatie tegen te gaan en wordt de situatie op dit terrein kort geschetst. Tot slot worden er enkele acties opgenoemd welke de Europese Commissie en lidstaten zouden kunnen ondernemen om gendersegregatie in onderwijs en op de arbeidsmarkt tegen te gaan.

Inzet Nederland

Nederland zal instemmen met de niet-bindende Raadsconclusies. Het kabinet constateert dat in veel lidstaten de arbeidsmarkt en het onderwijs nog steeds horizontaal gesegregeerd zijn, zo ook in Nederland. In Nederland wordt reeds geprobeerd deze segregatie via bewustwordingscampagnes tegen te gaan, zo worden bijvoorbeeld vrouwen gewezen op de kansen in technische sectoren en wordt gepoogd meer mannen te interesseren voor het basisonderwijs. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat horizontale gendersegregatie op de arbeidsmarkt en het onderwijs een zeer persistent probleem is welke voornamelijk om grootschalige cultuurveranderingen vraagt.

Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement

Naar verwachting zullen de Raadsconclusies worden aangenomen.

Het Europees Parlement heeft geen rol in Raadsconclusies.


X Noot
1

Kamerstuk 34 439, nr. 3, Kamerstuk 34 655, nr. 2 en de brief van de commissie van 24 mei 2017.

X Noot
2

Kamerstuk 34 439, nr. 3.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-31 nr. 459.

X Noot
4

Dit pakket omvat onder andere een mededeling over arbeidsmobiliteit, de eerder gepubliceerde gerichte herziening van de richtlijn terbeschikkingstelling werknemers, en de onderhavige herziening van verordeningen inzake coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

X Noot
5

Voortgangsrapportage Toegankelijkheidsakte, 27-06-2017, Kamerstuk 21 501-31, nr. 450.

X Noot
6

Voortgangsrapportage Toegankelijkheidsakte, Kamerstuk 21 501-31, nr. 450.

X Noot
7

Het gaat om het wettelijke percentage, i.c. 70% van het loon.

Naar boven