21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 585 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2023

Tijdens het Commissiedebat Circulaire Economie op 20 april jl.1 heb ik toegezegd om uw Kamer voorafgaand aan het Commissiedebat op 4 oktober te informeren over de stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie van het lid Van der Graaf2. Bij deze geef ik invulling aan die toezegging. De motie van het lid Van der Graaf verzoekt de regering om in navolging van Frankrijk en in overleg met buurlanden voorbereidingen te treffen om zo spoedig mogelijk tot nationale wetgeving te komen waarin het vernietigen van niet-verkochte goederen wordt verboden en om tevens te komen tot nationale wetgeving waarin het recht op reparatie wordt geregeld.

In mijn brief aan uw Kamer van 2 maart jl.3 heb ik aangegeven dat ik invulling geef aan de motie door gesprekken te voeren met buurlanden over de bereidheid tot het gezamenlijk vormgeven van nationaal beleid op de bovengenoemde onderwerpen. Daarnaast laat ik een onderzoek uitvoeren naar de juridische mogelijkheden voor nationale wetgeving voor een verbod op vernietiging van onverkochte goederen en het versterken van de rechten van de consument als het gaat om reparatie. In deze brief schets ik de stand van zaken in de Europese onderhandelingen, de uitkomsten van gesprekken met buurlanden en het juridisch onderzoek naar de (on)mogelijkheden om tot nationaal beleid te komen.

Europese context

Stand van zaken Europese onderhandelingen over de Kaderverordening Ecodesign voor Duurzame Producten4 (verder: Ecodesign-verordening)

Het Commissievoorstel5 voor de Ecodesign-verordening, gepubliceerd op 30 maart 2022, is in zowel de Raad van de EU als het Europees Parlement in behandeling genomen. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 22 mei jl. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 579) hebben de lidstaten hun steun gegeven aan de Algemene Oriëntatie van de Raad6. In deze Algemene Oriëntatie zijn de passages over het tegengaan van de vernietiging van onverkochte goederen aangescherpt. Daar waar het Commissievoorstel slechts een rapportageplicht introduceerde voor ondernemingen die onverkochte goederen vernietigen, voegt de tekst van de Algemene Oriëntatie een verbod toe op de vernietiging van onverkochte kleding en kledingaccessoires vanaf drie jaar na inwerkingtreding van de Ecodesign-verordening. Dit is het resultaat van de inspanningen van een aantal lidstaten, waaronder nadrukkelijk Nederland.

In de amendementen van het Europees Parlement op het Commissievoorstel voor de Ecodesign-verordening, die op 12 juli jl. zijn aangenomen in de plenaire vergadering, wordt onder andere voorgesteld om een direct verbod op vernietiging van onverkochte schoenen, kleding en elektrische en elektronische apparaten op te nemen. Nederland zal in de Raad van de EU steun uitspreken voor deze voorstellen en het valt te verwachten dat de eerder genoemde groep gelijkgestemde lidstaten dit ook zal doen. Dit geeft mij reden om hoopvol gestemd te zijn dat gedurende de onderhandelingen met het EP, de tekst zich eerder in een voor Nederland gewenste richting zal ontwikkelen dan in omgekeerde richting.

De trilogen tussen Raad, Europees Parlement en Commissie zijn op 31 augustus gestart en het streven van het Spaans Voorzitterschap is deze in december 2023 af te ronden. Tegen die tijd is daarmee naar verwachting ook duidelijk welke maatregelen onder de Ecodesign-verordening in de hele EU zullen gaan gelden voor de vernietiging van onverkochte goederen. Ik zal uw Kamer te zijner tijd hierover informeren.

Stand van zaken Europese onderhandelingen Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie7

De Europese Commissie heeft op 22 maart jl. de Richtlijn gemeenschappelijke regels voor stimuleren reparatie gepresenteerd. Momenteel wordt in de Raad van de Europese Unie onderhandeld over het Commissievoorstel. Ook het Europees Parlement werkt toe naar een gemeenschappelijke positie. Naar verwachting worden de Europese onderhandelingen over dit voorstel in de eerste helft van 2024 afgerond. Dan wordt duidelijk welke Europese wettelijke maatregelen gaan gelden om de reparatie van producten te stimuleren.

De inzet op de Europese maatregelen blijven mijn hoogste prioriteit hebben. Mijns inziens zijn een ambitieus Europees verbod op vernietiging van onverkochte goederen en Europese regels voor reparatie het meest zinvol.

Uitkomsten gesprekken buurlanden

Naast de Europese inzet heb ik met een aantal buurlanden nationale maatregelen verkend. Naar aanleiding van de motie van het lid Van der Graaf zijn gesprekken gevoerd met buurlanden over een verbod op vernietiging van onverkochte goederen en het recht op reparatie. Ook het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat was bij deze gesprekken betrokken. Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, Oostenrijk en Denemarken zijn benaderd voor bilaterale gesprekken.

Uitkomsten gesprekken over nationaal verbod op vernietiging van onverkochte goederen

In de gevoerde gesprekken werd duidelijk dat geen van de landen op korte termijn gezamenlijk wil toewerken naar nationale maatregelen. Eén buurland vond het zelfs niet passend om een bilateraal gesprek te voeren over nationale maatregelen voor een verbod op vernietiging van onverkochte goederen, omdat dit een verkeerd signaal zou geven in het kader van de Europese onderhandelingen hierover. In de lopende onderhandelingen over de Ecodesign-verordening pleit deze lidstaat, net als Nederland, voor een breed geldend Europees verbod op vernietiging van onverkochte goederen.

Een aantal van de lidstaten waarmee wel is gesproken, gaf aan prioriteit te willen geven aan het Europese traject, maar eventueel bereid te zijn verder te spreken over nationale maatregelen wanneer de Europese onderhandelingen over de Ecodesign-verordening zijn afgerond. In de onderhandelingen over deze verordening wordt namelijk, zoals hierboven aangegeven, ook gesproken over een verbod op vernietiging van onverkochte goederen, waardoor pas wanneer de verordening is vastgesteld duidelijkheid bestaat over de ruimte om nationale maatregelen te nemen. Voor een aantal van deze landen geldt daarnaast dat er momenteel geen politiek mandaat is om nationale maatregelen te nemen om vernietiging van onverkochte goederen tegen te gaan, bijvoorbeeld omdat in de komende maanden verkiezingen plaatsvinden.

Verschillende buurlanden onderstreepten in de discussie dat het verbod op vernietiging moet worden afgebakend, omdat een algeheel geldend verbod op vernietiging van onverkochte goederen lastig uitvoerbaar en handhaafbaar is. Daarbij werd aangegeven dat een verbod goed moet worden gehandhaafd om effectief te zijn. Lidstaten waar al een verbod op vernietiging van onverkochte goederen geldt, zoals in Frankrijk, of waar toegewerkt wordt naar nationale maatregelen, zoals in Oostenrijk, zullen hun (toekomstige) wetgeving na vaststelling van de Europese Ecodesign-verordening moeten aanpassen, indien hun maatregelen afwijken van de bepalingen in die verordening.

Frans verbod op verbranden en storten van onverkochte goederen

De motie van het lid Van der Graaf verzoekt om in navolging van Frankrijk voorbereidingen te treffen om te komen tot een nationaal verbod op vernietiging van onverkochte goederen. Daarom is met Frankrijk gesproken over de Franse wet. Het Franse verbod op het verbranden en storten van onverkochte goederen geldt sinds januari 2022 voor onverkochte goederen vallend binnen een aantal productgroepen waarvoor op dat moment in Frankrijk een Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) gold8. Bedrijven zijn ertoe verplicht om deze producten aan te bieden voor hergebruik, bijvoorbeeld door donatie, in plaats van ze te vernietigen. Bepaalde hygiëne- en kinderproducten mogen slechts worden gedoneerd. Pas wanneer de onverkochte producten worden geweigerd voor donatie of een andere vorm van hergebruik, mag een bedrijf deze aanbieden voor recycling. Als recycling technisch onmogelijk of milieuonvriendelijker blijkt dan verbranden of storten, mogen onverkochte producten bij wijze van uitzondering worden verbrand of gestort. Vanaf 1 januari 2024 gaat het verbod op verbranden en storten gelden op alle onverkochte producten (behalve voedsel) op de Franse markt. Voor voedingsproducten gelden specifieke maatregelen om de vernietiging van nog houdbare producten tegen te gaan. Naar verwachting zal de Franse inspectiedienst in 2024, wanneer de reikwijdte van het verbod is uitgebreid, toezicht op en handhaving van het verbod aanscherpen. Ik verwacht dat deze intensivering van het toezicht gaandeweg meer inzicht zal geven in de impact en handhaafbaarheid van het Franse verbod.

Uitkomsten gesprekken over nationaal recht op reparatie

Vooropgesteld is van belang om te constateren dat er geen gangbare definitie van het «recht op reparatie» bestaat. Verschillende maatregelen zijn denkbaar op nationaal en EU niveau, die met name reparatie buiten de garantieperiode kunnen stimuleren. In een paar buurlanden zijn regionale of nationale maatregelen van kracht, zoals een reparatiebonus9 of een reparatie-index10, die als doel hebben om reparatie te stimuleren. De komende maanden zullen in het kader van de toezegging aan het lid Van Esch11, aanvullende gesprekken worden gevoerd met Oostenrijk en andere buurlanden waar een reparatiebonus wordt toegepast. Een reparatie-index kan al op EU-niveau verplicht gesteld worden voor producten die onder de Ecodesign wetgeving worden gereguleerd. Zo is dit recent al opgenomen voor laptops en tablets, en de verwachting is dat zo’n index in de toekomst wordt geïntroduceerd voor alle relevante productgroepen waarvoor Ecodesign maatregelen worden getroffen.

De buurlanden waarmee gesproken is, hebben aangegeven dat zij op dit moment niet de voorkeur geven aan het gezamenlijk vormgeven van nationale maatregelen die de rechten van de consument met betrekking tot reparatie verder zouden bevorderen. Eén van benaderde lidstaten liet weten het niet opportuun te vinden nu in gesprek te gaan over nationale maatregelen terwijl de onderhandelingen over de Europese richtlijn ter stimulering van reparatie nog lopen. De overige buurlanden stelden tijdens het gesprek dat ze de uitkomsten van de Europese onderhandelingen af willen wachten alvorens zich te verdiepen in eventuele passende aanvullende nationale maatregelen.

Juridisch onderzoek

Het juridisch onderzoek naar de (on)mogelijkheden om tot nationale maatregelen voor vernietiging van onverkochte goederen en een recht op reparatie te komen is in gang gezet. In het onderzoek zullen relevante zaken uit de gesprekken met bovengenoemde landen worden meegenomen. Deze landen gaven aan zeer geïnteresseerd te zijn in de uitkomsten van het onderzoek. Ook zij willen graag duidelijkheid over de juridische ruimte om nationale maatregelen te nemen wanneer de Europese wetgeving in werking is getreden. Ik streef ernaar de uitkomsten van het onderzoek in de eerste helft van 2024 met uw Kamer en vervolgens met onze buurlanden te delen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstuk 32 852, nr. 250.

X Noot
2

Kamerstuk 32 852, nr. 221.

X Noot
3

Kamerstukken 32 852 en 22 112, nr. 228.

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 3422.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 3422.

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-30, nr. 579.

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3672.

X Noot
8

Huishoudelijke verpakkingen, grafisch papier, elektrische en elektronische apparaten, meubels, textielproducten en schoenen, batterijen en accu’s, chemische producten, banden, autowrakken, recreatieve en sportboten, perforerende medische apparatuur, medicinale producten, producten voor het bewaren van voedsel, kookgerei, educatie- en vrijetijdsproducten, boeken en schoolspullen.

X Noot
9

Een (deel)vergoeding van gemaakte reparatiekosten voor consumenten.

X Noot
10

Een index die aangeeft hoe makkelijk een product te repareren is.

X Noot
11

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 14 juni 2023, over Milieuraad op 20 juni 2023, Kamerstuk 21 501-08, nr. 905.

Naar boven